8
Hij zat op de rand van het bed, wreef met zijn handen over zijn gezicht en vroeg zich af wat een slimme zet zou zijn. Zijn been wiebelde nerveus op en neer. Hij kon zich misschien beter een paar dagen koest houden. Of moest hij nu juist doorgaan? Was het verdacht als hij niets meer van zich liet horen? En voorgoed stoppen? Hij schudde driftig zijn hoofd. Nee, stoppen was geen optie. Hij wilde doorgaan, ook al dreigde haar vader om naar de politie te stappen. Het voelde als een uitdaging, een soort test. Zijn been wiebelde steeds sneller, alsof hij er geen controle meer over had. Net zoals hij geen controle meer had over zijn daden. Hij was de slimste en dat ging hij bewijzen. Leonie zou daardoor meer onder de indruk van hem raken.
Een doordacht plan was nu belangrijk. Hij mocht geen fouten maken want ze waren nu extra op hun hoede. Zijn brieven zou hij voortaan per post versturen, maar dan wel vanuit een andere plek zodat hij niet te traceren was via het poststempel. Hij moest ze op een dwaalspoor brengen, hij moest iets misleidends verzinnen. Alles wat hij ondernam, ging hij voortaan opschrijven, hij mocht niets vergeten. Met die aantekeningen kon hij een waterdicht alibi verzinnen, voor het geval dat er vragen kwamen. Hij moest zorgen dat hij iedereen telkens een stap voor was. Hij kreeg er namelijk een vijand bij: de politie.
Vader Vanstraten kwam met zijn jas nog aan de kamer in en legde een envelop op tafel.
‘Wat is dat?’ wilde Leonie weten. Ze klapte haar rekenboek dicht en keek hem vragend aan.
‘Een simkaart. Een nieuw telefoonnummer voor je gsm. Het lijkt me beter dat je je telefoon weer bij je draagt voor het geval dat…’ Geschokt door zijn eigen uitspraak liet hij er snel op volgen: ‘Maar René laat je nu wel met rust, hij is gewaarschuwd.’
Zijdelings keek hij naar zijn vrouw die met een bezorgd gezicht het strijkgoed opvouwde.
‘Wees voorzichtig met wie je het nummer geeft’, merkte ze op. ‘Natuurlijk’, antwoordde Leonie. ‘Ik ben blij dat ik mijn gsm terug heb. Ik vond het maar niks.’
Ze keek hoe haar vader de accu verwijderde en de chip achter in haar gsm plaatste.
‘Dit is je nummer’, en hij las de cijfers hardop. ‘Noteer het in je agenda.’
Leonie noteerde het nummer en belde als eerste Jeroen. Ze kreeg Lex aan de lijn, die vertelde dat zijn broer nog niet terug was van de voetbaltraining. Hij schreef het nummer op een kladje en hing op. Daarna belde ze Nancy en Kris en sms’te twee van haar klasgenoten haar nieuwe nummer door. Kris belde Ron. Ron zond op zijn beurt de informatie naar Ilse. Ilse, nog steeds verbolgen over het feit dat ze niet was uitgenodigd, zond het bericht uiteindelijk door aan René en Bob.
Dinsdagochtend, halfacht. De telefoon ging toen ze nog aan het ontbijt zaten, en alle vier maakten ze een beweging om op te staan. Karma was als eerste bij het toestel en graaide de hoorn van de haak. Vrolijk noemde ze haar naam en luisterde aandachtig naar wat de ander te vertellen had.
Binnen vijf minuten zat ze weer stralend aan tafel.
‘Nancy is ziek. Ze gaat niet naar school’, vertelde ze.
‘Wat heeft ze dan?’ vroeg Leonie bezorgd.
Karma trok een benauwd gezicht. Haar moeder had haar onlangs geleerd hoe ze de telefoon moest aannemen. En nu was ze toch wat vergeten te vragen, terwijl ze zo haar best deed om het goed te doen.
‘Het geeft niet als je eens een keer wat vergeet. Hoe meer je oefent, des te beter het gaat’, vergoelijkte haar vader de fout.
‘Ik vind dat je het uitstekend hebt gedaan.’
‘Je deed het geweldig’, beaamde moeder.
Leonie knikte. Uit een behoefte om aardig te zijn voegde ze eraan toe: ‘Ik bel Nancy vanmiddag wel even om te vragen wat ze precies heeft. Het is niet erg.’
Karma glunderde. Ze vond telefoneren geweldig interessant.
Leonie fietste die ochtend vroeg naar school. Ze had vijf lesuren die dag, waarvan de twee laatste uren gym. Een halfuur voor tijd was ze op het schoolplein gearriveerd. Ze had haar fiets in het fietsenhok gestald en friemelde aan het slot toen het riedeltje van haar gsm klonk. Nancy, was het eerste wat door haar hoofd schoot. Ze haalde haar gsm uit haar jaszak, vergat op het display te kijken en drukte het apparaat tegen haar oor.
‘Hallo meisje, ben je zo ziek? Of had je geen zin in gym?’ Ze grinnikte samenzweerderig.
Aan de andere kant was het even stil.
‘Kutwijf.’ Hees gefluister. ‘Door jou ben ik mijn vrienden kwijt, ben ik van school af. Ik krijg je wel, ik maak je af.’
‘Verdomme, René!’ siste ze woedend terug. ‘Weet je dan van geen ophouden? Ben je dan echt zo stom? Wat moet je nou van me?’
Ze hoorde zijn ademhaling in haar oor.
‘Je zult boeten’, raspte een stem.
Abrupt werd het gesprek afgebroken.
Leonie was razend en angstig tegelijk. Gisteren had ze een nieuw nummer gekregen en vandaag had hij het al in zijn bezit. Ze had het nummer alleen aan vrienden doorgespeeld, dus er zat duidelijk ergens een lek. Haar handen werden klam en in paniek vlogen haar ogen alle kanten op. Wat moest ze doen als hij haar aan het eind van de schooldag stond op te wachten? Er was niemand die haar kon beschermen. ‘Rustig blijven’, mompelde ze tegen zichzelf. ‘Ik heb nog geen hulp nodig. Hij is nu niet hier. Rustig nadenken. Moet ik pap bellen?’ Nee, dacht ze. Ze moest zich niet laten opfokken door die klootzak. Dit kon gemakkelijk wachten tot vanavond. Ze zou iemand van de jongens van de groep aanschieten.
Lex was de eerste die met zijn brommer voor het schoolgebouw stopte, gevolgd door Bob. Lex schakelde de motor uit, hing zijn helm aan het knipperlicht en wachtte tot Bob de motor van zijn Zündapp had uitgeschakeld. De jongens duwden hun karretjes het schoolplein op toen Leonie op hen af kwam hollen.
‘Lex! Bob!’
In een reflex trok Lex zijn nek tussen zijn schouders en verborg zijn wangen vol met acne achter de kraag van zijn jas.
‘Lex, René heeft gebeld. Hij wil me iets aandoen’, barstte ze los en ze negeerde Bob, die met een gekwetste blik de andere kant opkeek.
‘Tot wanneer heb jij vandaag les?’ vroeg ze.
Lex fronste zijn wenkbrauwen, zijn blik gleed bezorgd langs haar gezicht.
‘We stoppen na het zesde uur.’
‘O, shit’, riep ze wanhopig. ‘Nancy is ziek en ik wil niet alleen naar huis fietsen.’
‘Wat heeft hij gezegd dan?’
Lex trok met zijn voet de standaard van de brommer uit en keek haar vragend aan. ‘Ik maak je af’, zei ze met een trilling in haar stem.
‘Weet hij dan hoe laat je vrij bent?’
Ze haalde ongeduldig haar schouders op. Het was haar duidelijk dat hij er niets van snapte.
‘Waarom niet? Hij heeft mijn nieuwe telefoonnummer ook al. Heb jij het hem gegeven?’ vroeg ze scherp.
‘Nee’, antwoordde Lex verontwaardigd en hij keek haar donker aan.
‘Iemand heeft het hem toch gegeven’, foeterde ze door.
Bob keek haar aan, met een minachtende trek om zijn mond. Hij mompelde iets onverstaanbaars en schudde ongemerkt zijn hoofd.
‘Nou, ik was het niet!’ snauwde Lex.
‘Nee, sorry. Zoiets zou jij niet doen.’ Ze raakte even vluchtig zijn arm aan en trok een triest gezicht. ‘Laat maar. Ik fiets vanmiddag wel alleen naar huis.’
‘Pfff. Ik zou maar oppassen. Je weet nooit wat zo iemand kan doen’, waarschuwde hij. ‘Misschien dat ik…’
Maar ze had geen aandacht meer voor hem.
‘Kris!’ Ze spurtte het schoolplein over en liet de twee jongens verbaasd achter.
‘Hij doet je niks’, meende Kris toen ze haar relaas had gedaan. ‘Hij probeert je bang te maken. Meer niet.’
‘Ik vraag me af hoe hij aan mijn nummer komt. Jij hebt hem toch niet…’ Ze stopte midden in haar zin en keek hem afwachtend aan.
‘Ikke niet. Ik heb geen contact met hem.’
‘Hoe laat zijn jouw lessen afgelopen? Ik wil niet alleen fietsen.’
‘Ik kan echt niet met je meefietsen. Ik heb tot vanmiddag vier uur les. Of je moet wachten.’
Leonie schudde haar hoofd.
‘Nee, nergens voor nodig. Waarschijnlijk heb je gelijk, het is allemaal bluf.’
De lesuren vlogen voorbij en naarmate het eind van de schooldag in zicht kwam, groeide bij Leonie het onbehagen. Ze had zichzelf wel honderd keer moed ingesproken, maar het hielp niet. Nonchalant had ze bij klasgenoten geïnformeerd of die haar kant op gingen. Ze wilde niet de indruk wekken dat ze bang was. Ze had tenslotte een reputatie hoog te houden. De klasgenoten die bij haar in de buurt woonden, hadden andere plannen: Hester ging naar hockey, Jessica naar toneel en Gokan naar zijn oma in Rijswijk. Ze kon natuurlijk haar vader of moeder bellen en vragen… Ach, wat een onzin. Als ze hieraan toegaf, had ze helemaal geen leven meer. Dan werd het beheerst door angst en kon ze geen stap meer buiten de deur zetten. En dat was precies wat hij wilde. Ze liet een gefrustreerde zucht ontsnappen en duwde haar fiets de weg op. Opgefokt fietste ze door de straten en negeerde de steken in haar zij. Verbeten trapten haar benen in het rond, het bloed in haar oren gonsde. Een vreemd gebrom klonk plotseling achter haar en toen een schor, hoog geluid. Ze kon het niet goed plaatsen. In haar ooghoeken zag ze een stukje van het wiel van een brommer die haar links probeerde te passeren. Ze kreeg het gevoel dat ze gevolgd werd en begon harder te trappen. Ze week uit naar links en toen naar rechts. Zigzaggend reed ze over de weg en probeerde zo te voorkomen dat ze werd ingehaald. Een vloek rolde over straat. Het wiel viel terug maar had al snel weer terrein gewonnen.
‘Hé, Leonie.’
Haar naam fladderde door de lucht. Het was haar overduidelijk: er zat iemand achter haar aan en die wist haar naam. Dat kon maar één persoon zijn. Ze hoorde de wielen op het asfalt, hij ging harder dan zij. Het zweet brak haar uit, haar keel verkrampte, ze kreeg geen lucht. O help, ze werd achtervolgd.
‘Leonie!’
De brommer haalde haar weer in. Ze wilde omkijken en op dat moment schraapte haar been langs een geparkeerde auto. Ze raakte uit balans en probeerde nog te corrigeren door een ruk aan het stuur te geven. Haar wiel bonkte tegen de stoep en ze verloor haar evenwicht. Met een doffe klap en een schreeuw ging ze onderuit. Het gebrom viel stil. Een donkere stem riep haar naam, een hand greep haar schouder vast. Ze gilde, draaide zich om en keek in het gezicht van Lex.
‘Lex?’ stamelde ze.
‘Wat doe je achterlijk’, brieste hij in zijn helm, zijn verlegenheid was hij vergeten. ‘Ik heb me voor het laatste uur afgemeld zodat ik je naar huis kon brengen.’ Hij hielp haar overeind. ‘Ik had het je willen vertellen, maar je rende meteen naar Kris. Ik heb je daarna niet meer gezien. Gaat het?’
Ze zocht steun en greep zijn arm vast. Ze zag doodsbleek, trilde en haalde met horten en stoten adem.
‘Ik dacht… ik dacht dat je René was’, snotterde ze.
‘Welnee. Ik riep toch je naam?’
‘Ik heb je stem niet herkend.’
‘Komt door de helm.’ Hij roffelde met zijn knokkels op het vizier.
‘Kijk eens naar je broek.’
Een fikse winkelhaak sierde de rechterbroekspijp en langzaam kleurde de plek bij haar knie rood. Ze stroopte haar broek op en een diepe snee werd zichtbaar. Haastig diepte Lex een zakdoek uit zijn jaszak en legde die op de wond.
‘Jasses, wat een snee.’
Hij schudde zijn hoofd en inspecteerde vervolgens haar fiets.
‘Je fiets is naar de bliksem, er zit een enorme slag in het wiel’, constateerde hij. ‘Ik zet dat ding wel aan een boom vast en dan breng ik je op de brommer naar huis.’
Hij sleurde haar fiets achter zich aan naar een boom en zette hem daaraan op slot. ‘Kom.’ Hij wenkte met zijn hoofd.
‘Maar ik heb geen helm’, piepte ze.
‘Dat is waar.’ Hij zette zijn helm af en stak haar die toe.
‘Neem de mijne maar, dan kan je niks gebeuren. Ik rijd wel even zonder. Dit is een noodgeval, moet kunnen.’
Hij startte zijn Honda en knikte haar bemoedigend toe. Ze ging achterop zitten en hield zich met één hand aan het zadel vast terwijl ze met haar andere hand de zakdoek op de wond drukte. De brommer reed sputterend de weg op en nam langzaam in snelheid toe. Leonie was stomverbaasd. De jongen die het liefst onder een stoeptegel wegkroop, bleek als het moest kordaat te kunnen optreden. Zijn stem en houding leken veel op die van Jeroen. Ze voelde zich in elk geval veilig bij hem. Hoewel… Zijn rijgedrag was belabberd. De brommer slingerde gevaarlijk over de weg. Hij keek telkens om en riep haar iets toe. Zij kon hem onmogelijk verstaan met die zware helm op haar hoofd, maar ze deed ook geen moeite. Ze kneep haar ogen stijf dicht, liet het zadel en de zakdoek los en klemde zich stevig rond zijn middel vast. Hij schrok van haar aanraking, liet even de gashendel los maar vermande zich snel. De brommer spoot vooruit. Hij negeerde het rode verkeerslicht, stoof de kruising over en sloeg een zijweg in. Na een wilde rit van acht minuten kneep hij bruusk in de remmen. Haar ogen vlogen open en keken wild in het rond. De brommer bonkte tegen de stoep. Voor de flat sloeg de motor af en hij wachtte geduldig tot ze was afgestapt. Hij trok zijn brommer op de standaard en zei galant: ‘Ik help je wel de trap op.’
Hij nam de helm van haar over en ondersteunde haar de trap op. ‘Gaat het?’ vroeg hij telkens bezorgd bij elke stap. Bij haar deur liet hij haar los en lachte verlegen en onzeker.
‘Kom even binnen, wat drinken’, bood ze hem aan.
Ina Vanstraten keek geschrokken toen haar dochter de gang in kwam strompelen.
‘Wat is er met jou gebeurd?’ Haar blik gleed bezorgd naar de gewonde knie.
‘Ze is gevallen’, antwoordde Lex bijna onhoorbaar.
‘O, goddank.’ Een zucht van verlichting ontsnapte.
‘Goddank?’ herhaalde Leonie en ze fronste haar wenkbrauwen.
‘Nou, nee, zo bedoel ik het niet’, verontschuldigde moeder zich snel. ‘Maar die knul heeft naar hier gebeld en ik dacht dat hij…’ Weer een zucht.
Ze keek de jongen aan en realiseerde zich dat hij haar onbekend was. Ze stak haar hand uit, die hij stuntelig drukte.
‘Heb jij Leonie naar huis gebracht?’ wilde ze weten. Hij knikte. ‘Ik ben Lex en ik zit bij haar op school.’
‘Hij is de broer van Jeroen’, vulde Leonie aan.
Lex werd vuurrood en trok met zijn mond.
‘Ach, wat toevallig’, zei moeder ondertussen de jongelui de woonkamer binnenloodsend. ‘Laat me je wond eens bekijken.’ Ze duwde Leonie voorzichtig op een eetkamerstoel en knielde naast haar neer.
‘Zei je daarstraks nu dat René heeft gebeld? Wat moest hij dan?’ vroeg Leonie. Maar haar moeder hield een vinger voor haar lippen, seinde met haar ogen naar Karma en verdween toen de keuken in.
‘Bloed je?’ Karma staarde gebiologeerd naar de wond en verfrommelde de zoom van haar jurk tussen haar vingers.
‘Doet het erg zeer?’ vroeg ze met een lijkwit gezicht.
‘Dat valt best wel mee’, stelde Leonie haar gerust. ‘Het lijkt erger dan dat het is.’
‘Karma.’ Mevrouw Vanstraten kwam met een teiltje lauw water de kamer weer in. ‘Schenk jij voor onze gast iets te drinken in.’
Ze knikte vriendelijk naar Lex die ongemakkelijk in het midden van de kamer stond. ‘Pak maar gerust een stoel.’
‘Wil je fruitsap?’ vroeg Karma met tegenzin.
‘Ja lekker, Karma’, antwoordde Lex.
Ze keek op. Haar gezicht brak open in een vriendelijke glimlach toen ze haar naam hoorde. Hij grijnsde terug en bijna huppelend verliet ze de kamer.
‘Mam, wanneer heeft René gebeld?’ vroeg Leonie op zachte toon.
‘Ruim een halfuur geleden’, antwoordde haar moeder.
‘Karma nam de telefoon aan. Hij heeft zulke nare dingen tegen haar gezegd, ze was helemaal van slag.’
‘Wat dan?’
Haar moeder maakte een afwerend gebaar. ‘Straks’, fluisterde ze toen Karma de kamer weer inkwam. Gedreven depte ze de wond met een doek schoon.
‘Ik heb sinas ingeschonken.’ Karma zette het glas voor Lex op tafel en bleef afwachtend naast hem staan.
‘Dank je’, zei hij.
‘Ik wil ook graag iets drinken.’ Leonie keek haar zusje smekend aan. ‘En ik heb zo’n trek in een boterham met pindakaas. Karma, wil jij misschien…’
Karma vloog de kamer uit.
‘Vertel dan, mam’, hield Leonie ongeduldig aan.
‘Hij noemde Karma een trut en een mongool en vertelde dat haar zus een hoer was. Dat je met iedereen het bed indook. De hufter’, siste haar moeder woedend tussen haar tanden.
‘Je zusje heeft totaal overstuur de hoorn erop gesmeten en zich toen huilend in de wc opgesloten.’
‘Wat een eikel’, gooide Lex er verontwaardigd uit.
‘Hij heeft mij vanmorgen op mijn gsm gebeld’, fluisterde Leonie.
Het hoofd van haar moeder kwam met een ruk omhoog; de doek bleef roerloos voor de wond in de lucht hangen. ‘Dus hij heeft je nummer.’
Met een hulpeloos gebaar haalde Leonie haar schouders op.
‘Blijkbaar. Hij zei dat alles mijn schuld was en dat hij me zou terugpakken. Op weg naar huis dacht ik dat hij me volgde en toen ben ik harder gaan fietsen en tegen de stoep geknald. Het bleek Lex te zijn. Hij wilde me naar huis brengen.’
‘Ik wilde haar alleen maar helpen. Het was niet mijn bedoeling om haar te laten schrikken’, verklaarde hij stotterend.
‘Natuurlijk niet. Dat begrijp ik wel.’ Ina Vanstraten klopte hem geruststellend op zijn knie en stond op. ‘Ik ben blij dat je een beetje over haar waakt.’
Hij keek vluchtig naar Leonie. Ze glimlachte naar hem en hij lachte verlegen terug. ‘Gelukkig valt de schade mee’, zei moeder. ‘Ik haal even een rol verband.’
‘Ik begrijp niet wat hij van me wil’, mijmerde Leonie.
Ze prikte met haar vinger voorzichtig in de opgezette huid rond de wond. ‘Aandacht’, meende Lex. ‘En waarschijnlijk wraak.’ Het was even stil.
‘Ik wil je morgen wel komen halen voor school. Dan neem ik een reservehelm mee en dan kun je achter op de brommer. Ik ben het vierde uur klaar, jij het vijfde. Dan wacht ik zolang buiten wel op je.’
‘Echt?’
‘Tuurlijk, we zijn toch vrienden.’
Ze keek hem dankbaar aan.
Met een dienblad kwam Karma met kleine stapjes de kamer in. Haar tong stak tussen haar lippen naar buiten en geconcentreerd liep ze naar de eetkamertafel.
‘Ik heb extra dik pindakaas op je boterham gesmeerd’, zei ze toen ze met een klap het dienblad op tafel zette.
‘Heerlijk.’ Als dank wierp Leonie haar zusje een handkus toe.
‘O, mam’, zei ze toen haar moeder weer in de kamer was.
‘Mijn fiets is kapot. Kan pap die morgen ophalen?’
‘Is ie erg kapot?’
‘Er zit een slag in het voorwiel en de ketting ligt eraf’, somde Lex op. Hoofdschuddend knielde moeder weer op de grond neer en maakte de EHBO-trommel open. ‘Je zult moeten wachten tot het weekend. Eerder heeft je vader geen tijd om je fiets te repareren.’
‘Ik heb nog een goed voorwiel in de kelder staan’, bood Lex aan. ‘Dat gebruik ik toch niet.’
‘Weet je het zeker?’
‘Ja, hoor. Het is tenslotte ook een beetje mijn schuld. Ik heb haar laten schrikken. Morgen neem ik het wiel wel mee.’
‘Fijn’, zei ze.
Ze plakte met een pleister het verband dicht en bekeek tevreden het resultaat. ‘Dat doet een verpleegster beslist niet beter’, meende ze.
Ze ging aan de eettafel zitten en bestudeerde Leonies gezicht.
‘Vind je het niet eng?’
‘Een klein beetje’, gaf Leonie voorzichtig toe. ‘Maar dit was mijn eigen stomme schuld. Ik had beter moeten opletten.’ Ze nam snel een hap uit haar boterham en negeerde haar moeders onderzoekende blik.
‘We moeten al zijn telefoontjes opslaan, anders kunnen we niets bewijzen’, zei moeder peinzend. ‘Zonder bewijs kunnen we niet naar de politie. Het is zijn woord tegen dat van ons.’ Het was een tijdje stil.
‘Waarom neemt u niet nummerweergave?’ verbrak Lex plotseling de stilte. ‘Dat apparaatje kun je gewoon in de winkel kopen. Je kunt het aan je telefoon koppelen. Zodra je wordt gebeld, slaat het automatisch het nummer, de tijd en datum op in het geheugen. En niet alleen de nummers van een dag, maar van maanden. Dan hebt u toch voldoende bewijs?’
‘Dat is een geweldig idee’, vond Ina Vanstraten.
Vol bewondering keken ze hem aan.