9
Leonie toetste Nancy’s nummer in en hoorde de telefoon overgaan. Nancy nam gelijk op.
‘Hallo?’
‘Nans, met mij. Hoe gaat het?’
‘Gaat. Volgens de huisarts heb ik een flinke griep te pakken.
Ik heb een penicillinekuur gekregen’, vertelde Nancy met een zielig hees stemmetje. ‘Ik verveel me te pletter. Heb jij nog wat meegemaakt?’ vroeg ze toen gretig.
Ze hunkerde naar een spannend verhaal. Om de tijd te doden, had ze een boek gelezen, stripboeken doorgebladerd en naar muziek geluisterd. Maar dat begon na zes uur ook aardig te vervelen.
Uitgebreid deed Leonie haar relaas, hier en daar wat extra aangedikt om het verhaal nog meer kleur te geven.
‘Ik vind Lex plotseling een stuk sympathieker’, merkte Nancy op. ‘Hij is toch een van de weinigen die je echt helpt.’
‘Ja. Ik schaam me ook een beetje omdat ik altijd zo lullig tegen hem doe’, gaf Leonie toe. ‘Dat verdient hij niet. In het vervolg doe ik het anders. Zodra ze hem beginnen af te zeiken, grijp ik in.’
‘Dat vind ik een goed plan’, zei Nancy. ‘Vanaf nu is hij onze beste vriend en lachen we hem niet meer uit om wat hij zegt of draagt. Hij is niet perfect, maar wat geeft dat? Ik ook niet.’
‘Misschien als we hem meer steunen, durft hij meer van zich af te bijten’, meende Leonie. Ze keek op haar horloge en zuchtte. ‘Ik moet nu ophangen. Bosman heeft ons een berg werk opgegeven, de sadist. Je boft maar weer.’
‘Ik hoor het al’, grinnikte Nancy. ‘Ik blijf voorlopig nog thuis.’
‘Dat lijkt me wel zo wijs. Ik kom morgen even bij je langs. Doei.’ Leonie verbrak de verbinding en slofte met tegenzin naar haar kamer waar ze haar rugtas op het bed leeg kieperde. Ze graaide haar aardrijkskundeboek uit de stapel en plofte achter haar bureau neer.
Nog geen halfuur later ging de telefoon in de woonkamer over. Karma zat voor de tv en veerde geschrokken op. Ze keek met een benauwd gezicht enkele seconden naar het toestel en holde toen naar de keuken waar haar moeder bezig was met het avondeten.
‘Er wordt gebeld’, riep ze in paniek.
‘Dan neem je toch op.’
Karma schudde driftig haar hoofd. ‘Ikke niet. Straks is het weer die enge man.’
Moeder glimlachte wrang en legde het aardappelmesje in de mand met schillen.
‘Dan neemt mama wel op. Er is niets aan de hand, je zult zien.’
Ze liep de kamer in en greep met een ferm gebaar de hoorn van het toestel. ‘Met Ina Vanstraten.’
Karma observeerde vanuit de gang het gezicht van haar moeder, terwijl ze nerveus op haar nagels beet.
‘Natuurlijk, ik roep haar even’, hoorde ze haar moeder zeggen.
Moeder legde de hoorn op het buffet en fluisterde tegen Karma: ‘Het is Jeroen, het vriendje van Leonie.’ Haar hand gleed langs haar dochters wang. ‘Zie je, niets aan de hand.’ Opgelucht huppelde Karma de kamer in. Ze pakte de hoorn op en drukte die tegen haar oor.
‘Dag Jeroen.’ Ze liet een hinnikende lach horen. ‘Waar ben jij?’
Het bleef stil aan de andere kant.
‘Jeroen? Hallo? Ik kan je horen ademen…’
‘Karma!’ Leonie rukte boos de hoorn uit haar handen. ‘Hij belt voor mij’, snauwde ze. ‘Jeroen?’
‘Ja’, antwoordde hij.
‘Wat lief dat je even belt.’
‘Lex vertelde me wat er is gebeurd. Gaat het, liefje?’
Leonie was verrast. ‘Het gaat best. Ik heb wat schaafwonden, meer niet.’
‘Gelukkig maar. Ik heb Lex gezegd dat hij goed op je moet passen. Morgen komt hij je halen.’
‘Ja, dat weet ik en dat is echt aardig van hem. Hij had ook een geweldig idee om de telefoontjes vast te leggen.’
‘Ja, een nummerweergave. Van wie denk jij dat hij dat idee heeft?’
‘Van jou?’
‘Tuurlijk. In het weekend heb ik die info opgezocht op internet. Ik had alleen geen tijd om het je te vertellen.’
‘Mijn vader vond het een geweldige tip. Hij gaat direct na zijn werk naar de winkel om het te kopen.’
‘Mooi. Ik heb gehoord dat René je weer heeft gebeld. Als ik die gozer in mijn klauwen krijg…’ zei hij dreigend.
‘Je bent een schat. Mam en pap wachten liever af en als hij blijft bellen, gaan we naar de politie.’
Hij gromde afkeurend. ‘Dat helpt niks. We kunnen hem beter opzoeken en in elkaar rammen. Dan leert hij het wel af.’
‘Daar wil mijn moeder niets van weten. Die wil dat de politie het oplost. Ze vond het al niets dat mijn vader eropaf was gestapt.’
‘Ze komt er wel achter’, zei hij vaag.
‘Zie ik je dit weekend nog?’
‘Ik heb met Kris zaterdag in de automatenhal afgesproken, dus als je zin hebt… En zondag ga ik voetballen, dan spelen we uit.’
‘Zal ik je zondag langs de lijn komen aanmoedigen? Lijkt me wel spannend, jij in je korte broek.’ Ze grinnikte hardop.
‘Dan zie je pas echte mannenbenen, één bonk spieren’, beweerde hij lachend. ‘Maar doe maar niet. Na het voetbal ga ik altijd met de jongens wat drinken en daar hebben we liever geen meiden bij.’
‘Oké’, zei ze teleurgesteld. ‘Kom ik zaterdag wel naar de automatenhal in de stad.’
‘Dan zie ik je daar. Ik ga nu ophangen want ik moet zo naar de training. Dag lieverd.’
Haar dag kon niet meer stuk. Ze zweefde van geluk. Voor het eerst liet hij blijken dat hij toch enigszins bezorgd was. En ach, dat ze niet mee mocht naar het voetbal, nam ze erbij.
De volgende ochtend om kwart voor acht stond Lex voor de deur. Karma deed open en liet hem binnen. Hij zette een wiel in de gang en liep achter Karma aan, de kamer in waar het gezin zat te ontbijten.
Leonie blikte op haar horloge en sprong toen snel op. ‘Ik kom eraan’, zei ze met volle mond en schoot toen langs hem heen de badkamer in.
‘Goedemorgen Lex’, begroette Ina Vanstraten hem vriendelijk en toen tegen haar man: ‘Dat is nu Lex, de jongen over wie ik gisteren heb verteld.’
Ze knikte in zijn richting en Lex grijnsde zijn tanden bloot. Gerjan Vanstraten stond op, bood zijn hand aan en klopte met zijn andere hand op Lex’ schouder.
‘Ik heb een voorwiel meegenomen, het staat in de gang’, zei Lex, de hand schuddend.
‘Lex, je hebt ons geweldig geholpen. En kijk.’ Hij wees naar het buffet, naar het apparaatje dat hooguit twaalf centimeter breed en vijf centimeter hoog mat. ‘Daar staat ie, de nummerweergave. Als die knul nu maar niet stopt met bellen…’ Hij lachte en Lex lachte onzeker mee.
‘Eigenlijk kwam het idee van Jeroen’, riep Leonie. ‘Nietwaar, Lex? Jeroen vertelde dat hij het idee van het internet had geplukt.’
Ze kwam met haar jas aan de kamer weer in en pakte haar rugtas van de bank.
‘Jeroen?’ Lex grijnsde en een rode kleur trok uit zijn nek omhoog. ‘Die kan niet eens de aan-en-uitknop op de computer vinden’, gromde hij binnensmonds.
Leonie keek naar zijn rode hoofd dat hij snel wegdraaide toen hij zei: ‘Zullen we gaan, anders komen we te laat. Dag mevrouw en meneer, dag Karma.’
Hij beende de kamer uit, de gang door en trok de voordeur open. Dan duwde hij haar de reservehelm in de handen en denderde zonder nog een woord te reppen de trappen af. Hij had zijn brommer al gestart voor Leonie goed en wel beneden stond. Met zijn vlakke hand klopte hij op de bagagedrager en wachtte tot ze had plaatsgenomen. ‘Houd je goed vast’, riep hij en draaide toen de gashendel open.
De Honda schoot de stoep af, de weg over en bouwde langzaam zijn toerental op. Eenmaal zijn topsnelheid bereikt, maakte het motortje een overspannen jankend geluid. Leonie had haar armen rond zijn middel geslagen en keek langs hem heen de weg af. Lex gooide de brommer plat door de bocht en ze voelde hoe haar maag samentrok. Het asfalt zoefde onder de banden en veranderde in een lange, zwarte streep. De vering van de voorvork protesteerde krakend toen ze zonder vaart te minderen over een drempel in het wegdek vlogen. Haar billen kwamen van de bagagedrager los en bonkten pijnlijk op het ijzer neer. Een zucht van verlichting ontsnapte haar toen ze de school in de verte zag opdoemen. Ze probeerde haar achterwerk van de bagagedrager op te tillen om zo de klap te verzachten. Lex minderde vaart en reed de brommer de stoep op. Het ijzerwerk klapte meedogenloos omhoog. Ze kreunde. Hij keek even om, zag haar van pijn vertrokken gezicht en stamelde toen een verontschuldiging.
‘Je rijdt als een beest’, mopperde ze terwijl ze afstapte en over haar billen wreef.
Hij lachte schaapachtig. ‘Ik wacht vanmiddag hier op je.’ Ze knikte. ‘Je bent een schat.’
De uren kropen langzaam voorbij. Toen ze uiteindelijk rond vier uur haar laatste les afsloot en naar buiten liep, stond hij met zijn brommer inderdaad geduldig op haar te wachten.
‘Hij heeft gebeld’, riep Karma toen Leonie de kamer in stapte.
‘En hij zei weer hele nare dingen over jou.’
Haar moeder knikte. ‘Hij was behoorlijk grof en ik heb de verbinding verbroken. We hebben nu in elk geval zijn nummer.’ Leonie vloog naar het zilverkleurige apparaatje naast de telefoon. Een rood lampje knipperde zenuwachtig aan en uit: er had iemand gebeld. Leonie drukte op de geheugentoets en een nummer verscheen op het beeldscherm. ‘Geweldig’, reageerde ze enthousiast. ‘Het werkt, hij is erbij. Heb je nog geprobeerd het nummer terug te bellen?’
Ze keek haar moeder aan en die knikte nogmaals.
‘Dat dacht ik wel. Wie nam er op?’
‘Niemand.’ Haar moeder trok een droevig gezicht. ‘We bellen vanavond weer. Ik heb het telefoonnummer met tijdstip en datum voor de zekerheid in een schrift genoteerd. Stel dat de gegevens gewist worden, dan hebben we nog iets.’
‘Ben jij nog gebeld?’ wilde haar moeder weten.
‘Nee, niks.’
Die avond belden ze herhaaldelijk naar het mysterieuze nummer, maar er werd niet opgenomen.
In zes dagen tijd stonden er drieëndertig nummers in de nummerweergave opgeslagen, waarvan er twaalf afkomstig waren van de stalker. Hij belde steevast van hetzelfde nummer. Geregeld belde Gerjan Vanstraten het nummer terug, maar er werd niet opgenomen. Op de inbox van Leonies gsm stonden negen gesprekken opgeslagen. Nu ze het nummer herkende, reageerde ze niet meer op zijn telefoontjes.
Dat moest hem woedend hebben gemaakt want kort daarna viel er een condoleancekaart in de bus. Voor Leonie Vanstraten stond er op de zwartomrande envelop gekrabbeld. De postzegel was afgestempeld in een andere stad. Binnen op de kaart stond slordig gepend:
Succes met je verdriet. Hoer! Ik krijg je wel.
De maat was vol. Vader vond dat er genoeg bewijzen waren verzameld en besloot naar de politie te stappen. En omdat Nancy veelvuldig getuige was geweest van de ongewenste telefoontjes, vroeg hij haar om mee te gaan. Ze was ondertussen hersteld van haar griep en wilde niets liever dan de hele actie van dichtbij meemaken.
Met z’n drieën zaten ze in de verhoorkamer tegenover agent De Wild. Een kamer niet groter dan enkele vierkante meter, witte muren en een raam met lamellen. Niet roken, stond er op een bordje naast de deur. Op een bureau met vier stoelen en een pc na was het vertrek nagenoeg leeg.
De vingers van de agent schoten ijverig over het toetsenbord. Hij keek even op toen hij zijn vraag stelde: ‘En u denkt dat de dader René Bloem uit de Stegelaan is?’
Aan de andere kant van de tafel werd driftig geknikt. De vingers vlogen over de toetsen.
‘De telefoontjes zijn in maart begonnen?’
‘Ja, maar we hebben ze vanaf zeven april geregistreerd’, zei vader terwijl hij het schrift met aantekeningen naar de agent toe schoof.
Vluchtig bladerde De Wild door het schrift en maakte toen een korte aantekening in het proces-verbaal. ‘En deze condoleancekaart, brief en…’ Hij tikte op de foto waarop de dode poes stond afgebeeld en fronste zijn wenkbrauwen. ‘En dit?’
‘Zat in een doos op haar bagagedrager gebonden. Deze brief zat erbij.’
De agent schudde afkeurend zijn hoofd terwijl hij de gegevens in het rapport verwerkte.
‘Ik ga uw aangifte met de recherchechef bespreken, want dit gaat echt veel te ver. Zoals ik het nu kan inschatten, komt er een onderzoek.’
Hij keek Leonie aan toen hij zei: ‘We gaan proberen om hem zo snel mogelijk te stoppen.’
‘Maar u kunt hem vandaag toch nog inrekenen?’ riep vader gepikeerd. ‘U hebt zijn naam en adres toch?’
‘We gaan zeker een praatje met deze jongeman maken en…’
‘Een praatje maken? Hij moet achter slot en grendel. Hij is een gestoorde gek die mijn dochter lastigvalt.’
Om zijn woorden kracht bij te zetten, sloeg meneer Vanstraten met zijn vuist hard op tafel. ‘Ik wil, nee, ik eis dat…’
Het gezicht van de agent verstrakte. ‘Ik begrijp dat u overstuur bent, maar blijft u nu vooral kalm.’
‘Nee, ik ben niet kalm! Ik wil dat er iets gebeurt. Nu!’
‘Zo werkt het niet. We gaan niet tot arrestatie over voor we een gedegen onderzoek hebben gedaan. Als we fouten maken, gaat de dader vrijuit. En dat willen we toch niet?’
‘Ja, nee…’ sputterde vader.
‘We weten wat we doen’, meende de agent. ‘Laat het maar aan ons over. We hebben genoeg ervaring met dit soort zieke grapjassen.’
Vader bond in en mompelde een verontschuldiging.
‘Ik begrijp uw boosheid wel’, merkte De Wild op terwijl hij opstond en het proces-verbaal uit de opvangbak van de printer grabbelde. ‘Het gaat tenslotte om uw dochter. We gaan ons best doen om de dader te pakken. Als u het procesverbaal even doorleest en hier ondertekent, kunnen we ermee aan de slag.’
De Wild tikte met een pen onderaan op het papier. De foto’s en brieven werden in een plastic hoes geschoven en bij het proces-verbaal gevoegd.
‘We laten u zo snel mogelijk weten wat voor stappen we gaan ondernemen’, zei de agent. ‘En bel ons als er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen. Of komt u gewoon even op het bureau langs.’
‘Dat doen we’, beloofde Gerjan Vanstraten en hij schudde de uitgestoken hand. ‘Bedankt.’
De groep was ondertussen in tweeën gesplitst. Ilse en Ron wilden niets meer met Leonie en consorten te maken hebben. Vooral Ilse was diep gekrenkt omdat ze niet was uitgenodigd bij Leonie thuis. Uit wraak had ze die avond herhaaldelijk gebeld en zonder een woord te zeggen de hoorn erop gekwakt. In de hoop dat Leonie zou denken dat René hun avond probeerde te verzieken. Maar het pakte anders uit. Kris had zo vastberaden haar naam geroepen, alsof er geen andere mogelijkheid was. Dat had haar nog woester gemaakt. Dit betekende oorlog en ze was begonnen met haar laster - campagne. Ze had eerst Ron bestookt met haar praatjes en al snel had hij haar kant gekozen.
Het was zaterdagavond en de strafmaand was verstreken. Vanaf vandaag mochten ze de Soos weer in. Dat gaf Ilse meer mogelijkheden om haar plan uit te voeren. Ze had nu een beter zicht op haar tegenstanders. Ze loerde vanuit haar ooghoeken naar het tafeltje achter in de zaak waar Jeroen, Lex en Kris zaten. Haar doel was simpel: de vriendschap tussen de vijf kapotmaken. En René ging haar daarbij helpen, ook al wist hij dat zelf niet. Elke stap die Leonie deed, elke vernieuwing briefde ze aan René door. Ze ging hem voeden met informatie zodat hij door bleef gaan met zijn perverse spelletjes. Dat zou Leonie weer prikkelbaar maken en daar ging zij handig gebruik van maken.
‘Wil je nog iets drinken?’ Ze schrok op uit haar overpeinzing en keek Ron aan. Ze knikte. Ze trok met haar mond toen Leonie en Nancy de Soos inkwamen.
Zo onopvallend mogelijk volgden haar ogen de twee meisjes.
‘We hebben gistermiddag aangifte gedaan’, vertelde Leonie terwijl ze haar jas uittrok en over een stoel hing.
‘Goed zo! En wat gaan ze nu doen?’ wilde Lex weten.
‘De recherche gaat een onderzoek instellen’, sprak Nancy voor haar beurt.
‘O. Wat voor onderzoek dan?’ Lex keek nieuwsgierig naar haar op.
‘Onderzoek? Gelul’, riep Jeroen geïrriteerd. Hij nam een slok bier en veegde met de rug van zijn hand zijn mond af. ‘Denk nou niet dat ze energie gaan steken in deze zaak. Wat stelt het nou nog voor? Wat overspannen telefoontjes van een loslopende gek en een paar briefjes. De recherche heeft wel iets anders te doen. Zolang het geen moord is, komt er niemand in actie.’
‘Waar slaat dat nu op?’ viel Leonie driftig uit. ‘Dus jij vindt dat ik me aanstel?’
‘Nee, maar ik vind al die ophef niet nodig. Je zoekt hem op en geeft hem een paar flinke rammen voor zijn kop. Klaar!’
‘Alsof je met geweld alles kunt oplossen’, beet Nancy hem toe.
‘Nee, de politie lost het op’, riep Jeroen sarcastisch. Zijn bulderende lach klonk door de Soos. ‘Jullie laten je van alles wijsmaken. Jullie praten al net zo achterlijk als dat broertje van me. Die gelooft ook nog in sprookjes.’
‘Wie is hier nou achterlijk’, sneerde Leonie. ‘Het lijkt wel of je hoopt dat het mislukt.’
‘Je zult zien dat ik gelijk krijg’, blafte Jeroen terug. Kwaad staarden ze elkaar aan.
‘Zeg Lex’, met een ruk draaide Leonie zich om; Jeroens ogen prikten in haar rug. ‘Ik fiets maandag weer samen met Nancy naar school. Ben je van mij af, kun je weer samen met Bob rijden.’ Ze lachte hem vriendelijk toe en hij lachte wat moeilijk terug.