20
‘Hij is ermee gestopt’, zei rechercheur Van Buren terwijl hij met een diepe frons op zijn voorhoofd de hoorn op het toestel legde. ‘Ik had net mevrouw Vanstraten aan de telefoon en ze vertelde dat haar dochter niet meer werd lastiggevallen door de stalker. Dat vind ik vreemd.’
Heleen Resmann haalde haar schouders op. ‘Misschien heeft hij zijn interesse in het meisje verloren’, meende ze.
Van Buren schudde bedenkelijk zijn hoofd. ‘Dat lijkt me niet. Hij is geobsedeerd door haar geraakt, dat ben je zomaar niet kwijt. Het was zijn bedoeling haar te laten zien hoe dichtbij hij kon komen zonder gepakt te worden. Hoezeer hij de touwtjes in handen had. Hij wilde haar imponeren en tegelijk bang maken. Je kunt zeggen dat zijn terreur aardig gelukt is, dat moet hem toch goeddoen, die macht? Leonie slikt kalmeringsmiddelen omdat ze stijf staat van angst, gaat alleen nog in de ochtend naar school omdat ze het psychisch niet meer aankan, en doet nauwelijks nog een stap buiten de deur.’
Van Buren dacht erover na en schudde toen nogmaals zijn hoofd. Er klopte iets niet, daar was hij van overtuigd. Hij voelde zoiets intuïtief aan. Het gevoel was niet uit te leggen, het had iets te maken met de jarenlange ervaring die hij bij de politie had opgedaan.
‘Als laatste daad rost hij Lex de Graaf in elkaar en houdt het dan voor gezien,’ mijmerde hij hardop. ‘Ik ben daar toch niet gerust over.’
‘Denk je dat het een stilte voor de storm is?’ Heleen draaide haar stoel naar hem toe en zag hem knikken. ‘Jezus, Rob. Wat nu?’
‘Hopen dat de maniak zich nog enkele dagen gedeisd houdt. Dit moordonderzoek is zo goed als klaar. De daders worden morgen gehoord, dus met wat geluk kan ik me eind volgende week weer concentreren op de stalkingszaak.’
Het moordonderzoek was inderdaad voorspoedig verlopen. Met zeventien politiemensen was er dag en nacht aan de zaak gewerkt. De daders bleken twee jongens van zestien en negentien jaar te zijn, die op een middag een plan in elkaar hadden geflanst met het doel op een snelle manier aan geld te komen. Hun plan was simpel. In het casino hielden ze de winnaars nauwlettend in het oog en aan het einde van de avond maakten ze een selectie uit de gelukkigen. Het slachtoffer werd een tweeënveertigjarige man, vader van drie kinderen. Ze hadden de man vanuit het casino gevolgd, hem onderweg klemgereden en zijn geld opgeëist. Maar de ripdeal liep totaal uit de hand. In paniek joegen ze de man een kogel door het hoofd en verdwenen toen met de buit: € 2100. Tijdens hun vlucht lieten ze een reeks van sporen achter, waardoor de jongens binnen vijf dagen waren getraceerd.
Het gaf enorm veel voldoening wanneer een moord snel werd opgelost, maar Van Buren gunde zich niet de tijd om daarvan te genieten. Hij kon niet wachten om de draad weer op te pakken waar hij gebleven was: bij de stalker.
‘Ik heb ondertussen de aanvragen voor het aftappen van de telefoon van de familie Vanstraten en de gsm van Leonie al de deur uitgedaan’, meldde hij haar. ‘Ik heb van de officier van justitie zelfs al toestemming gekregen om een camera bij de telefooncel te plaatsen.’
‘O. En wanneer heb je dat allemaal geregeld?’
‘In de avonduren.’
Heleen keek hem een tijdlang aan. ‘Hoe is het thuis?’ vroeg ze toen.
De rechercheur speelde met het roerstaafje uit zijn koffiebeker. ‘Ik heb thuis heel wat goed te maken’, zei hij.
‘Zodra ik die stalker heb, begin ik daaraan.’
‘Ja ja.’ Haar antwoord klonk cynisch.
Leonie zat op het bankje moed te verzamelen om niet op te springen en ervandoor te gaan. Ze hield de man met de lange regenjas angstvallig in het oog. Hij kuierde langs de struiken en soms stopte hij om aan de rozen te ruiken. Hij toonde geen enkele interesse in haar en het was een opluchting toen hij haar voorbij wandelde. Al die tijd hield Leonie het busje met traangas, weggestopt in haar jaszak, krampachtig in haar vingers geklemd. Ze liet het los zodra de man was verdwenen en keek in de richting van Lex, die al meer dan een uur ineengedoken achter de struiken zat. Ze maakte een hulpeloos gebaar met haar handen. De struik bewoog, met de honkbalknuppel duwde Lex de takken uiteen. Zijn gezicht verscheen tussen de bladeren en vragend keek hij haar aan.
‘Niks’, siste ze hem toe. ‘Wat doen we nu?’
Ze zag dat hij een grimas trok en zijn mond opende om iets te zeggen. Hij zal het wel zat zijn, dacht ze. Een uur op je hurken achter de struiken zitten wachten op iets wat niet kwam, was ook geen pretje. Ze hoorden stemmen. Snel trok Lex zijn honkbalknuppel terug waardoor de struiken weer op hun plaats schoten. Haar blik flitste naar de ingang van de rozentuin en ze zag twee vrouwen al kwebbelend de tuin inlopen. Ze gingen op een bankje tegenover haar zitten en een van de vrouwen glimlachte vriendelijk. Daarna pakte de roodharige vrouw een broodtrommel en een beker uit haar tas, terwijl de andere vrouw de sluiting van een broodzakje openpulkte. Leonie wipte van haar linker- op haar rechterbil. Ze vermoedde dat de vrouwen aan de overkant op kantoor werkten en hun lunchpauze in het park doorbrachten. Zolang de vrouwen zich in de tuin ophielden, liet de stalker zich natuurlijk niet zien. Een uurtje geleden was ze daar blij mee geweest, maar nu had ze een punt bereikt dat ze wilde weten wat het doel was van dit alles. Waarom moest ze in een te krappe rok en met blauw, pikant ondergoed aan in het park wachten? Wat had dit voor zin? Ze keek om de minuut op haar horloge. De vrouwen hadden hooguit een halfuurtje pauze en zouden dan weer vertrekken. Zo lang moest ze wachten. Een trillende zucht kwam over haar lippen terwijl ze nerveus haar zweethanden aan haar rokje droogwreef. Ze had geen flauw idee wie haar kwelgeest kon zijn maar als alles goed ging, kreeg ze daar dadelijk antwoord op. Het leek een eeuwigheid te duren voor de vrouwen uiteindelijk opstonden en verdwenen. Leonie wierp even snel een blik op het groen waarachter Lex paraat zat met het slagwapen. Onrustig zag ze hoe de minuten op haar horloge wegtikten en in die tijd kwam er niemand naast haar zitten, werd ze niet aangesproken of op een vreemde manier bekeken. Er gebeurde niets.
Rond twee uur gaf Lex de brui aan het hele gebeuren. Hij kwam kreunend uit de struiken tevoorschijn en strekte met een pijnlijk gezicht zijn rug.
‘Het spijt me, maar ik houd het niet langer uit’, zei hij. Steunend op zijn honkbalknuppel keek hij in het rond. ‘Ik denk ook niet dat hij nog komt.’
Ze keek op haar horloge en kon niet anders dan hem gelijk geven.
‘Laten we maar naar huis gaan’, zei ze. ‘Ik snap deze actie echt niet. Denk je dat hij me wel gezien heeft?’
Lex haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet. Misschien durfde hij je niet aan te spreken of is hij helemaal niet geweest.’
Ze liepen naar de uitgang en spraken af om met niemand over het hele gebeuren in het park te praten. Ze voelden zich dom en hun verhaal zou alleen maar op veel weerstand en hoongelach stuiten. Misschien was dit wel de bedoeling van de stalker. En of hij nu wel of niet was geweest, ze waren ervan overtuigd dat hij op een of andere manier Leonie zou benaderen en het haar zou laten weten. Misschien dat ze dan te horen kreeg wat de bedoeling van dit alles was.
Elk jaar organiseerde de Soos een themafeest, dat enorm populair was onder de jongeren. Dit jaar waren het de middeleeuwen geworden en de Soos was omgetoverd tot een klein kasteel. Het was er vol met mensen, de meesten uitgedost als jonkvrouw of ridder. De muziek knalde snoeihard uit de boxen de zaal door, maar veel ruimte om te dansen was er niet. De bezoekers stonden rug aan rug en ook al draaide de airco op volle toeren, het bleef bloedheet. Toch scheen het niemand echt te hinderen. De sfeer was perfect en daar ging het tenslotte om.
Hij had zich teruggetrokken op de wc en zat daar met een doosje in zijn hand, waarin de ring zat die hij bij de juwelier had gekocht. Hij deed het deksel open en draaide het doosje in het rond. De ring was van zilver, ingelegd met vier rode steentjes in de vorm van een hart. Het had hem een aardige duit gekost maar het was het waard. Als Leonie de ring zag, zou ze beseffen hoe serieus hij het meende. Hij probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn als Leonie de ring zou dragen. Zijn ring! Het idee van de ring was spontaan in hem opgekomen toen hij haar gadesloeg in het park. Hij had haar zwakke plek gevonden: Karma. Ze had keurig gedaan wat hij haar had opgedragen. Zij was de marionet en hij de poppenspeler. Hij had de touwtjes in handen. Geweldig! Hij kon haar alles laten doen. En toen ze daar zo zat, zo kwetsbaar en bang, voelde hij een warm gevoel door zijn lichaam golven. Er was even een moment geweest waarop hij op haar af had willen stappen om haar te zeggen wat hij voor haar voelde, dat hij van haar hield. Hij had haar in zijn armen willen nemen om haar te troosten, haar gerust te stellen. Maar ze zou het niet begrijpen. Nerveus loerde ze constant naar de rozenstruiken en hij wist wel waarom. Ze was bang en daar had hij begrip voor. Terwijl hij met zijn vinger liefkozend over de ring streek, moest hij hardop lachen. Ze zocht steun bij haar vrienden, maar die waren niet geïnteresseerd in haar ellende. Die wilden maar één ding. Hij had hen wel verlekkerd naar haar zien kijken, naar haar strakke lijf en haar borsten. Maar geen van allen maakte een kans zolang hij er was. Hij snoof en piekerde over hoe hij het sieraad ongezien aan haar moest geven. Met de ring wilde hij haar duidelijk maken dat hij zielsveel van haar hield. En een ring betekende dat ze bezet was, dat ze haar liefde aan hem had geschonken. Hij wist zeker dat ze de ring niet durfde te weigeren uit angst voor zijn wraak. Hij hoorde stemmen, een roffel klonk op de deur en toen gelach. Hij klapte snel het doosje dicht en stopte het in zijn zak. Hij kwam omhoog en hees zijn broek over zijn heupen. Hij hing zijn plastic borstpantser dat hij van de buurjongen had geleend recht, zette zijn helm op en verliet de wc. Het themafeest was een uitkomst. Met de juiste outfit kon hij onopvallend in haar buurt komen en niemand zou hem herkennen.
Hij bleef even bij de bar staan en speurde de zaal door, op zoek naar Leonie. Hij had haar een halfuur geleden al met Nancy binnen zien komen en was toen naar de wc gevlucht om zijn plan nogmaals door te nemen. Hij ontdekte de twee meisjes achterin bij de flipperautomaat. Leonie was gekleed in een lange, zachtgele jurk, gemaakt van een soort nepzijde die haar figuur prachtig accentueerde. Op haar hoofd droeg ze een platte hoed met een voile die haar gezicht bedekte. Hij hield even zijn adem in en liet zijn blik bewonderend langs haar figuur glijden. Hij mopperde toen Nancy, die uitgedost was als Robin Hood, zijn uitzicht blokkeerde. Ze droeg een legging waar haar mollige bovenbenen niet zo gunstig in uitkwamen. Haar omvangrijke shirt was door middel van een touw om haar taille bijeengeknoopt. Hij stapte opzij en probeerde alsnog een glimp van Leonie op te vangen. Toen dat niet lukte, liet hij het vizier van zijn plastic helm zakken en liep met een leeg dienblad op de meisjes af. Ondertussen vulde hij het dienblad met de lege glazen die in het raamkozijn stonden opgestapeld. De meisjes waren zo druk in gesprek dat ze hem niet eens opmerkten. Zelfs niet toen hij zijn dienblad op een kruk neerzette en zich bukte om zogenaamd de veter van zijn schoen te strikken. Met een stille vloek kwam hij overeind. Hij had geen zak in haar jurk kunnen ontdekken om het doosje in te stoppen. Hij pakte snel zijn dienblad toen hij merkte dat Nancy naar hem keek. Hij graaide een leeg glas van een tafeltje en passeerde de meisjes. Het zweet liep in straaltjes langs zijn gezicht, zijn nek in.
Het was mislukt. Hoe moest hij in ‘s hemelsnaam de ring aan haar geven zonder zichzelf te verraden? Misschien zou hij op school meer kans zien om zijn plan uit te voeren. Hij knipperde het zweet uit zijn ogen. Bloedheet had hij het met al dat plastic aan zijn lijf. Geïrriteerd baande hij zich een weg naar de bar en leverde zijn dienblad in. Hij keek nog even naar de meisjes en verdween toen in de wc, waar hij zijn verkleedspullen uittrok.
Het liefst was Leonie thuis gebleven om het hele themafeest aan zich voorbij te laten gaan. Nu de stalker weer van zich liet horen, was de zin om te feesten totaal verdwenen. Maar ze moest wel gaan. Dagenlang had ze bij haar moeder lopen zeuren of ze een speciale jurk voor haar wilde maken. Twee avonden had ze achter de naaimachine gezeten en het resultaat was prachtig geworden. Haar ouders zouden beslist argwaan hebben gekregen als ze nu plotseling niet naar de Soos was gegaan. Ze zouden vragen gaan stellen en er dan misschien achter komen dat de stalker haar via Karma onder druk zette. Dat ze was gezwicht voor zijn terreur en in het park op hem had zitten wachten. Achteraf gezien was dat stom geweest. Stom en gevaarlijk. Ze voelde de angsten weer langzaam naar boven komen en het kostte haar moeite ze te onderdrukken. Ze had nog een strip met kalmeringstabletten liggen, waar ze er een van innam, en dacht na hoe ze deze situatie het best kon aanpakken. Het idee dat ze over straat moest terwijl de stalker ergens op de loer lag, maakte haar bloednerveus. Ze moest haar vader zo ver zien te krijgen dat hij Nancy en haar naar het feest bracht. In de Soos was ze redelijk veilig. Er waren daar veel te veel mensen, de stalker zou haar daar niet durven lastig te vallen. Ze zou in de buurt van haar vrienden blijven, dan kon er niets gebeuren.
‘Pap, ik kan echt niet verkleed naar buiten’, riep ze op een gemaakte, zielige toon tegen haar vader. ‘Als we iemand op straat tegenkomen, worden we voor gek versleten. Heb je Nancy in haar Robin Hoodpak gezien? Verschrikkelijk! Wil jij ons brengen en weer halen? Alsjeblieft?’
Ze had hem smekend aangekeken en wist dat hij daar moeilijk weerstand tegen kon bieden. Het werkte bijna altijd. Vader gaf inderdaad toe. De goedzak. Rond negenen werden de meisjes voor de Soos afgezet.
Voor de ingang hield Leonie Nancy aan haar arm tegen. Ze had sterk de neiging om haar vriendin het hele gebeuren in het park op te biechten, ook al had ze met Lex afgesproken er met niemand over te praten. Hij vond het gênant dat ze daar uren hadden zitten wachten. Hij in de bosjes met een honkbalknuppel en zij bibberend op een bankje. Hij was bang dat als dit zou uitlekken, hij de ene na de andere flauwe grap naar zijn hoofd geslingerd kreeg. Maar Nancy was niet niemand, zij was haar vriendin en dat was anders. Die hoorde het te weten. Maar toen Nancy haar onderzoekend aankeek, waarschuwde een stemmetje haar diep vanbinnen dat ze dit niet kon maken tegenover Lex. Ze had haar woord gegeven. Ze bedacht zich en glimlachte naar haar vriendin toen ze zei: ‘Vanavond gaan we lekker uit ons dak. Dan gaan we weer als vanouds genieten.’
Nancy vlocht haar arm door die van Leonie. ‘Ja, het wordt echt reuzegezellig.’
Het eerste uur was Leonie redelijk ontspannen en genoot ze van de muziek en van haar vrienden om zich heen. Ze was haar kwelgeest even vergeten. Voortdurend arriveerden er mensen, allemaal gekleed voor de gelegenheid.
Onherkenbaar. Iemand riep haar naam, ze keek zoekend in het rond en toen werd ze zich bewust van de mensenmassa. Haar ademhaling ging sneller dan normaal en haar ogen vlogen door de overvolle zaal. Weer hoorde ze haar naam roepen. Ze draaide met een toenemend paniekerig gevoel in het rond en botste tegen een jongen op. Hij lachte en greep haar arm vast, waardoor ze angstig achteruitweek. Ze zocht naar de uitgang, een vluchtroute. Een elleboog raakte haar arm, ze voelde iets langs haar rug strijken en ze slaakte een gil. Het bloed ruiste in haar oren, haar mond werd droog. De muren van de Soos draaiden in het rond, steeds sneller. Ze wankelde en greep zich aan iemand vast. ‘Gaat het een beetje?’ hoorde ze een stem vragen. Geroezemoes, zachter en zachter en toen werd het zwart voor haar ogen.
Hoe lang ze buiten bewustzijn was geweest, wist ze niet. Maar toen ze bijkwam, lag ze buiten op het grasveldje naast de Soos. Zodra ze bewoog, schoot er een steek door haar slapen. Ze kreunde en greep naar haar hoofd.
‘Ze komt weer bij.’
Jeroen bestudeerde haar witte gezicht en hield haar hand vast.
‘Gaat het, lieverd?’ vroeg hij op zachte, meelevende toon. Hij steunde haar in de rug toen ze rechtop ging zitten. Ze kreunde nogmaals en keek verwilderd in het rond.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze ieltjes.
‘Die heeft drugs gebruikt’, merkte iemand achter haar op. ‘Of te veel gedronken.’
Ze wilde verontwaardigd protesteren, maar haar stem liet het afweten.
‘Lul niet zo stom’, foeterde Jeroen tegen het groepje dat op enige afstand commentaar gaf. ‘Ga naar binnen, rot toch op.’ En toen tegen Leonie: ‘Je bent flauwgevallen. Het is daar ook zo belachelijk warm.’
‘Hier, drink wat.’ Nancy zat gehurkt voor haar en bood een glas water aan.
Met trillende handen pakte ze het glas aan en nam een paar flinke slokken. Ze ontdekte Lex en Kris, die achter Jeroen stonden en haar bezorgd aankeken. Ze lachte wat onzeker naar hen.
‘Moet ik je vader bellen?’ informeerde Nancy. ‘Wil je naar huis?’
Leonie schudde haar hoofd. ‘Nee, het gaat wel weer. Het kwam gewoon door de hitte’, concludeerde ze. ‘Laat me nog maar even zitten.’
‘Gaan jullie maar naar binnen’, commandeerde Jeroen. ‘Ik blijf wel bij haar.’
Hij sloeg zijn arm om haar heen en seinde met zijn hoofd dat ze moesten verdwijnen. Met tegenzin gaven ze gehoor aan zijn commando en gingen de Soos weer in.
Leonie voelde zich veilig en beschermd in zijn armen en liet haar hoofd op zijn schouder rusten. Zijn handen wreven over haar rug en met gesloten ogen genoot ze van zijn tederheid. Jeroen tuurde het donker in en zei geen woord. Ze keek hem even van opzij aan en voelde een warme tinteling vanbinnen.
Hij was toch best een lieverd, zoals hij daar nu zo met haar zat.
‘Jeroen…’ zei ze zacht. Ze wilde iets zeggen maar wist uiteindelijk niet goed wat.
Hij reageerde met een glimlach en veegde een pluk haar uit haar gezicht. Ze keken elkaar aan en toen boog hij naar haar toe en kuste haar. Alles was vergeten en vergeven. De hele avond bleven ze samen buiten zitten, elkaar strelend en kussend.
Gerjan Vanstraten had zijn auto aan de overkant van de Soos geparkeerd en toeterde toen de meisjes om één uur naar buiten kwamen. Terwijl ze overstaken, siste Leonie haar vriendin snel toe dat ze niet mocht vertellen dat ze was flauwgevallen. Even keek Nancy vreemd op. Waarom mocht haar vader dat niet weten? Dat was toch raar? Met een stijf knikje gaf ze te kennen dat ze haar mond zou houden.
Voor Leonie in de auto stapte, keek ze of Jeroen in de ingang van de Soos stond om haar uit te zwaaien. Maar hij was er niet. Vanuit haar ooghoeken meende ze iets aan de overkant te zien. Ze tuurde het donker in, zag niets, maar voelde toch de aanwezigheid van iets of iemand.