11
‘LIEVER VANDAAG DAN MORGEN,’ HAD ELLEN GEZEGD TOEN DUCO haar ten huwelijk vroeg. In hun verlangen bij elkaar te willen zijn, zouden ze gehaast in het huwelijksbootje zijn gestapt. Als Eddo tenminste niet aan de rem had getrokken. Het was zondagmiddag, een handvol weken later, toen hij en Laura onverwacht bij Duco voor de deur stonden. Hij reageerde er verrast op: ‘Ik had jullie eerlijk gezegd niet verwacht, maar je bent van harte welkom! Ellen en ik zijn druk bezig plannen te maken voor de grote dag van ons leven. We zetten er de nodige vaart achter, maar dat is niet meer dan logisch. Toch?’
In de huiskamer, nadat ze ook Ellen hadden begroet, wilde Eddo daarop ingaan. Hij moest zijn beurt echter afwachten, omdat Laura aan Ellen vroeg: ‘Ik mis Josje, of doet ze een middagtukje?’ Ellen schudde van nee. ‘Mijn ouders hebben bezoek van een oom en tante van mij. Tante Gera is een zus van mijn moeder en omdat mijn moeder niets liever doet dan pronken met haar kleindochter, smeekte mam me zowat of Josje bij haar mocht blijven. Nou en ergens kwam het Duco en mij wel van pas, want zonder de zorg om Josje, kunnen wij lekker opschieten met onze voorbereidingen.’
Hoewel het haar speet dat ze het kleine meisje niet even kon knuffelen, toonde Laura begrip. Eddo daarentegen, nam zijn kans waar door te zeggen: ‘Wij zijn gekomen om jullie haast te beteugelen. Er zijn namelijk bepaalde zaken die voorrang genieten en daar willen wij het met jullie over hebben. We hebben bewust de zondag ervoor uitgekozen omdat we nu niet gestoord worden door de bel van de winkeldeur. Dankjewel, lekker,’ zei hij toen Ellen ook voor hem een kop koffie neerzette en een plakje cake, waar hij gretig in hapte. Duco merkte op: ‘Volgens mij doe jij niet alleen geheimzinnig, maar ook behoorlijk opgelaten!’
Eddo grijnsde. ‘Daar kon jij weleens gelijk in hebben. Maar het is ook niet niks, het besluit dat mam en ik na rijp beraad hebben genomen. Er zal veel op ons afkomen, dat is nou eenmaal zo met een verhuizing.’ Hij keek Duco verwachtingsvol aan, en op diens reactie hoefde hij niet te wachten. ‘Wát zeg je, gaan jullie verhuizen? Je maakt een grapje, want met het oog op de zaak kan dat helemaal niet!’
‘Wij hebben met de zaak juist het beste voor,’ zei Eddo overtuigend. ‘Dat houdt voor ons in dat de toekomstige nieuwe eigenaar erboven moet wonen en dat wij voor hem een stapje opzij moeten doen. Snap je al waar ik heen wil?’
‘Ja, maar ik durf mijn oren niet geloven. Hoe kan dit zo volslagen onverwacht opeens uit de lucht komen vallen!’
‘Voor jullie onverwacht, voor ons niet. We zijn al bij de notaris geweest, eerdaags moeten we hem opnieuw bezoeken. En dan zul jij ook van de partij moeten zijn. Daarna volgt de Kamer van Koophandel en weet ik veel, maar dat wijst zich allemaal vanzelf. Ik wil dat jij voor je trouwen mijn opvolger bent en dat de zaak op jouw naam staat. Moet ik nog vragen of je er iets voor voelt?’
‘Vanzelfsprekend wil ik niets liever dan dat, begrijpen doe ik het echter niet. Want waar gaan jullie dan wonen, of heb je soms al iets op het oog?’
Eddo wierp Laura een veelzeggende blik toe die zij opving, waarop ze het woord van Eddo overnam. ‘Jouw appartement is te klein voor een gezinnetje. Het kamertje dat jij gebruikt om er te computeren, zou voor Josje moeten worden ingericht. Maar het vertrek is zo klein dat er nauwelijks iets leuks van te maken is. Wij vinden dat zij beter verdient en dat geldt ook voor Ellen. Ons huis is ruim en van alle gemakken voorzien. Pap en ik willen gemakshalve kleiner gaan wonen. We hebben het oog laten vallen op dit appartement! We gaan dus gewoon ruilen!’ Laura lachte blij, maar Duco keek bedenkelijk. ‘Je geeft er handig een draai aan. Maar ik ken je en weet dat je helemaal niet kleiner wilt wonen. Ik heb je tenminste nog nooit horen klagen dat je het huis boven de winkel te groot vindt. Jullie doen het dus louter voor ons. Wees eerlijk, mam!’
Dat was Laura toen ze zei: ‘Ja, maar wat dan nog? Volgens mij, en pap denkt er net zo over, is er niks mis mee dat ouders hun kinderen vooruit willen helpen. De zaak zou later toch van jou worden. Waarom zouden we jaren voorbij laten gaan terwijl jullie nu ruimte om je heen nodig hebben? Ik wou dat je er wat enthousiaster over deed. Pap en ik zitten er al een hele tijd vol van. We konden niets anders bedenken dan dat jij zou juichen van blijdschap, je reageert echter net andersom. Niet leuk, hoor, Duco!’
Voor ze er erg in kon hebben, voelde ze een paar sterke mannenarmen om haar heen en hoorde ze Duco bewogen zeggen: ‘Natuurlijk maak je me er dolgelukkig mee, maarre… Je brengt me er wel mee in verlegenheid. Pap en jij, jullie hebben vanaf het allereerste begin zo verschrikkelijk veel voor me goed gemaakt en nu komt dit er ook nog bij. Het is te veel, mam!’
Er lag een verdacht trillinkje in haar stem toen Laura aangedaan zei: ‘Jij wijst me nu op het jongetje Duco van weleer, en dat beeld zal ik nooit kunnen vergeten. Wij waren ontroerd dankbaar toen jij aan ons werd toevertrouwd. Jij gaf ons leven inhoud, meer dan wij ooit hadden durven dromen. Nu ben je een volwassen man, en sta je binnen afzienbare tijd aan het hoofd van een gezinnetje. Denk je dat dat ons niet diep raakt? Maar hier houdt het voor ons niet op, wij beschouwen het als doodnormaal dat wij jou en Ellen vooruit willen helpen.’
Duco had zijn plaats op de bank naast Ellen weer ingenomen. Eddo mengde zich in het gesprek. Hij richtte zich tot Ellen. ‘Ik neem aan dat jij je intussen een mening hebt gevormd, die zou ik willen horen. Lijkt het je wat waar Duco kennelijk nog aan wennen moet?’ De vragende blik op haar gericht, deed Ellen licht blozen. ‘Net als Duco, weet ik niet wat me overkomt. Maar het is geweldig! Ik zal straks niet met de zoon van een groenteboer getrouwd zijn, maar met de eigenaar. Dat is voor mij een leuk idee, al snap ik wel dat er verder niets verandert en dat u en Duco gewoon als altijd de zaak samen zullen blijven runnen.’
‘Hoe vind je het huis boven de zaak,’ moest Laura weten, ‘denk je dat het jouw huis zal kunnen worden?’
Na een aarzeling antwoordde Ellen: ‘Het is een mooi, ruim huis. De keuken laat niets te wensen over, maarre… Nou ja, ik houd niet zo van behang op de muren, die zou ik gesausd willen hebben. Ik zou de vloerbedekking eruit willen trekken en er laminaat voor in de plaats laten leggen. Zo heb ik nog wel meer wensen. Of had ik dat niet mogen zeggen?’ vroeg ze beschaamd kijkend aan Duco. Hij lachte vertederd. Eddo zei: ‘Het is juist goed dat je het aankaart! Het betekent dat je zelf inziet dat er nog heel wat werk verricht zal moeten worden voordat het in alle opzichten jouw huisje is geworden. Dát is het voornaamste en dan kom ik bij het uitgangspunt van ons gesprek. Ik moest jullie haast om te trouwen beteugelen, maar je ziet nu zelf wel in, hoop ik, dat er nog even geen trouwdatum kan worden geprikt?’
Duco lachte nu van oor tot oor. ‘Dat is nogal wiedes! We moeten er eerst voor zorgen dat we een mooi, warm nestje hebben waarin we ons meer dan happy zullen voelen. Voor jullie geldt overigens hetzelfde, de flat zal naar jullie smaak moeten worden ingericht: geen laminaat op de vloeren, maar hoogpolig tapijt, geen gesausde muren, maar ouderwets behang helemaal naar je eigen smaak. Ik zit je te pesten, maar je begrijpt wel hoe ik het bedoel,’ zei hij lachend. Hij was de ernst zelve toen hij beurtelings van Eddo naar Laura keek en bewogen zei: ‘Bedankt, pap, mam, voor dit bijzondere nieuws. Je hebt je hart weer eens wagenwijd voor me opengezet, wat ben ik toch blij met jullie!’
Daarop dacht Laura stil: Toen ik je kreeg heb ik God almaar voor je komst bedankt. Tevens heb ik Hem beloofd dat ik meer dan mijn best voor je zou doen. Ik zou me dan ook diep moeten schamen als ik die belofte aan Hem niet zou volbrengen. Moeder mogen zijn, het is van jongs af aan mijn hartenwens geweest. Het is immers het mooiste dat er voor een vrouw is weggelegd.
Laura vergat te bedenken dat er ook vrouwen waren die niet als zij konden denken. En ze kon al helemaal niet bevroeden dat Duco binnenkort met een van hen geconfronteerd zou worden.
In het weekend daarna werden Dave en Cilia verrast met een bezoek van Duco en Ellen. Nadat ze elkaar hadden begroet, zei Cilia: ‘Vanochtend hadden we het nog over jullie! We hadden allebei het voorgevoel dat jullie langs zouden komen. Raar evengoed, dat zoiets je dan blijkbaar ingefluisterd wordt. En je bent ook nog eens lekker vroeg. Hè, gezellig!’
Daarop zei Duco: ‘We zijn expres zo vroeg gekomen, want we hebben jullie het een en ander te vertellen! Omdat Josje zich stierlijk zou vervelen bij al dat grotemensengepraat, hebben we haar bij Ellens moeder thuisgelaten. Zal ik meteen van wal steken, ik popel van ongeduld!’
Cilia weerhield hem ervan door te beslissen: ‘Je zult even moeten wachten, jongeman! Ik ga er eerst voor zorgen dat we koffie krijgen en een punt zelfgebakken appeltaart.’
Toen zij naar haar idee haar plicht als gastvrouw had vervuld en ze er weer bij zat, spoorde ze Duco aan: ‘Ga je gang, ik zit er klaar voor!’
Duco was geruime tijd aan het woord, hij besloot met: ‘Ik wou het persoonlijk aan jullie vertellen. Door de telefoon zou ik je gezichtsuitdrukking niet zien en die vertelt me nu dat jullie blij zijn voor mij en Ellen. Toch?’
‘Het is bijna niet te bevatten,’ vond Dave, ‘zoveel goeds je ouders met jou voorhebben. Jij had het bij geen mens beter kunnen krijgen en hoe dankbaar ik daarvoor ben is met geen pen te beschrijven. Je had ons al blij gemaakt met je voorgenomen trouwplannen, nu je ook nog eens eigenaar van de zaak wordt, kan ik mijn geluk niet op.’
‘Fijn dat te horen,’ zei Duco. Hij had zijn mond nauwelijks gesloten toen zijn mobieltje overging. Hij had er geen idee van dat degene die hem in alle haast belde, bedacht: Ik moet hem nú bellen, voordat Jan Peter terug is met de boodschap waarvoor ik hem de deur heb uitgestuurd. Hij weet niet eens dat ik een zoon heb, laat staan dat hij mag weten waarmee ik Duco onder druk ga zetten.
‘Hallo, met Duco.’ De stem die in zijn oor klonk zou hij uit duizenden hebben herkend: ‘Ja, met mij. Je moeder.’ Hevig geschrokken zocht Duco de blik van Dave en fluisterde hij: ‘Siegrid.’ Net als hijzelf verschoten de anderen van kleur en hielden ze zich muisstil. Ze konden uiteraard niet horen dat haar stem geïrriteerd klonk. ‘Ben je er nog! Waarom zeg je niks?’
‘Ik eh… sta me af te vragen wat jij mij te melden kunt hebben,’ zei Duco. Zijn blik was nog steeds op Dave gericht.
‘Je hebt me destijds je telefoonnummer gegeven, echter niet je adres. Weet je dat!’
‘Jij vroeg er niet naar, waarom zou ik je dan aan je neus moeten hangen waar ik woon?’
‘Dan had ik je kunnen opzoeken, was ik naar je toe gekomen. Ik zit in gruwelijke problemen, ’k heb je nodig. Of liever gezegd: ik heb geld nodig. Dat zou ik zijn komen halen als ik je adres had, nu moet je het aan me overmaken. Zo snel mogelijk, is dat begrepen, Duco!’
Hij hapte naar adem voor hij verbluft uitstiet: ‘Waar haal je de brutaliteit vandaan om geld van mij te eisen! We kunnen dit gesprek beëindigen, want ik denk er niet over om ook maar één cent aan jou over te maken. Het beste dus maar, zou ik zeggen!’
‘Nee, wacht, je moet naar me luisteren! Ik zit echt hopeloos in geldnood! Ik heb al dagen niets te eten gehad, laat staan dat ik me nieuwe kleren of wat dan ook kan veroorloven. Jij bent mijn zoon en dus is het niet meer dan je plicht je oude moeder uit de problemen te helpen. Heb je dat goed verstaan!’
Daarop sneerde Duco: ‘Sinds wanneer ben ik je zoon? Je moest me niet, je hebt me afgedankt, weet je nog! Ik heb aan jou absoluut geen verplichtingen. Oud ben je nog lang niet, dus zou ik zeggen: ga werken voor de kost. En als je daar te beroerd voor bent kun je je oude beroep toch weer gaan uitoefenen?’
Haar stem klonk nu furieus. ‘Hoe durf je me terug te schoppen in de goot! Ik heb altijd geweten dat jij niet deugt, nu heb je me er eens en voor altijd van overtuigd. Als je voor me stond zou ik je links en rechts om de oren slaan. Je gedraagt je als een ontaarde zoon en dat hoef ik niet te pikken. Ik ben kwaad, woest op je!’
‘Dat had je me niet hoeven vertellen, ik hoor het aan je bijtende stem die ik me wonderlijk genoeg nog van vroeger kan herinneren. En zo zie ik opeens ook weer je ogen voor me. Net als toen, zullen die ook nu gloeien als twee vurige kolen. Maar je maakt mij er niet meer bang mee, ik ben allang niet meer het onderdanige jongetje waar jij dagelijks je woedeaanvallen op botvierde. Waag het niet mij nog eens te bellen!’ Duco verbrak abrupt de verbinding en keek verdwaasd van de een naar de ander. Ellen legde een hand op die van hem en troostend zei ze: ‘Trek het je niet aan, wat ze ook zei! Het feit dat ze jou na al die tijd durft te bellen, bewijst al dat ze niet spoort. Gaat het, Duco?’
Hij stiet een wrang lachje uit. ‘Ik kan mezelf wel voor de kop slaan dat ik me toch weer door haar in verwarring laat brengen. Maar maak je geen zorgen, het is heus van voorbijgaande aard.’ Hierna herhaalde hij woordelijk wat Siegrid had gezegd. ‘Wat een onmogelijk mens, niet dan?’ Bij dat laatste had hij zich tot Dave gekeerd en die maakte een bevestigend hoofdknikje.
‘Na al die lange jaren is ze nog geen spat veranderd. Vroeger was ze al een meesteres in het verzinnen van de grofste leugens. Ik durf mijn hand er voor in het vuur te steken dat ze ook nu weer tegen jou stond te liegen. Het is goed dat jij haar hebt afgepoeierd, ik zou echter een hartig woordje met haar willen spreken.’ Hij richtte zich tot Cilia toen hij verderging. ‘Ik zie dat jij vol schrik een hand voor de mond slaat, maar ik ben het toch echt van plan. Ik heb het geaccepteerd dat ik geen vaderrol voor Duco kan vervullen, nu voel ik echter dat ik er op een andere manier voor hem moet zijn. Haar kennende zal ze het niet bij deze ene keer laten, ze zal hem blijven lastigvallen. Als ze geld wil zien, deinst ze nergens voor terug. Dat weet ik bij ondervinding! Ik wil die vrouw onder vier ogen spreken, als jij me daar toestemming voor geeft, Duco?’
Geen van hen had het antwoord verwacht dat Duco kalm uitsprak. ‘Ik waardeer het dat je het voor mij wilt opnemen, Dave. Maar ik ben mans genoeg om mijn eigen zaakjes te regelen. Het plan dat jij hebt, had ik ondertussen ook al bedacht. Ik ga haar nog één keer opzoeken om haar eens en voor altijd te verstaan te geven dat ze me met rust moet laten.’ Hier kreeg hij een ingeving die hij tegen Dave uitsprak. ‘We zouden samen kunnen gaan! Twee staan sterker dan één, wordt er altijd beweerd. Ik weet haar te vinden, als het moest zou ik blindelings naar het bewuste dorp kunnen rijden. Wat denk je hiervan?’
Duco keek Dave vragend aan en om diens lippen krulde een lachje. ‘Ik zou willen zeggen dat je een zoon naar mijn hart bent, je weet hoe ik dit bedoel. Moeten we een afspraak maken voor later of stappen we nu meteen in mijn auto?’
Hierop keek Duco vragend naar Ellen. Maar voordat zij iets zeggen kon, adviseerde Cilia haar: ‘Zeg maar niks. Het doet er namelijk niet toe of je hem wel of geen toestemming geeft. We hebben te maken met mannen. En wat die zich in het hoofd halen, praten wij vrouwen er echt niet uit, hoor!’
Dat Ellen er een eigen mening op na hield liet ze blijken door te zeggen: ‘Ik heb er geen bezwaar tegen. Integendeel, ik denk juist dat het goed is dat Duco dat vreselijke vrouwmens recht in haar gezicht zegt waar het op staat. Doe maar wat je nodig acht, wat je hart je ingeeft,’ zei ze tegen Duco. Ze kreeg van hem een kus die gepaard ging met welgemeende woorden: ‘Je bent een schat! Als ik jou niet had zou ik mezelf niet kunnen zijn.’ Vervolgens zei hij met een hoofdgebaar tegen Dave: ‘Zullen we dan maar?’
Die knikte. ‘Hoe eerder we de klus hebben geklaard, des te rustiger zullen we ons voelen.’ Hij praatte verder tegen Cilia: ‘Ze woont niet naast de deur, ik kan dus onmogelijk zeggen hoe laat we terug zullen zijn. Reken maar op het begin van de avond, maar houd er rekening mee dat het later kan worden. Bij een vrouw als Siegrid is niets voorspelbaar.’
Kort hierna waren de beide mannen onderweg en hoewel ze afgesproken hadden dat ze het tijdens de reis niet over haar zouden hebben, werd Siegrid toch onderwerp van gesprek. Totdat Dave het welletjes vond en hij hun gepraat een wending gaf. Achter het stuur wierp hij van opzij een blik op Duco, hij moest zijn best doen bepaalde emoties te onderdrukken toen hij zei: ‘Realiseer jij je dat dit de eerste keer is dat wij samen een reisje ondernemen? Of liever gezegd: dat wij onder ons zijn?’
‘Dat is inderdaad niet eerder voorgekomen,’ zei Duco. ‘Cilia was altijd aanwezig, Berbel en Hugo niet zelden. Ik wil zo snel mogelijk naar Berbel toe. Als mijn zusje hoort zij toch zeker te weten dat haar broer binnen afzienbare tijd een zelfstandige ondernemer is. Klinkt dat even of niet!’
‘Ik ben niet zuinig trots op je,’ zei Dave. Stil dacht hij erachteraan: Ik had daarnet op een heel andere manier met je willen praten. Ik had behoefte aan een diepgaand gesprek tussen ons beiden. Dat pikte jij helaas niet op en dat mag ik je niet kwalijk nemen. Toch zou ik willen weten of het jou ook goeddoet dat we samen onderweg zijn. Als vader en zoon. Ach, ik weet het, ik verlang te veel. Jij hebt een goede vader, daar mag ik, als slechts je vriend, niet tussenkomen. Maar ik kan het niet helpen, jongen, dat ik me je vader voel zo vaak ik je zie. Had ik Siegrid vroeger op haar woord geloofd, dan zou alles er nu anders uit hebben gezien. Dan zou ik de zoon hebben gehad die ik me altijd wenste en zou ik me rijk voelen. Gelukkig voor jou, laat jouw leven niets te wensen over. Je hebt gekregen wat je nodig hebt om je een gelukkig mens te voelen. Eddo en Laura… Bedankt!
En zo, tussen mijmeringen en gesprekken door, bereikten ze het dorp. Dave zei: ‘Ik heb geen idee welke straat ik in moet slaan, wijs me dus de weg!’
Dat deed Duco, tot hij gejaagd zei: ‘Sla hier links af, ze woont iets verderop in de straat. Parkeren we voor haar huis of…’ Dave onderbrak hem. ‘Ja, waarom niet! In de eerste plaats kent ze mijn auto niet, ten tweede is het nog maar de vraag of ze nog steeds in hetzelfde huis woont. Vroeger verkaste ze met de regelmaat van de klok, best mogelijk dat ze ook wat dat betreft niet is veranderd.’
Duco wees op het huis waar ze zijn moesten en toen Dave de auto ervoor parkeerde, zei Duco: ‘We komen niet voor niets! Ik zag haar door het raam in de kamer lopen!’
Voordat ze uitstapten keek Dave hem indringend aan. ‘De wandaden van de vrouw die we straks gaan treffen, lopen als een rode draad door ons beider leven. Me dunkt dat we elkaar sterkte moeten wensen. Durf je het aan?’
Duco knikte. ‘Ze kan me niet meer bang maken zoals vroeger en dat is een fijn gevoel. Het geeft me de nodige kracht. Kom maar,’ zei hij en daar gaf hij mee aan dat hij de leiding nam.
Achter elkaar aan liepen ze op de voordeur toe. Duco drukte op de bel. Het duurde even, maar toen keken ze in een gezicht dat zelfs Dave herkende. Dat het Siegrid net zo verging, bleek toen ze verrast zei: ‘Kijk nou eens wie we daar hebben! Dave Heemstra samen met zijn zoon. Ik vraag me af hoe jullie elkaar gevonden hebben!’
Duco keek haar recht in de ogen. ‘Dat gaat jou niet aan. Wij zijn gekomen om…’ Verder kwam hij niet, want Siegrid onderbrak hem. ‘Ik kan jullie niet binnenlaten, want ik heb bezoek.’
‘Herenbezoek, als ik het niet dacht,’ mompelde Dave. Het was niet moeilijk te raden, want hij en Duco zagen allebei de man die breeduit voor het raam naar hen stond te kijken. Duco veroordeelde hem ter plekke tot een onguur type. De man had zijn armen over zijn borst gekruist. Blote armen die van onder tot boven vol tatoeages zaten. Hij droeg een oorring, zijn lange haar had hij in een staart gebonden die over zijn schouder tot halverwege zijn borst hing. Dit alles hadden Dave en hij in minder dan een seconde in zich opgenomen. Dat Siegrid hem vanuit de deuropening niet kon zien, liet ze merken door aan Dave te vragen: ‘Hoe weet jij dat ik herenbezoek heb, ben je soms helderziend? Doet er niet toe, je mag best weten dat ik uiteindelijk de man gekregen heb die bij me past. Ik ben niet eerder zo stapelgek op iemand geweest, dat betekent dat hij de ware voor me is. Maar wat komen jullie doen, samen nog wel!’
Duco’s ogen priemden zich in die van haar. ‘Ben je dan nu alweer vergeten dat je me belde en geld van me opeiste! Wegens geldnood zat je in de knoei, je verhongerde zelfs, maar daar zie je anders niet naar uit! Wat beoogde je met het telefoontje dat uit louter leugens bestond!’
Het kostte Siegrid niet de minste moeite zich staande te houden. Ze lachte zelfs, dempte haar stem toen ze geheimzinnig doend zei: ‘Het was inderdaad een leugentje. Maar wel één om bestwil voor Jan Peter. Hij doet zo verschrikkelijk veel voor mij en daarom wilde ik iets terugdoen. Maar ja, van een schamele uitkering kun je geen cadeautjes uitdelen. Ik wilde Jan Peter zo vreselijk graag een vakantie in het buitenland aanbieden en toen bedacht ik dat jij me zou kunnen helpen. Het wordt de hoogste tijd dat jij je handen naar mij uitsteekt! Een zoon heeft nou eenmaal verplichtingen ten opzichte van zijn moeder, dat geldt zeker voor jou! Jij denkt nu waarschijnlijk aan een maandelijkse toelage, maar ik heb liever dat je in één keer een flink bedrag aan me overmaakt. Dan heb jij voorlopig je plicht gedaan en kunnen Jan Peter en ik er een paar weekjes tussenuit. Wat kijk je nou raar, ik dacht dat ik aardig duidelijk was!’
‘Je hebt te duidelijk aangegeven dat jij ze lang niet allemaal op een rijtje hebt!’ zei Duco met een stem vol weerzin. Toen Siegrid haastig een vinger tegen haar lippen legde, viel hij geërgerd uit: ‘Nee, ik demp mijn stem niet zoals jij. De vent daar achter het raam mag gerust horen hoe ik over je denk! Vroeg of laat zal hij er vanzelf achter komen met wie hij omgaat. Dat is mijn pakkie-an niet, ik ben gekomen om je duidelijk te maken dat ik niets met jou van doen wil hebben! Je mag me niet meer bellen en laat het vooral tot je doordringen dat je geen rooie cent van me zult krijgen!’
Haar ogen vonkten als vroeger toen ze zich naar Duco overboog en siste: ‘Je bent een onopgevoede, brutale snotneus! Maar ik laat me door jou de les niet lezen, ik zal je blijven achtervolgen tot je me geeft waar ik mijn zinnen op heb gezet. Wat denk je wel niet tegen wie je het hebt!’
Nu vond Dave het welletjes. Hij deed een stap naar voren, keek haar diep doordringend aan en waarschuwde: ‘Als ik jou was zou ik uit veiligheidsoverwegingen mijn grote mond maar liever houden! Bepaalde zaken verjaren jammer genoeg, niettemin kan ik alsnog de politie inschakelen. Men zal het met me eens zijn dat een vrouw die haar eigen kind in een warenhuis achterlaat, een grove misdaad heeft begaan en gestraft moet worden! En als ik dan vertel dat daar nu ook nog eens afpersing bij komt, zul jij alsnog krijgen wat je verdient!’
Dave had opzettelijk staan bluffen, het deed hem goed te zien dat het gewenste effect niet uitbleef. Ze kromp ineen van schrik. ‘Alsjeblieft, doe me dat niet aan,’ fluisterde ze smekend, ‘ik ben mijn hele leven al bang geweest dat ik de politie op mijn dak zou krijgen. Als ik beloof dat ik Duco voortaan met rust zal laten, zul jij dan mij met rust laten?’
‘Als jij je aan je belofte houdt, zal ik je niet laten vervolgen. Maar denk erom dat ik je in de gaten zal houden!’ Dave had haar graag meer angst aan willen jagen, maar op dat moment kwam de man, die tot dan toe voor het raam had gestaan, op hen toelopen. ‘Wat is er wel niet gaande, waarover liggen jullie te bakkeleien?’
Tot grote verbazing van Dave en Duco legde Siegrid een gulle lach om haar mond en zei ze met een voor haar onnatuurlijk lief stemmetje: ‘De heren namen zojuist afscheid. Ze zijn van de Jehova’s getuigen. In plaats van hen meteen kort en bondig af te poeieren zoals ik gewoonlijk doe, raakte ik ongewild met hen aan de praat. Nou, mannen, ik hoop dat jullie bij een volgende deur meer succes zullen hebben!’ Ze kwakte nu zonder meer de deur voor hun neus dicht.
‘Dit kun je toch warempel niet meer normaal noemen,’ verzuchtte Dave verbijsterd, terwijl hij de auto startte. ‘Hoe heb ik in vredesnaam ooit van dat mens kunnen houden? Toch was dat toentertijd het geval, anders had ik onmogelijk intiem met haar kunnen zijn. Vergeef me, Duco. Het doet gemeen zeer opnieuw te moeten beseffen dat het mijn schuld is wat zij jou allemaal heeft aangedaan.’
‘Rustig maar,’ troostte Duco. Bedachtzaam sprekend ging hij verder. ‘Ik ben er voor mezelf al heel lang van overtuigd dat het allemaal zo heeft moeten zijn. Want hoe kan het anders bestaan dat ik na bar slechte kinderjaren, uiteindelijk zo verschrikkelijk gelukkig mocht worden? Ik heb geweldige mensen om me heen die me stuk voor stuk dierbaar zijn. Ik heb Ellen en Josje, voor wie ik straks een man en vader mag zijn. Ik heb werkelijk niets te klagen! Achteraf bezien spijt het me dat we haar hebben opgezocht. We wisten van tevoren immers dat zij zal blijven wie ze is. Ze kan me bellen zo vaak ze wil, ze zal er echter niets mee bereiken. En mocht het me te gortig worden, dan vraag ik een ander telefoonnummer aan en ben ik van haar af. Dit had ik eerder moeten bedenken, dat zul je met me eens zijn?’
‘Als je alles van tevoren wist,’ bromde Dave, ‘hadden we samen met onze dames een gezellige zondagmiddag gehad. Deze middag zal nog lang in mijn geheugen rondspoken, vrees ik. Als we thuis zijn zullen de oren van Cilia en Ellen gaan tuiten.’
Zijn voorspelling kwam uit, en pas toen Duco en Ellen afscheid hadden genomen, durfde Cilia aan Dave te vragen: ‘Hoe kwam het op je over om haar na al die lange jaren terug te zien?’
‘Van de jonge vrouw van toentertijd was niets meer over. Net als wij is zij ouder geworden, ze zag er verschrikkelijk ordinair uit. Toch, wonderlijk genoeg, herkende ik haar meteen. Als het monster dat mijn zoon geestelijk heeft mishandeld. Voor Duco heb ik me ingehouden, anders zou ik haar iets hebben kunnen aandoen.’
‘Daar kan ik me veel bij voorstellen,’ zei Cilia. In gedachten vroeg ze zich af hoe het Siegrid verging nu zij Dave had teruggezien. Ze is hoe dan ook een mens, helemaal gevoelloos kan ze dus niet zijn. Zo dacht Cilia, terwijl zij Siegrid niet persoonlijk kende.
Nadat zij de deur voor de Jehova’s getuigen had dichtgeklapt, zei Siegrid tegen de man met wie ze samenwoonde dat ze opeens barstende hoofdpijn had en een poosje naar bed ging.
Ze trok zich terug in de slaapkamer waar ze zich in een stoel liet zakken en gaf zich over aan gedachten die zich aan haar opdrongen. Ze moest bekennen dat het een heel aparte gewaarwording was geweest toen Dave opeens voor de deur had gestaan. Samen met zijn zoon! Die twee hadden elkaar dus teruggevonden, zij kon op haar vingers wel natellen dat Dave Duco bij zich in huis had genomen. Als zoon van een gegoede makelaar zou Duco niks tekortkomen. Zij daarentegen moest de eindjes aan elkaar knopen. Ja, ze zou zich van haar uitkering moeten kunnen redden, maar ze wilde nu eenmaal altijd meer. Ze had altijd al franje om zich heen nodig gehad, er persoonlijk voor gezorgd dat ze die niet hoefde te missen. Daarvoor had ze mensen nodig gehad van wie ze een gruwelijke afkeer had. Mannen, de weerzinwekkendste wezens die er rondliepen. Ze wist nog dat toen Duco de vorige keer bij haar was geweest, zij hem had wijsgemaakt dat ze rustiger was geworden waardoor ze zich in haar eentje wist te redden. Ze had er nooit de minste moeite mee gehad de waarheid te verdraaien. Ze had Jan Peter voor zich weten te winnen omdat hij haar uitkering naar haar behoefte kon aanvullen. Ze moest er echter niet aan denken dat ze met hem op vakantie zou moeten! Dat was een verzinsel geweest waarmee ze ook Duco geld uit de zak hoopte te kunnen kloppen. Het was helaas mislukt. Dave had met de politie gedreigd, waarop zij, bang als ze was geworden, had beloofd dat ze Duco voortaan met rust zou laten. Tegelijkertijd had ze beseft dat ze een maandelijkse toelage, of regelmatig een fiks bedrag ineens, wel op haar buik kon schrijven. Dat betekende voor haar dat ze Jan Peter de deur niet kon wijzen, terwijl ze niets liever wilde. Ze had daarstraks staan liegen dat ze de ware had gevonden, dat ze niet eerder zo gelukkig was geweest. De waarheid was dat ze ook deze man voor haar ogen niet kon zien. Ze haatte alles wat man was, daar kon niets of niemand iets aan veranderen. Een geluk bij een ongeluk was voor haar dat Jan Peter een goed pensioen had; er stond nu een dure auto voor de deur die voor het nodige gemak zorgde. Voor haar zeker niet onbelangrijk en ze hoefde maar te kikken of hij stopte haar geld toe voor kleren, make-up en noem maar op. Dat ze hem op de koop toe moest nemen was voor haar een regelrechte ramp. Ze zou eens en voor altijd van de kerels verlost zijn, had ze hoopvol bedacht, als ze Duco voor haar liet zorgen. Vroeger hoefde ze maar een vinger naar hem uit te steken, hem met een bepaalde blik aan te kijken en hij kroop voor haar als een geslagen hond. Die tijd was voorbij, want toen ze hem daarstraks eenzelfde blik had toegeworpen, had hij zijn ogen niet eens neergeslagen. In plaats daarvan had hij haar diep doordringend aangekeken. Ze had er nooit bij stilgestaan, altijd gedacht dat ze destijds had gedaan wat ze doen moest. Bevrijd van dat voor haar lastige kind, zou ze haar leven naar eigen willekeur kunnen indelen. Ze had geen moment spijt of schuldgevoelens gekend nadat ze hem doelbewust van zich af had geworpen. Ze was alleen maar opgelucht blij geweest dat ze hem kwijt was. Hoe kon het dan dat ze zich nu opeens zo ongekend beroerd voelde? Dat ze zou kunnen huilen om hem die vroeger een blok aan haar been was geweest? Waarom drong zijn gezicht zich steeds voor haar geestesoog op, en zag ze ook even zo vaak het gezicht van het kleine jongetje dat hij eens was geweest? Wie of wat had haar zo hardvochtig wreed gemaakt dat ze haar bloedeigen kind aan zijn lot had kunnen overlaten? Ze had van hem moeten leren houden, hem in ieder geval in bescherming moeten nemen. Wie was zij, dat ze de mannen durfde haten terwijl ze zelf niet deugde? En hoe kon het bestaan dat ze opeens haar eigen tekortkomingen van toen en nu, zo duidelijk onderkende? Hoorde ze een stem in haar hoofd, of bedacht ze zelf dat zij geen recht had op een menswaardig bestaan? Daarvoor had ze anderen te veel leed aangedaan. Zeer bewust omdat haar eigen ik altijd voorrang had genoten. Haar egoïsme had haar echter niet gebracht waar ze op had geaasd, ze was nooit gelukkig geweest. Nog altijd had ze een rotleven. Als ze de moed ertoe kon opbrengen, zou ze er het liefst uit willen stappen. Er zou niemand zijn die haar miste.
Voor het eerst van haar leven nam Siegrid zelf de schuld op zich. En ook voor het eerst voelde ze de pijn die veroorzaakt werd door hevige schuldgevoelens. De tranen die over haar wangen biggelden, waren stille getuigen van spijt.
De volgende avond werd Duco gebeld door iemand die zei: ‘Ik heb geen idee wie ik aan de lijn heb, maar ik vond uw telefoonnummer tussen de persoonlijke bezittingen van de vrouw met wie ik samenwoonde. Zegt de naam Siegrid Kramer u iets?’
‘Jazeker, maar met wie spreek ik?’
‘Met Jan Peter Wilkens. Die naam zegt u niets, maar zoals ik al zei, woonden Siegrid en ik samen en naar mijn idee konden we het goed met ons beidjes vinden. Er was geen vuiltje aan de lucht. Nu is er iets gebeurd waar ik niet op voorbereid was. Het enige dat er iets mee te maken kan hebben, was dat er gisteren twee Jehova’s getuigen voor de deur stonden waar Siegrid zo te zien een heetgebakerd gesprek mee voerde. Toen ze de deur voor de beide mannen dichtgooide, zei ze tegen mij dat ze knallende hoofdpijn had en een poosje moest gaan liggen. Natuurlijk ontging het me niet dat ze er anders uitzag dan normaal en liet ik haar met rust. Totdat het me te lang duurde en ik na enige uren, bezorgd om haar, poolshoogte ging nemen. Toen ontdekte ik tot mijn schrik dat het bed niet beslapen was en dat Siegrid niet in het vertrek aanwezig was. Telkens haar naam roepend heb ik het hele huis doorzocht, uiteindelijk ben ik naar buiten gegaan. Alsof ik gestuurd werd, zo kwam ik terecht in het park vlak bij ons huis. Al snel zag ik niet alleen een oploop van mensen bij de vijver, maar ook een politieauto en de ambulance waar het levenloze lichaam van Siegrid juist ingeschoven werd. Ze had zich in de vijver verdronken. Ik werd stevig door de politie ondervraagd, maar ’k kon niet meer vertellen dan wat ik nu tegen jou heb gezegd. Hoe kende jij haar, ze had geen familie, heeft ze me eens verteld.’
Hoewel Duco hevig geschrokken was van het bizarre verhaal, lukte het hem met inspanning van krachten zijn stem onder controle te houden. ‘De relatie tussen Siegrid en mij is te complex om door de telefoon te vertellen. Ik kom u zo snel mogelijk bezoeken, tot dan moet u geduld betrachten. Weet u al wanneer ze wordt gecremeerd?’
‘Ze wordt begraven,’ corrigeerde de man en vervolgens noemde hij datum en dag van de plechtigheid. Duco bedankte hem voor de informatie en beloofde: ‘U ziet me gauw verschijnen. Tot dan, meneer Wilkens.’
Hierna belde hij eerst Dave, daarna zijn ouders om hen op de hoogte te stellen van de tragische dood van Siegrid. Ze waren het erover eens dat het een wanhoopsdaad moest zijn geweest van een mens dat in geestelijke nood verkeerde.
De volgende avond reden Dave en Duco opnieuw samen naar het stille dorpje. Toen Jan Peter de deur voor hen opende, staarde hij hen een moment verbluft aan. ‘Maar… jullie zijn de twee Jehova’s getuigen met wie Siegrid het, naar mijn idee, aan de stok had!’
Dave antwoordde: ‘Dat u die leugen van haar als waarheid aannam, betekent voor ons dat u niet weet dat Siegrid een zoon had. Mogen we de rest binnen vertellen?’
‘Ja, ja natuurlijk!’
Het werd de man al snel duidelijk hoe de vork in de steel zat en toen Dave was uitverteld, schudde hij meewarig het hoofd. ‘Siegrid, ze was soms wat eigenaardig, maar ik kon het goed met haar vinden. Ik gaf oprecht om haar en mis haar nu meer dan ik zeggen kan.’ Hij wreef tersluiks langs zijn ogen en vertelde dat Siegrid in het gebouwtje naast de kerk lag opgebaard. ‘Zij wilde van het geloof niets weten, noemde het allemaal poppenkast. Ik denk er anders over en kan geen afscheid van haar nemen zonder dat er een dienst aan vooraf is gegaan. Als jullie haar willen zien, loop ik wel even mee.’
Daarop keek Dave vragend naar Duco en die zei na een aarzeling: ‘We komen naar de begrafenis, dan nemen we afscheid van haar.’ De man knikte en nadat hij Duco’s gezicht peilend had bestudeerd, zei hij: ‘Ik begrijp dat jij graag persoonlijke spullen van haar in bezit wilt hebben. Zeg het maar, je kunt alles krijgen waar je je zinnen op hebt gezet. Jij gaat voor mij, zoveel verstand en fatsoen heb ik wel!’
In een flits zag Duco voor zijn geestesoog een ingelijste foto van een hondje verschijnen. Haar alles. Hij schudde zijn hoofd en met een brok in zijn keel zei hij: ‘Ik heb heel eigen herinneringen aan haar. Die zijn voor mij voldoende.’
Kort hierna namen ze afscheid en tijdens de terugreis waren Dave en Duco het erover eens dat het uiterlijk van de man naar hun smaak veel te wensen overliet, maar dat er aan zijn innerlijk niks mankeerde. Ze kregen geen antwoord op die ene vraag, die ze al diverse keren aan zichzelf hadden gesteld en die Duco nu aan Dave voorlegde: ‘Wat denk je, Dave, zou ze op het laatst spijt hebben gekregen? Wroeging over haar gedrag dat ze niet meer terug kon draaien?’
Dave haalde zijn schouders hoog op. ‘Het antwoord op die vraag en alle vragen die zich in de toekomst nog aan je zullen opdringen, zal Siegrid meenemen in haar graf. Wat Jan Peter al zei: Ze was soms een beetje eigenaardig.’