4

ER WAREN RUIM DRIE MAANDEN VOORBIJGEGAAN, HET WAS HALF april, toen Jeroen Kalfsbeek op een zaterdagmiddag tijdens de lunch tegen Carla zei: ‘Als je een beschut plekje zoekt, kun je volgens mij al wel lekker in de tuin zitten. Ik kan je helaas geen gezelschap houden, want ik heb barstende hoofdpijn.’

‘Dat is je aan te zien,’ zei Carla, waarna ze adviseerde: ‘Neem een pijnstiller en ga een poosje naar bed. Ik zoek de tuin niet op, ’k ga zo dadelijk naar Laura. Ik wil het haar vertellen voordat ze het van een ander hoort. Al die toestanden met Annebeth, je zou er de moed door verliezen.’

‘Dat is nou juist het laatste wat we moeten doen,’ waarschuwde Jeroen. ‘Met moed en vertrouwen komen we uiteindelijk weer met Annebeth op het goede spoor. Geloof dat maar van mij!’ Hierna zocht hij zijn bed op en trok Carla de deur van hun huis achter zich dicht.

Terwijl ze doelgericht door de wijk liep wierp ze een snelle blik op haar horloge. Ze zag dat het halftwee was en bezwaard vroeg ze zich af of je zo vroeg in de middag onverwacht bij iemand binnen kon vallen.

Al snel bleek dat ze zich daar geen zorgen over hoefde te maken, want ze werd blij verrast door Laura ontvangen. ‘Hoe is het mogelijk dat je voor mijn neus staat terwijl ik net van plan was jou te bellen! Ik had behoefte aan een babbeltje met jou, je bezorgt me dus een pleziertje! Kom gauw binnen.’

In de huiskamer zei Carla: ‘Ik weet dat jouw beide mannen in de winkel op hun post staan, maar ik mis je schoonmoeder?’

‘Ik heb haar daarstraks in bed geholpen,’ zei Laura. ‘Na een voor haar te lange ochtend is ze na de middag doodop en vergaat ze van de pijn. Dan is er voor haar maar één remedie: rust en nog eens rust. Ze slaapt elke middag tot een uur of drie, halfvier en dan voelt ze zich uitgerust en een beetje beter.’

‘Er is niks op tegen om oud te worden,’ vond Carla, ‘maar dan het liefst wel zonder pijn en andere ongemakken. Ik heb met je schoonmoeder te doen, maar daar is zij niet mee gebaat.’

‘Ma gedraagt zich bewonderenswaardig. Ze klaagt zelden of nooit. Ze draagt sinds kort een aangemeten leren korset, waardoor haar rug de nodige steun krijgt. We doen voor haar wat we kunnen.’

‘Je hebt er toch geen spijt van dat je haar bij je in huis hebt genomen? Het lijkt me een hele opgaaf!’

‘De verzorging die ze nodig heeft liegt er niet om, maar ik doe het met liefde. In het begin wilde ze er niets van weten, nu laat ze dagelijks merken dat ze dankbaar blij is met de gang van zaken. Het is goed, het heeft zo moeten zijn, want Duco op zijn beurt is dolgelukkig met zijn flatje.’

‘Hoe gaat het met hem?’ vroeg Carla bewogen. ‘Jeroen en ik missen hem nog dagelijks. Normaal gesproken zou hij hebben staan trappelen van ongeduld om zijn nieuwe onderkomen vol trots aan ons te laten zien. Vanwege de situatie met Annebeth heeft hij ons er niet voor uitgenodigd. Wij hebben geen deel meer aan zijn leven. Begrijpelijk, maar het doet toch zeer. We hadden al onze idealen op Duco gestapeld, vol verlangen zagen wij hem als onze toekomstige schoonzoon. Ik zal geen kwaad woord over Jeroen Snijders zeggen, maar het is voor ons nog steeds moeilijk hem op Duco’s plaats te zien. En dan moet ik je nog iets vertellen waar ik erg tegen opzie.’

‘Ondanks het pijnlijke dat er tussen onze kinderen is voorgevallen, moeten wij elkaar, net als voorheen, in vertrouwen blijven nemen. In het begin schaamden jullie je zo voor je dochter dat je ons nauwelijks onder ogen durfde te komen. Jullie ontliepen ons totdat we het op een avond hebben uitgepraat. Toen werd het tussen ons viertjes gelukkig weer als vanouds. Annebeth kan helaas niet meer deelnemen aan ons leven. Maar wat wilde je me over haar vertellen, heeft ze weer iets geflikt waar jullie niet blij mee zijn?’

Carla knikte en het kostte haar zichtbaar moeite van wal te steken. ‘Niemand weet het nog, maar aanstaande maandag vertrekt ze naar Zwolle. Ze gaat samenwonen met Jeroen. Hij heeft ervoor gezorgd dat Annebeth een baan kreeg op het filiaal waarvan Jeroen bedrijfsleider is. Volgens Annebeth is voor haar alles mooi en goed, maar wij zijn er echter allesbehalve happy mee. Ze kennen elkaar weliswaar al jaren, maar ze hebben pas sinds een paar maanden een relatie. Desondanks vertelde ze ons dat ze… zwanger is. Is het niet om van te huilen, Laura?’

Laura voelde het bloed wegtrekken uit haar gezicht. ‘Het is niet te bevatten,’ Ze moest naar adem happen voordat ze verder kon gaan. ‘Hiermee denk ik in de eerste plaats aan Duco. Ik weet niet hoe ik het aan hem moet vertellen. Hij houdt voor ons de schijn van stoere kerel op, maar daar prikken wij moeiteloos doorheen. We kennen hem en weten dat hij Annebeth nog heel erg mist. Hij beweert met grote stelligheid dat Annebeth niet hém in de steek heeft gelaten, maar dat hij haar de bons heeft gegeven. Hiermee probeert hij zichzelf te beschermen, maar diep in zijn hart weet hij, net als wij, dat hij wel degelijk voor de zoveelste keer door iemand is gedumpt. Als het andersom was geweest zou Annebeth immers verdriet moeten hebben. In plaats daarvan vertoonden zij en Jeroen zich een week erna al als een verliefd stel in het openbaar. Dat heeft Duco niet onberoerd gelaten, kan ik je zeggen. Hij laat zijn vrienden tegenwoordig links liggen en zegt dat hij liever alleen is. Wij kennen de oorzaak ervan, maar staan er machteloos tegenover.’ Ze sloeg haar ogen op naar Carla en aangeslagen zei ze zacht: ‘Ik heb ook met jou te doen. Oma worden is mooi, maar niet op deze overhaaste manier. Hoever is Annebeth?’

‘Nog maar een paar weekjes. Zelf staat ze erover te juichen, ze noemt het een liefdesbaby die op komst is. Daar denken wij anders over. Het kan volgens Jeroen en mij niet bestaan dat Annebeth in een tijdsbestek van luttele maanden kan weten dat Jeroen de ware voor haar is. Straks bedenkt hij zich, daar ben ik zo bang voor. Dan zit niet alleen Annebeth, maar ook wij met de gebakken peren. Ze wil naar ons niet luisteren, wij zijn in haar ogen hopeloos ouderwets, we gaan niet met de tijd mee. Zij doet wat zij wil en dus vertrekt ze na het weekend naar Zwolle. Dat vind ik het ergste van alles, want dan ben ik haar uit het oog verloren. Ze is nog zo jong, heeft ze mij als moeder tijdens haar zwangerschap niet nodig dan.’ Carla boog haar hoofd en trachtte haar tranen voor Laura te verbergen. De poging mislukte. Laura snelde op haar toe en troostte: ‘Schaam je niet voor mij, als je zo vol zit luchten tranen op. Het is allemaal zo verdrietig dat ik met je mee zou kunnen grienen.’

Carla glimlachte manmoedig door een waas van tranen heen. ‘Doe dat maar liever niet. Jij, Eddo, Duco vooral, mogen je gelukkig prijzen dat Annebeth uit je leven is verdwenen. Het is verschrikkelijk dat ik zoiets over mijn eigen dochter zeg, maar ik meende elk woord. Voor onszelf kan ik alleen maar hopen en bidden dat Jeroen haar gelukkig zal maken. Dat alles op den duur weer goed zal komen.’

Eenzelfde vurige wens koesteren Eddo en ik voor Duco, dacht Laura. Ze kreeg niet de gelegenheid dit hardop uit te spreken, want Carla nam weer het woord. ‘Ik stap weer op. Komen jullie gauw weer eens een avondje bij ons? Het zal zonder ons meisje zo stil zijn in huis.’

Laura beloofde dat ze dat zeker zouden doen. Nadat ze afscheid hadden genomen en ze alleen in de huiskamer zat, vroeg Laura zich bezwaard af hoe ze het nieuws over Annebeth aan Duco moest vertellen. Ze mocht het niet voor hem verzwijgen. Hij zou het haar hoogst kwalijk nemen als hij er via anderen achter kwam terwijl zij het allang had geweten. Eerlijk zijn was zonder twijfel het beste, maar in bepaalde gevallen allesbehalve gemakkelijk.

Sinds Duco op zichzelf woonde hadden ze er een gewoonte van gemaakt dat hij op zaterdag na winkelsluiting, niet meteen zijn eigen huis opzocht, maar met Eddo naar de huiskamer kwam, waar ze ter afsluiting van de week samen een drankje dronken. Dat was dus ook deze keer het geval. Laura en Tine zaten achter een wijntje, de mannen achter een glas bier, toen Duco zei: ‘Ik zag vanmiddag toevallig dat jij de moeder van Annebeth uitzwaaide. Ik ben blij dat jullie vriendinnen zijn gebleven, was het gezellig?’ Tine had het hele verhaal inmiddels van Laura gehoord, zij antwoordde voordat Laura haar mond open kon doen. ‘Bij gezelligheid stel ik me iets anders voor. In elk geval geen gepraat over nieuws waarbij je keel zowat dichtgeknepen wordt. Of zeg ik hiermee te veel?’ vroeg ze aan Laura. Die glimlachte. ‘Nee, hoor, ma. Ik zou het alleen iets anders willen formuleren.’ Hierna zocht en vond ze Eddo’s blik, waarop hij verwonderd vroeg: ‘Waar hébben jullie het in vredesnaam over! Snap jij er iets van, Duco?’

Duco lachte. ‘Bij het dichtknijpen van kelen moet er volgens mij het een en ander gebeuren! Ik ben benieuwd wat voor griezelverhalen wij te horen krijgen!’

Daarop zei Laura: ‘Ik wil je niet laten griezelen, ik vrees echter dat ik je wel zal moeten laten schrikken. Carla kwam vanmiddag met het bericht dat Annebeth aanstaande maandag naar Zwolle vertrekt. Zij en Jeroen gaan samenwonen.’ Hier onderbrak Duco haar. ‘Daar schrik ik niet van, hoor, mam. Ik heb het de hele tijd geweten, gewoon aangevoeld dat ze hem zo snel mogelijk achterna zou rennen.’

‘En als ik je vertel dat ze zwanger van Jeroen is, wat zeg je dan?’ Hij haalde schijnbaar onverschillig zijn schouders op. ‘Ze zullen het samen zo gewild hebben. Het gaat mij niet aan, ’k heb er trouwens niks mee te maken. Ik ben alleen maar blij dat ik destijds de eer aan mezelf heb weten te houden.’ Na een stilte die de anderen niet verbreken durfden, bekende hij schor: ‘Jullie hebben vast wel in de gaten dat ik mezelf de hele tijd wat wijs zit te maken. Als ik eerlijk ben moet ik bekennen dat ik wel degelijk door haar in de steek ben gelaten. Ze heeft me bedrogen met een ander, omdat ze meer dan zat van me was. Ik ben niet gek, mam! Ik zie de realiteit heus wel onder ogen, al heeft dat tijd en moeite gekost. Ik kan het soms niet bevatten dat jullie drietjes onvoorwaardelijk van me blijven houden, terwijl anderen me voor ballast aanzien waar men zich zo snel mogelijk van wil ontdoen. Wie ben ik, waarom word ik almaar weer gedumpt.’ Na een korte stilte zei hij: ‘Ach, laat ook maar, ik zit te zeuren. Bedankt voor het biertje, ik stap nu maar liever weer op.’

Het was Eddo die gebiedend zei: ‘Daar komt niks van in, Duco! Als altijd hou jij je voor ons groot en stoer, maar ik zie heus wel waarmee jij nu worstelt. Ik mag het niet laten gebeuren dat jij in je flat in je eentje gaat zitten prakkiseren. Ik vraag het niet, ik eis dat je in ieder geval bij ons blijft eten. Daarna zijn de gemoederen bij ons allen hopelijk wat gekalmeerd en zien we verder. Oké?’

Duco trok zijn schouders op. ‘Ja, mij best.’

De anderen waren blij dat ze hem nog een poosje in bescherming konden nemen tegen verdrietige hersenspinsels. Ze konden echter onmogelijk bevroeden hoeveel er een paar uur later op de jongen af zou komen.

Na de maaltijd zei Duco uit zichzelf: ‘Ik blijf nog even om samen met jullie naar het journaal te kijken. Daarna zoek ik mijn eigen huis op. Ik wil nog een poosje computeren, me douchen en dan niet te laat naar bed.’ Ik hoop dat ik dan meteen in slaap val, dacht hij erachteraan. Dan worden mijn gedachten tenminste uitgeschakeld. Ik schiet er niks mee op me voortdurend af te vragen waarom ik ben wie ik ben. Blijkbaar nog altijd de rotjongen van vroeger.

Tegen acht uur zaten ze achter een kop koffie en toen Eddo de televisie aanzette dacht Laura hardop: ‘Doorgaans brengt het nieuws geen vrolijkheid, het is altijd kommer en kwel, moord en doodslag.’

Eddo moest erom lachen. Algauw drong het tot hem door dat Laura gelijk had en er ook nu weinig te lachen viel. Het journaal opende met de gruwelijke berichtgeving dat een achtendertigjarige man zijn twee jaar jongere vriendin met messteken om het leven had gebracht. Er werd een naam genoemd van een dorp in Overijssel en vervolgens verscheen het huis waarin het drama zich had voltrokken op de buis. Het bord met daarop de straatnaam kwam toevallig in beeld, doordat een verslaggever enkele van de mensen die in drommen een kijkje kwamen nemen, voor het bord vragen stelde. Hij hield de microfoon voor de mond van een man die ontzet reageerde. ‘Dergelijke gruweldaden gebeuren helaas over de hele wereld, maar toch warempel niet in ons vredige dorpje. Ik heb er geen woorden voor, kan het gewoon niet bevatten.’

De verslaggever richtte zich tot een vrouw met een fors postuur en spierwit, opgestoken geblondeerd haar. ‘Mevrouw, u ziet er ook zeer ontdaan uit?’

Zij stiet verontwaardigd uit: ‘Ontdaan, man, je weet niet wat je zegt! Ik ben woest, mijn bloed kookt! Ik zou de kerel die dit op zijn geweten heeft, eigenhandig de strot dicht willen knijpen. Hij is niets meer of minder dan een stuk ongedierte, maar dat geldt voor alle mannen.’ De verslaggever genoot in stilte, uit ervaring wist hij dat dit vraaggesprek voor de kijkers een smeuïg plaatje opleverde. Hij hield haar aan de praat door te vragen of zij de man of mogelijk zijn vriendin, persoonlijk kende. Wat hij verwachtte gebeurde, de vrouw schoot wederom fel uit haar slof. Ze wees met een hoofdknik op het huis ernaast. ‘Niet dat ik er trots op ben, maar ik woon toevallig naast die schurk! Ik heb al ettelijke keren, vaak bij nacht en ontij, de politie gebeld. Omdat ik gek werd van het gebulder van die kerel en medelijden had met zijn vriendin die dwars door zijn getier heen kermde: “Niet doen, ga weg met dat enge mes! Ik wil niet dood… spaar me!” De politie nam mij niet serieus en nam al helemaal niet de moeite poolshoogte te gaan nemen bij mijn buren. Maar ja, degene die ik aan de lijn had was ook een kerel en dan kun je het verder wel invullen. En sodemieter nu op, ik heb niks meer te zeggen.’

‘Wat een del, wat een haaibaai,’ fluisterde Laura vol afkeer. Eddo knikte instemmend, hij vond het taalgebruik van de vrouw ook ver beneden peil. Ze schrokken allebei toen Duco ontzet uitstiet: ‘O, nee… nee toch, die ogen. Twee vonkende vuren ditmaal niet op mij gericht…’

Omdat ze zagen dat het bloed uit zijn gezicht wegtrok, deed Eddo de televisie snel uit en richtte Laura zich tot hem. ‘Wat is er, lieverd, wat zeg je nou toch allemaal?’

Van heel ver kwam zijn schorre fluisterstem. ‘Die vreselijke vrouw… zij is het die mij als kind klakkeloos wegsmeet. Ondanks dat de kleur van haar haar anders is, kan ik me niet vergissen. Ik herkende haar bijtende stem, maar vooral haar… ogen. Zij is het, mam, mijn biologische moeder!’

Laura schudde vertwijfeld haar hoofd. ‘Ik voel met elke vezel van mijn lichaam dat jij weet wat je zegt, dat het dus waar is. Maar jongen toch, wat een schrik! Ik wou dat we het journaal voor een keer hadden overgeslagen, dan zouden we er nu niet zo beroerd aantoe zijn. Kun je het aan, kan ik iets voor je doen, Duco?’

‘Ik moet het verwerken, maar daar ben ik al mee bezig. Ik prijs mezelf gelukkig met het feit dat pap de tv aanzette. Ik zou die beelden voor geen goud hebben willen missen.’ Hij sloeg zijn ogen op, keek beurtelings van Tine naar Eddo om vervolgens verder te praten tegen Laura. ‘Jij hebt me vanaf dat ik bij jullie kwam, op het hart gedrukt dat toeval niet bestaat. Jij en pap, jullie hebben mij de goedheid van God bijgebracht. Daar ben ik blij mee, maar niet eerder dan daarstraks, heb ik Zijn aanwezigheid daadwerkelijk om me heen gevoeld. Het was zeer zeker geen toeval, God wilde dat ik haar zag. De naam van het dorp werd genoemd, de straatnaam kwam zelfs even in beeld. Hebben jullie dat gehoord en gezien?’ Ze knikten alle drie van ja, waarop Duco verderging. ‘Het werd mij persoonlijk verteld waar ik haar vinden kon… Dat God Zich zo intens met mij bezighoudt maakt dat ik me nietig klein voel. Niettemin zal ik doen wat Hij van me verwacht!’

Eddo keek hem bezorgd vragend aan. ‘Vertel je ons hiermee dat je van plan bent haar te gaan opzoeken?’

Duco maakte een besliste hoofdknik en zelfverzekerd zei hij: ‘Niet om haar in mijn armen te sluiten, maar om haar te confronteren. Ik wil uit haar mond horen waarom ze mij als kind zo onmenselijk wreed heeft behandeld. Vervolgens zal ik haar ervoor bedanken, want zonder haar manier van doen zou ik geen liefhebbende ouders hebben gekregen. Geen schat van een oma.’

‘Ach, jongen toch.’ Er biggelden een paar verloren tranen over Laura’s wangen. Tine kon haar ogen ook niet droog houden. Eddo keek zijn zoon indringend aan en zei: ‘Ik zie dat het je ernst is en weet dat wij je er niet van mogen weerhouden. Maar ik laat je niet alleen gaan, ik ga met je mee!’

‘Ik weet dat je het lief en zorgvol bedoelt, pap, maarre… ik houd er andere gedachten op na. Ik ben allang niet meer het zielige jongetje van toen. Dankzij jullie ben ik uitgegroeid tot een kerel met een ruggengraat. Ik zou een slappeling zijn als ik me er niet naar gedroeg. Morgenochtend na de kerkdienst rijd ik naar Overijssel. De naam van het dorp dat ik zoeken moet, staat inmiddels op mijn netvlies gebrand, evenals de naam van de straat waar zij woont. Ik ben benieuwd hoe zij op mij zal reageren, verder wil ik me er van tevoren niet al te druk over maken. Hebben jullie er iets op tegen als ik nu opstap?’

‘Ja, natuurlijk, wat dacht jij dan!’ viel Laura in haar bezorgdheid ongewild tegen hem uit. ‘Ik moet er niet aan denken dat jij met al deze kopzorgen in je dooie uppie zal zitten te kniezen. Je blijft hier, voor een nachtje kun je best op de bank slapen. Zeg ja, Duco!’

‘Je bent een lief mens, maar ik zeg nee! Niet om jou te dwarsbomen, maar omdat ik gewoonweg alleen moet zijn. Toe, mam, begrijp dan dat ik erover na moet denken. En mocht het me te veel worden zoals jullie vrezen, dan vraag ik aan God of Hij me helpen wil en bijstaan. Nou, en wat kan er me dan nog gebeuren?’

‘Je weet je zin door te drijven, maar in dat laatste moet ik je gelijk geven,’ zei Laura ontroerd. Kort hierna kregen zij en Tine een dikke knuffel en Eddo een kameraadschappelijke schouderklop: ‘Dag, pap, we zien elkaar maandag weer!’

Nu haastte Tine zich te zeggen: ‘Vergeet jij nu helemaal te bedenken dat wij morgen de hele dag in spanning zullen zitten? Zodra je weer thuis bent moet je bij ons langskomen om ons te vertellen hoe het een en ander is verlopen. Dat is niet meer dan je plicht, hoor, Duco!’

Hij lachte. ‘Oké, ik zal zo snel mogelijk van me laten horen. En nu smeer ik ’m toch echt. Dag, hoor!’

Thuis strekte Duco zich uit op de driezitsbank. En met zijn handen achter zijn hoofd gevouwen verzuchtte hij half hardop: ‘Tjonge, het was me het dagje wel!’ Eerst het nieuws over Annebeth dat hem behoorlijk geraakt had. Tegen beter weten in had hij de stille hoop gekoesterd dat ze uiteindelijk toch naar hem terug zou komen. Nee dus. Wat moest hij met zijn liefde voor haar die nog volop in hem aanwezig was? Dat zou Annebeth een zorg zijn. Zij had gekozen voor Jeroen, van wie ze een baby kreeg. Hij hoorde nog het verwijt dat ze hem in het gezicht had geslingerd: ‘We zijn nog nooit intiem geweest en dat is abnormaal!’ Zij had haar schade inmiddels ruimschoots ingehaald, anders zou ze niet zwanger kunnen zijn. Annebeth en Jeroen… Het idee dat ze samen sliepen, deed niet zuinig zeer. Toch gunde hij haar het geluk, het zou unfair zijn als hij er anders over dacht. Maar waarom mocht hij niet net zo gelukkig zijn in de liefde? Hij zou zijn verdere leven alleen blijven. Voor hem was er geen meisje dat Annebeth zou kunnen evenaren. Geen lieve vrouw, geen kinderen, geen gezin. En dat alleen omdat hij anders was. En dat hij was wie hij was had hij te danken aan de vrouw die hij op de televisie had gezien en gehoord. Mam had haar een del, een haaibaai genoemd, hij was ook geschrokken van haar ordinair uiterlijk en grof taalgebruik. Merkwaardig evengoed, dat hij haar na al die jaren onmiddellijk had herkend aan haar ogen. En nog wonderlijker was het feit dat hij tot dan toe nooit de behoefte had gehad haar op te sporen. Nu hij haar zo onverwacht op de tv had gezien, wilde hij haar juist zo snel mogelijk zien en spreken. En dat kwam louter en alleen doordat haar ogen, als twee vonken, hem niet meer bang hadden kunnen maken. Morgen zou hij haar zien, de vrouw die haar eigen kind kneuzingen op zijn ziel had toegebracht waardoor hij anders was geworden dan anderen. Ze had hem het leven geschonken, ze had echter geen moeder voor hem kunnen zijn. Zou hij morgen antwoord krijgen op de vraag die hem al jaren kwellend achtervolgde?

Duco kreeg geen antwoord op deze zelfgestelde vraag. En toen hij de volgende ochtend wakker schrok, drong het pas tot hem door dat hij nog aangekleed op de bank lag. Dat hij zijn bed niet had gezien, niet genoten had van een comfortabele slaaphouding, was te voelen aan zijn rug en stijve ledematen.