1

EDDO PANHUIS HAD ZICH DE HELE DAG AL VERHEUGD OP DE VOETbalwedstrijd die vanavond werd uitgezonden. Toen het dan eindelijk zover was en hij languit in zijn stoel voor de buis ging zitten, keek hij om naar zijn vrouw. ‘Je hebt voorlopig geen kind aan me, wat ga jij doen?’

‘Ik ga de administratie bijwerken,’ antwoordde Laura. Op de bezorgde vraag van Eddo of haar hoofd daar nu naar stond, haalde ze haar schouders op. ‘Niet echt, nee. Maar ’k moet iets doen om mijn gedachten te verzetten.’ Ze stond op, wenste haar man veel kijkplezier en vervolgens trok ze zich terug in het vertrek dat als kantoor was ingericht.

Heel even dwaalde haar blik naar het bureau waarop de computer stond, dan schudde ze resoluut haar hoofd en zei tegen zichzelf: Soms moet je tegenzin overwinnen door domweg te doen wat je moet doen, maar dat lukt me nu echt niet. Ik ga mezelf verwennen met het boek dat ik onlangs heb gekocht en waar ik nog niet aan toe ben gekomen.

Met het boek in haar hand liet ze zich in een van de gemakkelijke stoelen van het zitje zakken. Het was echter de vraag of het tot haar doordrong dat ze het boek niet opensloeg, maar het achteloos naast zich neerlegde. Ze liet haar hoofd rusten tegen de hoge rug van de stoel en met gesloten ogen dwaalden haar gedachten naar wat was geweest. Vooral naar wat er komen zou.

Ik kan het me nauwelijks meer voorstellen, mijmerde ze, dat ik vroeger als jong meisje absoluut zorgeloos door het leven fladderde. Ze was administratief medewerkster geweest op het kantoor van een woningstichting. Leuk werk, leuke collega’s en na een week van hard werken ontspande ze zich op zaterdagavond. Dan ging ze met een stel vriendinnen uit om lol te schoppen en vanzelfsprekend hoopte ze, net als de andere meiden, een knappe vent te ontmoeten waar ze meer in zou zien dan slechts een vluchtige flirt. Die hoop werd bewaarheid toen ze Eddo Panhuis leerde kennen. Ze was meteen weg geweest van de lange, slanke jongen met zijn knap gezicht. Als ze in zijn donkerbruine ogen keek, voelde ze zich wegsmelten. De verliefdheid van het begin sloeg al snel over in ware liefde, die van beide kanten kwam. Ze waren zo zeker van elkaar dat ze ruim een jaar later al in het huwelijksbootje stapten. Toen zegde zij haar kantoorbaan op en werd ze de zogenaamde rechterhand van Eddo. Ze had zijn vader niet gekend, de man was ver voor haar komst al overleden aan een hartstilstand. Uiteraard een afschuwelijke gewaarwording voor zijn vrouw en zoon. Waarschijnlijk was zij destijds te jong geweest om de werkelijke diepte van een dergelijk verlies te kunnen peilen. Toen haar eigen ouders, twee jaar geleden nog maar, omkwamen bij een vliegtuigongeluk, had ze aan den lijve ondervonden wat het betekende als zij, die je niet missen kon, zo plotseling uit je leven wegvielen. Pap en mam, ze miste de lieverds nog dagelijks.

Maar het leven ging door, ze kon niet stilletjes in een hoekje gaan zitten treuren. Dat mocht ze zichzelf, maar Eddo al helemaal niet, aandoen.

Eddo had al vanaf de middelbare school naast zijn vader in de groentewinkel gestaan. Toen de goede man overleed, was Eddo eigenaar van de zaak geworden. Op drukke dagen mocht hij rekenen op de hulp van zijn moeder. De vrouw tobde toen al met een afnemende gezondheid, tegenwoordig woonde ze in een serviceflat met alle hulp en voorzieningen van dien.

Zij, Laura, had er geen seconde spijt van gehad dat ze meteen na haar trouwen haar baan vaarwel had gezegd. Want wat was er nou mooier dan samen met je eigen man je schouders onder iets te zetten dat voor hem van levensbelang was. Ze moesten het overigens wel samen bekokstoven, een flinke hulp aannemen kon Bruintje niet trekken. Eddo en zij mochten qua omzet en inkomen niet klagen, maar het was wel zo dat ze tegen de concurrentie van de in de wijk gelegen supermarkt moesten opboksen. Door uiterst scherp in te kopen konden ze het redden, een vetpot was het niet.

Daar had haar schoonmoeder haar in het begin al voor gewaarschuwd: ‘Je kunt geen betere man dan Eddo krijgen, maar je moet je wel realiseren dat het hard werken is. Waar je niet altijd evenredig voor beloond wordt!’

Het was niet de enige waarschuwing die haar schoonmoeder, Tine Panhuis, haar in het allereerste begin had meegegeven. Ze was het zeker niet vergeten dat zij op een avond — Eddo en zij waren toen nog niet getrouwd — aan Eddo had gevraagd of hij het haar, Laura, al had verteld. Uit de ondertoon in haar stem had zij geproefd dat het niet om een akkefietje ging. Eddo’s gezicht was rood aangelopen, door woede of schaamte? Tegen zijn moeder had hij gesnauwd dat zij zich niet met zijn zaken moest bemoeien. Zij had zich er niet door uit het veld laten slaan, maar gezegd: ‘Het is je plicht, Eddo, eerlijk open kaart te spelen voordat je haar ten huwelijk vraagt! Als jij het niet doet, doe ik het en dit is geen grootspraak van me, maar een dreigement! Die ik gestalte ga geven als dat nodig mocht blijken.’

Daarop had Eddo gebromd: ‘Ga je gang, wat let je.’

Later had Eddo aan haar bekend dat hij het haar niet had durven vertellen uit angst haar te zullen verliezen. Hij had zijn moeder de kastanjes voor hem uit het vuur laten halen omdat hij wel begreep dat zij volkomen gelijk had. Die avond waarschuwde haar schoonmoeder haar voor de tweede keer. ‘Je zult het absoluut goed krijgen bij mijn zoon, je moet echter weten dat hij je geen kinderen zal kunnen geven. Dat besef heeft hem en mij al veel verdriet gekost. Jij moet erover nadenken en voor jezelf beslissen of je wel of niet met Eddo verder wilt. Het is geen kleinigheid wat jou als jonge vrouw te wachten staat. Dat moet je je goed realiseren, Laura!’

Hierna had het lieve mens hen alleen gelaten en had Eddo schor aangedaan gezegd dat hij er begrip voor kon opbrengen als zij het ter plekke uitmaakte met hem. ‘Zoek gerust een ander die je kan geven waar jij als vrouw recht op hebt,’ had hij met een snik in zijn stem gefluisterd. Ze wist nog dat ze dicht naast hem op de bank was geschoven. Dat ze hem hartstochtelijk had gekust en overtuigend had gezegd dat niemand anders dan juist hij, haar kon geven waar ze volgens hem recht op had. ‘Ik wil gelukkig zijn en dat kan alleen maar met jou! Met of zonder kinderen, dat maakt mij niet uit!’

Nu schokte Laura met een rukje rechtop in haar stoel en starend in het niets wist ze: Ach, als je zo jong bent als ik toen, denk je alles aan te kunnen. Alles te kunnen trotseren omdat de liefde alles voor je zal gladstrijken. Inmiddels wist ze beter. Ze was nog maar kort getrouwd geweest toen ze besefte dat ze niet genoeg had aan alleen de liefde van Eddo. Ze verlangde naar een kindje, naar zich volop vrouw te mogen voelen. Elke keer als ze een vrouw met een dikke buik of achter een kinderwagen zag lopen, hoorde ze een stem in haar kermen: Waarom jij wel en ik niet? Ze kreeg moeite de daaruit voortkomende emoties te bevechten, van de altijd opgewekte Laura werd ze een neerslachtig wezen. En dat ontging Eddo vanzelfsprekend niet. Vanwege zijn lieve zorg om haar, zijn aandringen, sprak ze zich op een keer tegen hem uit. Dat ze niet kinderloos door het leven kon gaan. ‘Ik heb mijn best ervoor gedaan, Eddo, maar ik kan het niet accepteren dat ik me geen moeder zal kunnen noemen en voelen. Het is het mooiste dat er voor een vrouw is weggelegd. Ik wil het zo verschrikkelijk graag… moeder worden.’

Eddo had haar ongelukkig aangezien en met een stem die niet bij hem paste had hij gezegd: ‘Je had destijds beter naar mijn moeder moeten luisteren. Maar het is niet te laat, je kunt alsnog je geluk bij een ander beproeven. Het spijt me zo voor je en… ik wil je niet kwijt.’

Ze had werkelijk niet geweten hoe ze zich moest haasten hem gerust te stellen. ‘Ik heb me in de emoties onnadenkend lomp uitgedrukt. Ik heb destijds welbewust voor jou gekozen en daar zal ik nooit spijt van krijgen. Ik wist van tevoren dat wij niet samen de biologische ouders van een stel prachtige kinderen zouden kunnen worden. Wat ik je daarnet duidelijk probeerde te maken, waar ik zelf al heel lang over na loop te denken, is dat wij toch als liefhebbende ouders door het leven zouden kunnen gaan. Als wij een kindje, liefst een baby, zouden adopteren, zou dat heel wel mogelijk zijn, Eddo.’

Met ogen vol vraagtekens had hij haar aangestaard. ‘Zou daarmee jouw liefste wens vervuld worden? Zou je dan weer de blije, gelukkige vrouw zijn die ik vroeger heb mogen leren kennen en liefhebben?’

Ze had Eddo ervan kunnen overtuigen dat dat zeker het geval zou zijn. ‘Als er een kleine baby in mijn armen wordt gelegd, zal ik me op slag moeder voelen en in een allesoverheersende liefde zal ik er helemaal zijn voor het kleine hummeltje. Daar hoef ik echt niet eerst negen maanden zwanger voor te zijn. Zo ben ik en daar is volgens mij niks mis mee. Het is juist meer dan goed dat er vrouwen zijn zoals ik, want anders zouden de stakkertjes die ons nodig hebben, niet geholpen kunnen worden!’

Eddo had haar gekust en bestraft. ‘Je had eerder met dit voor mij goede nieuws naar buiten moeten komen. Dan zouden we nu al een stuk verder zijn geweest. Want denk maar niet dat ik al die tijd geen stille wens heb gekoesterd. Vader worden… die wens staat bovenaan op mijn verlanglijstje.’

Kort na dit verhelderende gesprek was de adoptieprocedure van start gegaan. Inmiddels stonden ze al ruim vier jaar ingeschreven. Ze waren bezig de moed een beetje te verliezen toen ze op een goede dag een brief kregen waarin ze werden uitgenodigd voor een gesprek. Zij had staan juichen als een overgelukkig kind: ‘We krijgen een baby, Eddo. we krijgen een baby! Ik weet het zeker, want anders werden we niet uitgenodigd. Bovendien voel ik me plotseling zonder een dikke buik toch heel erg zwanger, het kan dus niet missen!’

Eddo had haar enthousiasme getemperd door nuchter op te merken: ‘Eerst zien, dan geloven.’

Op de in de brief afgesproken dag hadden ze een kaart op de winkeldeur moeten plakken met daarop de mededeling dat ze vandaag door omstandigheden waren gesloten.

Onderweg naar het adoptiebureau had zij voorspeld dat ze straks van louter zenuwen geen woord zou kunnen uitbrengen. Eddo had gebromd dat zijn benen aanvoelden als zware, loden pijpen. Zo vol van alles scheelde het een stuk dat ze allervriendelijkst werden ontvangen. Ze werden naar een vertrek gebracht waar hun koffie werd aangeboden. Toen de vriendelijke vrouw haar een schaal met plakjes koek voorhield, had zij gegrapt: ‘Een beschuit met muisjes zou volgens mij toepasselijker zijn! Die lekkernij hoort immers bij de geboorte van een baby. Is hij of zij geboren, de baby waarvoor jullie ons hebben laten komen?’

Ach heden, Eddo en zij, ze hadden niet geweten wat ze hoorden toen er werd gezegd dat het een jongen van elf jaar betrof. Als afgesproken hadden ze allebei vol afkeuring het hoofd geschud: Nee, dit was toch heus niet onze bedoeling.

Even hierna hadden ze geboeid aan de lippen van de vrouw gehangen toen zij vertelde hoe het leven van de inmiddels elfjarige Duco er tot dan toe had uitgezien.

Ze voelde nog de siddering vol afschuw die over heel haar lichaam trok toen er werd verteld dat de jongen pas negen jaar was geweest toen hij door zijn moeder aan zijn lot werd overgelaten. Haar gemoedstoestand werd er niet beter op toen ze te horen kregen dat de jongen naar een kindertehuis was gebracht en dat hij vrij kort daarna in een pleeggezin terecht was gekomen. De vrouw had verdrietig haar hoofd geschud toen ze verderging. ‘Als gebruikelijk waren ook deze mensen uiterst zorgvuldig door ons geselecteerd, niettemin werden we in hen teleurgesteld. Het huwelijk bleek wankel, waardoor er voortdurend spanningen waren die een negatieve invloed op Duco hadden. De pleegvader leefde grotendeels alleen voor zichzelf. Overdag ging hij naar zijn werk, ’s avonds zocht hij vertier buiten de deur. Het kwam erop neer dat de vrouw er alleen voor stond. We hadden de mensen van tevoren uiteraard gewaarschuwd voor het feit dat Duco moeilijk geneesbare wonden op zijn zieltje had opgelopen, dat hij leed aan verlatingsangst en dat hij extra zorg, aandacht en liefde nodig had. Het waren factoren die de vrouw had onderschat, maar die haar later parten gingen spelen. Ze gaf de moed op, ze kon het niet meer aan. Van haar kant gezien konden we begrip opbrengen. Hoewel het voor Duco het beste was daar zo snel mogelijk te worden weggehaald, betekende het voor het arme kind wel dat hij voor de tweede keer door een moeder in de steek werd gelaten. Om ervoor te zorgen dat dit hem niet nog eens zou overkomen, besloten wij na rijp beraad, adoptieouders voor hem te zoeken. We hebben er dagenlang over vergaderd en uiteindelijk kwamen jullie bovenaan op de lijst van de voor het kind meest geschikte mensen.’

Hier had de vrouw hen beurtelings aangezien. Eddo had gezegd: ‘Dat begrijp ik niet helemaal. U wist immers dat wij een baby wilden, in ieder geval een kindje dat zo jong mogelijk was!’

Zij, Laura, had aangeslagen gezegd: ‘Het is gewoon gruwelijk wat dat ventje heeft moeten meemaken. Hoe kan men een onschuldig kind zo wreed behandelen, hem de vernieling in helpen.’ Ze had iets weg moeten slikken voordat ze verder kon gaan. ‘Daarstraks vertelde u dat de moeder met hem in een camper had rondgetrokken en dat hij in die tijd niet naar school ging. Hij moet dus een behoorlijke leerachterstand hebben opgelopen?’

‘Inderdaad, maar die is inmiddels grotendeels weggewerkt. In het kindertehuis is men destijds meteen begonnen hem individueel les te geven en toen al bleek dat hij een helder verstand heeft. Hij is leergierig, waardoor hij de dingen bijzonder snel oppikt. Hij zit nu weer gewoon in de klas bij leeftijdgenootjes, maar hij zal nog een poosje extra aandacht nodig hebben. We kunnen alleen maar hopen dat hij de moed niet laat zakken nu hij onverwacht van school moet veranderen. De pleegouders wonen hier in Amsterdam, jullie in een buitenwijk van Groningen. De overgang zal, hoe dan ook, groot voor hem zijn.’

Daarop had Eddo de vrouw indringend aangezien. ‘U praat nu net alsof wij al ja hebben gezegd, maar dat is zeer zeker niet het geval, mevrouw Dijkstra!’

Zij had zich gehaast te zeggen: ‘O, maar daar ben ik me zeer wel van bewust! U mag zelfs nog geen beslissing nemen! Jullie moeten erover nadenken, er samen diepgaande gesprekken over voeren. En daarbij geen seconde uit het oog verliezen dat het gaat om een kind met een gekneusd zieltje. Dat echter genezen zal als hij omringd wordt met liefde, met aandacht, geduld en goede zorgen.’

Laura wist nog dat ze toen de vraag had gesteld die haar al een poos op de lippen had gebrand. ‘Stel dat wij ja zouden zeggen en dat zijn biologische moeder op een dag bij ons voor de deur zou staan om haar kind weer op te eisen? Dat lijkt mij niet onmogelijk, het idee alleen al beangstigt me.’

Daarop werd er vol overtuiging gezegd dat dat zeer zeker niet zou gebeuren. ‘De politie heeft destijds werkelijk alles in het werk gesteld om de vrouw op te sporen. Men heeft zelfs stad en land afgezocht om degene te vinden aan wie zij de camper had verkocht. Ook dat bleek vergeefse moeite. Men ging er op den duur dan ook van uit dat de camper is overgespoten en voorzien van andere nummerplaten. Het moet een gewiekst vrouwspersoon zijn, de moeder van Duco. Ze is dan ook slim genoeg om zich schuil te houden, want ze beseft maar al te goed dat als ze zich zou vertonen, ze onmiddellijk gearresteerd zou worden. Maar ze komt niet opdagen, dat heeft het briefje dat men in de weekendtas met zijn kleren vond, wel duidelijk gemaakt. Daarop stond zijn geboortejaar en datum, alsmede Zorg voor hem.’

Ze wist niet meer hoe lang ze daarna nog gepraat hadden, maar wel dat toen ze in de auto stapten om terug naar huis te gaan, Eddo had gezegd: ‘Ik wil het er onderweg niet over hebben, hoor, Laura! Al dat gepraat, al die woorden, ik moet het een en ander in stilte voor mezelf verwerken. Afgesproken?’

Zij had geknikt en begrijpend gezegd: ‘Mijn hoofd heeft ook rust nodig. Net als dat bij jou het geval is, zit het vol van net iets te veel.’ Ze had voor Eddo verzwegen dat zij voor zichzelf al een beslissing had genomen.

Die avond thuis had Eddo somber gezegd: ‘Wat een toestand, nietwaar? Wat moeten we ermee’

Zij was van de bank opgesprongen. ‘Ik schenk ons een wijntje in, daarna zal ik antwoord geven op je vraag.’ Toen ze er weer bij zat, had ze het glas naar Eddo opgeheven en met een snikje in haar stem gezegd: ‘Op Duco, onze toekomstige zoon.’

Eddo had haar een moment perplex aangestaard. ‘Meen je dat nou? Heb jij al een besluit genomen?’ Voordat zij haar mond had kunnen opendoen, was Eddo verdergegaan. ‘Jij verlangde naar een baby, vergeet alsjeblieft niet dat Duco allang geen baby meer is! In plaats van je verstand voorop te laten gaan, laat jij je meeslepen door medelijden!’

Zij had zijn mening weerlegd. ‘Uiterlijk is hij een al grote jongen, innerlijk — dat voel ik gewoon — is hij nog altijd een klein jongetje met een schrikbarend grote achterstand aan ouderliefde. Ja, Eddo, ik heb medelijden met hem, maar dat is niet de drijfveer die mij tot een besluit bracht. Ik weet gewoon dat wij samen veel, zo niet alles, voor hem kunnen goedmaken. Alles in me zegt me dat wij hem moeten opvangen. Dat wij van een zielige verschoppeling, een gelukkig mensenkind moeten en kunnen maken. Het jongetje Duco, ik heb hem alvast in mijn hart gesloten.’

Tot haar onuitsprekelijke geluk had Eddo daarop bekend: ‘Ik had het er moeilijk mee dat we in plaats van een baby, een jongen van elf jaar zouden krijgen. Totdat ik in een visioen het beeld voor me zag van een zoon met wie ik kan voetballen, vissen, fietsen en noem maar op. Toen verlangde ik naar de jongen. Maar omdat ik jou niet wilde beïnvloeden, verzweeg ik het voor jou. Nu durf ik hardop te zeggen dat ik mijn handen naar hem wil uitsteken, hem welkom thuis wil wensen. Net als jij voel ik dat het goed is, dat wij er moeten zijn voor hem. Het jongetje Duco.’

Ze hadden elkaar in tranen gekust.

Op dat moment werden Laura’s hersenspinsels verbroken doordat de deur werd geopend en Eddo binnenkwam. ‘Ik zat me ongerust te maken, je bleef zo lang weg.’ Met één vinger hief hij haar gezicht naar hem op en bezorgd vroeg hij: ‘Je ziet er tobberig uit. Je hebt op het allerlaatste moment toch hopelijk geen spijt gekregen?’

‘Nee, zeker niet!’ Met een snelle blik op haar horloge vervolgde ze: ‘Ik was me er niet van bewust dat ik zo verschrikkelijk lang heb zitten mijmeren over wat is geweest en wat komen gaat. Het zal vast niet allemaal van een leien dakje gaan, maar als wij hem laten merken dat we er voor hem willen zijn, zal het uiteindelijk goed komen. Met onze zoon!’

‘Je bent een lieverd. Zullen we nog even naar zijn kamer gaan, kijken of we werkelijk niets hebben vergeten?’

Kort hierna stonden ze met hun armen om elkaar heen in de voormalige logeerkamer die ze hadden omgetoverd tot een gezellige jongenskamer. Het bed stond keurig opgemaakt uitnodigend te wachten, het bureautje ertegenover leek hetzelfde te doen. Daarop stond een computer die Eddo bijzonder voordelig op de kop had kunnen tikken, een wekkerradio, pennen en een paar stripboeken. Kortom, alles wat een elfjarige jongen nodig heeft om zich op zijn kamer te kunnen vermaken.

Eddo trok haar tegen zich aan, liet zijn kin rusten op haar blonde haren en gesmoord zei hij: ‘Vannacht zijn we nog met z’n tweetjes, vanaf morgen vormen we met ons drietjes een gezinnetje. Kijk jij er ook zo verlangend naar uit?’

‘Reken maar! Naar mijn smaak heeft men ons geduld wel erg lang op de proef gesteld. Het is inmiddels een paar maanden geleden dat we werden uitgenodigd voor het gesprek, weet je nog? Toen dacht ik zeker te weten dat er een baby in mijn armen zou worden gelegd. Dat bleek een vergissing en dat spijt me achteraf allerminst.’

‘Het lange wachten heeft ook voordelen opgeleverd, want ondertussen mogen wij ons zijn adoptieouders noemen en draagt hij mijn achternaam. Duco Panhuis!’

Eddo’s donkere ogen straalden van trots, Laura giechelde: ‘Weet je nog hoe Duco op de naam reageerde toen we kennis met hem mochten maken?’

‘Nou en of! Hij keek schuchter verlegen naar me op en zei in alle eerlijkheid dat hij het een rare naam vond. Wat hij erachteraan zei ontroerde me: “Maar verder lijken jullie me best wel aardig.” We zullen hopen, vrouwtje van me, dat hij ons in de toekomst niet alleen best wel aardig, maar ook een beetje lief gaat vinden.’

‘Daar zal tijd mee gemoeid gaan,’ opperde Laura. ‘We moeten er eerst voor zorgen zijn vertrouwen te winnen, dan zijn we al een stukje op de goede weg. En we mogen niet vergeten, Eddo, wat er ons op het hart is gedrukt. Duco is er niet bij gebaat als wij vanuit medelijden en te snel te veel van het goede willen, hem straal gaan verwennen. Daar moeten we voor waken, is ons gewaarschuwd, maar dat wisten we van onszelf wel. Naast liefde en geduld, moeten we streng zijn als hij buiten zijn boekje gaat en zich niet houdt aan de regels en wetten die in dit huis gelden. Het is geen kleinigheid waar we voor staan en ik ben blij dat de zomervakantie gisteren is begonnen. Het betekent dat Duco niet meteen naar een voor hem vreemde school moet. Zo kan hij eerst een beetje wennen aan ons en zijn nieuwe omgeving. Toch?’

‘Je hebt helemaal gelijk! Maar je ziet iets niet onbelangrijks over het hoofd! En wel dat de mensen er vanwege de grote vakantie op uit zullen trekken. Net als voorgaande jaren toen wij vaak mopperden omdat het zo afschuwelijk stil was in de zaak. Nu betekent het dat jij geen volle dagen naast mij achter de toonbank hoeft te staan en dat jij je dus, meer dan normaal het geval zou zijn, met Duco kunt bezighouden!’

‘Daar had ik door het vele dat me nog voortdurend bestormt, nog niet aan gedacht. Maar moeten wij zoetjesaan niet naar bed, pappa Panhuis?’

Hij keek quasibedenkelijk. ‘Ik weet het niet, maar ’k ben bang dat het vreemd voor me zal zijn om het bed te moeten delen met moeder. Grapje!’

‘Oké, maar mag ik je er niettemin op attenderen dat ik niet jouw moeder ben of word! Laat ook maar, dat maak ik je zo dadelijk in bed wel duidelijk.’

‘Je maakt me uitermate nieuwsgierig. Ik ken jou als een, bij tijd en wijle, zeer verleidelijk vrouwtje!’ In volle ernst liet hij erop volgen: ‘Bedankt, meisje van me, voor de zoon die ik dankzij jou heb gekregen!’

Laura corrigeerde hem. ‘We hebben hem niet dankzij mij gekregen, maar hij is ons gegeven dankzij God. Daar ben ik van overtuigd.’

‘Met een vrouw als jij, leer je er elke dag iets bij.’

In de kus die ze elkaar gaven lag hun liefde die ze in de toekomst met Duco wilden delen.