10
OP ENKELE VORST- EN SNEEUWDAGEN NA WAS HET EEN ZACHTE WINter geweest die achter hen lag. Vandaag was de maand maart van start gegaan en zoals het eruitzag beloofde die veel goeds. Het was windstil, de zon scheen volop, en qua temperatuur zou het al voorjaar kunnen zijn.
Op een zondagmiddag bedacht Laura dat ze Carla echt nodig moest bellen. Zij en Jeroen waren eind januari naar Zwolle vertrokken. Ze hadden elkaar slechts een enkele keer gebeld, daar was het bij gebleven. En dat, terwijl ze bij het afscheid nemen aan elkaar hadden beloofd contact te zullen houden. Van weerskanten waren ze het erover eens geweest dat hun vriendschap, ondanks de afstand, niet mocht verwateren. Eddo was daarnet naar boven gegaan om een tukje te gaan doen. Voordat hij de deur achter zich dicht had getrokken, hadden ze afgesproken dat ze Carla en Jeroen zo gauw mogelijk zouden opzoeken. ‘Maak jij maar een afspraak als je eraan toe bent,’ had Eddo gezegd. Dat ben ik dus nu, dacht Laura en kort hierna kreeg ze Carla aan de lijn. Die juichte opgetogen: ‘Meid, wat heerlijk je stem weer eens te horen! Wil je geloven dat ik aan je zat te denken?’
‘Ik ben jou ook zeker niet vergeten,’ zei Laura, ‘en nu kom ik horen of het jullie daarginder nog steeds goed bevalt. Kun je wennen in de nieuwe omgeving?’
‘O ja, het is ons reuze meegevallen. Zwolle is echt een gezellige stad, de mensen zijn hier opvallend vriendelijk. Vanzelfsprekend is het voornaamste voor ons dat we dicht bij de kinderen zijn. Niels is een bijzonder lief kind, een fantastisch kereltje! Elke keer als hij met zijn tandeloze bekje naar me lacht smelt er iets in me. Annebeth komt hem ’s ochtends brengen en in de namiddag haalt ze hem weer op.
Nee, we hebben allebei geen spijt, het is alleen maar goed dat we deze stap genomen hebben.’
‘Fijn om te horen,’ zei Laura welgemeend. ‘Gaat het ook goed met Annebeth en Jeroen?’
‘Ja, dat kan niet beter. Het heeft zo moeten zijn, Laura, dat die twee elkaar destijds kregen. Ik kan er zo openhartig met jou over praten omdat ik weet dat Duco ook gelukkig in de liefde is geworden. We woonden nog op ons oude stekkie toen jij me vertelde over de ontmoeting tussen Duco en Ellen. Jij bezwoer me toen dat het niet bij enkel vriendschap zou blijven, jij zag de liefde tussen die twee al voor je ogen opbloeien. Hoe is het, had jij een vooruitziende blik, wonen ze inmiddels al samen?’
‘Was het maar waar,’ verzuchtte Laura. ‘Egoïstisch als ik toentertijd was, praatte ik louter uit eigenbelang. Ellen komt veelvuldig bij Duco op bezoek, ze gaan close met elkaar om, maar van liefde is van beide kanten geen sprake. Ik heb me erondertussen bij neergelegd dat ik me schandalig in hen heb vergist. Maar goed, een mens is nooit te oud om te leren. Ik belde je eigenlijk omdat Eddo en ik er behoefte aan hebben weer eens persoonlijk met jullie van gedachten te wisselen. Bovendien willen we met eigen ogen zien waar en hoe jullie wonen. Zeg jij maar wanneer jullie ons kunnen gebruiken.’
Carla liet er geen gras over groeien, en zo werd er afgesproken dat ze elkaar het volgende weekeind zouden ontmoeten. Dat ze zich erop verheugde bleek uit het enthousiaste: ‘Ik kijk ernaar uit, kan bijna niet zo lang wachten. Tot ziens, heerlijk dat te kunnen zeggen!’
Na het gesprek bedacht Laura dat ze uit de wind en in de zon vast al wel in de tuin kon zitten.
In zijn huis vroeg Duco zich intussen af wat hij met dit mooie weer zou gaan doen.
Ik kan moeilijk als een bezadigde oude kerel met de krant op het balkon gaan zitten. Berbel en Hugo zouden ongetwijfeld samen iets leuks gaan ondernemen waar ze hem niet bij nodig hadden. Ach, en zo verging het al zijn vrienden. Iedereen van hun clubje, zelfs Klaas, had inmiddels een vriend of vriendin. Maar ook al zou iemand van hen hem uitnodigen voor iets, dan nog zou hij afhaken. Liever alleen dan er als het vijfde rad van een wagen bij te moeten bungelen. Ja, hij zou Ellen kunnen bellen om samen iets gezelligs te doen, maar hij had de hele week taal noch teken van haar gehoord. Moest hij dan telkens het initiatief nemen? Hij schudde zijn hoofd: Zo zit ik toevallig niet in elkaar. Toch moet ik eruit. De winkels konden hem uiteraard gestolen worden, maar met dit mooie weer kon hij wel een terrasje pikken. Die zouden weer vol zitten, vermoedde hij en wie weet kwam hij een bekende tegen die zich, net als hij, met zijn ziel onder de arm liep te vervelen. Doen dus, iets is beter dan niets!
Meteen hierna trok Duco de deur achter zich dicht. Vervolgens sprong hij op zijn fiets en even later slenterde hij door de stad op zoek naar een terras. Zoals hij had verwacht waren die goed bezet. Toch vond hij een plekje vooraan op het terras waardoor hij ruim uitzicht had op het trottoir ervoor en over de Grote Markt. Hij rekende het pilsje af dat na zijn bestelling gebracht werd en bedacht tevreden dat mensen kijken voor een keertje best wel een aangename tijdbesteding kon zijn. De lach die er bij dit denken tevoorschijn kwam, bestierf op zijn gezicht toen zijn ogen zich vastzogen aan een stel dat voorbijkuierde. Met haar arm om hem heen keek het meisje op naar de lange man aan haar zijde. Ze lachte en praatte er lustig op los, ze hadden alleen oog en oor voor elkaar. Ellen… wat doet ze me aan? Wie was de vent die zijn tanden bloot lachte tegen haar? Wat kan mij dat schelen, ik weet genoeg. Meer dan genoeg. Hij goot het pilsje in één keer leeg in zijn keel en vervolgens stond hij met een ruk op. En toen hij op zijn fiets terug naar huis spurtte, leek de snelheid die hij bereikte op een vlucht. Zonder einde.
In de huiskamer plofte hij neer in zijn stoel en terwijl hij met beide handen door zijn haar streek vroeg hij zich vertwijfeld af waarom het beeld dat hij had gezien hem zo volledig van de kaart had gebracht. Het antwoord erop kwam van hemzelf: Omdat ik haar niet missen kan. Omdat ik me niet nog eens als een stuk afgedankt vuil wil voelen. Ik houd van Ellen, al heel lang, maar ’k durfde er niet voor uit te komen. Bang als ik was voor dat, wat nu dus ook daadwerkelijk is gebeurd. Ik ben weer in de steek gelaten door iemand die me dierbaar is. Hoe kon ik zo dom zijn om me toch weer in liefde aan iemand vast te klampen? Ik weet immers dat ik daarvoor gestraft word. Jawel, maar waaróm! Ik weet allang dat ik niet de rotjongen ben waar ik me vroeger zelf van beschuldigde. Ik ben heus geen heilige, maar ook zeker niet iemand die je klakkeloos van je af kunt schudden. O, nee, kan dat niet? Waarom is het je dan keer op keer overkomen en gebeurt het nu weer? Het zal mijn lotsbestemming zijn, bedacht Duco. De enigen die onvoorwaardelijk van me houden om wie ik ben, zijn pap en mam. Al de anderen, dat moet ik voor eens en voorgoed in mijn oren knopen, kunnen me van de ene op de andere dag van zich afschudden. Berbel en Hugo, Dave en Cilia… hij moest er niet aan denken, toch mocht hij de mogelijkheid niet uitsluiten. Was hij dan nu weer terug bij het begin, toen hij als klein jongetje niemand durfde te vertrouwen? Verlatingsangst. Dat woord, volgens anderen destijds op hem van toepassing, had hij zelf altijd als een vloekwoord beschouwd. Nu kon hij de inhoud ervan opeens een naam geven. Het was een ziekte geweest die hem ook nu weer in een ijzeren greep gevangen hield. Hij voelde zich werkelijk doodziek nu het tot hem doordrong dat hij niet alleen Ellen aan een ander moest afstaan, maar ook de kleine Josje. Dat parmantige kleine meisje waar hij waanzinnig veel van was gaan houden. Hoe vaak had het niet op het puntje van zijn tong gelegen tegen haar te zeggen: ‘Zeg pappa tegen me. Ik wil niets liever dan je pappa zijn.’ Hij had het zeer welbewust nooit hardop gezegd omdat hij wist dat hij Ellen ermee zou verliezen. Na Jos kon zij immers geen andere man in haar leven verdragen. Dat had ze zo vaak met volle overtuiging gezegd, dat hij het verzwijgen moest dat hij er niet alleen zijn wilde voor haar, maar ook voor haar kleine dochter. Hoe kon het in vredesnaam bestaan dat Ellen, achter zijn rug om, haar hart toch weer wijd open had gezet voor een andere man? Wat had die vent wel met wie hij haar had gezien, en wat miste hijzelf dan in haar ogen? Paste die vreemde vent opeens wel in Ellens leven, liet ze toe dat niet hij, maar die ander vadertje mocht spelen over Josje? Dit is te wreed, dit kan ik niet aan, kermde het in Duco. Tot overmaat van ramp hoorde hij op dat moment het geluid van zijn mobieltje. Toen hij op het schermpje zag wie een poging deed hem te spreken te krijgen, dacht hij: Sorry mam, zelfs jij kunt momenteel niet tot me doordringen.
In zijn verdriet zag Duco dat verkeerd. Want Laura zou juist de enige zijn die instinctief zou aanvoelen wat hij op dit moment nodig had. Zij zou hem kunnen helpen, omdat zij zou weten dat hij zich weer eventjes het jongetje Duco van weleer voelde. Een wegwerpproduct. Met al het schrijnende verdriet van dien.
Het mocht geen wonder worden genoemd dat de man Duco zich als het jongetje van toentertijd overgaf aan een huilbui die zijn brede schouders deed schokken.
Gewoontegetrouw liep Duco de volgende ochtend meteen door naar boven om Laura gedag te zeggen. Zij schrok en zei bezorgd: ‘Jongen, wat zie jij eruit! Ben je ziek of heb je slecht geslapen?’
‘Ik voel me hondsberoerd,’ zei Duco naar waarheid. Om haar niet ongeruster te maken dan ze er al uitzag, toverde hij een lach op zijn gezicht. ‘Maak je geen zorgen, ik kan hooguit een griepje onder de leden hebben. Een kwaal die vanzelf weer overgaat!’
‘Dat weet ik zo net nog niet,’ opperde Laura, ‘volgens mij zou het niet verkeerd zijn als jij je bed weer opzocht.’
‘Kom, mam, ik ben toch waarachtig geen watje! Ik ga naar beneden, ’k zag pap net al bezig in het magazijn. In plaats van jouw advies op te volgen ga ik hem helpen. Er is niks gezonder dan hard werken. Tussen de middag zie je me weer en zul je er versteld van staan hoe ik ben opgeknapt.’ Laura kreeg een snelle kus op haar wang gedrukt, daarna maakte Duco zich uit de voeten.
Die avond, terug in zijn flat, vroeg hij zich verbijsterd af hoe hij de lange dag door was gekomen. In tegenstelling tot mam, had pap niets aan hem gemerkt. Maar daar had hij persoonlijk voor gezorgd. Het had echter wel de nodige energie gekost om ook tegen de klanten te moeten doen alsof hij, als altijd, lekker in zijn vel zat. Gelukkig was de dag voorbij en hoefde hij niet langer toneel te spelen. Zin om te gaan koken had hij niet, een mok koffie en een boterham uit het vuistje was voor hem meer dan voldoende. En dan maar hopen dat Berbel niet belde, want dan zou hij tegen zijn gemoedsstemming in toch weer lief en aardig moeten doen. Laat me met rust. Jullie allemaal.
Die allemaal konden echter geen gedachten lezen, één ervan bedacht spontaan dat ze zin had om Duco te bellen. Toen zijn mobieltje overging, mompelde Duco in zichzelf: ‘Ja hoor, daar heb je Berbel al. Als ik het niet dacht.’ In de vaste veronderstelling dat zij het was die hem kwam storen, keek hij niet op het schermpje. ‘Duco.’
‘Hoi, met mij, Ellen!’
Haar blije stem deed hem bot uitvallen. ‘Lef heb je wel, ’k kan niet anders zeggen. Wat moet je van me, ik wil dat je me met rust laat!’
‘Duco… wat doe je raar, wat is er met je aan de hand!’
‘Met mij niks, met jou des te meer. Denk na, dan kom je er snel achter waarom ik niets meer met jou van doen wil hebben.’
Duco had de verbinding bruusk verbroken. Ellen sloeg een paar vochtig wordende ogen op naar haar moeder. Op de vragende blik van haar, Betty Leenders, zei Ellen verdrietig: ‘Duco is boos op me. Hij deed heel eigenaardig. Eerst snapte ik er niets van, totdat hij iets zei waar ik volgens hem over moest nadenken. Dat kostte me tijd noch moeite. Ik weet al waarom hij niets meer van mij wil weten.’
‘Het mag dan voor jou een weet zijn, maar ik begrijp dus helemaal niets van jouw gepraat. En als dat wel belangrijk voor je is, zul je je toch heus wat duidelijker moeten uitdrukken,’ adviseerde Betty. Na een aarzeling volgde Ellen haar raad op. ‘Ik heb je destijds verteld over ene Annebeth die Duco bedroog met een ander. Hij heeft allang niks meer met haar, maar om een herhaling te voorkomen, houdt Duco de liefde voor gezien. Dat heeft hij me eerlijk verteld en net zo weet hij van mij dat ik na Jos geen andere man om me heen kan verdragen. We respecteerden elkaars gevoelens en zodoende konden we in louter vriendschap samen verder. Wat ik nooit had verwacht omdat het ondenkbaar voor me was, is dat ik, tegen mijn wil in, van Duco ben gaan houden. Ik dacht aldoor dat ik mijn gevoelens voor hem meesterlijk wist te verbergen, maar daar heb ik me dus kennelijk in vergist. Duco heeft me doorzien. Begrijpelijk dat hij nu niks meer met te maken wil hebben. Hij voelt zich door mij verraden. Wat moet ik nou, mam, ik geef echt veel om hem.’
Betty schudde vertwijfeld haar hoofd. ‘Waar jullie jonge mensen je al niet druk over maken! Als jij en Duco zo eerlijk tegen elkaar waren, kun je dat nu toch ook zijn! Je moet gewoon naar hem toe gaan, zeggen wat jou ongewild is overkomen. Je kunt het toch op z’n minst uitpraten zodat je zonder ruzie of wrok afscheid van elkaar kunt nemen?’
‘Dat durf ik niet, naar hem toe gaan. Stel dat hij me voor de deur laat staan, dan zal ik me de geslagen hond voelen. En nog verdrietiger zijn dan ik al ben. Het is echt heel erg dat ik mijn gevoelens niet verbergen kon. Niet alleen voor mezelf, maar ook voor Josje. Zij is stapelgek op Duco en hij geeft veel om haar. Dat is jou toch ook niet ontgaan?’
‘Nee,’ zei Betty, ‘je vader en ik trokken ons er hoopvol aan op. Hij zit boven Arjen met zijn huiswerk te helpen zoals je weet, anders zou ik hem erbij halen. Dan zou je ook uit de mond van je vader kunnen horen dat wij de hele tijd hebben gehoopt dat het tussen jou en Duco iets zou worden. Jij bent nog veel te jong om over Jos te blijven treuren. Ik ben blij dat je dat nu eindelijk ook zelf inziet. Jos zou ook niets liever willen dan jou weer gelukkig te zien. Maar ja… het ziet er plotseling heel anders uit. De schoonzoon van onze dromen zal dus geen Duco heten. Jammer, ik kan niet anders zeggen.’
‘Al met al weet ik nog steeds niet wat ik moet doen. Ik heb door onoplettendheid niet alleen mezelf tekortgedaan, maar vooral Josje. En dat, terwijl ik altijd beweerde dat ik enkel voor haar welzijn leefde. Hoe dom van me om mijn hart op een kiertje open te zetten zonder dat ik er zelf erg in had. En wat ontzettend jammer dat Duco erdoor naar binnen wist te gluren.’ In een hulpeloos gebaar hief ze haar handen op. ‘Net als toen met Jos, zal ik me nu opnieuw door een zee van verdriet heen moeten worstelen. Dat is mijn straf voor wat ik Duco heb aangedaan. Hij zal zich door mij verraden en in de steek gelaten voelen. Dat laatste had hem niet nog eens mogen overkomen. Ik ben de grootste oen die er rondloopt. Maar wie vertelt hem dat?’
Betty kreeg ter plekke een ingeving die haar deed denken: Misschien is die taak voor mij weggelegd? Ze kon toch doen alsof ze het heel gewoon vond dat ze als Ellens moeder afscheid van hem kwam nemen? Ik moet hem nog een keer zien en spreken, dacht ze, de jongen is me gaandeweg dierbaar geworden. Bovendien voel ik me geroepen een goed woordje voor Ellen te doen. Ik moet Duco duidelijk maken wat hij kennelijk over het hoofd ziet. Namelijk dat Ellen geen schuld heeft. Net als eenieder van ons, kan ook zij haar gevoelens niet naar eigen willekeur sturen. Laat staan verdoezelen. Dat laat de liefde niet toe, die houdt het heft liever zelf in handen.
De volgende avond besloot Betty het niet bij een voorgenomen plan te laten, maar daadwerkelijk stappen te gaan ondernemen. Ze had Remco er al over ingelicht, aan tafel zei ze tegen Ellen en Arjen: ‘Heb ik jullie eigenlijk al verteld dat ik zo dadelijk naar het buurthuis ga? Er is een bridgeavond alleen voor vrouwen georganiseerd en daar wil ik bij aanwezig zijn.’
Remco dacht verbaasd: waar haalt ze het zo snel vandaan? Arjen reageerde er niet op, Ellen zei: ‘Veel plezier, ik ga Josje naar haar bedje brengen. Vroeger dan normaal, maar ze is zo hangerig en huilerig dat het voor haar het beste is.’ Josje zit net als ik niet lekker in haar velletje, dacht ze erachteraan. Het lijkt warempel wel alsof ze aanvoelt dat ze Duco niet meer zal zien. Daar moet mijn kleine schat immers wel hartstikke verdrietig van worden. Dat weet ik als geen ander. Duco, alsjeblieft, kom bij ons terug.
Een uurtje later hoorde Duco de bel. Hij stond op en bedacht: Het moet iemand van de buren zijn. We hebben onderling goede afspraken gemaakt dat we geen vreemden ongevraagd binnen zullen laten. Hij opende de deur en verschoot van kleur. ‘Mevrouw Leenders?’
Zij voelde zich net zo opgelaten als hij, waardoor ze druk begon te praten. ‘Voordat ik beneden kon aanbellen werd de deur door een van je medebewoners geopend die het pand wilde verlaten. Toen ik zei dat ik bij jou moest zijn, liet ze me binnen. Dat ben jij kennelijk niet van plan. Of toch wel, Duco?’
‘Ja, natuurlijk, kom erin.’
Hij ging Betty voor naar de huiskamer, wees haar een stoel en bekende: ‘Hoe ik mijn hersenen in de gauwigheid ook pijnig, op de vraag wat u komt doen krijg ik geen antwoord.’
‘Het lijkt me belangrijk je allereerst te vertellen dat Ellen er geen idee van heeft dat ik jou, achter haar rug om, ben gaan opzoeken. Ze heeft me verteld hoe bot jij haar gisteren door de telefoon afsnauwde en zei dat je niets meer met haar te maken wilde hebben. Ellen heeft daar verschrikkelijk veel verdriet van. Ze is momenteel niet veel meer dan een hoopje ellende. Ze vermoedt te weten wat de reden is van jouw merkwaardige gedrag, maar…’ Verder kwam Betty niet, want Duco onderbrak haar. ‘Ik vermoed dat ze niet aan u heeft durven vertellen wat ze denkt te weten, ze zal zich ervoor schamen!’ Toen Betty hem niet-begrijpend aanstaarde, stelde Duco haar een vraag. ‘Weet u, mevrouw Leenders, waar Ellen zondagmiddag was?’
‘Ja, natuurlijk weet ik dat. Ze was de stad in, samen met Marnix. Haar neef.’
‘Haar… nééf?’ echode Duco. Hij keek Betty zo verdwaasd aan dat zij ervan in de lach schoot. ‘Ja, haar neef, is dat zo raar dan? Je kijkt tenminste net alsof ik een lelijk vloekwoord uitsprak. Marnix is de jongste zoon van een broer van mijn man. Avontuurlijk als hij van aard is, besloot Marnix een paar jaar geleden zijn geluk in Amerika te gaan beproeven. Nou, en dat is hem wonderbaarlijk goed gelukt. Hij heeft een zeer goede baan gevonden, het geld dat hij verdient zou hij hier in Nederland niet hebben kunnen bereiken. Heeft Ellen je dan niet over hem verteld?’ Duco schudde ontkennend zijn hoofd, Betty praatte verder: ‘Dat noem ik merkwaardig. Marnix’ ouders wonen nog steeds bij ons op het dorp, hij en Ellen zijn vanaf hun kinderjaren altijd dikke vrienden geweest, ze gaan heel close met elkaar om. Vooral na de tragische dood van Jos, miste Ellen haar vriendje van weleer verschrikkelijk. Gelukkig voor haar, voor de hele familie trouwens, komt Marnix trouw eens per jaar voor een korte of langere vakantie terug naar zijn geboorteland. Ditmaal kon hij er slechts een week tussenuit, hij is maandagochtend weer in het vliegtuig gestapt. Hij en Ellen zijn zowat de hele week bij elkaar geweest, ze hadden nergens anders tijd voor. Ter afsluiting van zijn verblijf hier, heeft hij Ellen mee uit genomen.’ Betty bestudeerde Duco’s gezicht aandachtig voordat ze verderging. ‘Wat ik niet begrijp, maar toch weten wil, is waarom jij zo zichtbaar schrok toen ik Marnix’ naam noemde en zei dat hij haar neef was. Daar is volgens mij niks mis mee, maar blijkbaar dacht jij daar anders over. Wil je me vertellen wat de reden is van jouw vreemde reactie op Marnix?’
Duco voelde dat er een blos over zijn wangen kroop en ergerde zich eraan. Het duurde even voordat hij aan Betty durfde bekennen: ‘Nu ik de ware toedracht ken, schaam ik me rot voor het vooroordeel dat ik trok.’ Duco zweeg. Betty spoorde aan: ‘Wat dacht jij dan, druk je liever wat duidelijker uit!’
Dat deed Duco door te vertellen dat hij die zondagmiddag op een terras zat toen Ellen en Marnix voorbijkwamen. ‘Ze leken op een verliefd stel. Ellen had haar arm om zijn middel geslagen. Vanwege de manier waarop ze naar elkaar lachten, kreeg ik de indruk dat ze om elkaar gaven. Werkelijk waar, het leek zo echt!’ Betty keek hem recht in de ogen. ‘Stel dat Ellen iemand had getroffen op wie ze verliefd werd, dan nog Duco, had jij daar niets op tegen kunnen hebben! Mijn man en ik hopen vurig dat Ellen eens weer gelukkig in de liefde zal worden. Ze heeft me in vertrouwen verteld waarom jij haar niet meer kunt geven dan louter vriendschap. Die keus heb jij welbewust voor jezelf gemaakt en die respecteren wij. Maar waarom kun jij Ellen het geluk in de liefde niet gunnen? Jij dacht te weten dat Ellen dat gevonden had. Als haar vriend zou je blij voor haar moeten zijn. Maar in plaats daarvan gedroeg jij je ronduit bot. Je zei nota bene dat je niets meer met haar van doen wilde hebben! Ik zal wel een domkop zijn, maar ik kan jouw beweegredenen toch echt niet begrijpen.’
‘Het dringt tot me door dat ik u een eerlijk antwoord verschuldigd ben. U moet me echter beloven dat wat ik aan u zeggen ga, onder ons blijft. Ellen mag het vooral niet weten!’ Betty gaf haar belofte en na een aarzeling ging Duco verder. ‘U weet dat Ellen na het overlijden van Jos, geen andere man om zich heen verdragen kan. Wat dat betrof pasten wij als vrienden perfect bij elkaar. Wat niet had moeten gebeuren overkwam mij echter. Ik ging langzaam maar zeker van Ellen houden. Toen ik haar zondag met een voor mij vreemde man zag, voelde ik me door haar in de steek gelaten. Ik begreep het niet en vroeg me af of ze dan plotseling geen rekenschap meer met Jos hoefde te houden. Ik had meer vertrouwen in haar moeten hebben, want natuurlijk is en blijft Jos voor haar onvervangbaar. En daarom, mevrouw Leenders, mag Ellen niet door u op de hoogte worden gesteld van mijn gevoelens voor haar. Gelukkig heeft u mij uw belofte daar al voor gegeven,’ besloot Duco.
Hij wist niet wat hij hoorde toen hij Betty kalm hoorde zeggen: ‘Jawel, maar die zal ik moeten verbreken. Nu ik dit allemaal weet zou het op z’n zachtst gezegd bespottelijk zijn als ik dit goede nieuws voor mijn dochter verzweeg. Ik stap weer in mijn auto en haast me naar huis om aan Ellen te zeggen dat Duco Panhuis van haar houdt. Net als zij van hem!’ Betty straalde, maar Duco fronste zijn wenkbrauwen. ‘Communiceren wij wel goed, mevrouw Leenders? Of ligt het aan mij en heb ik u niet goed verstaan?’
‘Jij durft het nog niet te geloven, maar het is toch heus echt waar. Ellen houdt van je, Duco! Het enige wat jij moet doen is ervoor zorgen dat je haar zo snel mogelijk in je armen sluit. Dat je het verdriet waar ze zich in onder heeft gedompeld, wegkust zodat ze weer zal kunnen lachen.’
Toen ze zag dat er in Duco’s ogen nog steeds ongeloof lag, stond ze op en liep naar hem toe. ‘Kom eens hier,’ zei ze bewogen en legde beide handen om zijn gezicht, ‘dan zal ik je vertellen dat jij niet alleen Ellen en Josje gelukkig maakt, maar Remco en mij ook!’
‘Ik weet niet wat me overkomt,’ bekende Duco, ‘het geluk lacht me opeens weer van alle kanten toe. U had gelijk: ik moet zorgen dat ik bij Ellen kom!’
‘Stap bij mij in de auto, dan ben je in een ommezien waar je wezen moet,’ lachte Betty.
Duco keek bedenkelijk. ‘Het zou betekenen dat u me vanavond terug naar de stad zou moeten brengen en dat wil ik u niet aandoen. Ik rijd in mijn eigen auto achter u aan, dat lijkt me wel zo verstandig.’
Betty boog zich naar hem over en samenzweerderig zei ze: ‘Maar we gaan niet gelijktijdig naar binnen, hoor, Duco! Ik ga eerst en probeer Ellen naar haar kamer te praten. Dat lukt me wel, dat kun je met een gerust hart aan me overlaten. Nou, en als ik mijn doel heb bereikt, geef ik jou een seintje en sluip jij de trap op om haar vervolgens uit een diep dal te halen. Wat denk je hiervan?’
‘U bent werkelijk geniaal,’ zei Duco. De gelukkige lach om zijn mond weerkaatste in zijn ogen.
Zoals afgesproken bleef Duco in zijn auto wachten en ging Betty alleen naar binnen. In de huiskamer trof ze Remco, die schertsend informeerde: ‘En, was het een gezellige bridgeavond?’
‘Weet je niet iets anders te verzinnen dan me te plagen? Vertel liever waar Ellen en Arjen zijn!’
‘Arjen is daarstraks het dorp in gegaan, hij zal zo meteen wel terugkomen. Ellen is nog maar een paar minuten geleden naar haar kamer gegaan. Heb jij iets bereikt met je bezoek aan Duco?’
‘Ja, nou en of! Dat vertel ik je zo dadelijk uitvoerig, ik moet nu eerst afmaken waar ik aan begonnen ben. En waar ik geen spijt van heb!’ Hierna liet ze Remco in het ongewisse en repte ze zich naar de voordeur om Duco het bewuste seintje te geven. ‘Wacht even,’ zei ze gehaast toen Duco de trap wilde beklimmen, ‘ik wil eerst zien of de kust voor jou veilig is.’ Als Ellen zich inmiddels aan het uitkleden is, kom jij wat mij betreft ongelegen, dacht ze. Even stak ze haar hoofd om het hoekje van de deur. Toen ze zag dat Ellen aangekleed op het smalle bed op haar rug naar het plafond lag te staren, wist ze dat ze de taak die ze op zich had genomen met een gerust hart af kon maken. ‘Hoe is het, lieverd, voel je je nog zo beroerd?’
‘Ja, vind je het gek.’
‘Nee, ik heb er juist alle begrip voor. Daarom heb ik iemand bij me die jouw verdriet wil wegnemen.’ Ze negeerde de verbaasde blik van haar dochter, met een handgebaar wenkte ze Duco, die iets verderop op de overloop stond en vervolgens daalde ze snel de trap af om Remco’s nieuwsgierigheid te bevredigen.
Toen Duco in de deuropening van haar kamer verscheen, verschoot Ellen van kleur. ‘Waar kom jij opeens vandaan. Ik meende te hebben begrepen dat je niets meer met me te maken wou hebben?’
‘Ik heb bezoek gehad van je moeder. Zij heeft voor enorm veel opheldering gezorgd. Toen ze onder andere vertelde dat jij van me hield, wilde ik maar één ding: zo snel mogelijk naar je toe. Om in je mooie ogen te kijken en zeggen dat ik nog meer van jou houd dan jij van mij.’ Hij sloot de deur achter zich en liep met uitgestrekte armen en een verlangende blik in zijn ogen op haar toe. Ellen was inmiddels overeind gekomen. Ze zat op de rand van het bed, maar reageerde niet op zijn lichaamstaal. Ze bleef zitten waar ze zat en fluisterde: ‘Wat doe je, wat zeg je nou toch allemaal. En wat heeft mijn moeder ermee te maken.’ Meer kon ze niet zeggen, want Duco trok haar van het bed, sloot haar in zijn armen en kuste haar hartstochtelijk. Hierna zei hij gesmoord: ‘Weet je dan nu wat je niet geloven durft? Jij en Josje, ik kan jullie niet missen.’ Ze zaten naast elkaar op de rand van het bed, hun armen vast om elkaar heen, toen Ellen verzuchtte: ‘Het moet een droom zijn waaruit ik wreed wakker zal schrikken. Wat is er gebeurd, Duco, ik snap meer dan de helft nog niet.’
Daarop vertelde Duco dat hij haar en Marnix op koopzondag had gezien en hoe hij ter plekke een voorbarige conclusie had getrokken. Hij liet alles vanaf dat moment de revue passeren. Hij was lang aan het woord, Ellen luisterde stil. Pas toen Duco zweeg, zei ze ontroerd: ‘Ik begrijp hoe jij je voelde toen je Marnix en mij samen zag. Jij vergeleek mij met Annebeth, mogelijk zelfs met je biologische moeder. Je moet het verschrikkelijk moeilijk hebben gehad.’
‘Jij niet minder, weet ik van je moeder!’
‘Dat is zo. Ik zag het niet meer zitten, ’k voelde me weer net zo ellendig als toen, na de dood van Jos. Ik ervaar het nog steeds als zeer opmerkelijk dat ik toch weer van iemand kon gaan houden. Die iemand ben jij, een uniek mens met wie ik mijn verdere leven graag wil delen. Dat wist ik al heel lang, maar net als jij, verborg ik die tere gevoelens. Voor Jos zal ik altijd een plekje in mijn hart blijven reserveren, het grootste gedeelte ervan heb ik vrijgemaakt voor jou.’ Voor die bekentenis kreeg ze opnieuw een lange kus waaruit ze zijn liefde voor haar proefde. Daarna zei ze aangedaan: ‘We hebben het aan mijn moeder te danken dat wij niet langer verstoppertje hoeven te spelen. Maar goed beschouwd had zij niet tussenbeide hoeven komen. Wij hadden veel en veel eerder openhartig tegen elkaar moeten zijn. Dat doet er niet meer toe, het geluk kwam naar ons toe, en dat is het belangrijkste. Toch?’
‘Ja, schatje, ik ben het helemaal met je eens! Ik zou me echter werkelijk volmaakt gelukkig voelen als ik samen met jou, Josje mocht grootbrengen.’
‘Maar dat is nu immers niet meer dan logisch!’ Ellen zocht vragend zijn gezicht af, waarop Duco zich verduidelijkte. ‘Dat kleine, parmantige vrouwtje heeft lang geleden mijn hart al gestolen. Naar mijn mening is voor haar het beste niet goed genoeg. Daarom is zij er niet mee gebaat dat de vriend van haar moeder vadertje over haar mag spelen. Zij heeft een echte vader nodig. Ze hoort zijn naam te dragen in plaats van die van haar moeder. Ik zie dat jij nu begrijpt wat ik daarnet bedoelde, en kan ik de vraag stellen die mij op de lippen brandt: Wil je met me trouwen, lieve Ellen, zodat ik mijn liefste wens voor Josje kan verwezenlijken?’
Ellen kroop nog dichter tegen hem aan, er lag een snikje in haar stem. ‘O, ja… liever vandaag dan morgen.’ Ze moest zich even bedwingen voordat ze haar stem weer onder controle had. ‘Zullen we naar beneden gaan om het goede nieuws te vertellen? Ik heb er bovendien behoefte aan mam te bedanken voor wat ze voor ons heeft gedaan.’
Toen ze in de huiskamer verschenen, liep Ellen regelrecht op Betty toe. Ze sloeg haar armen om haar heen en aangedaan zei ze zacht: ‘Bedankt, mam, dat je Duco bij me terug hebt gebracht. Je hebt me altijd het beste van jezelf gegeven, maar dit overtrof al het vorige. Je bent een schat.’
‘Ik heb gewoon gedaan wat mijn hart me ingaf,’ zei Betty, ‘en zo te zien was dat niet verkeerd. Jullie stralen allebei stil geluk uit en daar maak je mij onzegbaar blij mee.’
Hierna vertelde Ellen blozend dat Duco haar ten huwelijk had gevraagd. Betty en Remco kregen niet meteen de gelegenheid er blij verheugd op te reageren, want Arjen, die inmiddels weer thuis was, roerde als eerste zijn mond. ‘Er ligt dus een bruiloft in het verschiet. Nou, ik houd wel van een feestje, hoor! Als ik tenminste een paar vrienden mag uitnodigen, want anders is er voor mij niks aan. Ik zie me al zitten tussen allemaal oude knarren!’
Geen van de anderen voelde zich erdoor aangesproken. Ze kenden Arjen en lachten er smakelijk om. Na een uurtje dat moeiteloos vol was gepraat, werd het voor Duco tijd om op te stappen. Betty en Remco namen hartelijk afscheid van hun toekomstige schoonzoon. Arjen stak als groet een hand op, Ellen liet hem uit. In de gang beloofde ze Duco: ‘Ik ga er alles aan doen om jou gelukkig te maken, reken daar maar alvast op! En Duco… het beeld dat jij je voor ogen haalde toen je Marnix en mij samen zag, zal nooit werkelijkheid worden. Je mag niet bang zijn dat ik je ooit in de steek zal laten!’
Onderweg naar huis bleef Duco bezig met de betekenis achter haar woorden. Er schemerde een voldaan lachje om zijn mond toen hij bedacht dat Ellen, wat dat betrof, zelf ook niets te vrezen had. Voor zijn verlatingsangst, zoals anderen het noemden, had hij vanavond het juiste medicijn ontdekt: de onvoorwaardelijke liefde van een vrouw. Ellen, mijn toekomstige vrouw. Maar ver daarvoor was hij al zover geweest dat hij bepaalde dingen kon relativeren. Als hij aan Annebeth dacht, kon hij rationeel bedenken dat zij zich destijds in haar vermeende liefde voor hem had vergist. Ze was gelukkig geworden met Jeroen. Het had zo moeten zijn. Alleen de manier waarop ze zich in de armen van een ander had geworpen, had best een beetje fatsoenlijker gekund, maar ook dat nam hij haar allang niet meer kwalijk. Was hij in alles zo ruimdenkend geworden? Nee, zeer zeker niet, dacht Duco nu grimmig. Er is één iemand die ik het niet vergeven kan wat zij een onschuldig jongetje moedwillig aandeed. Je leven kan er nog zo beroerd uitzien, maar dat geeft je niet het recht je misdadig tegenover een kind te gedragen. Een kind hoort juist voor alles in bescherming genomen te worden. Dat ik daar voor de volle honderd procent achter sta, zal ik in de nabije toekomst bewijzen. Josje, klein lief meisje, reken erop dat ik een goede vader voor je zal zijn. Ik zal waken over jouw welzijn. Een beloning verwacht ik niet, het zou echter wel geweldig zijn als Ellen en ik mettertijd ook samen een kindje mochten krijgen. Er worden geen lieverkoekjes gebakken, ik weet het. Maar als ik een stille wens zou mogen uitspreken, ja… dan graag een zoon. Een broertje voor Josje.