5
NA WAT REK- EN STREKOEFENINGEN WAARDOOR HIJ ZICH WEER SOEpel bewegen kon, maakte Duco zich snel een mok oploskoffie. Hij verorberde een paar boterhammem uit het vuistje, waarna hij zich ging douchen en omkleden. Klaar met dat alles sloeg hij een blik op de klok en toen drong het tot hem door dat hij de dienst niet meer zou halen; die was al ruim een kwartier aan de gang. Ik zou mijn aandacht toch niet bij de preek hebben kunnen houden, bedacht hij tegelijkertijd. Volgende week beter. Heb ik alles, nee wacht, ’k mag mijn mobieltje niet vergeten.
Kort hierna startte hij zijn auto en na een lange rit met een hoofd vol vragen zonder antwoorden bereikte hij het doel van de reis.
Het huis waarin zich een gruwelijk drama had voltrokken, was nog afgezet met de bekende rood-witte linten, zag hij, de voordeur was door de politie vergrendeld. Hij liep op de deur van het ernaastgelegen huis toe. Voordat hij op de bel drukte, waarschuwde hij zichzelf: Ze kan je niet meer bang maken met haar ogen. Als het nodig mocht blijken moet je dat kort en bondig aan haar kenbaar maken.
Siegrid Kramer opende de deur en een moment staarde ze hem als gehypnotiseerd aan. Dan fluisterde ze, hevig geschrokken leek het, zijn naam. ‘Duco?’
Hij kon het niet over zijn lippen krijgen haar met u aan te spreken en zei: ‘Het verbaast me dat je me na al die jaren meteen herkent!’
‘Ja… ’k zag in één oogopslag dat jij het was.’ Maar dat mag geen wonder heten, dacht ze erachteraan, want je lijkt als twee druppels water op Dave, je vader.
Verbouwereerd bleef ze zwijgend in de deuropening staan. Duco begreep dat hij de leiding moest nemen. ‘Hoe zit het, kan ik binnenkomen?’
‘Ja… Ja, natuurlijk, al snap ik niet wat je komt doen.’
Ze ging hem voor naar een sober ingerichte huiskamer en daar vroeg ze hem op de man af: ‘Wat kom je doen en hoe heb je me weten te vinden?’
Duco vertelde over het journaal van gisteren waarin zij breeduit in beeld was geweest. Siegrid knikte nu begrijpend. Duco beantwoordde haar eerst gestelde vraag. ‘Toen ik eenmaal wist waar ik je vinden kon, besloot ik je op te zoeken. Omdat ik uit jouw mond wil horen waarom je me destijds in dat warenhuis hebt achtergelaten. Ik was een kind van negen, heb je je dan nooit gerealiseerd wat je me toen hebt aangedaan?’
Ze omzeilde de vraag door op te merken: ‘Je spreekt me niet met mamma aan, zoals toen. Gek is dat.’
Daarop zei Duco: ‘Heb jij je ooit als een moeder gedragen dan? Hou op met het verkopen van fratsen, ik eis eerlijke antwoorden op de vragen die ik je ga stellen!’
Daarop trok de vrouw laconiek haar schouders op. ‘Normaal gesproken neem ik niet gauw een blad voor de mond. Dat jij opeens voor mijn neus stond, heeft me ietwat uit mijn evenwicht gebracht. Ik dacht altijd dat ik je nooit weer zou zien.’
‘Dat was je liever geweest, neem ik aan?’
‘Ja, nogal. Wat heeft dit gedoe voor zin, het leidt immers nergens toe. Maar ik ga eerst een bak koffie halen. Daar ben ik aan toe. Jij misschien ook?’ Zonder zijn antwoord af te wachten stond ze op en verdween naar de keuken.
Wat een onmogelijk mens, schoot het door Duco heen. Ze heeft me geen seconde gemist, ze vindt het alleen maar hinderlijk dat ik er ben. Nog net als toen. Om te voorkomen dat er meer in hem opborrelde dan hij wenselijk achtte, stond hij op en liep doelloos door het vertrek. Voor een beschadigd dressoir bleef hij staan en nam een ingelijste foto van een hondje in zijn handen. Had ze van het beestje gehouden? Hij kon het zich nauwelijks voorstellen. Op dat moment kwam Siegrid weer binnen en kreeg hij ongevraagd antwoord. ‘Dat was Pinky, mijn lieveling. Hij is al jaren dood, maar vergeten kan ik de schat niet. Hij was mijn alles.’
Het was zeker niet Duco’s bedoeling haar te kwetsen, de woorden rolden ongewild over zijn lippen. ‘Je zou denken dat een foto van je zoon voorrang had bij die van een hond!’ Hij keek haar indringend aan toen er een vraag in hem opkwam die hij niet voor zich kon houden. ‘Haat je me zo dat je zelfs niet naar een foto van mij kunt kijken?’
Het was een gewetensvraag die Siegried kennelijk niet beroerde, want alsof ze een praatje over het weer maakte, zo onaangedaan zei ze: ‘Ik haatte hem, de schoft die mij zwanger maakte van jou. Ja, en gaandeweg kreeg ik ook een hekel aan jou. Dat kon niet uitblijven, je ging steeds meer op hem lijken. Zo vaak ik jou zag, zag ik hem. Snap je!’ Duco schudde zijn hoofd. ‘Ik denk dat je me alles moet vertellen voordat ik het kan begrijpen.’
‘Oké, zet je dan maar schrap, want ik ben niet van plan een blad voor de mond te nemen!’ Na toch een lichte aarzeling ging ze verder. ‘Van oorsprong ben ik een Groningse. Ik ben geboren en getogen op een dorp op het Hogeland. Ik leidde een leven zoals ik dat voor mezelf wenselijk achtte, mijn ouders, zelfs mijn broer, konden zich er echter niet mee vereenzelvigen. Dat deed me niks, ’k had lak aan de hele wereld behalve aan jongens.’ Hier onderbrak ze zichzelf, schudde vertwijfeld het hoofd en zei: ‘En dan te bedenken dat ik nu een gruwelijke afkeer heb van al wat kerel is. Ik haat ze zonder uitzonderingen. Ik kon niet het nette meisje zijn dat mijn ouders en broer voor ogen hadden. Ik was wie ik was en vond het prima. Op den duur liepen de gemoederen thuis zo hoog op dat ik mijn spullen heb gepakt en naar de stad ben vertrokken. Sindsdien heb ik mijn familie niet meer gezien en ik moet zeggen dat ik hen tot op de dag van vandaag kan missen als kiespijn. In Groningen kwam ik terecht op een zolderkamertje bij een hospita die medelijden met me had. Gewiekst als ik toen al was, zorgde ik daar persoonlijk voor. Ach, bepaalde mensen zijn nu eenmaal eenvoudig te manipuleren. Ik had geen werk en dus geen inkomsten, maar mijn hospita streek haar hand over haar hart en zorgde ervoor dat ik dagelijks mijn natje en droogje kreeg. Gratis, en ze zat ook al niet op de kamerhuur te wachten. Dat kwam wel als ik werk had gevonden. Dat lukte echter niet, want uit gemakzucht solliciteerde ik gewoon niet. Het mens wist niet dat ik aan werken een broertje dood had. Ik had een uitkering aangevraagd en gekregen en dat was voor mij voldoende. Ik kon er een stukje kleren van kopen en er in de weekeinden van uitgaan. Zo heb ik hem leren kennen, jouw vader. Hij was smoorverliefd op mij, en op mijn manier gaf ik ook om hem. Hij overlaadde me met cadeautjes, beloofde me voor de toekomst gouden bergen. Die hij niet waarmaakte, stuk schorem dat hij bleek te zijn. Want toen ik hem vertelde dat ik een kind van hem verwachtte, nam hij de kuierlatten. Tot op de dag van vandaag heeft hij niks meer van zich laten horen. En dat is zijn geluk, want anders had ik hem met alle gemak een kopje kleiner gemaakt!’
Ze zweeg als had ze hiermee alles gezegd. Duco kon zijn afkeer over haar nauwelijks verbergen. Met inspanning van al zijn krachten lukte het hem te vragen: ‘Begrijp ik het goed, ben ik op dat zolderkamertje geboren?’
‘Nee, natuurlijk niet! Toen mijn huurschuld voor de kamer te hoog opliep en mijn hospita erover begon te mekkeren, heb ik uiteraard gemaakt dat ik wegkwam! Ik heb Groningen toen de rug toegekeerd en heb overal en nergens gewoond. Jij bent geboren in Den Bosch, later heb ik nog zo’n anderhalf jaar met je in Nijmegen gewoond. Als ik op de jaren terugkijk moet ik zeggen dat het leven voor mij niet gemakkelijk was. Ik haatte alles wat man was als de pest, om aan geld te komen had ik ze echter nodig.’ Ze sloeg haar ogen op naar Duco en schoot in een schaterlach. ‘Ach heden, je bloost als een puber die nog niet droog achter de oren is! Maar het betekent wel dat je begrijpt dat ik de hoer uithing. Ja, ik had je gewaarschuwd dat ik geen blad voor de mond zou nemen! Ondanks mijn afkeer voor alles wat man of jongen was, werd ik jaren erna en tot mijn eigen verbazing, toch nog weer verliefd. Jij en ik, in die tijd zwierven we rond met een camper. Herinner je je dat nog?’
‘Heel vaag. Ik herinner me nog wel dat we op een keer een treinreis maakten waar voor mijn gevoel van toen geen eind aan leek te komen. We kwamen uiteindelijk terecht in Amsterdam, waar jij me in een warenhuis aan mijn lot overliet. Hoe kon je zo wreed zijn, dat wil ik weten, daarvoor heb ik je opgezocht!’
Zij trok haar wenkbrauwen hoog op en stomverbaasd zei ze: ‘Hoe is het mogelijk dat je dat na al die jaren nog probeert te achterhalen! Je bent niet wijs, man, je schiet er immers niks mee op! Maar goed, het is voor mij niet moeilijk je te vertellen hoe ik ertoe gedwongen werd. Als jij ’s avonds sliep ontving ik, net als in de huizen waar we kort of langer woonden, ook in de camper mannen. We moesten tenslotte leven en de camper liep ook niet op water. Het was voor mij nu eenmaal de enige manier om aan geld te komen. In die tijd leerde ik een man kennen die met vakantie in Nederland was. Ik had voor een prikje een plekje bij een boer op het erf weten te bemachtigen, hij stond met zijn caravan op de camping van hetzelfde stadje. We ontmoetten elkaar voor het eerst op een terrasje waar hij me een drankje aanbood. Alsof ik het voorvoelde dat me er die dag iets goeds te wachten stond waarbij ik jou niet gebruiken kon, had ik je in de camper opgesloten. Je was zogenaamd weer eens stout geweest. Ik hoefde je maar op een bepaalde manier aan te kijken en je geloofde me op mijn woord. Je kromp dan ineen van angst en je gedroeg je vervolgens als een braaf jongetje waar ik geen omkijken meer naar had. De man, hij heette Jochem, kwam uit Oostenrijk. Hij was een heer om te zien, had een eigen zaak en ik kreeg al snel door dat hij geld plenty had. Mede daardoor zag ik wel wat in hem. Begrijpelijk toch, dat ik hem niet bij mij in de camper uitnodigde, maar ervoor zorgde dat we elkaar in zijn caravan ontmoetten. Toen zijn vakantie erop zat en hij terug naar zijn land moest, was ik ervan overtuigd dat hij de zoveelste in het rijtje was geweest. Punt uit. Niets was echter minder waar! Hij belde me dagelijks, zeurde me de kop gek om naar hem toe te komen. Ik was voor hem de ideale vrouw, zoals hij beweerde. Vooral omdat ik geen kinderen had. Dat hij een afkeer van kinderen had en ze per se niet wilde, had hij me tijdens zijn vakantie al verteld. Het laat zich niet moeilijk raden dat ik er vanaf toen al voor had gezorgd dat hij jou niet te zien of te horen kreeg! Ik besloot mijn geluk in Oostenrijk te beproeven. De hemel op aarde die hij me beloofde leek me niet slecht. Ik verkocht de camper, het probleem waar ik mee zat was jij!’ Ze keek Duco recht in de ogen toen ze zei: ‘Toen het leek alsof ik mijn leven eindelijk op een goed spoor kon krijgen, moest ik jou kwijt zien te raken. Dat kon slechts op één manier, ik moest je domweg ergens achterlaten. Ik was ervan overtuigd dat iemand zich over je zou ontfermen en dat is gebeurd. Neem ik aan?’
‘Ik heb schatten van ouders gekregen, een lieve oma die mij dierbaar is. Deze mensen houden onvoorwaardelijk van me.’
‘Hoe is het mogelijk!’ stiet Siegrid uit, waarop Duco haar, nu op zijn beurt, recht aankeek. ‘In hun ogen ben ik niet de rotjongen die jij zonder omkijken wegsmeet als afgedankt vuil. Ondanks het verrotte leven dat je leidde, kan ik het niet bevatten hoe je dat zonder een greintje gewetenswroeging kon doen. Ik was je zoon, ik wilde zo vreselijk graag dat je van me hield.’
Siegrid hoorde niet het snikje in zijn stem en ook nu nam ze hem niet in bescherming maar benadrukte ze met harde stem: ‘Je was een jongen! Heb je dan niet meegekregen dat dat feit voor mij voldoende was om een hekel aan je te hebben! Naarmate je opgroeide zag ik steeds meer man in je doen en laten. Ik kon je niet meer om me heen verdragen. Ook zonder tussenkomst van Jochem, voor wie ik jou kwijt moest zien te raken, zou ik me op den duur hoe dan ook, van je hebben bevrijd. Ik zeg het eerlijk zoals het is.’
‘Dat heb ik in de gaten.’ Duco had het er moeilijk mee, maar Siegrid praatte onaangedaan verder. ‘Ik was nauwelijks een halfjaar in Oostenrijk toen ik erachter kwam dat de kerel met wie ik toen leefde, geen zier beter was dan zijn soortgenoten. Toch heb ik het nog een aantal maanden bij hem volgehouden. Die tijd had ik nodig om hem zo veel mogelijk geld afhandig te maken. Daarna ben ik ’m gesmeerd en hier in dit dorp terechtgekomen. Met het geld dat ik hem moeiteloos uit de zak had geklopt en een uitkering, kan ik me redden. Ik moet erbij zeggen dat ik uiterst zuinig moet zijn. Dat valt voor mij niet mee, maar ik ben allang blij dat ik geen kerels meer nodig heb om aan geld te komen. Ik heb mijn lesje geleerd, ’k ben rustiger geworden. Ik heb geen zin meer in welk avontuur dan ook. Dit was in vogelvlucht mijn levensgeschiedenis, ’k zou niet weten wat ik er nog aan toe moest voegen. Ik kan alleen maar hopen dat mijn loslippigheid tegen jou me niet zuur zal opbreken. Je bent een kerel geworden. Het zou me dus niet verbazen als jij naar de politie stapte om te zeggen dat je mij gevonden hebt. Dan zal ik vermoedelijk alsnog de bak indraaien en had ik, achteraf bezien, destijds mijn haar niet zo snel hoeven te blonderen om niet herkend te worden. Wat doe je, ga je me uit wraak alsnog te grazen nemen?’
Het kostte Duco de nodige moeite zijn stem zo beheerst mogelijk te laten klinken. ‘Ik zal je geen strobreed in de weg leggen. Als je tenminste nog één keer eerlijk antwoord geeft op de vraag die ik je als laatste ga stellen!’ Nadat ze beloofd had dat te zullen doen, zei hij dwingend: ‘Ik wil de naam weten van de man die mijn biologische vader is. Waar hij woont, al de gegevens die voor mij belangrijk zijn!’
‘Als dat alles is! Zijn naam is Dave Heemstra. Toen wij destijds een relatie hadden, woonde hij in een florissant dorp in het oosten van Groningen.’ Ze noemde de naam van het dorp en vervolgde: ‘Of hij daar nog woont weet ik niet, ik vermoed het echter wel. Zijn vader was daar namelijk makelaar en toen al verkondigde Dave dat hij zijn vader later wilde opvolgen. Meer kan ik je echt niet over hem vertellen.’
‘Hoeft ook niet, ik weet genoeg.’ Hierna stond hij abrupt op. ‘Je gaat er weer vandoor, zie ik,’ stelde Siegrid vast. ‘Ben je van plan nog een keer terug te komen?’
‘Wat denk je?’
‘Je hebt gelijk, het is beter van niet. Geef me je telefoonnummer nog maar gauw even. Ik zou niet weten waar ik dat voor nodig heb, maar je weet maar nooit.’ Ze pakte pen en papier en zonder nadenken noemde Duco het nummer dat zij vervolgens opschreef. Daarna zei ze: ‘Bedankt dan, dat je me op het laatste moment geen loer draait door de politie in te schakelen.’
Ik zou jou willen bedanken, dacht Duco. Ik ga terug naar mensen die van me houden en die ik voor geen prijs zou willen missen. Jij zou de diepe inhoud ervan echter niet begrijpen en daarom kan ik maar beter mijn mond houden. Hij stond op en zonder haar een hand te geven, zei hij: ‘Ik wens je het beste.’
Tijdens de terugreis had hij voldoende stof om over na te denken. Het kon niet uitblijven dat hij het trucje uit zijn kindertijd een paar maal te hulp moest roepen. Dat moest ook gebeuren toen het in hem kermde: Annebeth… ik heb je nu heel hard nodig. Ik wil mijn bevindingen van daarstraks delen met jou. Waarom mag ik je armen niet om me heen voelen? Een kus van jouw volle mond zou wonderen verrichten. Ik houd nog onverminderd van je.
Duco had nog een zee van tijd voordat hij de reis had volbracht en er aan zijn verdrietig getob een eind zou komen.
Ondertussen waren Tine, Eddo en Laura in gedachten bij hem. Op een gegeven moment opperde Tine: ‘Volgens mij is hij ons vergeten en is hij toch meteen naar zijn eigen huis gegaan. Denken jullie er ook zo over?’
Eddo keek bedenkelijk. Laura zei: ‘Ik vraag me ook af waar hij zo lang blijft. Ik miste hem vanochtend in de kerk, ’k had hem zo graag nog wat moed willen inspreken. Hij hield de dienst voor gezien en daaruit trek ik de conclusie dat hij zich geen tijd gunde voor wat dan ook en meteen in zijn auto is gestapt. Zou hij haar hebben gevonden, zal ze hem binnen hebben gelaten?’
‘Wij hebben geen hoge pet op van die vrouw,’ zei Eddo, ‘maar dat ze hem voor de deur laat staan gaat me te ver.’
Laura zond hem een hulpeloze blik. ‘Wat zal er gebeuren, Eddo, als ze spijt betuigt en dolblij is dat ze haar kind terugziet? Ze zijn moeder en zoon, daar is geen speld tussen te krijgen, maar… ik kan Duco niet missen. De angst dat wij hem aan haar zullen moeten teruggeven houdt me de hele tijd al in een wurggreep. Het is immers niet ondenkbaar dat zij en Duco de bloedband voelen en voortaan bij elkaar willen zijn?’
‘Jij noemt de dingen bij hun naam, ik zit me er in stilte bang mee te maken,’ bekende Tine. Net als Laura keek ook zij Eddo als om hulp vragend aan. Hij kon alleen maar proberen de beide vrouwen te troosten. ‘Helemaal verliezen zullen wij hem niet. Daarvoor is hij te veel van ons gaan houden. Bovendien…’ Verder kwam Eddo niet, want op dat moment ging de deur open en stond Duco in de opening ervan. Zijn blik dwaalde van Eddo naar Tine, die van Laura hield hij een moment vast. Dan strekte hij zijn armen naar haar uit. ‘Mam?’ Laura stond op, snelde op hem toe en sloeg haar armen beschermend vast om hem heen. Het was wat Duco eventjes nodig had. Zijn stem klonk hees toen hij zei: ‘Als je eens wist, mam, hoe blij ik met je ben. Jij bent voor mij een moeder uit duizend, zij… kent niet eens de inhoud van het tedere woord.’ Hij maakte zich los uit Laura’s omarming, wreef driftig langs zijn ogen en mompelde: ‘Sorry… het was niet de bedoeling te gaan janken.’
Daarop zei Laura: ‘Wij hebben je van kleins af aan geleerd dat het alleen maar gezond is om emoties en gevoelens te uiten! Ik ben ontzettend blij dat je weer thuis bent. Je zult wel een kop koffie lusten?’
‘Ik heb ontzettend zin in een biertje.’ Duco had zich inmiddels in een stoel laten zakken en voegde eraan toe: ‘En nu moeten jullie ophouden met me zo meewarig aan te staren, want dat is werkelijk nergens voor nodig! Ik liet me daarnet even gaan, maar nu heb ik mezelf weer onder controle. Ha lekker, bedankt, pap,’ zei hij toen Eddo het gewenste biertje voor hem neerzette. Hij hapte gretig in de schuimkraag en wist een lach op zijn gezicht te leggen. ‘Hier knapt een mens van op!’
Eddo haakte erop in: ‘Een mens dat zwaar beladen uren achter de rug heeft. Dat mag ik stellen, want zo zie jij eruit! Je hebt haar dus gezien en gesproken?’
Duco knikte en nadat hij nog een paar slokken van zijn biertje had genomen, kon hij zijn bevindingen van die dag toch delen met mensen die hem dierbaarder dan ooit waren. Zij hingen aan zijn lippen, onderbraken hem niet, maar luisterden met stijgende verontwaardiging. Duco besloot zijn lange relaas met: ‘Jullie denken nu wellicht dat ik overdrijf, maar zo is ze echt. De vrouw die mij heeft gebaard, maar niet meer dan dat voor me heeft gedaan!’
Laura schudde vertwijfeld haar hoofd. ‘Ik kan me niet in haar verplaatsen. Het is voor mij niet te bevatten dat ze zo koelbloedig tegen je praatte over haar leven. Heeft ze dan echt geen interesse voor wat er met jou is gebeurd nadat zij je in de steek had gelaten? Heeft ze werkelijk geen emoties getoond, geen ontroering vanwege het weerzien?’
‘Nee, mam, die vrouw kent geen emoties. Ze is bikkelhard. Ik kon dan ook geen medelijden met haar hebben en mijn komst raakte haar niet. Ik kon haar niet eens een hand geven en zij had geen behoefte mij aan te raken. Ik zat me er kwaad over te maken dat ze niet één keer belangstellend naar jullie informeerde. Het interesseerde haar totaal niet wat voor mensen het zijn die zich destijds over haar zoon ontfermden. Ze walste de hele tijd genadeloos over mijn gevoelens heen. Een moment deed me dat zo zeer dat ik me eventjes weer het jongetje Duco van toentertijd voelde. Nee, daar moet je niet van schrikken, het was slechts een momentopname. Een fractie van een seconde waar ik de nodige wijsheid voor mijn verdere leven uit plukte. In die niet veel meer dan een flits, leerde ik inzien dat ik geen rotjongen ben geweest. Dat mijn schuldgevoelens jegens haar ongefundeerd bleken. Niet ik, maar zij, zij alleen was de schuldige. Zo is mijn bezoek aan haar toch ergens goed voor geweest,’ besloot Duco. Vanwege het geforceerde lachje dat hij erbij om zijn mond legde, voelden de beide vrouwen tranen in hun hart. Pijnlijke tranen die Eddo ook in zich voelde, maar die hem niet beletten te zeggen: ‘Je wijst haar als de enige schuldige aan, maar hoe staan je gevoelens tegenover de man die Dave Heemstra blijkt te heten? Jou kennende neem ik aan dat je het hier niet bij laat, maar dat je ook hem met een onverwacht bezoek gaat verrassen. Heb ik het mis, Duco?’
Duco haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het nog niet of ik opnieuw voor het onverwachte zal kiezen. Maar dat ik hem spreken wil staat voor mij al wel vast. Ik kreeg namelijk sterk de indruk dat Siegrid — sorry, maar moeder krijg ik niet meer over mijn lippen — lang niet aldoor de waarheid sprak. Ja, ik ga de man benaderen omdat ik zijn kant van het verhaal wil horen. Misschien is die nog gruwelijker dan die van haar, daar moet ik me maar alvast op voorbereiden.’ Hierna sloeg hij zijn ogen op naar Eddo. ‘Zou jij in mijn plaats niet precies hetzelfde doen, pap?’
Eddo knikte en zei: ‘We zijn niet voor niets vader en zoon, bepaalde raadsels ontmantelen wij op dezelfde manier. Zo neem ik aan dat, als het zover is, je dit ook alleen wilt opknappen?’
Duco doofde de stille hoop in Eddo’s ogen door te zeggen: ‘Het doet me goed dat je het uit jezelf aanvoelt. Natuurlijk ga ik er alleen op af, ik hoef toch warempel niet meer aan het handje te worden gehouden! Maar ik doe niets achter jullie rug om, ik houd je stipt op de hoogte.’ Op dat ogenblik dwaalden zijn ogen toevallig naar Tine en zei hij bezorgd: ‘Je wordt doodmoe van al het gepraat om je heen, hè, oma? Het is je aan te zien, je hebt er rode blosjes van op je wangen. Die vertellen mij dat ik moet opstappen zodat jij je rust weer krijgt!’
Tine wist niet hoe ze zich haasten moest te zeggen: ‘Nee, nee, je mag niet weggaan, je hebt het helemaal mis! Ik ben niet moe, ik zit me inwendig vreselijk op te winden en boos te maken over de vrouw wier levensverhaal jij de revue liet passeren. Dat mens deugt van geen kanten, ze heeft lak aan alles. Het is werkelijk niet te bevatten dat zij zonder blikken of blozen aan haar eigen zoon durfde te vertellen dat ze al die jaren voor hoer speelde. Terwijl jij in je bedje lag. Ik moet er niet aan denken wat je als klein kind te verstouwen had gekregen als je wakker was geworden omdat je moest plassen, dorst had of zo. Dan had je haar kunnen betrappen, gezien wat ze aan het doen was. Dat ze die mogelijkheid domweg over het hoofd zag, is voor een normaal mens opnieuw niet te bevatten!’
Duco lachte vertederd om de furieuze blik in haar anders zo lieve ogen. Hij was de ernst zelve toen hij zei: ‘Wees gerust, oma, want dat kon niet gebeuren. Als ik naar bed werd gestuurd en ik het waagde er weer uit te komen, zou ze me niet alleen met haar ogen hebben gestraft. Daar was ik me heel wel van bewust en dus gedroeg ik me als het brave jongetje waarmee ik haar liefde voor mij hoopte te kunnen winnen. Het was vergeefse moeite van een kind dat halsstarrig meende dat hij een rotjongen was. Na vandaag is dat verleden tijd. Wat een bevrijding!’
De anderen beseften alle drie dat hij meer geleden had dan zij tot nu toe hadden kunnen bevroeden. Want alleen een kind dat gebogen gaat onder traumatische gebeurtenissen, zou zich die op latere leeftijd nog kunnen herinneren. Arme Duco. Om hem niet in verlegenheid te brengen bedacht Laura dat ze dit voor hem tere punt moesten laten rusten. Voordat Eddo of Tine hun mond open konden doen, sneed ze haastig een ander onderwerp aan. ‘Ik hoop dat oma je ervan heeft kunnen overtuigen dat ze niet moe is. Ik wil eraan toevoegen dat je pas mag opstappen nadat we samen gegeten hebben. En sputter niet tegen, deze keer gaat het zoals ik het wil!’
‘Is dat dan niet doorgaans het geval?’ plaagde Duco, ‘Maar het is goed, hoor, mam, ik blijf maar wat graag. Ik heb geen zin om zelf nog te moeten koken en na vanochtend heb ik nog geen kruimel gehad. En dat voel ik!’
Laura staarde hem verbaasd aan. ‘Heb je bij haar niets gehad dan?’
‘Ja, één slap bakje koffie. Daar was ze op een gegeven moment zelf aan toe, zoals ze zei. Toen kon ze mij moeilijk overslaan. Nee, verder zat er niks voor me aan, maar een plak koek of wat dan ook, zou ik toch niet door mijn keel hebben gekregen. Ik eet jullie zo dadelijk de oren van het hoofd, let maar op!’ Duco lachte. Eddo dacht: Je hoeft je voor ons niet groot te houden, jongen, daar prik ik toch wel doorheen. Naar zijn mening had Duco meer dan genoeg meegemaakt en moest het onderhand maar eens afgelopen zijn. Maar eerdaags, Duco zou er vast geen gras over laten groeien, zocht hij zijn biologische vader op. Ik heb geen idee wat dat voor iemand is, dacht Eddo. We kunnen alleen maar hopen en bidden dat er niet nog eens een te zwaar pak bagage uit het verleden op zijn schouders zal worden gelegd. De mogelijkheid bestaat echter en die durf ik niet op voorhand uit te sluiten.
Het was voor Duco te hopen dat Eddo zich nodeloos zorgen om hem maakte.