8

ER WAREN MAANDEN VOORBIJGEGAAN, DE DECEMBERFEESTDAGEN stonden al bijna weer voor de deur.

Het was een druilerige dag die niet aan de winter deed denken, maar eerder aan de herfst, toen Carla op een middag besloot een bezoekje te gaan brengen aan haar vriendin. Ze hadden elkaar de laatste weken wel regelmatig gebeld, maar niet persoonlijk gesproken. Het nieuws waar zij Laura en Eddo van op de hoogte moest stellen, vond ze minder geschikt voor de telefoon.

Snel een kam door het haar, bedacht Carla en dan doen wat gedaan moet worden.

Laura toonde zich blij verrast en zo begroette ze haar vriendin. ‘Meid, wat gezellig! Kom gauw binnen.’

‘Ik wist dat jij vandaag een vrije dag had en dacht dat ik best eens even aan kon komen,’ zei Carla. ‘Het is alweer even geleden dat we elkaar voor het laatst zagen.’

‘Daar heb je gelijk in. Het is echter geen onwil, maar ik heb het de laatste tijd erg druk gehad.’

In de huiskamer achter een kopje thee, haakte Carla daarop in. Ze wist dat Laura sinds een paar maanden vrijwilligerswerk deed, dat ze drie dagen per week gastvrouw was in het Martini ziekenhuis. Nu informeerde ze belangstellend: ‘Hoe bevalt je nieuwe baan? Door de telefoon praat je er enthousiast over. Dat vind ik een beetje merkwaardig, want jij bent het na je huwelijk nooit meer gewend geweest buiten de deur te werken!’

Laura lachte. ‘Jij praat al net als Eddo, hij had in het begin ook zijn twijfels. Maar ik schotel de zaken toch echt niet mooier voor dan ze zijn, hoor! Het bevalt me echt uitstekend! Ik heb voordien niet geweten hoe leuk het is om met collega’s om te gaan. En niet te vergeten, met mensen die je hulp nodig hebben. Bovendien leer je in deze baan mensen kennen die regelmatig bij een dierbare op bezoek gaan en met wie je gaandeweg op vertrouwelijke voet een praatje aanknoopt. Nee, ik zou dit niet graag meer willen missen.’ ‘Je bent ertoe gekomen na het overlijden van je schoonmoeder, is het niet?’

Daarop knikte Laura bevestigend. ‘Na haar heengaan belandde ik in een diep dal. Ik miste het lieve mens niet alleen, maar ook de verzorging die zij nodig had. Ik kon mijn dagen niet meer vullen en voelde me daar verre van behaaglijk bij. Eddo en Duco kunnen de winkel samen aan, daar liep ik eerder voor de voeten dan dat ik me nuttig maakte. Nou ja, en ik voelde me nog te jong en te fit om al achter de geraniums weg te kruipen. Toen deze kans me dan ook werd geboden, heb ik die met beide handen aangegrepen. Spijt zal ik er niet van krijgen!’

‘Dan is het goed en geef ik je groot gelijk. Het leven van jullie alle drie is overigens drastisch veranderd, vooral voor Duco. Gaat het goed met hem?’

‘Beter dan ooit, ’k kan niet anders zeggen. Het is net alsof hij de innerlijke rust gevonden heeft die hij nodig had nu hij weet waar zijn roots liggen. Hij rept met geen woord meer over zijn biologische moeder, op zijn vader daarentegen is hij trots. En terecht, want Dave Heemstra is een kerel met ruggengraat. Normen en waarden staan bij hem hoog in het vaandel, net als menslievendheid. Zo hebben Eddo en ik hem inmiddels mogen leren kennen. Zijn vrouw Cilia is overigens ook een aardig mens. Om elkaar te leren kennen, te weten met wie we van doen hebben, zijn we over en weer een keer bij elkaar op bezoek geweest.’

‘Dat had je me al eens verteld,’ hielp Carla haar herinneren. ‘Toen zei je ook dat jij en Eddo niet bang hoefden te zijn dat jullie Duco aan zijn biologische vader zouden verliezen.’

‘Daar ben ik in het begin inderdaad bang voor geweest. Dat je je soms druk maakt om niks, was in die tijd op mij van toepassing. Het is echter geen moment de bedoeling van Dave geweest om zijn vaderschap op te eisen. Voor Duco is alles goed gekomen en dat is voor ons het allerbelangrijkste. Het is werkelijk vertederend te zien hoe dol hij op zijn halfzusje is! Hij is zonder moeite opgenomen in haar vriendenkring en voelt zich er helemaal thuis. Berbel heeft sinds kort een relatie met ene Hugo van Zanten. Hij doet de toneelschool, wil acteur worden. Volgens Duco zijn de twee smoorverliefd op elkaar. Dat is mooi, wij zitten echter nog steeds te wachten op de liefde in zijn leven. Tot nog toe is het voor ons een ijdele hoop, want Duco schijnt ons verlangen niet te willen delen. Dat ervaren Eddo en ik als verschrikkelijk jammer. Je wilt het beste voor je kind, wij willen hem gelukkig zien met een lieve vrouw. Dat is toch normaal?’

Laura keek haar vriendin vragend aan. Carla sprak haar gedachten erover uit. ‘Het zal toch hopelijk niet zo zijn dat Duco onze Annebeth nog steeds niet kan vergeten? Dat zou ik het ergste van alles vinden!’

Daarop zei Laura zeer beslist: ‘Maak jij je daarover maar geen zorgen! Ze heeft Duco indertijd op een laffe manier bedrogen, maar daar is hij allang overheen. Kortgeleden, toen het gesprek erop kwam, heeft hij ons bezworen dat hij niet eens meer aan haar denkt. Daar zijn wij maar wat blij mee!’ Toen ze hoorde wat ze zei liet ze er beschaamd op volgen: ‘Sorry. Ik hoop dat ik je hiermee niet heb bezeerd?’

‘Hoe kom je erbij! Je weet immers hoe erg Jeroen en ik het vonden dat Annebeth Duco zo gemeen heeft behandeld. Wij schaamden ons ervoor. Toch kan ik niet anders zeggen dan dat Annebeth en Jeroen het samen heel goed hebben. Kijk, en daar zijn wij op onze beurt weer heel blij mee!’

‘Nou, dat is toch alleen maar mooi, daar hoef jij echt niet zo bedremmeld bij te kijken, hoor! Wat zouden wij voor mensen zijn als we jouw dochter het geluk niet gunden!’

‘Dat te horen is een pak van mijn hart,’ verzuchtte Carla. Ze bloosde toen ze verderging: ‘Nu durf ik je het grote nieuws te vertellen! Jeroen en ik, wij zijn gisteravond opa en oma geworden!’

‘O, meid, wat heerlijk voor jullie,’ zei Laura even spontaan als welgemeend warm. ‘Gefeliciteerd, hoor! Wat is het, een jongen of een meisje?’

‘Een jongen, ze noemen hem Niels. Morgen reizen Jeroen en ik naar Zwolle, we zijn niet eerder rustig dan dat we onze kleinzoon hebben bewonderd. Opa en oma worden, het is het mooiste wat je kan overkomen.’

‘Dat geloof ik graag. Ik zit er zelf vol ongeduld naar uit te kijken. Ik herinner me nog hoe erg jullie het vonden dat Annebeth destijds naar Zwolle vertrok. Ik kan me voorstellen dat jullie, nu je kleinzoon geboren is, zouden willen dat Annebeth en Jeroen in Groningen waren gebleven. Toch?’

‘Ik ben blij dat jij erover begint, nu durf ik je het andere nieuws ook vertellen,’ bekende Carla. ‘Naarmate Annebeths zwangerschap vorderde, kreeg ik het steeds moeilijker met de gedachte dat ik mijn kleinkind in de toekomst minder vaak zou zien dan ik graag zou willen. Jeroen deelt deze gevoelens met mij. We hebben het er vaak en lang over gehad en al doende zijn we tot een besluit gekomen. We gaan morgen niet alleen naar Zwolle om onze kleinzoon in ons hart te sluiten, maar ook om bij een makelaar langs te gaan. We reizen onze kinderen achterna, we gaan ook in Zwolle wonen.’

‘Tjonge, hier hoor ik van op! Ik weet nu al dat ik je zal missen.’ ‘Dat heb ik me de hele tijd gerealiseerd. Natuurlijk zal ik het ook missen dat wij niet zomaar eventjes meer bij elkaar zullen kunnen binnenlopen. Niettemin moest ik een keuze maken. Annebeth wil graag blijven werken en ik wil niks liever dan een oppasoma zijn. Zoals ik zei zijn wij er al geruime tijd mee bezig. Jeroen heeft intussen niet stilgezeten, hij heeft gesolliciteerd bij een filiaal van de bank waar hij nu op kantoor zit. Het ziet er helemaal niet ongunstig uit, men is hem van alle kanten ter wille. Ik ga met mijn werk als coupeuse stoppen, dat kan niet anders. We hopen dat we snel een geschikt huis zullen kunnen vinden en dan zal de verhuizing niet lang meer op zich hoeven laten wachten. Wat een verandering, nietwaar?’

‘Zeg dat wel! Ik moet de schrik ervan nog verwerken. Ik hoop dat jullie, als rasechte Groningers, in Zwolle zullen kunnen aarden. Dat weet je van tevoren maar nooit!’

Het klonk als een waarschuwing, waar Carla niet op inging. In plaats daarvan zei ze aangedaan: ‘Ik heb maar één dochter, dicht bij haar te kunnen zijn zal al het overige voor me vergoeden. Ik zal Niels zien opgroeien, al zijn vorderingen van kleins af aan mogen meemaken. Dat is mij alles waard. Zelfs het moeten wonen in een voor mij vreemde omgeving.’

Na die uitleg kon Laura haar alleen maar gelijk geven. Ze bleven er nog een tijdje over doorpraten, totdat Carla het tijd vond om op te stappen. ‘Ik moet er weer vandoor, Laura! Kijk niet zo bezwaard, we zijn nog niet vertrokken! Toch trek ik me nu al op aan jouw belofte van daarnet. Dat als wij in Zwolle wonen, jullie ons daar regelmatig zullen komen opzoeken. En op onze beurt zullen Jeroen en ik maar wat graag voor een weekendje naar ons geliefde Groningen komen. Naar vrienden die we niet uit het oog, noch uit het hart willen verliezen!’

Ze namen afscheid met de gebruikelijke drie wangkussen en toen Laura weer alleen was moest ze even iets wegslikken. Oma zijn, je hebt gelijk, Carla, is voor een vrouw het mooiste wat er is. Het tere geluk ervan gun ik je van harte, maar hoe lang moet ik er nog op wachten? Als het tenminste voor me is weggelegd. Duco, jij domkop, besef je dan niet hoe blij je me zou kunnen maken? En hoe zielsgelukkig ik zou zijn met een lieve schoondochter? Ach jongen, ik weet het wel, dacht ze nu in stil verdriet om hem, dat jij nog altijd lijdt aan verlatingsangst. Ik ken je als geen ander en weet dat jij je niet aan een vrouw binden durft. Bang als je bent haar weer te zullen verliezen of dat zij jou op een kwade dag de rug toe zal keren. Je lijdt weliswaar niet meer onder dat wat Annebeth je heeft geflikt, je zult het echter niet kunnen vergeten. Maar iemand die onvoorwaardelijk van je houdt zal jou niet in de steek laten, zij zal juist bij je willen zijn. Het is de waarheid, geloof me toch. Zoals zo vaak vroeg ze ook nu aan Hem Die haar volle vertrouwen bezat, of Hij Duco wilde leren inzien dat een man, zonder een lieve vrouw aan zijn zijde, niet weet wat hij mist.

Toen de beide mannen tussen de middag bovenkwamen voor de lunch, bracht Laura het nieuws van Carla aan hen over. Benieuwd naar Duco’s reactie erop, keken ze allebei met een schuin oog naar hem. Duco haalde gelaten zijn schouders op. ‘Het interesseert me weinig of Annebeth gelukkig is met of zonder kind. Dat haar ouders bij haar in de buurt willen zijn, kan ik me voorstellen.’ Hierna veranderde hij snel van onderwerp. Hij richtte zich tot Eddo en waarschuwde alvast: ‘Je moet je zo dadelijk een poosje zonder mij redden. De bestelling die ik zopas via de telefoon doorkreeg liegt er niet om, daar ben ik wel een tijdje zoet mee!’

‘Het betreft een goede klant die voor alles gaat,’ stelde Eddo vast. Jan Kremer, dacht hij erachteraan, we zaten vroeger samen op de mulo. Zoals ik de zaak van pa overnam, zo werd Jan in die tijd eigenaar van het restaurant van zijn vader in een nabijgelegen dorp. Een rustig, bijna slapend dorpje dat te bereiken was via een smalle binnenweg. Maar vanwege de voortreffelijke keuken, de vriendelijke bediening én de milde prijzen, wisten de mensen van heinde en ver het restaurant te vinden. We gaan niet als vrienden met elkaar om, ik noem het echter wel een vriendendienst dat Jan vanaf het begin de producten die hij in zijn keuken nodig heeft, bij mij inkoopt. Hij gaf Duco het advies: ‘Besteed uiterste zorg aan de bestelling en doe er als gewoonlijk een grote kam bananen extra bij!’

‘Dat wist ik al, pap! Het is niet de eerste keer dat ik deze klus klaar. Ben je nu weer bij de les?’

Eddo grijnsde vermaakt. Laura moest van Duco weten: ‘Komt Berbel vanavond bij je of ga jij naar haar?’

‘Ik zal de avond in mijn eentje moeten doorbrengen,’ zei Duco, ‘maar dat is geen ramp, ’k heb nog van alles te doen. Sinds Berbel en Hugo elkaar hebben gevonden is er voor mij het nodige veranderd. Daarvoor gebeurde het met de regelmaat van de klok dat Berbel voor ons beiden stond te koken als ik thuiskwam. Dat ze de stofzuiger al door mijn huis had gehaald en noem maar op. Dat moet ik nu weer allemaal zelf doen, maar het is begrijpelijk dat ze liever bij haar grote liefde is dan bij haar broer. Het is gewoon supertof te zien dat zij overgelukkig is!’

Laura kon nu met geen mogelijkheid nalaten op te merken: ‘Jij zou net zo gelukkig kunnen zijn, Duco! En net als Hugo, zou jij je kunnen laten verzorgen door een lieve vrouw. Je ziet het om je heen hoe mooi het kan zijn tussen twee jonge mensen. Ik kan het niet bevatten dat jij niet ook naar de liefde in je leven verlangt. Je moet je hart ervoor openzetten, probeer dat toch eens!’

Ze kreeg een medelijdende lach toegeworpen die gepaard ging met woorden die ze eerder had gehoord: ‘Als het aan jou lag zou je persoonlijk een meisje voor me uitzoeken dat jou geschikt leek. Maar zo werkt het niet, mam! Ik ben mans genoeg dat te doen wat ik voor mezelf goed acht. Ruimte voor een meisje is daar nog niet bij. Ik zou het op prijs stellen als jij dit onderwerp niet aldoor opnieuw aansneed!’ De gebiedende blik die hij haar toezond deed Laura verongelijkt mompelen: ‘Oké, een goed verstaander heeft maar een half woord nodig.’

Hierna lepelde Duco gehaast zijn soep op, waarna hij te kennen gaf dat hij met de bestelling aan de slag moest. Eddo volgde hem niet meteen, hij had de tijd om een paar woorden met zijn vrouw te wisselen. ‘Ik zag aan je gezicht dat jij je daarnet behoorlijk op je teentjes getrapt voelde. Maar de jongen had gelijk, Laura! Duco is volwassen, hij staat op eigen benen en dat betekent dat jij en ik ons niet met zijn leven mogen bemoeien. Jij mag pas het zorgzame moedertje over hem gaan spelen als hij erom vraagt. Niet eerder, waarom wil je dat almaar niet inzien!’

‘Omdat ik zijn moeder bén en ik me zorgen maak over zijn toekomst! Net als elke gezonde vent heeft ook hij een vrouw nodig. Dat verzin ik niet, dat wéét ik gewoon. En als hij dat zelf niet inziet, dan moet hij daar wel degelijk op geattendeerd worden. De aangewezen persoon daarvoor ben ik. Zijn moeder. Nu zit je me vierkant uit te lachen, maar dat kan me niks schelen.’

‘Ik lach omdat jij er zo verschrikkelijk lief uitziet als je je aangesproken voelt. Dan lijk je net een klein meisje dat koste wat het kost haar zin wil doordrijven. Het is een karaktertrekje van je dat ervoor zorgt dat ik almaar meer van je ga houden. Met Duco komt het heus goed, geloof dat maar van mij. Dat verzin ik niet, dat weet ik. Omdat ik zijn vader ben!’

‘Je neemt me in de maling, ga liever groenteboertje spelen.’

Laura wilde van tafel opstaan, maar Eddo weerhield haar ervan door een hand op haar arm te leggen. ‘Ik neem je niet in de maling, ik heb het beste met je voor. Jij moet inzien dat je Duco moet loslaten! Zonder een bemoeizuchtige moeder moet hij zijn eigen weg kunnen gaan. Jij zou het liefst willen dat hij morgen trouwde en dan zo snel mogelijk vader werd. Maar Duco wordt binnenkort pas drieëntwintig, dus waar heb jij het over! Toen wij jong waren was het normaal dat we op die leeftijd in het huwelijksbootje stapten, maar de tijden zijn veranderd, Laura!’

Zij schokschouderde. ‘Ergens moet ik je gelijk geven. Ik stel me waarschijnlijk te egoïstisch op.’

‘Zo ken ik je weer,’ lachte Eddo, ‘krijg ik dan nu als gewoonlijk een kusje voordat ik de winkel opzoek?’

‘Als het per se moet?’ Na dit onwillige antwoord kwam ze toch op hem toelopen en sloeg haar armen om zijn nek. Na de kus die ze hem gaf zei ze zacht: ‘Ik houd van je, Eddo.’ In één adem liet ze erop volgen: ‘Ik geef ook ontzettend veel om Duco. Toch vind ik dat hij alvast wel op zoek zou kunnen gaan naar een lieve vrouw. Naar de toekomstige moeder van ons kleinkind.’

Eddo kon het niet verhelpen dat hij wederom in de lach schoot. ‘Jij bent werkelijk onverbeterlijk!’

Die middag was het zo druk in de winkel dat Duco zijn werkzaamheden herhaaldelijk moest onderbreken om Eddo een helpende hand te bieden. Al met al liep het al tegen de avond toen hij de bestelling eindelijk bij het restaurant had afgeleverd en hij het opmerkelijk rustige dorpje weer verliet. Achter het stuur bedacht hij dat een dorp toch wel iets had om jaloers op te zijn. Het gejaag en gejakker van de stad was hier ver te zoeken, verkeer was er nauwelijks. Slechts een paar kilometer verderop zou hij de snelweg op moeten en zou de omgeving er meteen heel anders uitzien. Hij was moe en prees zich gelukkig met het feit dat hij tegen pap had gezegd dat hij na aflevering van de kisten en kratten meteen door zou gaan naar zijn eigen huis. Lekker een pilsje nemen, een hapje eten en dan languit op de bank televisiekijken. Niks saai, na een lange dag hard werken mocht een mens gerust lui zijn.

Hier schrok hij op uit zijn gemijmer en hardop stiet hij uit: ‘Goeie genade, wat zullen we dan nu beleven!’ Op het fietspad, aan de overkant van de smalle rijweg, zag hij een jonge vrouw fietsen die met hoge snelheid werd ingehaald door een man op een brommer. Naast de vrouw stak hij een arm uit en gaf haar opzettelijk een duw. De vrouw bleef half onder haar fiets, roerloos op het pad liggen, de man op de brommer maakte dat hij wegkwam. Als in een flits, in minder dan een seconde, had Duco het zien gebeuren en even zo snel parkeerde hij het bestelbusje aan de kant van de weg om die vervolgens op een draf over te steken. Hij legde de fiets in de berm en hurkte vervolgens bij de vrouw neer. ‘Ik heb het zien gebeuren. Gaat het?’ Bij het horen van een stem kwam de vrouw half overeind en met een vertrokken gezicht fluisterde ze: ‘Ik weet niet wat er gebeurde. Het was net alsof ik een harde duw kreeg, of viel ik zomaar ondersteboven.’

‘Nee, je werd omvergeduwd. Heb je de brommer dan niet gezien, ken je de vent soms die erop zat?’

Ze schudde haar hoofd. Er biggelden een paar verloren tranen over haar wangen toen ze kermde: ‘Mijn enkel doet pijn en mijn knieën.’

Daarop besliste Duco resoluut: ‘We gaan kijken of je kunt lopen en anders draag ik je naar mijn auto. Die staat aan de overkant van de weg. Kom maar.’ Hij legde zijn handen onder haar oksels en hielp haar overeind. ‘Wat denk je, kun je lopen?’ Ze knikte dapper van ja, maar toen ze zich gesteund door Duco voortbewoog, was dat niet meer dan moeizaam strompelen.

Duco hielp haar in de auto, waarna hij opnieuw de weg overstak om haar fiets te halen. Toen hij die achter in het busje had gezet en zich weer om de jonge vrouw wilde bekommeren, vroeg zij: ‘Waarom zet je mijn fiets in je auto, wat doe je toch allemaal.’

‘Jou helpen en dat lijkt me niet meer dan logisch. Je kunt nauwelijks een stap verzetten, laat staan fietsen. Het lijkt me het beste dat ik je naar huis breng en dat is voor mij geen moeite, kijk dus maar niet zo bedrukt. Ik heet overigens Duco, en jij?’

‘Ellen. Ellen Leenders. Mijn knieën doen zo’n pijn, en ik voel bloed over mijn benen sijpelen.’

‘Dan zullen we daar eerst even naar kijken,’ besloot Duco, en alsof het voor hem de normaalste zaak van de wereld was, krulde hij voorzichtig de pijpen van haar spijkerbroek tot boven haar knieën op. Toen zagen ze allebei dat het bloed inderdaad uit haar geschaafde knieën drupte. ‘Blijf stilzitten,’ beval Duco, ‘ik haal de verbanddoos tevoorschijn. Ik heb het ding nog nooit nodig gehad, nu zie je maar weer dat je hem altijd bij je moet hebben.’ Hierna veegde hij zo goed en zo kwaad als het ging het bloed weg met een een gaasje. ‘Even op je tanden bijten,’ adviseerde hij, toen was hij al bezig de wonden met jodium te ontsmetten. Vervolgens werden ze door hem verbonden en rolde hij de broekspijpen weer naar beneden. ‘Zo moet het voorlopig maar even. Dit is voor mij geen alledaags werk, bij je thuis zal vast iemand zijn die het beter kan.’ Hij borg de verbanddoos weer op, ging achter het stuur zitten en op het moment dat hij weg wilde rijden, klaagde Ellen: ‘Mijn linkerenkel doet echt verschrikkelijk pijn. Ik voel dat hij dikker en dikker wordt, mijn laars knelt er vreselijk strak omheen.’

Duco trok hulpeloos zijn schouders op. ‘Het spijt me, maar ik durf de laars niet uit te trekken. Stel dat je enkel gebroken is, dan zou ik er meer schade aan kunnen toebrengen dan wenselijk is voor jou. Het enige wat ik nog voor je kan doen is je zo snel mogelijk naar huis brengen. Waar woon je?’

‘In het dorp, pal tegenover restaurant Kremer. Dat zegt jou vanzelfsprekend niets, want je bent hier vreemd?’

Duco lachte breed. ‘Ik ken het restaurant als mijn broekzak, ik kom er bovendien net vandaan. Doe je gordel om, ik ga gas geven!’ Toen ze op de weg reden, keek hij van opzij naar zijn protegee en zag dat ze haar ogen gesloten had. Geen wonder, dacht Duco, ze is zich lam geschrokken. Wat een hufter van een vent om haar omver te duwen en vervolgens doodleuk door te rijden. Wat bezielde zo iemand, gaf het hem een kick te laten zien dat hij de sterkste was? De macht in handen had? Een lafbek tegenover een kwetsbare jonge vrouw. Een mooie meid overigens, vond Duco. Ze had een tenger figuurtje met alles erop en eraan. Haar ogen waren donkerbruin evenals het korte, warrig geknipte kapsel. Ze had een volle mond en… Duco’s gedachten werden onderbroken door een vrouwenstem. ‘Sorry dat ik met mijn ogen dicht zat. Ik probeerde me te herinneren wat er is gebeurd, maar dat lukt me niet.’

Daarop vertelde Duco wat hij had gezien. Hij besloot de uitleg met foeteren op zichzelf: ‘Ik kan mezelf wel voor de kop slaan dat ik vergeten ben het nummer van de brommer in mijn geheugen te persen. Ik heb er geen moment aan gedacht, ’k wilde zo snel mogelijk zien hoe jij eraan toe was. Ken jij iemand met een brommer, het leek net alsof hij het op jou gemunt had.’

‘Ik zou niet weten wie het kan zijn geweest, ik heb in ieder geval met niemand ruzie. Wraak nemen is dus uitgesloten. Maarre… ik heb jou nog niet bedankt en dat, terwijl je me geweldig hebt geholpen. Hoe zou ik zonder jou thuis zijn gekomen?’

‘Er was op den duur vast wel een auto of wat dan ook langsgekomen. Dat doet er niet toe, ik ben blij dat ik je veilig thuis kan brengen. Woon je bij je ouders of samen met een vriend?’

‘Ik heb geen vriend. Ik woon bij mijn ouders, samen met Josje, mijn dochtertje van twee jaar.’ Vanonder haar lange wimpers zocht ze zijn gezicht af, ze hoefde niet lang te wachten op een reactie. ‘Heb jij een dochter? Hoe kan dat nou, daarnet zei je dat je geen vriend had!’

‘Ik ben vijfentwintig, oud genoeg om een kind te kunnen opvoeden dat haar pappa niet heeft. Het verhaal over hem is te lang, we zijn namelijk waar ik wezen moet.’

Net als zij zag Duco een eindje verderop in de straat het hem bekende restaurant. Hij parkeerde het busje aan de overkant ervan voor een vrijstaand huis. ‘Ik neem aan dat dit het huis is waar je zijn moet?’

Ellen maakte een bevestigend hoofdknikje. ‘Als je me uit de auto wilt helpen, dan red ik me verder wel. Bedankt, Duco, voor wat je voor me gedaan hebt. Dat was echt geweldig en ik zal het niet snel vergeten!’

Toen ze naast de auto stond, vertrok haar gezicht van pijn en daarom adviseerde Duco: ‘Leg je arm om mijn schouder, leun op mij en probeer op één been te hinken. Ik breng je tot de deur, heb je de sleutel bij de hand?’

‘Druk maar liever op de bel, dan komt er wel iemand die deze lastpak van je overneemt.’

Duco hoefde haar raad niet op te volgen, ze liepen nog op het tegelpad dat naar de deur leidde, toen die openzwaaide. Er verscheen een vrouw in de deuropening die een hand voor de mond sloeg en vol schrik uitstiet: ‘Ellen, kind wat is er met je aan de hand!’

Duco antwoordde: ‘Ellen heeft een ongeluk gehad. Ze is omvergeduwd door een man op een brommer. De rest vertelt ze u zelf wel, ik vraag u dringend naar haar enkel te kijken. Ik durfde haar laars niet uit te trekken, misschien moet u overwegen voor de zekerheid even bij de eerste hulp van het ziekenhuis langs te gaan. Nou ja, daar redt u zich ook wel mee. Dag, mevrouw, dag, Ellen, sterkte hoor!’

Zij en haar moeder riepen zowat in koor: ‘Nogmaals heel erg bedankt!’ Duco stak lachend een hand op en stapte weer in zijn auto. Onderweg stonden zijn gedachten niet stil, eenmaal thuis ontdekte hij dat haar fiets nog achter in het busje stond. Nou ja, dacht hij schouderophalend, die zal ik dan een dezer dagen naar haar toe moeten brengen. Ergens kwam het hem goed van pas, want zodoende had hij een reden om te zien en te horen hoe het met haar ging. En hopelijk zou hij er dan achter komen wat er met de vader van haar kind aan de hand was. Raar evengoed, dat hij daar zo nieuwsgierig naar was. Voorlopig moest hij ene Ellen Leenders uit zijn gedachten verbannen. Hij was moe en het voorgenomen plan languit lui te wezen op de bank, lokte hem.

Even hierna had hij zich het beloofde pilsje ingeschonken. Toen hij zich op de bank wilde uitstrekken, ging zijn mobieltje over. Het bleek Berbel te zijn, die opgewonden ratelde: ‘Ik heb fantastisch goed nieuws, dat moet ik even aan jou kwijt! Je weet toch dat Hugo onlangs auditie heeft gedaan voor een figurantenrol in een de soap die dagelijks op de tv wordt uitgezonden. Je raadt het nooit, maar uit de meer dan tachtig kandidaten is Hugo uitgekozen! Hij kwam als beste uit de bus, is het niet geweldig! Het is maar een klein rolletje, hij hoeft maar een paar zinnen te zeggen, maar toch!’

‘Gefeliciteerd, dit is inderdaad goed nieuws! Het is voor Hugo een soort springplank, wie weet krijgt hij na verloop van tijd een hoofdrol!’

‘We lopen op de dingen vooruit, maar Hugo en ik hopen het natuurlijk wel. Ik weet dat jij niet naar de bewuste soap kijkt, maar als Hugo meespeelt moet je dat wel doen, hoor, Duco!’

‘Beloofd!’ lachte hij, waarna Berbel informeerde: ‘Ben je al lang thuis, heb je al gegeten?’

‘Beide vragen moet ik met nee beantwoorden,’ bekende Duco. ‘Ik ben pas thuis, ’k heb een smoordrukke dag achter de rug. Op het eind ervan heb ik iets meegemaakt waar jij van op zult horen!’

‘Is dat zo? Toe, vertel!’

Duco was een tijdje aan het woord. Toen hij zijn bevindingen met Berbel gedeeld had, zei zij: ‘Heb je het artikel over een bestuurder van een brommer een poos geleden dan niet in de krant gelezen? Het kwam op hetzelfde neer, ook toen werd er een vrouw van haar fiets geduwd. Er is dus klaarblijkelijk een of andere maniak bezig, ik hoop dat hij snel in de kraag gegrepen wordt. Maar wat goed van je, Duco, dat je die arme vrouw te hulp schoot! Ik heb het de hele tijd geweten dat mijn broer een held is!’

‘Ja hoor, zo kan die wel weer. Ik deed niet meer dan mijn plicht en eerlijk gezegd zou ik nu graag mijn benen willen strekken. Een heldendaad verrichten vreet energie,’ liet hij er gekscherend op volgen. Voordat hij de verbinding kon verbreken, zei Berbel: ‘Hugo en ik gaan aanstaande zondag bij pappa en mamma op bezoek, heb je zin om mee te gaan?’

‘Dat weet ik nog niet, hoor je nog van me. Tot dan, dag, zusje!’

‘Ik hoor dat je zat bent van mijn gepraat, maar dat hoef je niet zo duidelijk te laten merken. Ik reken zondag gewoon op je, dus tot dan. Dikke kus!’

Lieve meid, dacht Duco vertederd. Even later vielen zijn ogen dicht en werd de stilte in het vertrek verstoord door een diep gesnurk.