12

Er waren in totaal achttien foto’s van het huis in Spanje, en nadat Kristina, Jakob en Kelvin in hun Mercedes naar het hotel waren gegaan, werden deze getoond.

‘Wie heeft ze genomen?’ vroeg Ebba.

‘Ik natuurlijk’, zei Karl-Erik.

‘Dus jullie zijn er al geweest?’

‘Alleen ik’, zei Karl-Erik. ‘Ik ben er een weekend heen gegaan. Eerste advent, om precies te zijn. Het was drieëntwintig graden in de schaduw; alhoewel, er was bijna geen schaduw, ha, ha. Een blauwe hemel als op een echte Zweedse zomerdag.’

De foto’s gingen rond. Achttien enigszins onscherpe foto’s van een witgepleisterd huis met een plat dak te midden van een groot cluster van andere witgepleisterde huizen met een plat dak. Kale bergen op de achtergrond. Een enkele bougainville. Een enkele cipres. Een klein zwembad met witte plastic stoelen en lichtblauw water.

Op een paar afbeeldingen zag je in de verte de zee, die op een afstand van zo’n vijf kilometer leek te liggen, en er liep een netwerk van moderne verkeerswegen naartoe.

‘Geen foto’s van het interieur?’ vroeg Leif Grundt.

‘De huidige bewoners waren thuis’, legde Karl-Erik uit. ‘Ze verhuizen in februari. Ik wilde me natuurlijk niet opdringen.’

‘Ik snap het’, zei Ebba.

‘Ik had alleen mijn oude systeemcamera bij me’, voegde hij er enigszins verontschuldigend aan toe. ‘Die werkt niet goed meer, meet het licht niet goed. Daarom had ik die digitale camera gevraagd. Straks kunnen we jullie elke week foto’s sturen. Via internet.’

‘Dat lijkt me heel leuk’, zei Leif Grundt.

‘Hoeveel pixels?’ wilde Kristoffer weten.

‘Veel’, zei Karl-Erik.

Heel even was het stil, en de klok aan de muur greep de kans om twaalf uur te slaan.

‘Ik hoop dat jullie hier allebei achter staan en dat jullie weten waar je aan begint’, zei Ebba.

‘Ben je weleens in Granada geweest, meisje van me?’ zei Karl-Erik en hij kreeg een mild vermanende klank in zijn stem. ‘Heb je weleens op de nieuwe brug in Ronda gestaan en het ravijn in gekeken? Nou?’

‘Papa, ik zeg niet dat het een verkeerde keuze is om daarnaartoe te gaan, ik hoop alleen dat het geen overhaaste beslissing is.’

Karl-Erik raapte de foto’s bijeen en stopte ze in de envelop waarin hij ze bewaarde. ‘Ebba, hier gaan we het nu niet over hebben’, zei hij resoluut. ‘Ik hoef je er toch niet aan te helpen herinneren wat er in het najaar is gebeurd. Er zijn momenten in het leven waarop je een beslissing moet nemen.’

‘Ik mag het toch wel vragen?’ zei Ebba.

‘Is er iemand die een boterham wil voor we naar bed gaan?’ vroeg Rosemarie, die net uit de keuken kwam. ‘Of wat fruit?’

‘Ben je helemaal gek geworden, mama?’ zei Ebba. ‘We hebben net vijf uur lang zitten eten.’

‘Ik …’

Maar haar stem sloeg over, ze haalde een keer diep adem en deed een nieuwe poging.

‘Ik zat te denken … misschien moeten we de politie bellen.’

‘Geen sprake van’, liet Karl-Erik zijn vrouw weten toen ze een kwartier later alleen in de slaapkamer waren. ‘Wat je ook doet, je belt niet de politie. Ik verbied het je.’

‘Verbieden?’

‘Ja, ik verbied het.’

Zijn gezicht had een kleur gekregen die Rosemarie bij haar weten niet eerder had gezien. Ja, bij pruimen en andere overrijpe vruchten misschien, maar nooit bij haar man.

‘Maar, Karl-Erik’, probeerde ze. ‘Ik dacht alleen maar …’

‘Je dacht überhaupt niet na’, onderbrak hij haar woedend. ‘Snap je dan niet wat dat allemaal teweeg zou brengen? Alsof hij al niet genoeg heeft aangericht! En dan heeft hij ook nog het lef om hiernaartoe te komen en vervolgens weer te verdwijnen, potverdomme, ik kan de gedachte niet verdragen … “Robert de Rukker gaat in Kymlinge in rook op!” Zie je de krantenkoppen al voor je, Rosemarie? We hebben het wel over je zoon, hoor!’

Rosemarie slikte en zonk neer op de rand van het bed. Zo kwaad had ze hem nog nooit gezien. In vijfenveertig jaar tijd niet. Als ik nu tegen hem in ga, krijgt hij een bloedprop en gaat hij dood, dacht ze.

‘Wil je die benaming alsjeblieft niet meer gebruiken’, zei ze kalm, waarop hij mopperend en vloekend naar de badkamer ging.

In zekere zin had hij natuurlijk gelijk, dat wist ze. Ze durfde er niet aan te denken wat de kranten zouden schrijven en de mensen zouden zeggen als bekend werd dat Robert verdwenen was. Hier in Kymlinge. Waar hij voor een verjaardagsfeest bij zijn ouders was!

En als ze de politie zou bellen, wist je zeker dat het uitkwam. De helft van het nieuws in de krant en op radio en televisie had met politiezaken te maken. Op de een of de andere manier.

Lieve God, wat moet ik doen? dacht Rosemarie Wunderlich Hermansson en ze legde haar handen gevouwen op haar schoot – maar het enige antwoord dat ze kreeg was een beeld dat op haar innerlijke netvlies geprojecteerd werd: het was Robert, verlaten en doodgevroren in een sneeuwstorm. Lieve God, help mij, probeerde ze opnieuw, ik hou dit niet lang meer vol.

En ze herinnerde zich de droom die ze had gehad. Over de vogels met die merkwaardige tekstballonnen bij hun snavel. Dat ze moest kiezen tussen haar leven en dat van Karl-Erik. Laat hem leven, dacht ze toen. Neem mij maar. Als ik morgen niet wakker hoef te worden, ben ik daar alleen maar dankbaar voor.

‘Wil je niet meerijden?’ vroeg Jakob Willnius toen hij voor de zacht roodverlichte entree van het Kymlinge Hotell was gestopt.

‘Ik denk van niet’, zei Kristina.

‘In een kwartiertje heb je je spullen gepakt’, zei hij.

Kristina knikte vaag. Zijn eigen koffer lag al in de kofferbak, dat detail had hij die ochtend al geregeld. Met zijn typische Jakob Willniusefficiëntie. Hij dacht altijd overal aan; aan de kleinste details, die nog uren – of dagen – voor hem lagen, maar die makkelijk van tevoren konden worden gedaan.

Wil hij echt dat ik meega? dacht ze. Of doet hij maar alsof? Uit beleefdheid. Gezinspolitieke correctheid?

Ze kwam er niet achter.

‘Nee’, zei ze. ‘Ik denk dat we tot morgen blijven.’

‘Vanwege dat gedoe met Robert?’

‘Onder andere. Het voelt een beetje onaardig om zomaar weg te gaan. Als hij niet opduikt, heeft mama … ja, niet alleen Ebba nodig om mee te praten.’

Wat een ongelooflijk makkelijk excuus, dacht ze. Over het oppoetsen van je eigen laag-bij-de-grondse motieven gesproken. Maar natuurlijk trapte hij erin.

‘Oké’, zei hij. ‘Dat begrijp ik. Maar hoe komen jullie thuis als die beste Robert niet terugkomt?’

‘Er zijn treinen’, zei Kristina. ‘Maar ik kan hier echt niet zomaar weg als blijkt dat hij echt verdwenen is. Ik bedoel, dan moet er toch iets gebeurd zijn. Dit kan hij niet gepland hebben.’

Ze maakte de gespen van Kelvins kinderstoel los. Jakob stapte de auto uit en liep naar de passagierskant. ‘Je hoeft niet mee naar boven te lopen, hoor’, zei Kristina. ‘Ik hou Kelvin op mijn arm en de tas in mijn andere hand. Dat gaat prima.’

‘Het kinderstoeltje?’ vroeg Jakob. ‘Als je met Robert terugrijdt, heb je …’

‘Dan gaan we wel op de achterbank zitten. Ik heb echt geen zin om dat ding mee te slepen in de trein.’

Ze stapte uit en hees Kelvin op haar arm. Het jongetje werd wakker en keek naar zijn ouders met zijn gebruikelijke treurige blik. Toen legde hij zijn hoofd op Kristina’s schouder en viel weer in slaap. Jakob streek voorzichtig met de achterkant van zijn hand over zijn wang, terwijl hij beurtelings naar zijn kind en zijn vrouw keek.

‘Kristina’, zei hij. ‘Ik hou van je. Onthoud dat goed. Ik vond het heel fijn vannacht, toen je thuiskwam.’

Ze glimlachte kort en schuldbewust. ‘Ik ook. En ik hou ook van jou, Jakob. Het spijt me als ik dat niet genoeg laat zien.’

Ze ging op haar tenen staan en kuste hem. ‘Zo, ga nu maar. We bellen morgen wel. Succes met die Amerikaan van je, rij voorzichtig.’

‘Zal ik doen’, zei Jakob Willnius en hij beroerde haar wang vluchtig met zijn vingers, op dezelfde manier als hij vlak daarvoor zijn zoon had gestreeld. ‘Gelukkig is het opgehouden met sneeuwen, ze hebben het meeste vast al weggeveegd.’

Daarna kroop hij in de auto en reed weg.

Toen ze de kamer in kwam, was het twintig over twaalf. Ze stopte Kelvin in het extra bed in de alkoof zonder dat hij wakker werd, kleedde zich uit en ging onder de douche staan.

Waar ben ik mee bezig? dacht ze. Wat drijft me? Is … zou Jakobs liefde niet genoeg moeten zijn? Nu spoel ik zijn laatste aanraking af en bereid ik me voor op een andere.

Het is schandelijk, er is geen ander woord voor.

Het waren weliswaar terechte gedachten, maar tegelijkertijd wist ze dat welke beschuldigingen ze ook richting zichzelf uitte, welke vermaningen ze er ook uit slingerde, het zou slechts een retorisch spel blijven.

Op dit soort momenten, wanneer mensen hun keuzes maken, ruïneren ze hun leven, stelde ze vast.

En het merkwaardige is dat het zo in en in menselijk is.

Toch wilde ze – tot op zekere hoogte – Henrik alleen maar helpen met zijn seksualiteit. Dat had dit alles in gang gezet. Althans, dat probeerde ze zichzelf wijs te maken, en als … als alles goed afliep, want dat kon maar zo, dat móést … dan konden ze, hij en zij, neef en tante, er op een dag om glimlachen en eraan terugdenken als een mooie herinnering. Een zoet geheim, dat ze deelden en de rest van hun leven met zich mee konden dragen, verborgen onder hun hart, en slechts op korte, selectieve momenten tevoorschijn halen.

Dat heb ik het afgelopen jaar in drie romans en vijf bladen gelezen, dacht ze, ze stapte de douche uit en begon zich met het knalrode hotelbadlaken af te drogen.

Bekeek haar naakte lichaam in de spiegel, op dezelfde neutrale, mild berustende manier als een paar avonden daarvoor in haar badkamer in Gamla Enskede.

Probeerde zich voor te stellen hoe het zou voelen als de amper negentienjarige Henrik zijn slungelige lichaam tegen haar aan zou drukken. Bij haar naar binnen zou dringen.

Over een uur wellicht. Anderhalf?

Ze nam haar mobiele telefoon mee en kroop naakt tussen de heerlijk koele hotellakens. Maar ze waren sinds gisteren niet verschoond, merkte ze. Jakob en zij hadden heftig de liefde bedreven, bijna gewelddadig, in precies hetzelfde bed, tussen hetzelfde beddengoed, minder dan vierentwintig uur geleden. En nu …

Ze bewoog haar vingers over de piepkleine knopjes van het toestel, maar iets hield haar tegen. Inwendige stemmen riepen dat ze zich moest bezinnen. Ze besloot tien minuten te wachten om na te denken; op zijn minst een soort bezinning proberen te simuleren.

Twee dingen kwamen bovendrijven uit de wirwar van tegenstrijdigheden. Het eerste was het beeld van Ebba als leeuwin die haar nakomelingen tot de laatste ademtocht verdedigt. Tot het bloed tussen haar tanden sijpelt.

Het tweede was iets anders, iets waarover ze met zekerheid kon zeggen dat ze er in jaren niet aan had gedacht. Het was iets wat Jakobs dochter, Liza, had gezegd toen ze een keer vanuit Londen belde.

Dat Jakob agressief kon worden. Hij is niet alleen dat mondaine ijskonijn dat jij kent, je kunt het maar beter weten, dan ben je een beetje voorbereid.

Jakob agressief? Ze had het destijds niet geloofd en er ook nooit iets van gemerkt.

Bovendien hadden zijn tweelingdochters een verschrikkelijke hekel aan hun vader en aan haar, dat leed geen twijfel. Van zulke valse etters moest je je niks aantrekken.

Dus waarom kwam het nu bovendrijven?

De leeuwin en het agressieve ijskonijn?

Kristina lachte even. Ze was niet van plan zich aan een van beiden bloot te stellen. Maar haar lach kraste en ebde weg. Ze woog haar mobieltje in haar hand. Ze hadden niets afgesproken, maar ze had zijn nummer. Misschien wachtte hij op groen licht.

Ik durf niet, dacht ze ineens.

Maar ze leek gestuurd te worden door haar vingers op de piepkleine knopjes. Toen ze eenmaal het nummer had ingetoetst, hoefde ze nog alleen maar drie keer op een knopje te drukken.

‘Kom’.

En dan: ‘Verzenden’. ‘Yes’ of ‘No’?

Ze klikte het weg. Het moest zijn beslissing zijn.

De Man Zonder Hond
manzonderhond1.xhtml
manzonderhond2.xhtml
manzonderhond3.xhtml
manzonderhond4.xhtml
manzonderhond5.xhtml
manzonderhond6.xhtml
manzonderhond7.xhtml
manzonderhond8.xhtml
manzonderhond9.xhtml
manzonderhond10.xhtml
manzonderhond11.xhtml
manzonderhond12.xhtml
manzonderhond13.xhtml
manzonderhond14.xhtml
manzonderhond15.xhtml
manzonderhond16.xhtml
manzonderhond17.xhtml
manzonderhond18.xhtml
manzonderhond19.xhtml
manzonderhond20.xhtml
manzonderhond21.xhtml
manzonderhond22.xhtml
manzonderhond23.xhtml
manzonderhond24.xhtml
manzonderhond25.xhtml
manzonderhond26.xhtml
manzonderhond27.xhtml
manzonderhond28.xhtml
manzonderhond29.xhtml
manzonderhond30.xhtml
manzonderhond31.xhtml
manzonderhond32.xhtml
manzonderhond33.xhtml
manzonderhond34.xhtml
manzonderhond35.xhtml
manzonderhond36.xhtml
manzonderhond37.xhtml
manzonderhond38.xhtml
manzonderhond39.xhtml
manzonderhond40.xhtml
manzonderhond41.xhtml
manzonderhond42.xhtml
manzonderhond43.xhtml
manzonderhond44.xhtml
manzonderhond45.xhtml
manzonderhond46.xhtml
manzonderhond47.xhtml
manzonderhond48.xhtml
manzonderhond49.xhtml
manzonderhond50.xhtml
manzonderhond51.xhtml
manzonderhond52.xhtml
manzonderhond53.xhtml
manzonderhond54.xhtml
manzonderhond55.xhtml
manzonderhond56.xhtml
manzonderhond57.xhtml
manzonderhond58.xhtml
manzonderhond59.xhtml
manzonderhond60.xhtml
manzonderhond61.xhtml
manzonderhond62.xhtml
manzonderhond63.xhtml
manzonderhond64.xhtml
manzonderhond65.xhtml
manzonderhond66.xhtml
manzonderhond67.xhtml
manzonderhond68.xhtml
manzonderhond69.xhtml
manzonderhond70.xhtml
manzonderhond71.xhtml
manzonderhond72.xhtml