17
Na de tweede fles champagne werd alles nogal wazig. In het bestand dat Kate in haar hoofd had opgeslagen, genaamd Dingen Om Te Onthouden Wanneer Nuchter (een bestand waartoe haar op dit moment neurologisch de toegang ontzegd was, helaas) sloeg ze het feit op dat Francesca de rekening betaalde, iets wat ze per se had gewild, en het feit dat ze dacht dat het bedienend personeel waarschijnlijk aan hen allebei een hekel had, omdat ze steeds opvallender en vaker gingen giechelen. En het feit dat het geweldig was om eruit te zijn, terug te zijn, Francesca te ontmoeten, te lachen en te drinken en te roddelen en over dingen te praten: belangrijke dingen, malle dingen – gewoon praten. Dat herinnerde ze zich, al waren de bijzonderheden van hun gesprekken niet erg duidelijk.
Maar de volgende dingen herinnerde ze zich niet:
Waar ze nog meer over praatten.
Hoe laat ze weggingen.
Hoe ze thuiskwamen.
De volgende dag bedacht ze vermoeid dat het verschil tussen New York en Londen was dat het in New York onmogelijk was je zo te ge dragen, terwijl het in Londen onmogelijk was een vriendin als Francesca te ontmoeten voor ‘één’ borrel en niet apezat, stomdronken, te worden. Het zou mogelijk moeten zijn. Alleen was het dat nooit.
Ze herinnerde zich dat ze besloten terug te gaan naar Francesca's flat, omdat Kate de warme vloertegels wilde zien, er plotseling naar hunkerde ze te zien. Dat herinnerde ze zich nog. Wat ze zich ook herinnerde:
Het pad naar de voordeur door Francesca's tuin had zwarte en witte tegels.
Op de terugweg stopten ze bij een geldautomaat. Die was blauw.
Ze had Francesca gevraagd of ze wist hoe ze erachter kon komen waar Charly nu was. Waar ze woonde.
Maar ze kon zich het antwoord niet herinneren.
De volgende ochtend toen Kate wakker werd, werd ze half gewurgd door haar eigen haar dat om haar nek verstrengeld zat. Haar mond voelde alsof ze die had gebruikt om azijn in te bewaren. Ze draaide zich om in haar bed en probeerde zich te herinneren waar ze was, wat ze de vorige avond had gedaan. Haar hoofd was volkomen leeg. Een door een kater veroorzaakt moment lang raakte ze in paniek bij de gedachte dat haar brein in de loop van de nacht was gewist, als een kapotte iPod.
Ze staarde naar de lichte, praktisch lege muren om haar heen, door het raam naar de kale uitbottende bomen buiten, en toen keek ze naar de muur naast haar. Daar hing een foto, en ze herkende zichzelf, Zoe, Betty en Francesca, allemaal in avondkleding, op de avond van Zoes housewarming al die jaren geleden… ze stond arm in arm met Zoe en Betty, voorovergebogen, lachend om iets wat Betty zei, de anderen uitgelaten mee omlaagtrekkend…
Kate knipperde met haar ogen en staarde weer naar de foto. Ja, dat was het. Ze was bij Francesca, in haar kamer, in een onbekend klein vestje en een wijde jongensonderbroek… maar waar was Francesca?
Beneden liep iemand rond in de keuken, en Kate wreef in haar ogen. Ze voelde zich ellendig. Eenmaal moeizaam uit bed gestapt, pakte ze een ochtendjas die aan de achterkant van de houten deur hing. Ze streek met haar handen door haar haar, greep haar schedel vast. Die voelde warm. Was haar bloed aan het koken geraakt dankzij de hoeveelheid alcohol die ze naar binnen had gekregen? Was dat het? Kate strompelde de trap af, hield haar hoofd, haar haren vast.
‘God, wat voel ik me beroerd,’ zei ze tegen iemand die luid, te luid ritselde met de krant.
De persoon in kwestie tuurde over de rand van het papier.
Het was niet Francesca.
‘Mac?’ fluisterde Kate.
‘Kate.’
Mac hief zijn blik op van de krant, hij keek haar strak in de ogen. Hij verroerde zich niet. Hij staarde naar haar alsof hij een geest zag.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg Kate zacht.
‘Ik woon hier.’ Zijn gezicht verstrakte en hij deed zijn mond open alsof hij iets wilde zeggen, maar deed hem toen weer dicht. Zijn stem klonk ijzig kalm. ‘Ik zou kunnen vragen wat jij hier doet.’
‘Je woont hier niet,’ zei Kate verward. Haar door de champagne benevelde brein draaide op volle toeren; wanhopig probeerde ze zich te herinneren wat Francesca de vorige avond had gezegd.
Sara? Ze is een paar maanden geleden bij haar vriend ingetrokken. Ik moest iemand anders zoeken. O, lieve god, dat vergat ik je te vertellen, schat… Op het ogenblik bof ik omdat… Dank je, nog een fles graag.
Hij had haar niet vergeven wat ze had gedaan. Toch? Kate dwong zich hem aan te kijken. Ze keek eerst naar zijn handen. Eén hand klemde zich zo stevig om de rand van het papier dat het verfrommelde als een rozet, en hij smeet de krant op tafel en stond op. Hij was lang, ze vergat altijd hóé lang. Ze deed een stap naar hem toe, maar weigerde hem aan te kijken. Zwijgend stonden ze tegenover elkaar. Herinneringen aan de laatste keer dat ze hem had gezien kwamen op haar af… maar ze verjoeg ze. Nee, daar wilde ze niet meer aan denken.
Vaag hoorde ze het geluid van de douche, in een ander deel van het huis. Het bracht haar tot bezinning, en eindelijk keek ze Mac recht in de ogen. En toen voelde ze het. Ze voelde zich bijna verpletterd door het venijn in zijn ogen, zijn woede, zijn afkeer. Kate deinsde achteruit, geschokt door die intense blik.
‘Ik woon hier wel degelijk,’ zei hij. ‘Tijdelijk. Ik zoek een huis.’ Hij bedwong zich, alsof hij niet te veel aan haar kwijt wilde. ‘Hoe dan ook: wat doe jij hier?’
Ze kon geen bevredigend antwoord bedenken. ‘Ik wist niet dat jij hier woonde. Ik was gisteravond uit met Francesca…’
‘Fijn voor je.’ Hij keek uit het raam, beheerste zich toen. ‘Francesca staat onder de douche. Wil je thee?’
‘O, ja, dat zou…’
‘Het water heeft net gekookt.’ Hij richtte zijn aandacht weer op de krant.
‘Dank… dank je.’ Kate liep beduusd naar de keuken. Haar hoofd bonsde en haar hart ging als een gek tekeer. Overal geesten, dacht ze. Je kunt er niet aan ontkomen. Ze keek op de klok. Acht uur. Ze had meneer Allan beloofd dat ze om negen uur bij hem zou zijn.
‘Shit,’ zei ze.
Mac negeerde haar.
‘Ik moet weg,’ zei Kate en ze trok zich terug op de trap naar boven, naar de zitkamer. ‘Iets… ik moet ergens te zijn.’
‘Natuurlijk.’ Hij keek even op. Zijn stem klonk achteloos, bijna gemoedelijk. ‘Dan zou ik maar gaan. Daar ben je goed in, hè? In weglopen.’
Kate voelde iets in zich knappen.
‘Het was niet mijn bedoeling,’ zei ze, alle angst verdwenen.
‘Hè?’ zei hij verbaasd. Hij hief met een ruk zijn hoofd op en ze zag de grijze haren opzij van zijn hoofd, op zijn slapen.
‘Het was niet mijn schuld, Mac.’ Ze voelde zich kalm. ‘Ik bedoel, het wás mijn schuld, maar… ik heb ervoor geboet. Ik weet dat je me haat. Ik weet dat ik het heb verknald.’ Ze schraapte haar keel.
‘Waar heb je het over?’ vroeg hij.
Kate staarde hem met iets van ergernis aan. ‘Mac! Je weet wat ik…’
‘Nee, dat weet ik niet.’ Zijn stem klonk bijna kwaadaardig. ‘Want weet je, Kate, je hebt mijn leven niet één keer verknald, maar… Ja, eerlijk gezegd een paar keer. In alle opzichten. Dus als je hier binnenwandelt en zegt dat het je o zo spijt, weet ik niet goed voor welke van de diverse manieren waarop je alles hebt verpest, je je verontschuldigt.’
Ze probeerde te slikken maar kon het niet. ‘Luister, het was niet mijn bedoeling…’ begon ze, maar hij begon te lachen.
‘O, dat is een hele troost.’ Mac hield nog steeds de krant vast. Zijn groene ogen waren ijskoud en resoluut. ‘Het was niet je bedoeling. Wauw. Moet dat alles goedmaken? Laat maar, Kate. Ik wens deze discussie niet met je. Oké?’
‘Nee, niet oké. Jij… Ik… We… Dat wil zeggen… Alles wat er gebeurd is.’ Ze rukte de krant snel uit zijn handen. Zo snel, dat hij een van zijn vingers opensneed aan de rand. Mac haalde diep adem en stond op. Hij liep naar haar toe, en heel even dacht Kate dat hij haar zou slaan. ‘Alles wat er gebeurd is,’ zei ze en ze boog zich naar hem toe. Vecht ertegen. Bestrijd angst met angst, hield ze zich voor. Ergens haalde ze nog wat kracht vandaan. Ze was zich plotseling bewust van haar ochtendjas, het korte broekje, het schamele topje. Ze stonden elkaar aan te kijken. De spanning was voelbaar.
‘Ik zal nooit en te nimmer denken dat het niet jouw schuld is,’ zei hij simpel. Hij drukte zijn vinger tegen zijn andere handpalm; ze zag bloed waar hij zich aan de krant had gesneden. ‘Dat is alles. Jij was het, Kate. Na alles wat er gebeurd was, hadden we er iets van kunnen maken, jij en ik.’ Een secondelang zag ze een tedere utidrukking in zijn ogen, en ze wist dat hij het zich net zoals zij herinnerde, en het deed haar zoveel meer verdriet dan ze voor mogelijk had gehouden. ‘Maar je hebt alles opnieuw kapot gemaakt. En daarom zal ik nooit en te nimmer denken dat het niet jouw schuld was.’
Ze sloeg tegen de zijkant van een kast, haar hand bonkte pijnlijk hard tegen het hout. Ze rilde even en een onderdeel van een seconde rilde hij met haar mee.
‘Je weet niet waar je over praat…’
Mac negeerde haar en sprak verder alsof ze niets had gezegd.
‘Je liep weer weg,’ zei hij met een geërgerde uitdrukking op zijn magere, vermoeide gezicht. ‘Lieve god!’ Hij keerde zich van haar af. ‘Je hebt zelfs nooit geschreven.’
‘Ik heb wél geschreven, Mac. Dat heb ik wél.’ Ze wilde zich rechtvaardigen, maar het klonk zo zwak.
Hij wuifde het weg, en draaide zich weer naar haar om. In zijn ogen stond zoveel verdriet te lezen dat ze het bijna niet kon verdragen. ‘Verdomme! Het lijkt wel een nachtmerrie. Dit alles is een nachtmerrie, en dat komt door…’
Francesca verscheen boven aan de trap naar de keuken. ‘Ah,’ zei ze, achteloos de knopen van haar zwarte blazer dichtknopend. ‘Goeiemorgen, Kate. Ik ben afgrijselijk laat. Hemel, wat zie jij er bedonderd uit.’
‘Francesca…’ zei Kate, maar Francesca negeerde de interruptie.
‘Wat een leuke verrassing, hè? Ik had je willen waarschuwen wie mijn…’
‘Ze staat op het punt om weg te gaan, maak je geen zorgen.’ Mac knipte laatdunkend met zijn vingers naar Kate. ‘Ze heeft nog een paar dingen te doen.’ Hij haalde diep adem en keek weer in zijn krant.
Dat was het moment waarop Kate afknapte. Ze deinsde achteruit en de tranen stroomden plotseling over haar wangen.
‘Waarom begrijp je het niet?’ riep ze. ‘Dacht je dat het voor mij zo gemakkelijk was? Mac, ik kón niet anders!’
Ze holde de trap op, langs een verbijsterde Francesca, liep struikelend de slaapkamer in en trok haar kleren van de vorige avond aan. Nog geen minuut later holde ze de trap weer af. Francesca stond in de hal.
‘Wat is er in godsnaam aan de hand?’ vroeg ze.
‘Ik moet…’ Kate snufte, haar ogen zagen rood. Ze veegde haar neus af. ‘Ik ga weg, zeg niks alsjeblieft… Sorry, lieverd.’
‘Jij en Mac?’ Francesca rimpelde haar voorhoofd. ‘Wauw! Ik heb me altijd afgevraagd… Wanneer…?’
Mac verscheen in de gang, zijn lange lijf blokkeerde het licht uit de keuken. Hij tikte Francesca zacht op haar arm, maar wendde zijn ogen geen moment af van Kates gezicht.
‘Laat haar gaan,’ zei hij somber. ‘Alsjeblieft, Francesca.’
‘Wacht even, Kate, ik loop met je naar…’
‘Nee, nee.’ Kate haalde diep adem en glimlachte, alsof er geen vuiltje aan de lucht was. ‘Ik moet ervandoor…’
Ze holde weg, smeet de deur luid achter zich dicht. Buiten was het koud en grauw, de lucht was bedekt met een aaneengesloten grijs wolkendek. Geesten. Overal in Londen waren de geesten.