16
Het was woensdagavond en Kate was nu vier dagen in Engeland. De eerste vierentwintig uur leken in een flits te zijn voorbijgegaan, en vanaf dat moment was het bijna griezelig hoe gemakkelijk ze verviel in een routine waaraan ze zich maanden zou kunnen houden. Het was net als de eerste paar dagen op een nieuwe school: na nog geen week geeft de behoefte aan een normaal leven je het gevoel dat je er al jaren in plaats van dagen bent. 's Morgens ging ze op bezoek bij haar vader, meestal als Lisa uit was met Danielle. Dinsdag had Lisa haar een sleutel gegeven, zodat Daniel niet open hoefde te doen. Daarna ging ze terug naar haar flat, scharrelde daar een tijdje rond, maakte een lijst van dingen die ze moest doen – nieuwe potten kopen voor het balkon en extra theelepeltjes – altijd onbelangrijke kleine dingen. Ze belde de makelaar niet, ze belde Zoe niet, al wist ze dat ze dat eigen lijk hoorde te doen. In de vroege avond van maandag, dinsdag en woensdag ging ze naar boven om thee te drinken met meneer Allan. Hij vertelde haar over Eileen, over hun leven samen, en ze bespraken dingen voor de begrafenis. Kate wist niet zeker of ze veel praktische hulp bood, maar hij zei dat het hem goed deed met haar te praten. Daarna sprak ze nog een keer met haar vader en ging vervolgens vroeg naar bed.
Ze ging niet de stad in, kwam niet verder dan haar wandeling met meneer Allan. Ze ging naar de supermarkt om eten in te slaan voor mevrouw Allans begrafenis, maar daar bleef het zo'n beetje bij. Ze was terug in Londen, maar ze had net zo goed nog in een ander land kunnen wonen. Ze belde geen oude vrienden en stuurde geen e-mails op de laptop die ze had meegebracht. Francesca belde een paar keer maar liet geen bericht achter, en Kate liet haar telefoon domweg rinkelen.
Maandagavond had ze haar moeder gebeld, maar dat bracht haar alleen maar nog meer van streek.
‘En, schat, wat heb je allemaal gedaan?’ had Venetia opgewekt gevraagd. ‘Leuke dingen? Bijgepraat met je vrienden? Fijn!’
‘O,’ zei Kate onrustig. ‘Eh, ja… Ik heb Zoe gesproken.’
Venetia klonk overdreven enthousiast. ‘Super! Hoe gaat het met haar?’
‘O…. Goed.’
Even bleef het stil. Kate had als zo vaak het gevoel dat het haar nooit lukte zich van haar beste kant te laten zien tegenover haar moeder.
‘Hoe gaat het met de plannen voor Oscars feest?’ vroeg ze na een tijdje.
‘O, dodelijk vermoeiend. Ik heb voor ons beiden een afspraak gemaakt bij de kapper voor zaterdagochtend. Ik wil krullen, jij kunt laten doen wat je wilt – föhnen? Dat is waarschijnlijk het bes te, hè?’
‘Eh… Ik weet het nog niet zeker… Kan ik…’
‘Ik hoef het ze voorlopig nog niet te laten weten, dus denk er maar over na.’
‘Zal ik doen.’ Kate beet op haar pink om niet te lachen, want haar moeder was amusant, vooral op een afstand. ‘En het feest zelf? Alles onder controle?’
‘Het wordt su-per!’ zei Venetia enthousiast. ‘Nog maar drie weken! O lieve hemel. Maar je bent vóór die tijd toch terug, hè?’ Haar stem schoot uit.
‘Natuurlijk, mam.’ Kate probeerde niet te streng over te komen. ‘Ik heb van begin af aan gezegd dat ik ruimschoots op tijd terug zou zijn. Ik zou Oscars feest toch zeker niet willen missen?’
‘Ik weet het,’ zei Venetia gekalmeerd. ‘Het is alleen… Nou ja, je weet hoe ik over Londen denk.’
Ze sprak alsof Londen een ontsnapte oorlogsmisdadiger was, die het speciaal op haar voorzien had. ‘Weet je, mam, ik ben echt blij dat ik ben teruggegaan.’ Kate hoorde een overtuiging in haar stem die ze niet echt voelde. ‘Het was zo geweldig papa weer te zien…’
‘Precies ja. Hoe gaat het met die lieve Daniel?’ viel Venetia haar vriendelijk in de rede, alsof Daniel haar favoriete oude vriend was, of haar lievelingshond, niet haar ex-man, van wie ze onder pijnlijke omstandigheden was gescheiden en die ze tijdens een dinertje met haar New Yorkse vrienden na een paar glazen wijn ‘die klootzak van een Miller’ noemde.
‘Goed.’ In werkelijkheid had Lisa haar die dag, met een quasiwanhopige zucht, verteld dat de artsen vonden dat hij minder goed vooruitging dan hij zou moeten doen. Hij was een lastige patiënt, dat was het hele probleem. Niets om je zorgen over te maken, had de verpleegster die iedere dag bij hem kwam gezegd. Maar de transplantatie had hem een flinke knauw gegeven, en voorlopig wisten ze nog steeds niet of zijn lichaam de nieuwe nier zou afstoten of niet. Ze moesten afwachten, en hij was niet bepaald goed in wachten op iets waarover hij geen zeggenschap had, vooral niet als het om zijn eigen lichaam ging.
Dinsdag belde ze Perry & Co om zich te melden bij Bruce Perry. Om de een of andere reden wilde ze haar baas laten weten dat ze niet met vakantie was, maar voor een serieuze zaak in Londen was. Ze wilde hem laten weten dat ze van haar baan hield en zich bekommerde om haar werk. Toch?
‘Is alles in orde?’ vroeg ze.
‘O, ja!’ Zijn stem klonk opgewekt. ‘We missen je, Kate! Maar we spelen het hier wel klaar. Maak je maar niet ongerust.’
‘Gaat het goed met Lorraine? Is het niet nodig dat je…’
‘Hé, hé, Kate.’ Zijn stem klonk luider, alsof hij dichter bij de telefoon sprak. ‘Lorraine kan niet wat jij kunt, laat daarover geen misver stand bestaan. Oké? Maar ze is geweldig!’ Zijn stem klonk weer verder weg, alsof hij dit aan het personeel verkondigde. Kate kon iemand horen lachen op de achtergrond. ‘Ze heeft vandaag voor iedereen donuts meegebracht! Die dure Krispy Kremes! Wat een supervrouw! Ze heeft een paar dingen veranderd die je leven een stuk gemakkelijker zullen maken.’
‘Eh… Wat bijvoorbeeld?’
‘Een paar verbeteringen in het opbergsysteem, en ze heeft een paar auteurs gebeld die ze zelf wil introduceren. Persoonlijk contact. Het was Doris’ idee.’
Kate gaf een harde trap tegen de plint in de gang en maakte toen kermend van pijn een luchtsprong. Mijn god, dat onderkruipsel met dat gladgestreken haar, dat secreet van een Doris! Dat… serpent! Ze haalde diep adem.
‘Geweldig,’ zei ze. ‘Uitstekend idee. Ik moet nu ophangen, Bruce, maar ik bel je vrijdag, oké?’
‘Hoeft niet, Kate! Nergens voor nodig! Concentreer jij je maar op je vader. En we zien je later weer. Zo gauw je kunt.’
Ja, het ging prima zonder haar. Nee, zei ze tegen de stem in haar hoofd die luid zei: ‘Ze missen je helemaal niet, hè?’ Dat was de afspraak die ze met zichzelf had gemaakt toen ze naar New York ging. Een rustig leven zonder zware verplichtingen. Een leven waarvan ze gemakkelijk afscheid kon nemen. Wanneer ze maar wilde.
Ze had zich alleen niet gerealiseerd hoe gemakkelijk dat kon. Hoe gemakkelijk je kon worden vergeten, op de achtergrond kon raken.
En zo ging het door. Woensdagochtend ging ze weer op bezoek bij haar vader en op de terugweg ging ze langs de winkels op Elgin Avenue, om een paar laatste dingen te kopen die ze nodig had voor de thee na mevrouw Allans begrafenis de volgende dag. Ze liep naar de kassa en deponeerde haar boodschappen op de toonbank.
‘Hallo,’ zei ze en ze besefte dat het bijna wanhopig klonk. Ze wilde praten met de man achter de toonbank, verlangde naar wat menselijk contact.
Maar hij knikte slechts en stopte alles in een lichtblauwe plastic tas, en toen Kate zei: ‘Ik hoef geen tas,’ keek hij haar met een ijskoude blik aan, alsof ze net had overgegeven op de vloer van de winkel.
Kate had het gevoel dat ze gek begon te worden. ‘Hoe gaat het vandaag?’
In New York zouden ze nu haar naam kennen, verrukt glimlachen als ze binnenkwam, de boodschappen sorteren en in drie seconden in haar eigen tas stoppen, en een oppervlakkig, maar vriendelijk praat je aanknopen terwijl ze afrekende. De neonbuis boven de kassa zoemde. Buiten knarste de versnelling van een auto. Binnen heerste stilte. De man achter de toonbank knikte beleefd maar zei niets.
‘Eh… Goedendag,’ zei Kate. ‘Tot ziens!’
Ze liep naar buiten, haar tas zwaaiend naast haar knieën. Ze voelde zich een imbeciel, wilde hoofdschuddend tegen zichzelf praten. Plotse ling was de betovering van de afgelopen dagen verbroken. De woens dag strekte zich eindeloos lang voor haar uit, eenzame uren in de flat waarvan ze had gedacht dat die haar eerste thuis als getrouwde vrouw zou zijn, met als enig respijt de gesprekken met twee oude mannen, de een ziek, de ander in rouw, de een haar vader, de ander haar buurman. Met een bezwaard hart opende ze de voordeur.
En toen belde Francesca.
‘Zo, vreemdeling,’ zei de stem aan de telefoon, en Kate ging rechtop zitten op de bank, zo rechtop als ze maar kon. ‘Hoe heb ik het nou? Je bent al praktisch een week terug en je hebt nog niet gebeld. Aardig van je, hoor! Wat is er aan de hand?’
‘Ik denk dat ik bezig ben gek te worden, Francesca,’ zei Kate. ‘Ik heb een borrel nodig.’ Ze zweeg even. ‘Hoe is het met jou? Alles goed?’
‘Prima,’ zei de geruststellende stem, koel en beheerst. ‘Ik ben nog aan het werk. Geef me een halfuur. Ik zie je bij Kettners, in de bar. Acht uur oké?’
‘Eh…’ zei Kate, die het plotseling benauwd kreeg. Dat was in het centrum. Ze had er niet op gerekend dat ze naar het centrum zou moeten.
‘Nu of nooit,’ zei Francesca. ‘Ja of nee, wat je wilt. Ik ga niet helemaal naar jou toe. Ik zit in Clapham, weet je nog? Of ben je alles van Londen vergeten nu je een New Yorkse bent geworden?’
‘Doe niet zo raar,’ zei Kate verontwaardigd. ‘Natuurlijk niet. Ja dus. Acht uur. Zie je straks. Dag…’
Maar Francesca had al opgehangen.
En daar was ze dan. In het centrum van de stad, het bonte, pul serende, door en door verwarrende centrum, vol bezienswaardigheden en geuren en geluiden. Ze was de pre-theaterchaos misgelopen; Kate moest bijna lachen toen ze uit de ondergrondse op Piccadilly Circus kwam – zo afgrijselijk vond ze dit centrum van haar geliefde geboortestad. Het Trocadero, Eros, Shaftesbury Avenue – ingesloten door stromen verkeer, toeristen, duiven en de hotdogkramen, en met de eeuwig aanwezige geur van gebraden varkensvlees, dampend naast ranzige uien. In New York waren de straten breed. Times Square mocht dan Disney-stijl zijn, het was schoon en vriendelijk en alles was 's nachts open, en de adrenalinestoot die je kreeg als je er liep was onvergelijkbaar. Daar heerste orde: ze had nooit begrepen dat er mensen waren die New York chaotisch vonden. Dit… dit, dacht ze, toen ze op Shaftesbury Avenue liep, langs karikaturisten, rondhangende mannen in goedkope leren jacks, scheldende blanke bestuurders van bestelwagens, groepen toeristen met rugzakken die groter waren dan zijzelf, richting Wardour Street… dit was chaos.
Toen ze in Soho kwam werd de verkeersdrukte minder. Ze passeerde het kleine schooltje en de kerk met het onverwachte kerkhof, liep door Old Compton Street, waar enkele dappere zielen 's avonds buiten zaten om de relatieve warmte te vieren van weer een zonnige dag in maart. Ze voelde iets van nostalgie. Herinneringen kwamen terug aan avonden in Pulcinella, of de tapasbar om de hoek, de Mayflower aan de overkant van de straat, of de Dog and Duck in Dean Street… ze had er in de jaren dat ze in de twintig was zoveel tijd doorgebracht. En in Kettners.
Tot haar opluchting zag ze dat Kettners niet veranderd was. Het had nog steeds die oude, bijna huiselijke charme, een zekere verbleekte elegantie vermengd met een roezemoezige sfeer, ouderwetse kelners die echte kelners waren en geen werkloze acteurs die je zodra ze maar even de kans kregen wilden laten weten hoe geweldig ze waren. Nee, Kettners was van de oude school. Het was een van Kates favoriete plekjes in Londen geweest. Ze lachte naar de meisjes van de garderobe en ging naar rechts, een tree af naar de bar naast het restaurant, waar een oudere man achter een piano zat. Hij zong ‘Someone to Watch Over Me’ – het was altijd ‘Someone to Watch Over Me’. Herinneringen en emoties maakten zich van haar meester, en even bleef ze verward staan.
‘Hoi,’ zei een stem in de hoek. Kate keek op en zag Francesca onderuitgezakt op een bank in de hoek zitten, het jasje van haar mantel pak omhooggekropen, de schoudervullingen centimeters hoger dan zij. Haar lange donkere haar viel op haar schouders. Ze lachte naar Kate en klopte op het leren kussen.
Kate plofte naast haar op de bank en knuffelde haar, herinnerde zich weer hoe mager Francesca was.
‘Heerlijk je te zien,’ zei ze, ‘ik heb je gemist.’
‘Ik jou ook. En het werd verdomme tijd. Weet je dat het…’
‘Twee jaar. Ik weet het. Het spijt me.’
Onverwacht zei Francesca: ‘Dat weet ik. Laten we het daar maar niet over hebben.’ Ze schraapte haar keel en zei nuchter: ‘Althans niet voor we wat gedronken hebben. Er is een fles champagne onderweg.’
De huischampagne van Kettners was beroemd: goed en goedkoop. Een gevaarlijke combinatie.
‘Geweldig.’ Kate wreef in haar handen. Het drong tot haar door dat ze er eindelijk tussenuit was.
‘En? Hoe gaat het met je?’ vroeg Francesca terwijl de ober behoedzaam een ijsemmer en twee glazen op tafel zette.
‘Nee,’ zei Kate vastberaden. ‘Hoe gaat het met jóú? Ik ben doodziek van mijzelf, vertel me liever hoe het jou is vergaan. Je ziet er fantastisch uit.’
‘Schei uit, zeg. Onze raadselachtige Kate komt plotseling terug, en ik zal de hele avond zitten kletsen over leenconstructies en dat ik de pest heb aan London Bridge en dat mijn baas een doorgedraaide eikel is? Nee dus. Hoe is het nou met je? Kom, Kate. Vertel op.’
Kate had het gevoel dat ze vanaf het plafond naar zichzelf keek en luisterde naar haar eigen woorden: ‘Ik geloof niet dat ik terug had moeten komen.’
‘Terug in die flat?’ Francesca knikte en schonk champagne in. ‘Het verbaasde me al dat je dat deed, weet je.’
‘Meen je dat?’
‘Natuurlijk. Ik zou het niet hebben gedaan, dat is zeker. Waarom kon je niet bij iemand anders logeren?’
‘Zoe?’
‘Eh, ja…’
‘Ik weet het,’ zei Kate zwakjes. ‘Ze heeft zoveel aan haar hoofd. En ik wilde niet…’
‘Hm, ja.’ Ze overhandigde Kate een glas. Kate pakte het aan en nam een flinke slok. De bruisende drank prikte in haar neus; het deed haar aan iets denken, maar waaraan?
‘Hoe gaat het met haar?’ vroeg Kate, zonder het antwoord te willen horen.
‘Je hebt haar toch opgezocht, hè?’
‘Ja, ja. Ik mag dan een trut zijn, maar niet zó'n trut.’
‘Hm.’ Francesca trok haar wenkbrauwen op en glimlachte toen. Er lag een hartelijke glans in haar ernstige donkere ogen. ‘Misschien niet, lieverd. Zoe…’ Ze nam een slok champagne. ‘Ze is oké. Je weet dat ze weer aan het werk is?’
‘Dat heeft ze me verteld.’
‘Het… het is tijd dat ze haar leven weer op de rails zet.’
‘Twee jaar en negen maanden.’
‘Natuurlijk,’ zei Francesca. Ze streek met haar hand over haar voorhoofd en Kate herinnerde zich dat Francesca van Steve had gehouden, lang voordat Zoe op het toneel verscheen. Ze was zijn eerste vriendin geweest op de universiteit. Kate kneep haar ogen samen en knikte naar haar.
‘Hé!’ zei Francesca scherp en ze sloeg met haar hand op de tafel. De andere klanten keken verbaasd op. Zachtjes zei ze: ‘Hoor eens, ik ken Steve. Ik heb hem gekend. Weet je nog? Ik ging verdomme al een jaar met hem toen jij hem voorstelde aan Zoe, die kleine sloerie…’ Ze glimlachte. ‘Het is gebeurd, oké? Het was niet jouw schuld.’
Kate schudde haar hoofd, de tranen prikten al pijnijk in haar ogen, haar neus. Ze grimlachte.
‘Te serieus. Sorry.’ Francesca liet een hol lachje horen. ‘Leuk begin van de avond, hè? Ik kom uit mijn werk, heb een afspraak met jou, en ik trakteer je op een avondje drama.’
Ze boog zich naar Kate toe en klopte even op haar arm. ‘Cheers, lieverd. Ik ben alleen zo blij je te zien. Je bent veranderd, weet je dat?’
‘In welk opzicht?’
‘Volwassen geworden.’
‘Dat zei Zoe ook.’ Ze vond het niet zo'n geweldig compliment. ‘Zo voel ik het zelf niet. Maar goed, hoe gaat het nu met je? Je baan, je huis. Hoe gaat het met… alles?’
‘Baan is klote. Te problematisch.’ Francesca zuchtte. ‘Onze afdeling staat onder druk. Reorganisatie. Ze doen het om de paar jaar. Ontslaan een hoop medewerkers, nemen nieuwe, betere mensen aan. Op die manier weten ze dat ze altijd de beste mensen hebben. We zitten er middenin.’
‘Ben je…’ begon Kate.
‘Alsjeblieft, zeg. Ik heb verleden jaar miljoenen voor ze verdiend. Londen is hun meest winstgevende kantoor.’
‘Wauw!’
‘Het is alleen… weet je. Het valt niet mee.’ Francesca blies haar adem omhoog langs haar bovenlip, zodat haar pony opdwarrelde, alsof ze probeerde af te koelen. Je hebt het gevoel dat er… dat er niets meer over is.’
‘Na het werk?’ Kate wist niet zeker wat ze bedoelde.
‘Ja. Je kent dat.’ Kate knikte een beetje weifelend; ze herinnerde zich maar vaag hoe dat was. Francesca ging door. ‘Werk werk werk. En dan wat? Alle anderen hebben zich gesetteld, wonen in…’ Ze gebaarde vaag met haar arm. ‘… Cheam. Weet ik veel. Ergens buiten. Dat wil ik niet. Alleen…’ Ze dronk de rest van haar champagne op en schonk weer bij. ‘Hier heb ik niet voor getekend. Toen we jonger waren – weet je, het is zelfs al deprimerend om te zeggen “toen we jonger waren” – goed, toen we jonger waren dus, dacht ik niet dat het zo zou gaan. Moet je ons nu zien. En onze vrienden. Herinner je je nog Zoe en Steves housewarming?’
‘Natuurlijk.’ Kate glimlachte. ‘Gek, we hadden het er zondag nog over. Zoe en ik.’
‘Ik herinner me die avond nog zo duidelijk,’ zei Francesca. ‘Voornamelijk omdat ik niet veel kon drinken. Ik slikte toen antibiotica. Ik herinner me dat ik naar ons keek en dacht hoe geweldig het allemaal was.’ Ze lachte verbitterd. ‘En kijk eens wat er sindsdien allemaal met ons gebeurd is. Zoe, Steve, Mac, jij, ik… zelfs Sean…’ Ze liet de namen vallen als stenen, sloeg elke keer met haar vingers op haar handpalm en gebaarde toen om zich heen. Kate huiverde onwillekeurig, dacht aan Charly's brieven, waarop ze nog steeds niet gereageerd had. Ze haalde diep adem, knipperde met haar ogen en zette alles van zich af, stopte het heel ver in zich weg.
‘We zijn nu allemaal naar alle windstreken verspreid, hè?’ zei Francesca. Haar gezicht betrok, maar toen lachte ze. ‘Moet je ons horen! Laten we ophouden met dat sentimentele gedoe. Je bent terug en het is fantastisch je weer te zien, meid. Vertel jij over New York, dan zal ik je over mijn nieuwe badkamer vertellen. Met vloerverwarming! Als we daar niet vrolijk van worden, dan weet ik het niet meer.’
‘Lieve help!’ Kate voelde zich weer wat opgewekter. ‘Je hebt je droom waargemaakt.’
‘Klopt. Ik ben de enige hospita in Londen die vloerverwarming biedt.’
‘Hoe gaat het met je huisgenote?’ Kate kon zich haar naam niet herinneren, een grijze muis met wie Francesca had gewerkt.
‘Sara? Ze is een paar maanden geleden bij haar vriend ingetrokken. Ik moest iemand anders zoeken. O, lieve god, dat vergat ik je te vertellen, schat… Op het ogenblik bof ik omdat ik… O ja? Hallo. Dank je, nog een fles graag.’
Kate knikte enthousiast toen de serveerster wegliep.
‘Waar was ik? Ja. Laten we Met Wie Zou Je Het Willen Doen? spelen,’ zei Francesca. ‘Het is veel te lang geleden.’ Met een beslist gebaar schudde ze haar haren los. ‘God, dit is leuk.’
‘Met Wie Zou Jij Het Willen Doen?’ vroeg Kate.
‘Hm.’ Francesca knikte naar de man naast hen, met een kalende kop, die zachtjes gromde terwijl hij een exotische cocktail zat te drinken.
‘Mocht je willen,’ zei Kate.
‘Hij is jouw vriendje.’
‘Van jou.’
‘En jij dan?’
‘Wie Zou Ik…’ zei Kate peinzend. Ze keek stiekem om zich heen. ‘Hem. Ik meen het serieus.’
Ze draaiden zich tegelijk om, en trokken weer de aandacht van de andere borrelaars. In de deuropening stond een opvallend knappe, breedgebouwde man, hij had iets van een rugbyspeler, met kortgeknipt donkerbruin haar, een openhartig, knap gezicht. Hij keek het vertrek rond en glimlachte vriendelijk naar hen, voor hij werd opgeëist door een nogal zuur kijkend meisje, dat opsprong en wuifde, haar vingers zwaaiend in de lucht.
‘Dom! Dom! Hier! Dom!’
Kate en Francesca keken elkaar ontnuchterd aan.
‘Oké, rustig maar,’ mompelde Francesca kwaad. ‘Straks raakt je slipje nog in de knoop, kindlief. Ah, tweede fles. Goed, mijn beurt.’
‘Met Wie Zou Jij Het Willen Doen?’
‘Met hem,’ zei Francesca, wijzend naar de adembenemende Dom, en ze barstten allebei in lachen uit.