28

Mort stapte bij de ruit vandaan, stootte een van de poppen om, sprong uit de etalage en rende terug naar de deur. Ik ging ervandoor.

Zigzaggend tussen toeterende auto’s door rende ik de straat over. Bij de stoep kwam ik in botsing met een vloekende fietser en sloeg tegen de grond. Mort stond al bij de stoeprand, wachtend op een gaatje in het verkeer. Ik rukte mijn mouw los uit de ketting van de fiets en rende verder. Een bus reed net weg bij de halte. Ik liep mee, luid roepend, en bonsde op de zijkant. De bus stopte met een nijdig gesis en de achterdeur ging open. Mort sprong over de fietser heen en kwam achter me aan.

De bus puilde uit met forensen. Ik wrong me door de menigte, struikelend over draagtassen en knieën, terwijl ik luisterde of de deur zich alweer sloot. Maar hij bleef nog een geprogrammeerde tijd open. Ik hoorde claxons. De bus bleef in de langzame baan.

Ik drong naar voren, waar de buschauffeur zich nu ook bij de protesten aansloot. Door vijf of zes armen aan de lussen heen zag ik dat de achterdeur eindelijk dichtging.

Een dikke hand wrong zich in de kier en blokkeerde de rubberen stootstrips.

Toen Mort de achterdeur weer openwrikte, ging automatisch ook de voordeur open.

Ik dook omlaag, gleed op mijn kont het trapje af en kwam op straat terecht, nog net op tijd om te zien hoe Morts hak in de bus verdween. De deuren klapten dicht met een pneumatische zucht en de bus verdween in het verkeer.

Ik stond op en klopte het stof van mijn kleren. De bus reed voorbij en ik zag Morts gezicht als een vage vlek door een van de vuile raampjes. Toen hij mij in de gaten kreeg, drong hij naar achteren met bewegingen als van een hond in ondiep water. Hij sleurde mensen van de achterbank alsof hij een gordijn opentrok en boog zich dreigend naar de ruit. Het glas besloeg door zijn adem.

Ik stapte de verlaten rijbaan op en keek hem aan toen de bus snelheid maakte over het kruispunt.

Zijn lippen bewogen. Ik heb je gezien.

‘Ik jou ook,’ zei ik hardop.

Toen ik terugrende naar de Highlander begon mijn telefoon te trillen in mijn zak.

‘Ik sta op de hoek van Daly en Main,’ zei Junior. ‘Bij het benzinestation.’

Mijn opluchting was groter dan ik voor mogelijk had gehouden. ‘Hoe kom je aan mijn nummer?’

‘Van juf Caroline.’

‘Wat heb je tegen haar gezegd?’

‘Dat ik door een stel zwarten achterna werd gezeten en dat jij me in de steek hebt gelaten om in de Volvo van een moordenaar in te breken.’ Hij lachte. ‘Geintje, man. Ik zei dat ik was weggeglipt om wat te eten.’

Ik sprong in mijn auto om hem op te pikken. Hij had bijna vijf kilometer hardgelopen. Toen ik bij het benzinestation kwam, zat hij op een betonnen muurtje bij de wc’s en rookte een sigaret. Hij rookte nog niet lang en probeerde heel cool de rook uit te blazen. Ik parkeerde en liep naar hem toe. Misschien moest ik hem zeggen hoe ongerust ik was geweest, maar dat leek me te gênant voor ons allebei.

‘Hoe ging het?’ vroeg hij.

Ik deed verslag.

‘Niet gek voor een Big Brother.’ Hij stak een hand op voor een high five. ‘Al ben je een ouwe vent.’

‘Ik ben achtendertig.’

‘Dat zeg ik.’ Hij tikte het pakje Marlboro Reds onhandig tegen zijn handpalm, een gebaar dat hij waarschijnlijk pas geleerd had.

‘Toen ik als jochie door mijn grootvader werd betrapt met een peuk, liet hij me het hele pakje oproken,’ zei ik. ‘Tot de laatste sigaret. Ik ben zo misselijk geworden dat ik nooit meer heb gerookt.’

‘O ja? Heb je nog meer van die sprookjes?’

‘Nee. Maar probeer het eens.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Oké.’ Hij tikte nog een sigaret uit het pakje en hield die ceremonieel omhoog voordat hij hem opstak. Hij rookte snel en stevig door. De as gloeide bij elke trek een paar millimeter verder. Toen hij klaar was, stak hij de volgende aan met de peuk.

Hij rookte er nog twee en ik vroeg: ‘Hoe voel je je?’

‘Goed, hoor.’

De volgende drie sigaretten schenen hem nog beter te smaken.

‘En nu?’

‘Geweldig.’

Bij de negende sigaret rookte hij als een Fransman. Bij de dertiende blies hij al rookkringen. De vijftiende drukte hij uit tegen de muur tussen zijn knieën. Tevreden strekte hij zijn armen naar de hemel en stak er nog een op.

Ik klom op het muurtje en kwam naast hem zitten. ‘Heb je er een voor mij?’ vroeg ik.

Caroline keek me strak aan, alsof ze een tegenstander inschatte in de boksring. Haar wijsvinger ging van haar borst naar de mijne. ‘Het klikt niet tussen ons.’

‘Ik vraag je alleen uit eten,’ zei ik.

Ze liep het hoogpolige tapijt over en ging achter haar bureau zitten, alsof ze zich prettiger voelde met een groot voorwerp tussen ons in.

Ik keek naar de foto’s op de boekenplanken. Opvangkinderen van alle kleuren, in een rij voor de Matterhorn, als een zorgvuldig gearrangeerde Disney-brochure. Een paar begeleiders rond een kampvuur, met kinderen op de voorgrond of bij de volwassenen op schoot. Op de rand van haar bureau stond een foto van een lachende Caroline met haar arm om een zwart joch van twaalf of dertien. Ze was jonger dan nu en had nog geen littekens op haar gezicht. Een stralende schoonheid. Ik wees naar de foto. ‘Wie is dat?’

Ze klapte de foto om en schoof hem in een bureaula.

‘Ik bedoel de jongen,’ zei ik.

Ze bloosde. Haar kraag ritselde in de luchtstroom van de draaiende ventilator. Met stille waardigheid stak ze haar hand weer in de la en zette de foto terug. ‘Dat was J.C. Ik had nog een heleboel andere baantjes voordat ik hier kwam.’

Ik keek op mijn horloge. ‘Vanochtend heb ik de conciërge van Kasey Broach gebeld. Volgens zijn antwoordapparaat is hij beschikbaar van zes tot halfzeven. Als ik me wil houden aan de wet van Caroline Raine dat een huisbezoek onmisbaar is, moet ik nu weg. Ik zou het fijn vinden als je vanavond met me ging eten, maar je koppigheid is niet erg vleiend en ik voel me kwetsbaar.’

Haar lippen plooiden zich net niet tot een glimlach. ‘Je moet me niet uit eten vragen als een gunst.’ Ze keek me weer strak aan. ‘Ik red me heel aardig in mijn eentje.’

‘Ja, je doet het geweldig. Goed aangepast en zo, net als ik. Daarom denk ik dat we elkaar kunnen helpen.’ Ik liep naar de deur en bleef staan. ‘Acht uur?’

Ze knikte heel even.

De begeleidster met de afgekloven nagels stond vlak achter de deur en deed of ze iets opruimde bij het telefoontafeltje.

Ze keek op toen ik voorbijkwam. ‘Als je haar verdriet doet, sla ik je dood.’

‘Als ik haar verdriet doe,’ zei ik, ‘zal ik je helpen.’

De watermeesters / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_0.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_1.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_2.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_3.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_4.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_5.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_6.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_7.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_8.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_9.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_10.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_11.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_12.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_13.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_14.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_15.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_16.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_17.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_18.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_19.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_20.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_21.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_22.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_23.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_24.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_25.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_26.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_27.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_28.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_29.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_30.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_31.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_32.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_33.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_34.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_35.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_36.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_37.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_38.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_39.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_40.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_41.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_42.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_43.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_44.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_45.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_46.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_47.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_48.xhtml