24
Mijn mobieltje begon te tapdansen op mijn nachtkastje, naast de wekker, die 07:02 uur aangaf. Lloyds stem klonk snel en opgewonden: ‘Twee verkrachtingen, één geval van geweldpleging en een veroordeling wegens potloodventen.’
Ik hees me omhoog tegen het hoofdeinde en wreef met een hand in mijn oog.
‘Ik heb een verdachte voor je,’ ging hij verder. ‘Kijk maar in je e-mail. Het lijkt spam, met het kopje Real Rolex Watches . Je hoeft alleen de bijlagen te printen. Ze zijn niet te traceren. Bel me dan terug, op het lab.’
Ik liep op blote voeten naar mijn werkkamer, opende de bijlagen en printte een paar kopieën. Terwijl ik ze doorbladerde, belde ik het lab met mijn vaste telefoon, die het nog steeds niet deed, waarna ik wakker werd en mijn mobiel pakte.
‘Het bovenste document is een lijst van alle honderddrieënvijftig bruine Volvo’s binnen L.A. County met een kenteken dat met een zeven begint,’ zei Lloyd.
Ik keek de lijst haastig door, zoekend naar namen die ik kende. Onwillekeurig ademde ik sneller. Zou een van deze mensen hebben geprobeerd mij een moord in de schoenen te schuiven die ik niet had gepleegd? Had een van hen een mes in het zachte vlees boven Genevieves navel geboord?
‘Dan het volgende document,’ zei Lloyd. ‘Dat zijn de foto’s en het strafblad van de vijf personen op de eerste lijst die ooit met justitie in aanraking zijn geweest.’
Vier mannen en een vrouw, allemaal bleek en met warrig haar, zoals op alle politiefoto’s, staarden me aan vanaf het computerscherm. Niemand die ik kende.
‘Vier van het stel zijn maar klein bier,’ vervolgde Lloyd, ‘maar eentje steekt erboven uit. Met kop en schouders.’
Ik wist al wie Lloyd bedoelde voordat hij zijn naam noemde. Morton Frankel. Een laag voorhoofd boven donkere ogen. Brede neusvleugels, hoekige wangen, stekeltjeshaar. Smalle, goedverzorgde bakkebaarden tot onder zijn oren, eindigend in een punt. Hij lachte niet echt, maar ontblootte zijn tanden, die iets te lang leken, alsof zijn tandvlees was teruggeweken. Dikke pezen in zijn hals; hij had zijn spieren gespannen toen de foto werd gemaakt. Zijn hele houding en voorkomen leken dreiging uit te stralen.
Wie was die vent? En als hij de moordenaar was, waarom had hij dan zoveel moeite gedaan om mij erbij te lappen? Wat was zijn connectie met Kasey en Genevieve? En wat had hij tegen mij?
‘Die kerel kan zo op een filmaffiche,’ zei ik.
‘In 1999 en 2003 gearresteerd wegens verkrachting. Eén keer vrijgesproken, het andere geval teruggebracht tot geweldpleging – hij had een hoertje het ziekenhuis in geslagen. Daar heeft hij korte tijd voor vastgezeten, de tweede keer in zijn leven. Hij werd verdacht van een andere verkrachting in 2005, maar er was niet voldoende bewijs. Vorig jaar werd hij ondervraagd over de verdwijning van een meisje, maar ook dat leverde niets op. Een grote interesse in vrouwen, zoals je ziet.’
Ik dacht aan de onbekende haar die op het lichaam van Kasey Broach was aangetroffen. ‘Geen dna bekend?’
‘Alleen vingerafdrukken. Hij is machinebankwerker en staat op de loonlijst bij Bonsky Forge & Metalworks in Van Nuys. Maar kijk eens naar zijn adres. Hij woont in het centrum, nog geen tien minuten van de plek waar Kaseys lichaam is gedumpt.’
‘En die duck-tape was gekocht bij Home Depot in Van Nuys.’
‘Precies. De man heeft een duivelse glinstering in zijn ogen.’
‘Absoluut. Een echte Raspoetin.’
Hoewel ik niet meer had dan wat omstandig bewijs, stelde ik me Morton Frankel toch in Genevieves slaapkamer voor. Dit was het gezicht dat ze in haar laatste panische momenten had gezien, toen het op haar afkwam, diep in de nacht. Dát gezicht in haar vredige slaapkamer met de vanillekaarsen en het donzen dekbed? Het leek onmogelijk, zelfs profaan. Was zij een obsessie voor hem geweest? Of had hij haar vermoord vanuit een obsessie voor míj? Wat me het meest kwelde was de gedachte aan Genevieves angst in die laatste seconde voordat de punt van het mes haar hart binnendrong. Een angst die Katherine Harriman, mijn geduchte aanklager, onvoorstelbaar zou hebben genoemd. Maar ik kon me die maar al te goed voorstellen. Zou Morton Frankel het nog erger hebben gemaakt, Genevieves laatste seconde, erger dan wanneer ík het zou zijn geweest in die kamer? Ik bad dat hij haar niet had laten lijden, dat het een korte, genadige worsteling was geweest, zoals de politie had beschreven. De gedachte dat hij ook naar mij had staan kijken terwijl ik sliep deed me daadwerkelijk huiveren. Had deze man, met zijn puntige bakkebaarden, zich met een vleesmes over me heen gebogen terwijl ik was verdoofd door sevoflurane?
Lloyd zei nog iets.
‘Sorry, wat?’
‘Ik zei dat ik mijn nek voor je heb uitgestoken. Ik zal altijd ontkennen dat ik je dit heb toegestuurd.’
‘Ik ook. Dat ik het van jou heb gekregen, bedoel ik.’
‘Draag het maar over aan Kaden en Delveckio. Dat kan ik niet doen zonder dat ik lastige vragen krijg over mijn bemoeienis. Dan zou ik jou erbij moeten betrekken en dus ook mezelf. Duidelijk?’
‘Ik begrijp het.’
‘Het spijt me van gisteravond...’
‘Als je één ding niet hoeft te doen, Lloyd, is het je excuses maken.’
Het bleef een hele tijd stil voordat hij zei: ‘Ik moet ophangen.’
Ik kon mijn ogen niet losmaken van de politiefoto. Morton had een perverse uitstraling. Zijn hele verschijning ademde iets lugubers. Hij was een veel betere kandidaat voor de rol van gestoorde crimineel dan Richard Collins van de bouwmarkt. Misschien vermoordde Frankel vrouwen voor de kick. Dat zou verklaren waarom er geen enkele connectie bestond tussen Genevieve en Kasey Broach. Maar het verklaarde niet waarom een seriemoordenaar die willekeurig zijn slachtoffers koos juist míj de moorden in de schoenen wilde schuiven.
Ik schrok toen er aan de deur werd gekrabbeld. Ik was helemaal vergeten dat ik de trotse eigenaar was van een hond. Xena kwam binnen, hurkte boven een doos in de hoek en plaste over een verzameling dvd’s van Hunter Pray .
Ik had haar laten slapen op een stapeltje kussens in de keuken. De plavuizen daar waren bestand tegen ongelukjes. Maar dvd-doosjes leken me ook niet gevoelig voor hondenpis. Ik maakte alles zo goed mogelijk schoon en liep de trap af, met Xena kwijlend aan mijn zij. Omdat ik geen hondenvoer in huis had, bakte ik wat hamburgervlees en deed er zout, peper en kerrie op, zoals een princess warrior toekwam. Xena leek tevreden met het resultaat.
Gus werd al een paar dagen vermist. Waarschijnlijk hadden de coyotes hem toch te pakken gekregen, het arme beestje. Voordat ik Xena uitliet, keek ik nog eens in de achtertuin en bracht toen met een glas granaatappelsap een toost uit op mijn verdwenen eekhoornvriend. Daarna ging ik naar boven om te douchen. Preston arriveerde net toen ik me had aangekleed, en eindelijk kwam de meedogenloze waakhond in Xena boven. Ze snuffelde aan zijn kruis en likte dreigend zijn handen.
We keken elkaar even aan. Geen van beiden hadden we zin om terug te komen op mijn bezoekje van de vorige avond. Wat moest je erover zeggen?
Preston wrong zich langs me heen en wreef energiek in zijn handen. Alles als vanouds. ‘Heb je nog meer pagina’s voor me?’
‘Beter nog: ik heb een verdachte.’
Hij maakte een omweg door de keuken, kwam terug met rum on the rocks en liet zich op de bank vallen, zonder aandacht te schenken aan de twee vuile glazen die hij bij zijn vorige bezoekjes op het koffietafeltje had achtergelaten. Xena rolde zich aan mijn voeten op, likte zichzelf uitvoerig en viel in slaap. Terwijl ik Preston op de hoogte bracht, kwamen de tuinmannen. Xena reageerde niet eens op een team van vijf gemaskerde mannen die met heggenscharen en schoffels mijn achtertuin te lijf gingen.
Preston was verrukt over de foto van Morton Frankel. ‘De schurk van het verhaal! Zo ziet hij er ook uit. Maar Mort? Mort ! Waarom geen Cyrus? Of Bart? Wie noemt zijn kind nou Mort? Alleen Joden met ergens een dode Mort.’
‘Op zolder, bedoel je?’
‘Je weet wel wat ik bedoel.’
Ik gaf Preston mijn nieuwste pagina’s. Hij legde ze op zijn schoot en leunde naar achteren op de bank. Ik was me bewust van een trieste onderstroom. Of was dat projectie, nu ik zijn appartement had gezien, net zo eenzaam als het mijne?
‘Hoor eens,’ zei hij, ‘ik, eh...’ Een ongewone hapering. Hij schraapte zijn keel en begon opnieuw, wat formeler nu. ‘Ik maak er niet veel werk van als ik... Ik bedoel, buiten de deur kom ik veel beter over. Ik woon er maar een deel van de tijd. Het is alleen een dak boven mijn hoofd. Alleen voor mezelf. Ik ben er zo weinig dat het geen zin heeft er iets van te maken. Ik neem ook geen dates mee naar huis. Mensen die daar rondneuzen, dat vind ik een inbreuk.’
‘Een inbreuk,’ zei ik. ‘Ja.’
Ik liet Preston achter op de bank met mijn nieuwste teksten en Xena boven het ventilatierooster, waar ze naar de lucht hapte. Met mijn niet-traceerbare documenten en mijn diverse theorieën ging ik op zoek naar een rechercheur.
‘Omdat ik de vorige keer je avond heb verpest, geef ik je nu de eerste kans om dit te bekijken.’
Ik wachtte terwijl het stil bleef. Ik had Cal thuis gebeld, waar hij net wilde vertrekken voor weer een dag van criminaliteit in Westside. Iemand had een poedel gekidnapt uit een nagelsalon in Brentwood. In werkelijkheid was Fifi in haar eentje gaan wandelen, maar de eigenaar had de politie nodig om haar te zoeken. Schoothondjes zijn belangrijker dan goed burgerschap. Ik keek omlaag om mijn headset in te pluggen, waardoor de Excuusmobiel bijna van de weg vloog op Mulholland.
‘Hoor eens,’ zei Cal, ‘ik zou het graag doen – man, ik sta te popelen – en ik stel het op prijs dat je aan me denkt, maar je kunt beter naar Kaden en Delveckio gaan. Ik kan me niets meer permitteren. Mijn hoofdinspecteur kreeg lucht van onze Starsky-and-Hutch-stunt en ik heb flink op mijn lazer gehad.’
Vandaar de poedelmissie.
‘Ik heb niet gezegd dat jij erbij was,’ vervolgde Cal, ‘maar dat kan elk moment uitkomen. Ik neem aan dat je genoeg troeven achter de hand hebt en dat ik als domme diender de kastanjes uit het vuur mocht halen.’
‘Shit, dat spijt me. Hoe had je hoofdinspecteur ervan gehoord?’
‘Richard Collins dient een aanklacht in.’
‘Wát?’
‘Over dat gedoe met die brandblusser.’
‘Ik vroeg me al af of dat volgens de reglementen was.’
‘Ik had het eens op tv gezien, in Aiden’s War .’
De serie van Johnny Ordean. Dat verdienden we.
‘Zeg tegen Richard Collins dat ik met mijn mobieltje een foto heb gemaakt van de wiet die hij door het afvalputje wilde spoelen. En dat ik die, met de datum, meteen naar mijn computer heb gestuurd.’
‘Deed hij dat? En héb je die foto?’
‘Ja en nee. Maar zelfs als hij denkt dat we bluffen, zal hij niet het risico van een derde veroordeling nemen.’
Cal slaakte een zucht van verlichting. Een proces zou zijn kansen om bij de recherche op het hoofdbureau te komen voorgoed om zeep hebben geholpen. ‘Je weet dat ik van je hou, Drew. Hoor eens, je doet het best aardig. En die misser met Richard Collins? Dat overkomt ons allemaal, zoals ik zelf ook heb bewezen. Zo vordert een onderzoek. Net als een boek schrijven, denk ik. Je maakt fouten, maar je blijft het proberen tot je het gevonden hebt.’
‘Het lukt je nog weleens, Cal. Jij komt bij Moordzaken en Berovingen.’
‘Dan zal ik toch eerst die poedel moeten vinden.’ Hij lachte. ‘Hé, ik heb me lullig gedragen toen je me de eerste keer om hulp vroeg. Ik had de pest in omdat ik bij de koffiebrigade zat op het moment dat jij iemand vermoordde zonder mij als eerste te bellen.’
‘De volgende keer,’ zei ik, ‘zal ik dat zeker doen.’
Kaden plantte een zware vuist op de papieren die ik op zijn bureau had gelegd. ‘Hoe kom je hieraan?’
‘Die hoor jij niet te hebben,’ zei Delveckio. ‘Dit is vertrouwelijke informatie. Net als de dossiers waar je vriend Cal Unger in het geniep naar op zoek is.’
‘Cal? Wanneer dan?’
‘Alsof jij dat niet weet.’
Ik wist het echt niet. Cal had alleen gezegd dat hij niet meer meedeed sinds hij was gesnapt. Had hij al eerder een verzoek ingediend om die dossiers, zonder het mij te zeggen? Of loog Delveckio? Als rechercheurs waren ze allebei in een ideale positie om met de bewijzen te knoeien. Waarom zou Cal verzwijgen dat hij de dossiers wilde inzien? Omdat hij op een promotie aasde of omdat hij mij wilde helpen maar zich moest indekken omdat het buiten zijn bevoegdheid viel? Of om nog onheilspellender redenen? Wat had hij ook alweer tegen me gezegd toen ik hem had gevonden? ‘Types zoals jij zijn parasieten.’ Maar zijn naam stond niet op het Volvo-lijstje, dat wist ik zeker. Was ik paranoïde? Absoluut. Vergiste ik me? Misschien. Ik moest Chic vragen om zijn hacker een onderzoekje te laten instellen naar Cal. Straks zou ik de vent nog vragen om Chic te onderzoeken, en daarna zichzelf.
‘Goed,’ zei Kaden op de koele toon van het hoofdbureau, ‘vertel ons dan nu maar hoe je aan die lijst met kentekens komt.’
‘Dat kan ik je niet zeggen, dat weet je ook wel. Zullen we dit gedoe maar overslaan en bedenken hoe we hier gebruik van kunnen maken?’ Zonder Lloyd te noemen had ik hun al twee keer uitgelegd hoe ik bij de lijst met Volvo’s en de foto’s van de verdachten was gekomen. Gefrustreerd leunde ik naar achteren op de klapstoel tegenover Kadens bureau en keek de zaal door. Ik had een paar minachtende blikken gezien op weg naar boven en door de gangen hiernaartoe.
Kaden draaide de computer bij het licht van de kale ramen vandaan. ‘Hoe heet die getuige ook alweer?’
‘Junior Delgado.’
Hij begon op het toetsenbord te rammen en schudde toen zijn hoofd, alsof hij dat meteen al had gedacht. ‘Dat joch heeft een strafblad langer dan mijn pik.’
‘Mijn tante Hazel ook. Toe nou, Kaden, wie denk je ’s nachts om twee uur aan te treffen onder de oprit van een autoweg in Rampart?’
Kaden wuifde mijn opmerking weg. ‘We zoeken het wel uit.’
‘Wanneer?’
‘We hebben zo’n honderd mogelijke aanwijzingen, de meeste afkomstig van betrouwbaardere burgers dan Goen-joor Delgado.’
‘Maar niemand van hen was die nacht daar aanwezig.’
‘En niemand van hen is opgespoord en ondervraagd door een verdachte in de zaak.’
‘Dus mijn informatie is besmet?’
‘Natuurlijk, klootzak. In geen van beide moordzaken hebben we ondersteunende meldingen over een bruine Volvo. En deze minderjarige’ – hij priemde met een vinger naar het scherm – ‘lijkt me een joch dat zich gemakkelijk om de tuin laat leiden.’
Ik lachte. ‘Ondervraag hem maar eens. Alsjeblieft.’
‘Dat zullen we doen.’
‘Wanneer?’
Kaden gooide zijn potlood neer. ‘Jij bent maar een amateur, dus besef je niet op hoeveel veronderstellingen jouw theorie berust. Bruin is de meest voorkomende Volvo-kleur na poepgeel. In L.A. County zijn honderddrieenvijftig Volvo’s met een kenteken dat met een zeven begint. Geweldig. Weet je wel hoeveel er in de hele stáát rondrijden?’ Weer begon hij op het toetsenbord te hameren. ‘Twaalfhonderdeenennegentig.’
‘En hoeveel daarvan behoren toe aan veroordeelde zedendelinquenten?’
‘Hoeveel van de slachtoffers in deze zaak zijn seksueel misbruikt?’
‘En jouw theorie dat de moordenaar zich heeft ontwikkeld?’ Ik tikte op Frankels lugubere politiefoto. ‘De gegevens kloppen. Hij is bijna vijfentachtig kilo...’
‘Net als jij.’
Delveckio leunde naar achteren, zodat zijn dunne hemd zich om zijn smalle borst spande. ‘En jij houdt vol dat je Morton Frankel helemaal niet kent?’
‘Dat zei ik toch al?’ antwoordde ik. ‘Ik heb nog nooit van hem gehoord. Maar de vraag is of hij míj kent. En daar kunnen we gemakkelijk achter komen. Eén haar van deze vent zou onze theorie kunnen bewijzen.’
‘Bewijzen?’ herhaalde Delveckio. ‘Ónze theorie?’
‘Die onbekende haar op het lichaam van Kasey Broach heeft misschien nergens mee te maken,’ zei Kaden. ‘Een gedumpt lijk trekt wel meer haren aan. Of het zou een vals spoor kunnen zijn, net als die haar van jou... zogenaamd. Dat begrijp jij dus niet. Zo’n zaak is nooit simpel en overzichtelijk. En zelfs dan draait het niet om de bewijzen zelf, maar om de logische opbouw van de bewijslast.’
‘Moet je die kop zien! De jury schrikt zich dood.’
‘Dat is niet genoeg reden voor een rechterlijk bevel om hem te dwingen tot een dna -test. Eerlijk gezegd hebben we juridisch gesproken helemaal niets om hem te onderscheiden van de andere tevreden Volvo-rijders op die lijst.’
‘Morton Frankel is een crimineel.’
‘Wat dacht je van de niet-criminelen die in Volvo’s rijden?’ zei Delveckio. ‘Mensen die te slim zijn om ooit gepakt te worden? Daar gaan we toch ook niet achteraan?’
‘Je moet ergens beginnen. En een auto uit L.A. County op naam van een crimineel die een paar straten van de plaats delict woont, lijkt me geen slecht vertrekpunt.’
Kaden liet zich in zijn stoel terugzakken en zei: ‘O, nou begrijp ik het.’
‘Wat?’ vroeg Delveckio.
‘Dit is geen echt gesprek, Ed. We zitten in een scenario. We zijn romanfiguren.’
Kaden keek quasi-geamuseerd. ‘Wij zijn de smerissen die als domme bureaucraten maar wat aanmodderen en van alles over het hoofd zien, terwijl onze held, een gewone burger in gevaar, de sporen volgt en de zaak kan oplossen zonder te worden gehinderd door een vakkundige recherche.’ Nijdig boog hij zich over zijn bureau. ‘Wat jij hebt gevonden is een crimineel die in een Volvo rijdt. Gefeliciteerd! Dat komt maar zelden voor! Weet je waarom die aanwijzing jou zo bevalt, meer dan bijvoorbeeld het katoenen touw om Kaseys enkels, dat maar in drie erotische boetieks... noem het zoals je wilt... in Los Angeles verkrijgbaar is? Meer dan de eenentwintighonderdzestig uur – drie maanden – aan video-opnamen uit een van die winkels die we nu bekijken? Meer dan alle creditcardtransacties van de andere twee winkels die we nu nagaan? Meer dan de hele administratie van die dildopaleizen? Weet je waarom die bruine Volvo jou beter bevalt dan de duck-tape om Kaseys polsen, die afkomstig is uit een losse partij die met korting is geleverd aan Home Depot en alleen in de zaak in Van Nuys en een filiaal aan Cave Creek Road in Phoenix wordt verkocht? Meer dan de telefoongegevens van Kasey en Genevieve, waarin we minstens twee overlappingen hebben gevonden? Meer dan de FedEx-besteller, die pakjes bij allebei de vrouwen heeft bezorgd, twee maanden na elkaar? Meer dan de zwembadman, die twee straten vanaf Kaseys adres werkte en tien jaar in San Quentin heeft gezeten omdat hij zijn zus de keel had afgesneden? Morton Frankel bevalt jou beter omdat hij van jou is. Omdat jíj hem hebt ontdekt. Maar ondanks de twijfelachtige combinatie van Junior Delgado en Andrew Danner als tipgevers, zullen we dit spoor tóch onderzoeken, dat garandeer ik je. En die andere honderdtweeënvijftig Volvo-rijders op de lijst zullen we ook nog nagaan, want het is een vertrekpunt, zoals je zelf al zei. Maar in ons enthousiasme over de geweldige aanwijzing die jij hebt gevonden laten we niet alles uit onze handen vallen waar we nu mee bezig zijn.’
Zijn woede, kil en rationeel, bracht me met beide benen op de grond. ‘Hadden jullie dat al éérder gedaan?’ vroeg ik. ‘Bestellers verifiëren die bij Genevieve aan de deur waren geweest? Nagaan of iemand van haar buren een strafblad had?’
Kaden staarde me aan. ‘We wisten dat jij het had gedaan. Waarom zouden we dan zoveel drukte maken? We hadden alleen de bewijzen nodig om jou te veroordelen.’
Ik stond op en liet de papieren bij hen achter, woedend op Kaden om zijn laatste opmerking en om alle redelijke bezwaren die hij had opgesomd.
Kaden stak zijn hand uit over zijn bureau en greep mijn arm. ‘Dit is de echte wereld,’ zei hij. ‘Pas maar op dat je zelf niet wordt vermoord.’
Ik trok mijn arm los.
Delveckio draaide zich om in zijn stoel toen ik langs hem heen liep. ‘O, en Danner?’ Hij keek me recht aan; zijn roodomrande ogen stonden afstandelijk en kalm. ‘Ga niet de stad uit.’