11

Chic zette me af met een knikje en tikte tegen zijn pet. ‘Is dat alles, Miss Daisy?’

‘Jullie soort mensen is zó goedgemanierd.’ Ik stapte uit.

Mijn vuilnisemmer was naast het huis omgekeerd en het hele pad lag vol met rotzooi. Mijn gympen knerpten over het glas voor de deur. Twee nachten thuis, twee keer overvallen. In gedachten ging ik nog eens mijn hele route na toen ik na de snee in mijn voet half slaperig het huis had doorzocht. Was de insluiper er nog geweest, of had hij zich al uit de voeten gemaakt? Was hij vanaf de straat binnengedrongen of via de helling aan de achterkant? Ik onderzocht de glazen schuifdeur op vlekken die ik in het donker misschien over het hoofd had gezien, stapte toen het terras op en tuurde over de leuning alsof ik zou kunnen zien waar de klimop was vertrapt. Weer binnen volgde ik de vage, bloederige voetafdrukken naar boven. De tape was natuurlijk verwijderd uit mijn gekraakte digitale camcorder. Heel jammer, want ik had het nageslacht graag mijn geschrokken gezicht laten zien voordat ik door de zevenennegentig man van het arrestatieteam van mijn bed was gelicht. Nu zouden toekomstige Danners zich tevreden moeten stellen met herhalingen van Hunter Pray in de nachtelijke uurtjes.

De laden in mijn werkkamer stonden nog open. Dossiers en rekeningen lagen verspreid over de vloer of waren slordig teruggelegd. Mijn stapel ongelezen post was opnieuw gesorteerd, en heel behulpzaam hadden ze de dichte enveloppen vast geopend.

Ik nam een hete douche. De stralen deden hun best om de herinnering aan Kasey Broach – haar bleke gezicht, haar verkrampte handen, als vlezige klauwen, en haar blote armen, bezaaid met insectenbeten – uit mijn geheugen te wissen. Wat zou ze hebben gedacht als iemand haar in groep 3 of groep 8 van de basisschool apart had genomen om haar te zeggen dat ze ooit zou eindigen onder een autoweg in Rampart? Ik dacht aan mijn zogenaamde zware ochtend en vergeleek die met de ochtend die haar familie nu moest doormaken, en besefte dat ik maar heel weinig te klagen had. Ik dacht aan het hete water dat ik nog steeds kon voelen, aan de lucht die ik nog kon inademen, aan Chic en Angela en Preston. Ik had nog het recht om te zwijgen, het recht op een advocaat en een jury die verstandig over mijn schuld zou oordelen. Ik leefde nog. Ik was vrij en gezond. Vreemd genoeg voelde ik me dus niet schuldig, maar dankbaar. En ik wist ook dat ik vanuit die dankbaarheid – niet vanuit woede of zelfs maar een schuldgevoel – me weer uit de nesten zou kunnen werken.

Ik droogde me af. Op mijn spiegel zat een memoblaadje met een tekst in Chics kinderlijke handschrift. Een citaat van Eleanor Roosevelt: Je moet accepteren wat er op je pad komt. Als je het maar moedig onder ogen ziet, met alles wat je hebt. Chic had het me meegegeven na mijn eerste bijeenkomst van de aa . Het was al talloze keren van de spiegel gevallen, maar ik had het steeds weer vastgeplakt.

Alles onder ogen zien. Eén dag tegelijk. Dat kon ik best. Ik kon zelfs nog veel meer.

De gestolen foto’s van de plaats delict, uit mijn broek gehaald, lagen op de wastafel naast mijn tube tandpasta. Zoals ik al tegen Preston had gezegd, beschikte ik niet over officiële middelen. Maar ik had wel iets anders, naast mijn merkwaardige talent om een ingewikkelde plot uit te werken, naast mijn bonte schare vrienden, naast mijn lijstje met contacten die allemaal nuttig waren voor... zoiets als dit.

Ik had een verhaal. Of in elk geval het begin ervan.

Maar zoals ik me de vorige avond al had afgevraagd: hoe nu verder? Ik staarde naar de foto’s van Kasey Broach, gekreukt door hun clandestiene tocht. Waarom was haar dode lichaam op mijn pad gekomen? Ik raadpleegde het lijstje van adviseurs in mijn PalmPilot, mensen die me hadden geholpen bij de boeken over Derek Chainer: Navy seal ’s, rechercheurs, deputy-marshals, substituut-officieren van justitie, lijkschouwers, stoere privédetectives, minder stoere bewakers, brandweermensen, technici. Ik haalde een blocnote uit een la van mijn nachtkastje en noteerde de namen van iedereen die me zou kunnen helpen. Daaronder maakte ik een lijstje van mensen die me haatten of me kwaad zouden willen doen: de Bertrands, Genevieves fictieve minnaar, Kaden en Delveckio. Er kwam een gedachte bij me op. Ik was in deze weinig benijdenswaardige positie terechtgekomen omdat ik de zaak besodemieterd had. Dat had ik wel vaker gedaan in mijn leven. Maar voor welk speciaal geval moest ik nu de prijs betalen?

Er werd gebeld. Met de handdoek om mijn middel deed ik open. De koerier van het advocatenkantoor bracht me mijn dossiers. Ongelooflijk hoeveel service je kunt krijgen voor een kwart miljoen dollar.

De wet gaf me het recht op inzage van het strafdossier dat de politie van Los Angeles had samengesteld als voorbereiding op mijn proces, met alle bewijzen in de zaak-Genevieve Bertrand. Ik legde het op de wiebelende keukentafel en bladerde het door.

Het was allemaal bekend en vreemd tegelijk. Het leken herinneringen uit een vorig leven, hoewel de definitieve uitspraak pas van twee dagen geleden dateerde.

Gus waggelde met zijn dikke poten over het terras en bleef zitten om me met zijn zwarte kraalogen aan te kijken. Op het laatste moment dook hij weg in de klimop, vlak voordat een havik zijn duikvlucht afbrak en op de leuning landde. Met één snelle eekhoornstap had hij de dood ontweken.

Je grijpt het verhaal bij de kladden, anders grijpt het jou.

Ik haalde een van mijn boeken uit het trotse rijtje en ramde het onder de tafelpoot tegen het wiebelen. Toen trok ik een sweatpants en een gescheurd t -shirt aan dat nog uit mijn studententijd dateerde, ruimde de rommel op die de politie naast het huis had laten liggen, veegde het paadje aan, plakte wat stroken tape over de gebroken ruit in de voordeur en zoog de scherven op.

Daarna liep ik om mijn bureau heen, ging zitten, duwde de armleuningen van mijn stoel wat naar buiten, pakte een Bic-pen en stak die achter mijn linkeroor. Mijn blocnote legde ik links van me, het dossier rechts, naast de muis. De labrapporten, de politieverslagen, de notities van de rechercheurs en de conclusies van de lijkschouwer verspreidde ik netjes over mijn bureaublad.

Dirk Diender kon nog iets van me leren.

De eerste research had ik al gedaan. Ik kende alle hoofdfiguren, ik had een invalshoek en zelfs een paar aanknopingspunten. Dus schoof ik mijn stoel naar mijn bureau en deed het enige wat ik ooit redelijk heb gekund.

Ik begon te schrijven.

Ik werd wakker met infuusslangetjes in mijn armen, een buisje voor vloeibaar voedsel door mijn neus en mijn tong tegen mijn tanden geklemd, dik en gevoelloos als een sok. Ik had een hete kopersmaak in mijn mond en mijn kiezen leken los te zitten door het knarsetanden. Ik knipperde met mijn ogen tegen het felle licht en staarde in een wazig gezicht, opdringerig dicht naar me toe gebogen. De man zat schrijlings op een omgedraaide stoel, met zijn sterke onderarmen over elkaar geslagen en een vel papier in een van zijn hoekige vuisten. Achter hem stond een andere vent, hetzelfde gekleed, in een gekreukt sportjasje met een open kraag, zijn stropdas half losgetrokken en een metalen glinstering op zijn heup. Een dokter, tot figurant gedegradeerd, keek toe vanaf de deur, zonder te letten op de piepjes en knipperende lampjes van de apparatuur. Ik lag in een ziekenhuiskamer.

Met het bewustzijn kwam ook de pijn.

De watermeesters / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_0.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_1.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_2.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_3.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_4.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_5.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_6.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_7.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_8.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_9.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_10.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_11.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_12.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_13.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_14.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_15.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_16.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_17.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_18.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_19.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_20.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_21.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_22.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_23.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_24.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_25.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_26.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_27.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_28.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_29.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_30.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_31.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_32.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_33.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_34.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_35.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_36.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_37.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_38.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_39.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_40.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_41.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_42.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_43.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_44.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_45.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_46.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_47.xhtml
awb_-_misdaadschrijver_split_48.xhtml