4
Fitz leidde haar met onfeilbaar gemak door de doolhof van gangen tot ze op een plek kwamen die Cleo herkende. Hier was Matty’s kamer. Het leek een mensenleven geleden dat het kind daarbinnen had staan krijsen en gillen om haar roze jurk. Cleo had haar eerder nog gezien, in een Jaeger-ochtendjas, met haar haar gevlochten voor de nacht terwijl ze naast mevrouw Harbinger op een overloop stond en neerblikte op de gasten. Ze moest allang in bed liggen. Cleo vroeg zich af wat mevrouw Harbinger nou precies deed bij dit soort gelegenheden en ze vroeg aan Fitz waarom zij niet op het bal was. ‘Ze is toch familie, of niet?’
‘Jerry zou het geweldig vinden als zij zou komen dineren en dansen wanneer hij gasten ontvangt, maar dat doet ze nooit.’
Hij bleef even voor Matty’s deur staan luisteren en er verscheen een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht. ‘Zo te horen slaapt Matty nog niet.’
Cleo zag een smalle streep licht onder de deur. ‘Waarschijnlijk ligt ze nog in bed te lezen, dat deed ik ook vaak als ik was ingestopt en het licht was uitgedaan. Dan wachtte ik tot alles rustig was en deed ik het licht weer aan om te lezen.’
Fitz luisterde aandachtig. ‘Hoor je dat?’
‘Ik hoor een soort eentonig gezang,’ zei Cleo.
Fitz draaide de deurkruk om en deed de deur een paar centimeter open. Daarna duwde hij de deur ineens wijd open. In de kamer zagen ze een buitengewoon tafereel. Matty zat gehurkt voor een pop op de vloer en prikte erin met felle stoten terwijl ze onverstaanbare vervloekingen mompelde.
Ze keek op en schreeuwde met ogen die vuur spuwden: ‘Weten jullie niet dat het heel onbeleefd is om iemands kamer binnen te gaan zonder eerst te kloppen? Ga weg.’
Fitz liep de kamer in en Cleo volgde hem en deed de deur achter zich dicht.
‘Matty, waar ben jij verdomme mee bezig?’
Het was nauwelijks een verzoek om informatie, want ze konden duidelijk zien waar Matty mee bezig was, ze stak namelijk grote spelden in de pop. Het was, strikt genomen, niet echt een pop, maar een geboetseerd figuurtje van was.
Fitz huiverde even toen hij zag waar ze de spelden had geplaatst. ‘Matty, wie moet dit voorstellen?’
Matty keek hem uitdagend aan. ‘Het is vader, natuurlijk.’
‘Je vader?’ riep Cleo ontzet uit. ‘Maar waarom, Matty?’
Matty’s gezicht was rood aangelopen van woede en inspanning, en ze zei: ‘Omdat ik hem haat. We haten hem allemaal, maar ik ben de enige die er echt iets aan wil doen.’
Fitz knielde naast het meisje neer en zei kalm: ‘Je denkt toch niet echt dat dit de oplossing is voor de problemen die je met je vader hebt, Matty? Je bent een intelligent meisje en je weet best dat spelden in een poppetje van was prikken niets anders is dan bijgelovige onzin, niet dan?’
‘Nee, dat weet ik niet,’ beet ze hem toe. ‘Hoe moet ik weten of het werkt als ik het niet eerst probeer?’
Cleo keek naar het wassen figuurtje waarin een aantal grote rijgnaalden waren gestoken.
‘Het is allemaal heel logisch. Die ene in zijn hoofd is om ervoor te zorgen dat hij niet meer van die afschuwelijke gedachten heeft over waarom vrouwen en meisjes geen opleiding nodig hebben,’ zei Matty terwijl ze naar zijn hoofd wees. ‘En die in zijn hart heb ik erin gestoken omdat hij harteloos is en niet van me houdt en die ene daarbeneden heb ik erin geprikt zodat hij geen kinderen meer kan krijgen.’
Er ging een ijskoude rilling over Cleo’s rug. Fitz zat gehurkt naast zijn nichtje en keek haar aandachtig aan. ‘Waarom wil je niet dat je vader meer kinderen krijgt? En waarom zou hij die krijgen? Je bent oud genoeg om te begrijpen dat dat helemaal niet aannemelijk is. Je stiefmoeder is waarschijnlijk te oud om nog kinderen te krijgen, nietwaar, Cleo?’
Voor Cleo kon antwoorden, zei Matty: ‘Nee, dat is niet waar. Ik heb Tissy erover horen praten met Esmond. Ze vroeg hem hoe hij het zou vinden als Rosina nog een koter zou werpen. En ze zei dat het een lelijke streep door zijn rekening zou zetten als dat een jongetje zou zijn. Toen werd Esmond boos en hij zei dat Archie hem had verteld dat het gevaarlijk was voor iemand van haar leeftijd om nog een kind te krijgen, en dat áls ze zwanger zou raken, ze misschien wel zou sterven, net als mama. Toen zei Tissy dat vader in dat geval met iemand anders zou kunnen trouwen, iemand die veel jonger is en nog veel kinderen kan krijgen. Ze zei dat ze op school een vriendin had van wie de vader eerst alleen maar dochters had, maar toen hertrouwde hij en kreeg drie zoons. Ik wil niet dat vader nog meer kinderen krijgt, want dan heeft hij vast nog minder tijd voor me dan nu. Tissy zegt dat hij me haat omdat mama bij mijn geboorte is overleden. Ze zei dat mama misschien nog had geleefd als ze mij niet had gekregen en dat ze na Tissy eigenlijk geen kinderen meer had mogen krijgen.’
Fitz en Cleo wisselden blikken uit boven Matty’s hoofd. Matty was inmiddels in huilen uitgebarsten. Ze snikte met grote uithalen en sloeg met haar vuisten op het wassen figuurtje, en zei keer op keer: ‘Ik haat je, ik haat je. Was je maar dood zoals alle anderen.’
Fitz probeerde een arm om Matty heen te slaan, maar ze rukte zich direct weer los.
‘Nog even en ze wordt helemaal hysterisch,’ zei Cleo.
‘Ik ga even hulp regelen,’ zei Fitz. ‘Blijf jij bij haar en probeer haar te kalmeren. En haal haar bij dat ellendige ding op de vloer vandaan. We moeten Harby erbij roepen. Ik ga haar zoeken.’
Toen hij de deur achter zich had dichtgedaan, zag Cleo dat ze gelijk had gehad over de aanval van hysterie, want Matty begon te beven en stootte een reeks huiveringwekkende, hulpeloze jammerklachten uit. Cleo had zich zelden zo nutteloos gevoeld. Ze wist dat de remedie tegen een aanval van hysterie een klap of een plens koud water in het gezicht was, maar Matty leek zulk acuut verdriet te hebben dat zelfs het lichte geweld van een klap of een kan koud water onverdraaglijk wreed zou zijn.
Even later kwam mevrouw Harbinger binnen. Ze wierp één blik op Matty en zei: ‘We moeten haar in bed leggen, ik geef haar straks wel iets om te kalmeren.’
Fitz keek even naar Cleo, en ze wist dat ook hij klappen en water had overwogen.
‘Volgens mij is hysterisch niet het juiste woord,’ zei Cleo. ‘Dit is iets wat veel dieper zit.’
Matty leek getroost te worden door de aanwezigheid van mevrouw Harbinger en klampte zich aan haar vast toen zij en Fitz haar optilden en in bed legden en haar instopten. Ze snikte nog steeds onbedaarlijk en ze snakte telkens naar adem. Mevrouw Harbinger zei redelijk kalm, zonder Matty een moment uit het oog te verliezen: ‘Zou je zo vriendelijk willen zijn om aan de bel te trekken? We hebben warme kruiken en een beker warme melk nodig. Ik geef haar straks wel wat bromide.’
‘Denk je dat we een dokter moeten bellen?’ vroeg Fitz, kijkend naar het verdrietige meisje dat ineengedoken onder de lakens lag.
‘Een dokter kan niets voor haar doen, in elk geval niet onze huisarts. Dit is niet de eerste keer dat ze zo is.’ Ze keek naar het weerzinwekkende figuurtje van was dat op de vloer lag. ‘Dat stelt haar vader zeker voor?’ verzuchtte ze. ‘Ik zou willen dat…’ begon ze, maar toen deed ze er abrupt het zwijgen toe.
Matty’s hijgende gesnik was veranderd in een diminuendo van angstig gejammer, een soort gepiep als van een gewond dier, geluiden die Cleo tot diep in haar hart raakten.
‘Als ik haar een zoet, warm drankje heb gegeven, zal het wel beter met haar gaan,’ zei mevrouw Harbinger. ‘Jullie kunnen beter teruggaan naar het bal.’
Fitz liep terug naar het bed en keek vol medelijden neer op zijn jongste nichtje. ‘Ze lijkt ontzettend veel op haar moeder. Als kind kon Henrietta zich vreselijk opwinden, al moet ik toegeven dat zij het niet zo erg had. Lieve god, wat zou ze van slag zijn als ze haar dochter in deze toestand zou zien.’ Daarna zei hij tegen Cleo: ‘Ga jij maar alvast naar beneden. Hector of iemand anders neemt je wel mee naar het avondmaal. Ik blijf hier liever even bij haar zitten tot ze in slaap is gevallen.’
Mevrouw Harbinger keek hem even doordringend aan en leek net iets te willen zeggen, maar knikte toen enkel.
‘Ik ben eigenlijk niet zo in de stemming voor een bal of een avondmaal,’ zei Cleo.
Er werd zachtjes op de deur geklopt. Jen kwam binnen en bleef in de deuropening staan. Ze wierp een ontzette blik op de vloer en keek toen naar Matty. ‘O, juffrouw Matty. Wat is er aan de hand? Wat hebt u gedaan?’
‘Wil je alsjeblieft wat melk halen, Jen? En een warme kruik?’ zei mevrouw Harbinger. ‘In de provisiekast aan het eind van de gang staat nog wat melk dat over is van haar avondeten.’
Verrassend snel was het dienstmeisje terug met een beker warme melk en een warme kruik van aardewerk. Mevrouw Harbinger stond op uit de stoel naast het bed en liep naar de tafel. Ze roerde een eetlepel suiker door de melk en deed er een poedertje uit een sachet bij dat ze uit haar zak had gehaald. Fitz zat op het bed en trok Matty, die helemaal slap was, omhoog van haar kussen. Haar ogen keken hem doordringend aan.
‘Drink dit eens op, meid,’ zei hij terwijl hij haar de beker melk gaf.
Tot verbazing van de anderen nam Matty na een korte aarzeling de beker in twee bevende handen, waarna ze de melk opdronk. Toen viel ze weer terug op haar kussen met haar blik nog steeds strak op Fitz gericht.
‘Zal ik je een verhaaltje voorlezen?’ Fitz keek wanhopig om zich heen, op zoek naar iets wat hij voor Matty kon doen.
‘Ik ben geen kind, ik kan zelf wel lezen, hoor. Het is jaren geleden dat iemand me heeft voorgelezen.’
‘Jawel, maar het kan heel rustgevend zijn om te luisteren naar iemand die je voorleest. Mijn moeder las ons op zondagavond altijd voor. Zelfs toen ik al bijna volwassen was, en ik vond het leuk.’
‘Jij bent mijn moeder niet. Ik heb geen moeder, weet je nog wel? En je denkt toch niet echt dat mijn vader me ook maar één keer in zijn leven heeft voorgelezen?’
Mevrouw Harbinger raapte het wassen poppetje en de spelden op. ‘Wil je dit alsjeblieft weggooien, Jen? En geen woord erover tegen het andere personeel,’ voegde ze er met een rustige maar gezaghebbende stem aan toe.
‘Nee, mevrouw. Dat spreekt vanzelf,’ zei Jen.
Mevrouw Harbinger praatte fluisterend verder, meer tegen zichzelf dan tegen Jen of Cleo. ‘Dat verklaart natuurlijk die verdwenen doos met kaarsen. Ik vraag me af waar ze die onzin vandaan heeft. Zeker van een kind uit het dorp.’
‘Ze hoort op school te zitten,’ fluisterde Cleo terug.
‘Ja, uiteraard.’ Mevrouw Harbinger kwam overeind en zag de twee rode dagboeken die Fitz had neergelegd toen hij de kamer binnen was gegaan. ‘Wat doen die dingen hier? Heeft Matty soms…?’
‘Nee, die hebben niets met Matty te maken. Ze lagen boven, Fitz heeft ze gevonden, hij brengt ze dadelijk terug naar de bibliotheek, waar ze horen.’
Mevrouw Harbinger pakte de boekjes op en keek naar de ruggen waarna haar gezicht betrok. ‘Maar deze dagboeken komen niet uit de bibliotheek. Waar zei je dat je ze had gevonden?’
‘In de afgesloten vleugel die in de oorlog werd gebruikt om gewonden te verplegen. Ik was verdwaald en toen ben ik daar beland. Fitz is me komen zoeken. Hij zegt dat het de dagboeken zijn van Matty’s grootmoeder.’
‘Jen, ga even bij Matty zitten. Blijf hier tot ik weer terug ben. Fitz, ik wil je graag even spreken.’
Ze spoorde ze aan om snel de kamer uit te gaan en gunde Fitz amper tijd om zich te bukken en een kus op het verhitte voorhoofd van zijn nichtje te drukken. Zodra de deur achter hen dicht was gegaan, vroeg ze: ‘Waar lagen deze dagboeken precies, Fitz?’
Hij vertelde haar waar ze vandaan kwamen en zei: ‘Wat is er aan de hand, Harby? Joost mag weten waarom die dingen daarboven lagen, maar ik zal ze weer bij de andere in de bibliotheek zetten.’
‘Deze twee dagboeken hebben nooit in de bibliotheek gestaan,’ zei mevrouw Harbinger. ‘Ze hadden vernietigd moeten worden. Jaren geleden al. Op gezag van de douairière. Zij heeft die twee boekjes aan ouwe Arthur gegeven. Hij had een houtkachel in zijn woonkamer. Ze heeft hem opgedragen ze te verbranden.’
Fitz bekeek de band van de twee delen. ‘Deze boeken zijn niet eens in de buurt van een vuur geweest.’
‘Arthur heeft de overblijfselen teruggebracht om aan de douairière te laten zien, zoals ze hem had opgedragen. Verkoolde stukjes rood leer, ik weet het nog goed. Ik neem aan dat hij de dagboeken gewoon heeft gehouden en wat restjes leer heeft gevonden die hij daarna heeft verbrand.’
‘Waarom wilde ze dat die dagboekjes zouden worden vernietigd?’ vroeg Cleo. ‘Fitz zei dat er in haar dagboeken weinig anders staat dan “opgestaan, een ei bij het ontbijt gegeten, postzegel van een penny gekocht,” dat soort zaken. Geen onthullingen.’
‘Nee, geen van haar dagboeken bevatte iets wat interessant of geheim was, maar toch stond ze erop dat de delen van die twee jaren zouden worden verbrand. Dus die ouwe schavuit heeft niet gedaan wat hem was opgedragen. Hij heeft ze vast bewaard.’
‘Hoe zijn ze in dat kantoor boven terechtgekomen?’ vroeg Cleo. ‘Ging Arthur daar wel eens heen?’
‘Nee,’ zei Fitz. ‘Arthur is nooit in het hoofdgedeelte van het huis geweest, dat zou ondenkbaar zijn. Wie die dagboeken daarboven ook heeft neergelegd, Arthur zal het beslist niet zijn geweest.’