11

 

 

 

 

Cleo keek op de klok. De minuten waren voorbijgevlogen, ze had al beneden moeten zijn.

Zodra ze de deur van haar slaapkamer uit was, aarzelde ze. Welke kant moest ze op? Ze keek van de ene kant van de gang naar de andere. Links? Rechts? Verdorie, waarom leerde ze de weg in dit huis maar niet kennen? Het was verwarrend en ergerlijk om voortdurend de weg te moeten vragen. Ze was toch zeker van die kant gekomen? Ja, dat wist ze bijna zeker. Ze zou op haar schreden terugkeren en dat zou haar, nadat ze een of twee hoeken was omgegaan, weer bij de grote trap moeten brengen. Vanaf daar zou ze geen problemen meer hebben omdat de familie zich voor het diner ongetwijfeld had verzameld in een van de zitkamers. Hoe kon Rosina, die met de beste wil van de wereld geen kaart kon lezen, hier in vredesnaam haar weg vinden?

Vijf minuten later was ze opnieuw hopeloos verdwaald. Ze kon zich niet herinneren eerder in dit deel van het huis te zijn geweest en toen ze naar een raam liep, keek ze op een onbekend terras. Daarachter lag het ronde croquetgazon, dat werd omgeven door een lage, onberispelijk gesnoeide heg, met daarnaast aan één kant twee tennisbanen.

Ze had hier meer tijd voor moeten inruimen en niet tot het laatste moment op haar kamer moeten blijven. Het getuigde van slechte manieren om pas beneden te komen als de andere gasten al waren gearriveerd, en bovendien had ze er willen zijn, het liefst met een cocktail in haar hand, vol zelfvertrouwen en op haar gemak, als de groep van Bosworth Castle binnenkwam.

Ze stond voor een zwaar uitziende deur aan het einde van een gang. Wat was er aan de andere kant? Nog een gang? Een trap? Of, wat een afgrijselijk idee, was het een slaapkamerdeur? Moest ze kloppen? Nee, dit was in geen geval de vleugel waar de kamers van haar moeder en Lord Landrake waren, en als het de slaapkamer van een van de meisjes Landrake of Esmond was en ze binnenstormde terwijl hij of zij zich net aan het omkleden was, nou, jammer dan.

Ze draaide aan de kruk en kwam op een plek waarvan ze eerst dacht dat het de volgende overloop was. Van beneden kwamen stemmen omhoog; niet de zelfverzekerde stemmen van een feestje, maar gedempt en bijna kerkelijk. Ze keek omlaag over de houten balustrade en besefte dat ze helemaal niet op een overloop stond, maar op een galerij boven een eetkamer.

Onder haar, in het midden van de kamer, stond een immense ovale tafel van glanzend mahoniehout, en daaromheen, in rangorde, liepen lakeien met pruiken op en donkerblauwe jasjes met gouden tressen aan die bestek en glazen neerzetten. Ze zag de in een zwarte jas gestoken rug van iemand van wie ze aannam dat het de butler was toen hij zich vooroverboog met een houten liniaal in zijn hand om te kijken of de afstand tussen de couverts exact gelijk was. Het was vreemd, want hij leek veel ouder en krommer dan toen ze hem beneden had gezien. En waarom was iedereen zo buitenissig gekleed? Knechten in vol livrei, was dat niet vreselijk ouderwets? Vermoedelijk hield Lord Landrake van hoge staat. Ze leken net figuranten in een opera die opgedirkt programmaboekjes uitdeelden; enigszins belachelijk.

Het dienstmeisje dat ze even in de zitkamer had gezien kwam binnen, gekleed in formeel zwart met een schort met kantjes en een gesteven en geplooide muts. Bijzonder ouderwets. Protesteerden de bedienden niet als ze zo gekleed moesten gaan? Opeens gingen de knechten in de houding staan en rechtte de butler zijn rug toen een gestalte in zwarte kant binnenstoof in een wolk van energie. Donkere ogen keken omhoog naar de galerij, recht naar Cleo, die zich terugtrok in de schaduwen.

Ze had het koud. Ze had durven zweren dat het de vrouw was van het portret in de hal, maar dat kon natuurlijk niet. Het was een speling van het licht, meer niet. Of anders een zinsbegoocheling.

Het was stil in het vertrek onder haar en ze sloop langzaam naar voren. Toen hoorde ze opnieuw het gemompel van stemmen en het gerinkel van glas en bestek. Maar deze bedienden droegen eenvoudige blauwe jassen, de butler was jonger en breder en er viel geen teken te bespeuren van het dienstmeisje of van de vrouw in het zwart.

Wat absurd. Het hele tafereel had zo veel weg van een toneelschikking, met de gloeiende peertjes in de muurlampen, glimmend zilver en kristal, stralend wit tafellinnen en bedienden die gedempt spraken en zachtjes liepen, dat Cleo’s verbeelding met haar op de loop was gegaan. Knechten met pruiken op. Het idee alleen!

Ze telde het aantal couverts. Veertien. Vier Landrakes en haar moeder maakte vijf, Fitz en zij maakte zeven, wat betekende dat er zeven gasten zouden zijn. Archie, natuurlijk, en Caroline, en de rest moest de groep van het kasteel zijn.

Onder wie Hector.