5

 

 

 

 

De bruid en bruidegom begroetten de bruiloftsgasten bij de deur van de zitkamer van de pastorie; een groot, mooi vertrek met witte lambrisering, dat toegang gaf tot een terras met daarachter een tuin met een gazon. Hermione Latimer begon te stralen toen haar vader binnenkwam met Cleo en ze ging op haar tenen staan om hem te zoenen. ‘Dank u wel, het was een prachtige trouwerij, papa.’

De dominee glimlachte naar zijn dochter en schudde enthousiast de hand van zijn nieuwe schoonzoon. Fitz had het bij het rechte eind gehad. Toen Cleo werd voorgesteld aan de bruid was het zonneklaar dat Hermione in haar eigen wereldje zat, en ofschoon ze glimlachte en zei hoe leuk ze het vond om haar te ontmoeten, wist Cleo dat ze geen flauw idee had wie ze was of waarom ze er was.

Ze liep de zitkamer in en ging het terras op. Zoals altijd met een groep mensen die elkaar heel goed kennen, was het geroezemoes hard en bevlogen. Fitz kwam naast Cleo staan. ‘Je hebt nog geen champagne.’ Hij wenkte een dienstmeisje en gaf haar een glas.

Tissy voegde zich bij hen. ‘Caroline zoekt je, Fitz. Je kunt maar beter verdwijnen als je niet in het nauw gedreven wilt worden.’

‘Ah,’ zei Fitz. ‘Ik denk dat ik Jonathan maar eens gezelschap ga houden in de bibliotheek. Ik zag hem die kant opgaan. Als jullie me willen excuseren.’ En hij liep snel weg, zich een weg tussen de gasten door banend.

Tissy talmde wat. Ze wilde iets zeggen, maar ze aarzelde. Cleo was op haar hoede, aangezien Tissy over het algemeen geen blad voor de mond nam. Tissy trok aan de hals van haar rampzalige bruine jurk en vroeg toen abrupt: ‘Wat voor werk doe je eigenlijk in Londen? Hoe heb je je baan gekregen?’

Was dit de volgende poging van een Landrake om Cleo te bevoogden omdat ze een andere achtergrond had dan zij en omdat ze – hoe afschuwelijk – in haar eigen levensonderhoud moest voorzien? Irritant, maar ze zou Tissy niet de voldoening gunnen om te weten hoe vervelend ze de zussen vond.

Het leek wel of Tissy wist wat Cleo dacht, want ze ging verder: ‘Ik bedoel het niet sarcastisch, ik wil het echt weten. Ik wil een baan zoeken zodat ik weg kan van Landrake en in Londen kan gaan wonen.’

Cleo besloot om Tissy op haar woord te geloven. ‘Ik heb de baan bij Joulbert gekregen omdat ik goed ben in steno en typen en omdat ik Frans spreek. Ik heb bijna een jaar voor een Frans modehuis gewerkt, en ook, en dat telde zeker mee, omdat mijn moeder in de toneelwereld zit en Joulbert naast couture ook theaterkostuums maakt.’

In Tissy’s ogen verscheen een sombere blik. ‘Het is toch best moeilijk om steno te leren? Ik heb geprobeerd om mezelf te leren typen op een schrijfmachine, maar…’ Haar stem stierf weg. ‘Nou, je moet naar een secretaresse-instituut om het goed te leren en dat is duur. Nee, het heeft geen nut om vader te vragen om dat voor me te betalen, dat doet hij toch nooit. In geen duizend jaar. Heeft je moeder jouw schoolgeld betaald?’

‘Ja,’ zei Cleo. ‘Het is tegenwoordig lastig voor iedereen, zelfs voor iemand met een opleiding, om een baan te vinden. Je kunt niet verwachten dat je zomaar een betrekking krijgt die voldoende betaalt om van te leven.’

‘Nee, dat zal wel niet.’ Tissy keek over het gazon naar mevrouw Warburton die diep in gesprek was met Rosina. ‘Ze is advocaat, wist je dat? Sterker nog, ze is rechter. Kun je je dat voorstellen?’

‘Ik heb haar er gisteravond over horen vertellen.’

‘Vandaag de dag kunnen vrouwen in Engeland advocaat worden. Lancelot kent een vrouw die strafpleiter is. Dat vindt hij natuurlijk afschuwelijk, want hij is net als vader, hij gelooft niet in werkende vrouwen, hij zegt dat ze mannen het brood uit de mond stoten. Jonathan Bosworth denkt er heel anders over. Hij heeft me verteld dat hij het geweldig vindt dat mevrouw Warburton zo’n succesvolle juridische carrière heeft en dat er in de toekomst veel meer vrouwelijke advocaten zullen zijn, ook in dit land. Ik wou dat ik advocaat kon worden. Het vooruitzicht om een mannenbaan te hebben spreekt me heel erg aan. Net goed voor ze, vind je ook niet?’

Het leek Cleo dat Tissy even weinig kans had om advocaat te worden als om haar in een domineesgewaad in de kerk te zien. ‘Het is een heel dure opleiding en als je bent afgestudeerd duurt het tijden voor je er echt geld mee verdient. Strafpleiters moeten minstens tot hun dertigste door hun ouders worden onderhouden.’

Philippa kwam bij hen staan. ‘Dat kun je in deze familie wel vergeten. Tenzij Esmond advocaat wil worden, dan zou er geen enkel probleem zijn. Hij krijgt alles wat hij wil.’

‘Dat heb je mis,’ zei Tissy. ‘Pa zou hem voldoende geld geven voor een flat en een luxeleventje in Londen, maar hij wil niet dat hij ergens een opleiding voor gaat volgen. Zijn toekomst bestaat uit het leiden van de Landrake-landgoederen.’

‘Maar goed, zie jij Esmond al iets studeren? Moet je zien hoe hij Archie bespot om alle medische examens die hij nog moet afleggen.’

‘Esmond is te oud om nu nog rechten te gaan doen,’ zei Tissy. ‘Ik niet.’

‘Waarom trekt rechten je zo aan? Behalve dan om een lange neus te maken naar mannen?’ vroeg Cleo.

Tissy dacht zo lang na over haar antwoord dat Cleo zich afvroeg of ze haar vraag niet had gehoord, maar toen sprak Tissy verder. ‘Het steekt logisch in elkaar. De wet is de wet, en je moet manieren ontdekken om hem toe te passen en jouw zaak te bepleiten. Niet dat ik er goed in zal zijn,’ zei ze bitter. ‘Ik kan mijn eigen zaak niet eens doeltreffend bepleiten bij mijn vader, dus waarom zou ik dat wel bij een rechter kunnen?’

Helaas had haar vader, die uit het huis was gekomen en naar Rosina liep, gehoord wat Tissy zei. Met een frons keek hij zijn dochter aan. ‘Niet echt een gepast onderwerp voor een bruiloft.’

Tissy’s kin ging omhoog en ze zei op tartende, luide toon: ‘Ik zei net tegen Cleo dat ik graag advocaat zou worden.’

Cleo sloot haar ogen uit wanhoop en toen ze ze weer opende zag ze dat Fitz, die een paar meter verderop stond, geamuseerd naar haar keek. Toen zag hij het rood aanlopende gezicht van Lord Landrake en hij beende naar hen toe, net toen zijn zwager zijn mond opendeed om iets te zeggen.

Lord Landrake verhief zijn stem niet, maar sprak met een kille zelfbeheersing die zijn gezag slechts leek te vergroten. ‘Vrouwen ontberen het vermogen plus alle andere kwaliteiten die nodig zijn om vooruit te komen in beroepen zoals advocaat. Helaas moeten sommige vrouwen hun eigen brood verdienen.’ Dat zei hij met een zijdelingse blik naar Cleo. ‘Maar dat geldt niet voor jou, Tissy. En zelfs als je een jongen was, zou niemand geloven dat je intelligent genoeg was en het doorzettingsvermogen had om een veeleisende studie als rechten te doen.’

Cleo werd niet zozeer getroffen door de kille toon van Lord Landrake als wel door de felle haat in Tissy’s ogen.

Lord Landrake was nog niet uitgesproken. ‘Je grootmoeder heeft je een aantal van die gekke ideeën aangepraat. Zij heeft je aangemoedigd om te geloven dat je slim bent en vlug van begrip, hoewel ik daar zelf nooit iets van heb gemerkt.’ Zijn stem werd iets zachter. ‘Hoor eens, Tissy, ik wil niet onaardig zijn, maar onrealistische verwachtingen over waartoe men in staat is brengen niets dan verdriet. Als je eenmaal een man en een eigen huis hebt, zul je beseffen hoe belachelijk je ambities zijn. Je moet je erbij neerleggen dat je geen schrijfster zult worden, en ook geen advocaat of wat dan ook.’

Hij keek naar Archie en Hermione die op het terras stonden te lachen en praten met Jonathan Bosworth. ‘Kijk toch naar Hermione, dat is het schoolvoorbeeld van een echt gelukkige, tevreden vrouw. Zij voelt geen enkele behoefte om een baan te zoeken en voor zichzelf te zorgen in deze harde wereld. Zij weet welke vreugde en bevrediging ze zal hebben door een goede echtgenote en moeder te zijn.’

Als Tissy een beetje slim was, zou ze verder niks hebben gezegd, maar ze was boos en kon dat niet over haar kant laten gaan. ‘U hebt het mis, ze is helemaal niet gelukkig. U bent een typische victoriaanse vader, u leeft in een andere tijd. U hebt altijd gevonden dat vrouwen niet zouden mogen stemmen, kijk maar hoe erg u de suffragettes haatte en minachtte. In de oorlog deden de vrouwen mannenwerk en dat deden ze minstens zo goed als de mannen. We gaan het nu niet opgeven en weer veranderen in huiselijke wezens, en het heeft geen nut om door te zeuren over dat ik zal trouwen, want ik kan u verzekeren dat dat nooit zal gebeuren. U bent degene die onrealistisch is, kijk maar naar de huwelijken in onze familie. Was tante Clemmie gelukkig getrouwd? Was zij er tevreden mee om alleen vrouw en moeder te zijn?’

Met zijn lippen strak opeen draaide Lord Landrake zich om en liep weg. Tissy maakte aanstalten hem achterna te gaan, maar Fitz legde een hand op haar arm om haar tegen te houden. ‘Nou niks meer zeggen, je weet dat hij niet van gedachten zal veranderen en je wilt Hermiones trouwdag niet verpesten door in het openbaar met hem te ruziën.’

Tissy keek hem aan en er sprongen tranen van bitterheid in haar ogen. ‘Jij vindt toch niet dat vrouwen gewoon thuis moeten zitten tot ze trouwen en dan in een ander huis moeten wonen? Jij veracht vrouwelijke journalisten toch niet, of alle vrouwen die moeten werken om aan de kost te komen?’

‘Nee, ik veracht zulke mensen zeker niet,’ zei Fitz effen. ‘Maar ik ben een heel stuk jonger dan je vader en ik kan gemakkelijker accepteren dat de wereld in allerlei opzichten verandert. Dat komt mij allemaal heel natuurlijk voor, maar het jaagt een man van Jerry’s afkomst en leeftijd angst aan. Alleen zou ik niet doorzaniken over rechten, als ik jou was, Tissy. Ik ken een paar vrouwelijke advocaten en die zijn heel bekwaam en houden van hun werk, maar ik betwijfel of het beroep iets voor jou zou zijn, zelfs al zou je de opleiding kunnen volgen. Bovendien wilde je altijd schrijfster worden. Wat is er met die ambitie gebeurd?’

Tot Cleo’s verbazing liet Tissy een onwillige glimlach zien en keek ze haar oom recht in de ogen. ‘Dat zou vader even erg vinden, en ik denk niet dat ik er goed in zou zijn. Ik benijd mevrouw Warburton om haar onafhankelijkheid, dat is wat ik wil hebben. Ik wil van niemand afhankelijk zijn.’

‘Schrijvers zijn onafhankelijk,’ zei Fitz.

‘Alleen succesvolle schrijvers,’ zei Tissy.

‘Er is geen enkele reden waarom je niet succesvol zou kunnen zijn, als je goed je best doet. Het is net als andere dingen, je moet leren hoe het moet en vervolgens uren maken en hard werken om beter te worden. Zwoegen, mijn kind. Zwoegen.’

Er verscheen een berekenende blik in Tissy’s ogen. ‘Ik zal een roman schrijven die gebaseerd is op de familie Landrake. Dat wordt ongetwijfeld een bestseller, denk je ook niet? Moord en tumult onder de aristocratie, dat kan niet anders dan een succes worden.’

Fitz was van zijn stuk gebracht. ‘Moord en tumult? Waar heb je het over? En autobiografische romans zijn altijd lastig om te schrijven.’

Opeens zag hij Caroline op hen afkomen met een brommende hond onder haar arm en hij keek alsof hij het liefst zou willen ontsnappen, maar daar te lang mee had gewacht. Caroline kwakte de hond neer bij Cleo’s voeten en gaf Fitz een zoen op zijn wang.

‘Jezus nog aan toe, Caroline, waarom heb je die verdomde hond meegenomen naar een bruiloft?’

‘O, Boo is gek op kerken, hij gaat altijd met me mee naar de kerk. Hij zit heel braaf onder de bank zonder een kik te geven.’

Boo?

‘Zei je nou dat hij Boo heette?’ vroeg Cleo.

‘Hij is bang voor ganzen.’

Waar sloeg dat…? O, de uitdrukking: hij durfde geen boe tegen een gans te zeggen. Nou, hier waren geen ganzen en het beest zag eruit alsof hij meer dan ‘boe’ tegen haar wilde zeggen. Het brommen was overgegaan in grauwen en hij deed een uitval naar haar enkel.

‘Ik geloof dat het tijd voor mij is om op te stappen,’ zei Cleo snel terwijl ze buiten bereik van Boos happende tanden sprong.

Fitz bukte zich en tilde de hond op. Vervolgens hield hij een langslopend dienstmeisje aan en zei dat ze haar dienblad op een tafel moest neerzetten. Dat deed ze gehoorzaam en Fitz gaf haar de hond aan, met het bevel dat ze hem ergens moest opsluiten.

‘Wees voorzichtig,’ riep Cleo. ‘Anders bijt hij je.’

‘Nee, mij niet, juffrouw,’ zei het meisje. Ze hield haar vingers als een muilkorf om zijn kaken. ‘Wees stil, dan zal ik een lekker bot voor je regelen.’