5

 

 

 

 

Nadat de vrouwen zich hadden teruggetrokken, nodigde Lord Landrake de mannen uit om aan zijn kant van de tafel te komen zitten. De bedienden hadden de tafel afgeruimd en de mannen alleen gelaten met hun port en sigaren. Lord Landrake en Jonathan Bosworth rookten sigaren, maar Esmond hield een zwart-met-gouden Sobranie-sigaret tussen zijn slanke vingers en de rook die van de punt af kwam leek bijna even apathisch als hij.

Fitz had er een hekel aan om een sigaret op te steken na een maaltijd wanneer hij de smaak van heerlijk eten nog in zijn mond had, en hij rookte geen sigaren. Hij vond de gewoonte dat de vrouwen eerder de tafel verlieten dan de mannen heel vermoeiend. Naar zijn mening waren de gespreksonderwerpen van vrouwen vaak intelligenter en levendiger dan die van zijn medemannen. Neem Jerry bijvoorbeeld. Nu hij vanwege de beleefdheid zijn mening over mevrouw Warburton niet langer voor zich hoefde te houden, barstte hij prompt uit in een tirade tegen alle werkende vrouwen. Hij liep rood aan van woede bij het idee van een vrouwelijke advocaat, laat staan eentje die zo’n hoge positie had weten te verkrijgen. ‘Rechter, nou vraag ik je. Ik weet echt niet waar het heen moet met de wereld.’

Jonathan Bosworth trok zich niks aan van de heftige woorden van Lord Landrake. Jerry en hij kenden elkaar al meer dan dertig jaar, dus hij verblikte of verbloosde niet door de donderpreek over zijn logee.

‘We weten allemaal dat jij vindt dat vrouwen thuis horen te blijven en dat vrouwen in een goede maatschappij nooit zouden mogen werken, maar zo zit de wereld niet in elkaar, Jerry, en dat weet je verdomd goed. Waar zou jij zijn zonder al je bedienden? Hoe moet je je redden zonder mevrouw Harbinger?’

‘Dat ligt heel anders. Je weet best dat ik het daar niet over heb,’ zei Lord Landrake kwaad. ‘Een vrouw mag best een betrekking hebben als dienstmeisje of, zoals mevrouw Harbinger, een verantwoordelijke secretariaatsbaan binnen een huishouden, en dan nog bij haar eigen familie. Waar ik bezwaar tegen heb is vrouwen die gaan werken in fabrieken en kantoren en banen wegkapen van mannen die ze veel beter zouden uitoefenen, en hun eigen geld verdienen zodat ze rare ideeën krijgen over onafhankelijkheid. Hoe kan een man het verdragen dat zijn vrouw of dochter niet afhankelijk van hem is? Dat ondermijnt de hele basis van zijn gezag. Mannen zijn de kostwinners en een vrouw heeft tot taak om te verzorgen en voor het huishouden te zorgen. Portia is leuk en aardig als personage in Shakespeare, maar buiten het toneel, in het echte leven, is het idee van een vrouwelijke advocaat een bijna even grote gruwel als dat van een vrouwelijke arts.’

Lancelot Bosworth zat ontspannen in zijn stoel en inhaleerde de rook van zijn sigaar diep met een zacht pufgeluid. Hij knikte instemmend toen Lord Landrake zijn ouderwetse standpunt nader toelichtte. ‘Volgens mij hebt u gelijk, meneer. Al die vrouwen die tegenwoordig op Oxford en Cambridge rondlopen en de collegezalen vullen en zichzelf en hun studie zo serieus nemen. Het verpest de sfeer op de universiteit, volgens de docenten en iedereen die nog weet hoe het er was voor vrouwen werden toegelaten.’

Fitz had genoeg van deze onzin. ‘Er worden al sinds het einde van de vorige eeuw vrouwen toegelaten, dus je mag verwachten dat de docenten er onderhand wel aan gewend zouden zijn,’ zei hij. ‘De vrouwenfaculteiten zijn uitstekende instellingen waar er meer van zouden moeten zijn. Die slimme vrouwen dragen veel meer bij tot het universiteitsleven dan alle rugbyspelers en fanatieke roeiers die er geen idee van hebben waar de universiteit eigenlijk voor is bedoeld.’

‘Blauwkousen, wat kan onvrouwelijker zijn, wie wil er met zo’n vrouw naar bed? Ze wil ongetwijfeld Plato citeren als ze op je kussen ligt,’ zei Lord Landrake.

‘Nou, Fitz, jij vindt zeker dat de universiteit een middeleeuws instituut hoort te zijn, waar wetenschappers heel serieus over allerlei onderwerpen discussiëren,’ reageerde Lancelot gepikeerd. ‘Wat ik aan Cambridge heb overgehouden, lag helemaal op het sociale vlak. Daar krijgt een man de kans om volwassen te worden en te ontdekken wat voor kerel hij eigenlijk is. De zwoegers die de hele dag in het laboratorium zaten en de halve nacht studeerden in de bibliotheek hadden echt geen kans om een fatsoenlijk bestaan op te bouwen. Niks wat ik heb gestudeerd zal me ooit van pas komen in de zakenwereld, terwijl de contacten die ik daar heb gelegd ongelooflijk nuttig zijn.’

Archie Conway dronk zijn port met een waarderende blik op zijn gezicht. Hij mengde zich in het gesprek en zei tegen zijn gastheer: ‘Ik ben het wel met u eens, meneer, wat betreft vrouwelijke artsen. Die nemen opleidingsplaatsen in beslag, terwijl de kans groot is dat ze vervolgens trouwen en nooit als arts zullen werken. Ik zeg niet dat ze geen goede dokters kunnen zijn. Ik zeg alleen dat het een verspilling is van ieders tijd, en zeker die van hen. Ik zie liever dat een jonge vrouw geniet van het leven en het beste haalt uit de paar jaar nadat ze volwassen geworden is en voor ze trouwt, en ze de verantwoordelijkheden als vrouw en moeder op zich moet nemen.’

‘Waar heb je mevrouw Warburton in godsnaam ontmoet?’ vroeg Lord Landrake aan Jonathan Bosworth.

‘In Amerika, Jerry. Waar anders? Ze is verre familie van me en ik ben haar een paar jaar geleden tegen het lijf gelopen toen ik in Chicago was. Ik deel geen van je angsten wat werkende vrouwen betreft. Ik vind dat iedere jonge vrouw de kans moet hebben op onderwijs of een beroepsopleiding en de kans om de kost te verdienen.’

‘Dat komt doordat je zonen hebt, en geen dochters,’ kaatste Lord Landrake terug. ‘Als je drie van die dochters had, zoals ik, zou je heel wat meer piekeren over wat hun rol in de maatschappij zou moeten zijn.’

Fitz was enigszins terughoudend om Lord Landrake te plagen, aangezien zijn zwagers gevoel voor humor hem in de steek liet als het over dit onderwerp ging, maar hij kon zich niet inhouden. ‘Toe nou, Jerry. Ik heb begrepen dat de nieuwe Lady Landrake in haar eigen onderhoud heeft voorzien sinds ze ongeveer zestien was. En toevallig ben ik er bijzonder dankbaar voor dat ze dat heeft gedaan, haar toneelvoorstellingen hebben me een aantal van de plezierigste avonden in het theater bezorgd die ik ooit heb gehad.’

‘Mijn vrouw is een artieste. Artiesten zijn anders, er moeten wel balletdanseressen en zo zijn, al wil ik er wel op wijzen dat Shakespeare het heel goed zonder actrices wist te stellen. En er moeten natuurlijk zangeressen zijn.’ Dit was een zaak die Lord Landrake na aan het hart lag, want hij was even dol op opera als op ballet en Fitz wist dat hij een paar jaar eerder een langdurige affaire met een vrij bekende Finse sopraan had gehad.

Hector zat er zwijgend bij, zonder deel te nemen aan het gesprek, helemaal opgaand in zijn eigen wereld. Zijn vader, die tegenstrijdige gevoelens had over het muzikale talent van zijn jongste zoon, vermoedde dat zijn hoofd vol muziek zat; een nieuw idee, een nieuwe melodie of hoe hij het ook zou noemen tussen zijn oren. Hij sprak hem met enige stemverheffing aan. ‘Hector, hoe zit het met de vrouwen in de muziek?’

‘Hoe zit wat?’ vroeg Hector, die met een schok uit zijn dagdroom ontwaakte. ‘Vrouwen zijn niet bepaald goede componisten, zoals er ook slechts weinig grote vrouwelijke schilders zijn, maar ik heb nooit kunnen ontdekken of dat komt door een gebrek aan scholing, aanmoediging en kansen, of dat het iets unieks in de vrouwelijke geest is wat hen verhindert om geniale werken af te leveren. Ik mag Adele graag, en als ik ooit voor de rechter zou moeten verschijnen, wat ik bij god niet hoop, dan heb ik liever dat zij de rechter is dan een of andere walgelijke ouwe vent met een pruik op. En ik durf te wedden dat vrouwelijke rechters in hun privéleven niet half zo ondeugend zijn als al die juridische mannetjes.’

Er viel een stilte terwijl de meeste aanwezigen terugdachten aan een recente zaak waarbij een rechter van het Hooggerechtshof, een neef van Lord Landrake, in het park was betrapt met zijn broek op de enkels in het bijzijn van een aantal gardesoldaten. De hele gebeurtenis was uiteraard stilgehouden en hij was eervol ontslagen.

Lord Landrake keek kwaad naar Hector, maar schudde toen met een bulderende lach zijn hoofd en hief zijn hand op naar Hector alsof hij wilde zeggen: touché. ‘Daar heb je me.’ Toen wendde hij zich abrupt, en met zijn aangeboren vriendelijkheid – een van de redenen waarom Fitz zijn zwager zo graag mocht – tot Jonathan Bosworth en bood zijn verontschuldigingen aan. ‘Mijn tong ging met me op de loop, Jonathan. Bijzonder grof van me om jouw logee zo te bekritiseren. Maar je weet dat het een gevoelig onderwerp voor me is.’

‘Je hoeft geen excuses aan te bieden, Jerry. Ik heb geen aanstoot aan je woorden genomen en geloof me, als Adele hier was, zou zij dat ook niet doen. Ze is eraan gewend dat mensen zo reageren op haar professionele rol en daar trekt ze zich echt niets van aan.’

Lord Landrake gebaarde naar Franklin en stond op. ‘Tijd om ons weer bij de dames in de zitkamer te voegen, denk ik.’ Hij bleef even praten met de butler terwijl de anderen de kamer uit gingen. Toen hij de eetkamer uit liep, ging hij naast Fitz lopen.

‘Ik wilde het daar niet zeggen, maar het bevalt me niks dat Rosina’s dochter in Londen woont en met dat baantje van haar wil blijven doorgaan. Kennelijk beschouwt ze het meer als een carrière dan als iets tijdelijks tot ze trouwt. Praat jij eens met haar, Fitz. Probeer uit te zoeken of er een man in haar leven is. Ze is geen schoonheid zoals haar moeder, maar ze is best leuk en ik wil haar graag gesetteld zien. Ik wil geen stiefdochter die op een of ander kantoor werkt, en uit Rosina’s verhalen heb ik begrepen dat Cleo een nogal bohemien bestaan leidt. Het is ongepast.’

‘Je bent een oude barbaar,’ zei Fitz. ‘Je mag er dan misschien in slagen om je dochters te beteugelen omdat jij over het geld gaat, maar ik vermoed dat Cleo een stuk minder inschikkelijk zal zijn. En vergeet niet dat ik me beweeg in de bohemien kringen van de krantenjournalistiek, maar daardoor ben ik nog geen halve wilde of bolsjewiek geworden. Tenminste, voor zover ik weet niet.’

Lord Landrake bleef stokstijf staan. ‘Lieve hemel, Fitz. Wil je soms zeggen dat het wicht een bolsjewiek is?’

Fitz grijnsde en pakte zijn zwager bij de arm. ‘Je moet echt ophouden met overal het rode gevaar te zien, Jerry, straks krijg je nog een hartaanval. Ik heb geen flauw idee wat Cleo’s politieke overtuigingen zijn, en het kan me ook niet schelen. Natuurlijk is ze geen bolsjewiek, ouwe gek.’