*

L ucinda of liever gezegd Lucy, want zo zou ze door het leven gaan zolang ze voor de politie op de vlucht was stapte uit bij het zware, smeedijzeren hek dat toegang gaf tot de tuin van Justin en Alexis Cove in Glenview, Kentucky. Ze wou dat ze de taxichauffeur had gevraagd nog even te wachten. Stel je voor dat dit niet het goede adres was. Of dat de plaatselijke politie na een anonieme tip hierheen was gekomen en haar vlak achter het hek stond op te wachten, haar tegen de grond zou werken en haar zonder pardon de cel in zou smijten.

Ze besloot het erop te wagen, al was het maar omdat ze nergens anders heen kon. Vreemd genoeg voelde Lucinda of liever gezegd Lucy zich juist nu voor het eerst sinds dagen veilig. Ze snapte niet waarom, want ze stond op het punt om onder een valse naam een haar onbekend beroep te gaan uitoefenen in een plaats waar ze nooit eerder was geweest, maar toch was het zo. Ze voelde een vreemd soort opwinding in haar lijf. Ze zou met een schone lei beginnen. Er was hier niemand die haar of haar familie kende, zodat ze nu eindelijk iets van haar leven kon gaan maken.

Vier dagen geleden was ze bij het krieken van de dag weggeglipt uit Phoebes appartement. Haar haar was kort geknipt en lichtbruin geverfd. Ze had twee koffers vol kleren geleend van haar vriendin. Phoebe had haar ook nog duizend dollar geleend, want god weet hoe lang Lucy zou moeten onderduiken.

Phoebe had niets te veel gezegd: het was het perfecte onderduikadres. Ze had Lucy geplaatst bij Justin en Alexis Cove in Glenview, die tijdelijk een hulp in de huishouding nodig hadden omdat hun eigen huishoudster een paar maanden weg was om voor een ziek familielid te zorgen. Phoebe had de Coves via e mail en per telefoon verzekerd dat er op de afgesproken dag een nieuwe, tijdelijke huishoudster bij hen op de stoep zou staan. Ze had beloofd dat deze in alle opzichten voldeed aan de strenge eisen die er bij

Dust Bunnies aan werknemers werden gesteld. Phoebes bestand bevatte vooral studenten, die in ruil voor kost en inwoning, en een bescheiden salaris bij mensen thuis in de huishouding hielpen.

Toen Lucy haar vriendin eraan herinnerd had dat ze al achtentwintig was en acht jaar eerder van de universiteit gesmeten was wegens haar bedroevende cijferlijst, had Phoebe geantwoord dat ze gemakkelijk voor drieëntwintig door kon gaan en dat ze die studie eigenlijk best nog eens af zou kunnen maken. Ze had voor Lucy op de computer een cv geplaatst dat ze van A tot Z uit haar duim had gezogen en, omdat ze toch lekker bezig was, had ze ook even ingebroken in de centrale computer van de University of Louisville en Lucy ingeschreven als student aan de faculteit Engels. Phoebe had zelf graag Engels willen studeren en vond het best geinig dit op deze manier haar vriendin te gunnen.

Lucy French had de helft van de literatuurvakken in het curriculum al afgerond en had zich daarbij vooral toegelegd op metafysische poëzie. Ze had heel behoorlijke cijfers gehaald. Lucy wees Phoebe erop dat Lucinda Hollander kunstgeschiedenis had gestudeerd en met heel veel kunst en vliegwerk nu en dan een mager zesje had weten te scoren, maar meestal dikke onvoldoendes. Ze waarschuwde Phoebe dat ze werkelijk geen idee had wat metafysische poëzie was. Phoebe had haar in twee woorden van repliek gediend: 'John Donne.' en had er verder niets meer over willen horen. Ze had Lucy naar Newark gebracht, waar ze haar op de bus naar Louisville zette.

Vier avonden geleden had het zo'n mooi plan geleken. Maar ja, vier avonden geleden was ze niet zichzelf geweest: ze had toen vier martinicocktails gedronken en haar lichaam stond nog stijf van de adrenaline door alle angsten die ze had uitgestaan tijdens de achtervolging.

Nu moest ze het echt gaan doen. Ze stond het statige, in T idorstijl gebouwde paleisje van de Coves in zich op te nemen en vroeg zich bezorgd af of ze er wel goed aan deed. O, o, o, als dit maar goed gaat, dacht ze.

Ik ga gewoon een beetje het huishouden runnen daar, hield ze zichzelf voor. Zo moeilijk kon dat toch niet zijn? Stof afnemen, stofzuigen, tafeldekken. Ze wist precies wat er moest gebeuren, ze was haar hele leven lang omringd geweest door personeel. Ze wist ook als geen ander hoe je je hoort te gedragen in net gezelschap. O, ja, ze had haar portie opvoeding wel gehad. Trouwens, in Koken met Bitsy en haar vriendinnen was een heel hoofdstuk gewijd aan het dekken van de tafel, compleet met fraaie voorbeeldfoto's, dus wat kon er mis gaan? Lucy French hoefde alleen wat kamers schoon te houden (het moesten er,gezien de grootte van het huis, wel zon twee è drieduizend zijn) en nu en dan helpen met het voorbereiden van een feestje. .. midden in de zomervakantie. Wat kon er Lucinda Hollander nu helemaal gebeuren?

Ze haalde diep adem en zette haar twijfels rigoureus aan de kant, wat maar liefst vijf seconden lukte. Ze hield zichzelf voor dat het allemaal wel zou meevallen. De Coves waren zo te zien rijk genoeg om een heel bataljon huishoudelijk personeel aan het werk te houden dus er waren zeker mensen aan wie Lucy nu en dan een paar (of een heleboel) vragen kon stellen. Trouwens, Huize Cove was niet eens zoveel groter dan het huis waarin ze zelf was opgegroeid. Waarom lukte het haar dan toch niet om haar zenuwen in bedwang te krijgen?

Was het omdat ze hier aan het werk ging onder een valse naam, met een verzonnen identiteit? Was het omdat ze bang was door de mand te vallen? Was het omdat ze een hele afdeling van de FBI achter zich aan had en geen idee had waarom? Was het omdat ze geen idee had wat metafysische poëzie was? Was het omdat ze die afgrijselijke ring van die eikel van een Archie Conlon nog altijd niet van haar vinger had weten te krijgen? Het ding wist van geen wijken, hoe hard ze er ook aan trok en hoeveel vaseline ze ook op haar vinger smeerde.

Hmm, waarschijnlijk was het een mengeling van al die dingen.

Ze zat helemaal niet te wachten op een spannend leven. Ze wou helemaal niet met een schone lei beginnen en frank en vrij de wereld tegemoet treden. Ze hoefde helemaal geen kans om uit te groeien tot wie ze werkelijk was. Dit gaat helemaal fout, dacht ze .

Lucy haalde nog eens diep adem, drukte resoluut op de bel naast het beveiligde hek en wachtte op een reactie. Ze haalde een hand door haar nieuwe. lichtbruin geverfde coupe en verbaasde er zich voor de zoveelste keer over hoe kort haar haar nu was. Ze droeg een van de minst trendy outfits van Phoebe, want ze wilde op haar eerste dag een goede indruk maken op haar werkgevers. Ze had een geruit minirokje aan in verschillende kleuren roze en oranje, met daarop een frambooskleurig truitje met korte mouwen. Dit was het minst opvallende setje dat er in Phoebes kast te vinden was geweest. Lucy kon er ook niets aan doen dat haar vriendin van felle kleuren hield. En ze kon er al evenmin iets aan doen dat Phoebe eigenlijk een maatje kleiner droeg dan zij. Nou ja, iedereen draagt felle kleuren deze zomer, hield ze zich voor. En dat maatje, nou ja. daar zou ze wel aan wennen.

In ieder geval had ze het niet te warm in dat minirokje, want het was behoorlijk heet die dag, terwijl het toch al 1 september was. Er hing een warme, vochtige deken over Kentucky en er stond geen zuchtje wind. De bladeren van de rijzige eiken langs de met kinderkopjes bestrate oprijlaan naar het huis van de Coves en de schitterende esdoorns verderop in de grote voortuin staken fraai af tegen de felblauwe hemel, waarin schapenwolkjes dreven. In een struik kwetterden een paar vinkjes haar vrolijk toe en ergens diep in haar wezen voelde Lucy een warm geluksgevoel omhoog borrrelen. Het zou allemaal wel goed komen.

Uiteindelijk wel.

Hoopte ze.

Ze stond net op het punt om de bel nog eens in te drukken toen ze de intercom hoorde kraken. 'Ja?' zei een vrouwenstem. "Wat kan ik voor u doen?'

Lucy was zo van haar stuk gebracht door deze vriendelijke woorden of was ze zo uit haar doen omdat haar leven zo'n vreemde wending genomen had dat ze er een hele reeks onbenulligheden uitflapte. 'H hallo?' zei ze. 'Ik word geloof ik verwacht? Eh, ik ben Lucy. Lucy French. De nieuwe huishoudster. Van Dust Bun nies. Meneer en mevrouw Coves hebben mij besteld Vandaag. Ik kom een paar maanden invallen. Had ik al gezegd dat ik verwacht werd?'

Ze sloeg een hand voor haar mond om ervoor te zorgen dat ze niet nog meer onzin uitkraamde. Wilt u alstublieft niet tegen meneer en mevrouw Cove zeggen dat ik gezocht word door de politie van Rhode Island? En door de FBI? En dat ik heus niemand vermoord heb? Echt niet? Dat ik alleen zo stom ben geweest om te zoenen met een eikel? Maar dat hij ook niemand heeft vermoord? Dat hij een eikel is, maar geen moordenaar? En had ik al gezegd dat ik verwacht werd?

Er klonk weer wat gekraak uit de intercom en toen hoorde ze de vrouwenstem zeggen: 'O, ja. Een momentje alstublieft.'

Het zwarte smeedijzeren hek zette zich krakend in beweging. Lucy bleef aarzelend staan. Al gauw zag ze een vrouw op haar afkomen via de lange oprijlaan. Ze pakte in iedere hand een koffer en ging op weg naar het imposante huis.

Toen ze de vrouw iets dichter genaderd was, zag ze dat dit niet mevrouw Cove kon zijn. Phoebe had verteld dat Alexis Cove een gesoigneerde vrouw was van in de veertig, maar deze vrouw leek ongeveer even oud als Lucy zelf haar echte leeftijd wel te verstaan. Bovendien droeg ze geen dure kleren van een bekende couturier, hetgeen je zou verwachten van een vrouw met de sociale status van Alexis Cove, maar een wijde, mouwloze katoenen jurk in verschillende blauwtinten. De jurk kwam tot ongeveer halverwege haar kuit en daaronder droeg de vrouw sandalen met korte witte sokken. De enige opsmuk die Lucy kon ontdekken was een fijn gouden kettinkje met een kruisje eraan, dat nog net boven de halslijn van haar jurk uitkwam.

Toen de vrouw voor Lucy stond schoot er plotseling een woord door Lucy's hoofd: gezond , hoewel ze die term meestal reserveerde voor het soort ontbijt dat ze het liefste at. De lichtgroene ogen van de vrouw vertoonden een ondeugende twinkeling, wat in strijd leek met haar zedige haardracht (haar rossige haar zat in een vlecht, die ze als een krans op haar hoofd had gedrapeerd). Ze had een bleke, fluweelzachte huid, met een wolk sproeten op haar neus en wangen. Kortom, ze zag eruit als een negentiende eeuwse emigrante.

Dit beeld werd alleen nog maar versterkt toen ze Lucy toelachte en haar hand uitstak. 'Hallo. Ik ben Rosemary Shaugnessy. Ik ben de au pair van de familie Cove. Ik zorg voor Abby, hun dochter.' Ze had een Iers accent

'Lucin... eh... Lucy. Lucy French.' Lucy herstelde haar fout net op tijd. Ze zette een van de koffers op de grond en stak haar hand uit De vrouw gaf haar een verbazend stevige en zelfverzekerde hand Ze was dus minder fragiel dan ze eruit zag.

'Hallo. Leuk dat je er bent, Lucy,' zei Rosemary Shaugnessy, nog altijd glimlachend. 'Welkom op Harborcourt.'

'Harborcourt?' herhaalde Lucy, niet begrijpend. Ze zou zweren dat Phoebe het steeds over Glenview had gehad.

Rosemary knikte in de richting van het schitterende huis achter haar. 'Meneer en mevrouw Coves noemen het Harborcourt. Ze hebben het huis twee jaar geleden gekocht en noemen het sindsdien zo. Een verwijzing naar hun eigen naam, denk ik. Ze zijn helemaal weg van dit huis. Het zou leuk zijn als ze net zo enthousiast waren over hun eigen kind,' voegde ze er aan toe.

Ze besefte dat ze dat beter niet had kunnen zeggen tenminste niet zolang Lucy en zij elkaar nog niet zo goed kenden dat ze konden klagen en roddelen over hun werkgevers en vervolgde haastig: 'Maar wie ben ik? Ik ben tenslotte maar de oppas. Abby is af en toe een beetje lastig, maar het is verder wel een lief kind, hoor. De Coves weten niet altijd even goed wat er in het leven écht belangrijk is en wat niet. Maar ja, dat heb je al gauw als je meer geld op de bank hebt staan dan je in drie levens op kunt krijgen, toch?'

Lucy beet op haar onderlip. Ze kon maar beter niet zeggen wat ze daarvan vond. Het was waarschijnlijk slimmer om nu niet tegen Rosemary in te gaan, ook al was ze het helemaal niet met haar eens. Zij was namelijk van mening dat je helemaal niet stom hoefde te zijn als je goed in de slappe was zat, ook al vormden gekken als Archie een uitzondering op deze regel. Lucy French was het roerend met Rosemary Shaugnessy eens. Als je tot de arbeidersklasse behoorde, dan keek je nu eenmaal zo tegen rijke mensen aan.

Lucy antwoordde niet, maar knikte instemmend. Ze zei: 'Is mevrouw Cove er? Ik zou me vanochtend bij haar melden.'

Rosemary schudde haar hoofd. 'Ik ben alleen thuis op het moment. Nou ja, Max is er ook. Hij zorgt voor de auto's en brengt de Coves wel eens ergens heen. Abby is sinds een week weer naar school en meneer Cove is, zoals altijd, op kantoor. Mevrouw Cove komt over een poosje weer thuis.' Op gemaakt ernstige toon zei ze: 'Mevrouw Cove had vanochtend een heet, heel belangrijke afspraak met haar manicure. Kom, ik loop met je mee naar het huis en zal je een rondleiding geven. Ie kunt je spullen op je kamer zetten en later zal mevrouw Cove je vertellen wat er van je verwacht wordt '

Ongevraagd en met verbazend veel gemak tilde de ranke Rosemary een van de koffers op die Lucy op de grond had gezet en liep naar het huis. Vastberaden stapte Lucy met de andere koffer achter haar aan. Ze had moeite om haar bij te houden, waardoor het leek of ze meer tegen de onderneming opzag naarmate ze het huis dichter naderde. Het was een kast van een huis, dat bij nadere beschouwing toch wel een stuk groter was dan het huis waarin zij was opgegroeid Het had vier verdiepingen. Lucy zag overal schoorstenen en hoge ramen, die in de zon schitterden als diamanten. De tuin die het huis omringde was al even prachtig.

Alleen de allerrijksten konden zich zo'n onderkomen veroorloven, wist Lucy. Het huis gaf haar het gevoel dat ze heel klein en onbenullig was, ook ai kwam ze zelf uit een rijke en vooraanstaande familie. Het familiekapitaal van de Coves moest op zijn minst drie nullen meer tellen dan dat van de Hollanders. Hoewel je het tegendeel zou verwachten, waren miljardairs nog meer op de penning dan de gemiddelde miljonair. Niemand mocht aan hun centen komen.

Hoe vindt iemand als Rosemary Shaugnessy het om in zo'n huis te wonen, vroeg Lucy zich af. En hoe zit het met Lucy French? Lucinda Hol lander zou er onbezorgd over de drempel huppelen, maar Lucy French zou behoorlijk onder de indruk zijn.

'Het valt wel mee hoor, als je eenmaal binnen bent.' zei Rosemary, even achteromkijkend. Het leek wel of ze haar gedachten kon lezen. Alweer. 'Ik schrok ook een beetje toen ik hier voor het eerst kwam. De eerste nacht zat ik maar te wachten op Heathcl iff die om zijn Cathy kwam roepen,' vervolgde ze lachend. Je went eraan, maar je zult je er nooit honderd procent thuisvoelen.

De oprijlaan wond zich voor het huis rond een grote, frivole fontein, waarin drie cupido's met water speelden. Rosemary zag hem al niet meer en ging voor Lucy uit het huis binnen. 'De ingang voor het personeel is aan de achterkant van het huis.' zei ze. 'Dat is eigenlijk ook beter, want hun kamers bevinden zich in het koetshuis.'

'Ligt mijn kamer dicht bij die van jou?' vroeg Lucy hoopvol.

Lucy kende Rosemary nog maar net, maar ze was meteen al op haar gesteld. Ze had haar zo vriendelijk toegelachen en Lucy hield er altijd van als mensen zeiden wat ze dachten. Het zou fijn zijn om in haar vrije uurtjes iemand te hebben met wie ze kon praten. Ze hoopte dat Rosemary haar kon helpen in de komende dagen, weken of maanden haar draai te vinden in deze nieuwe omgeving

O, nee. Nu nog niet aan denken.

'Nee, mijn kamer is in het grote huis,' zei Rosemary. 'Ik slaap in de kamer naast die van Abby. De Coves zijn vaak op reis en zij wordt 's nachts nog wel eens wakker. Er moet dan natuurlijk wel iemand in de buurt zijn.'

Ze bedoelde dat haar ouders geen zin hadden om '$ nachts voor hun dochter hun bed uit te komen, begreep Lucy.

'Maar je zit daar niet alleen, hoor,' vervolgde Rosemary geruststellend. 'Max woont ook in het koetshuis.'

Max. herhaalde Lucy bij zichzelf. De man die voor de auto's zorgt. Ze stelde zich hem voor als een grijs mannetje van middelbare leeftijd met Duitse roe ts , voor wie de motor van een auto geen geheimen heeft. Ze zag helemaal voor zich hoe hij de motorkap opende, zich vooroverboog over de motor en er lustig op los begon te sleutelen. Onder het werk zou hij voortdurend dingen mompelen als: 'Hmm... hmm... hmm... ah! 'Het probleem, zie je, zit hem in het diescombulatoor intravectorknopje .' Lucy had totaal geen verstand van auto's, dat was wel duidelijk.

Plotseling drong tot haar door wat Rosemary zojuist tegen haar had ge zegd. Moest ze het koetshuis delen met een zonderling mannetje met een Duits accent?

'De zolder van het koetshuis is verdeeld in t wee appartementen," zei Roséma ry. Lucy vroeg zich af hoe lang het nog zou duren voor ze Rosemary op de man af zou vragen hoe het kwam dat zij zo precies wist wat er in haar omging. 'Max bewoont het ene, en de meiden van Dust Bunnies krijgen altijd het andere.'

'Dus de Coves hebben heel wat personeel, hè,' vroeg Lucy, die zich met de minuut minder op haar gemak ging voelen. Hoeveel mensen zou ze hier moeten voorliegen?

Rosemary knikte. 'Mevrouw Hill komt iedere dag voor ze koken en meneer Cadogen zorgt voor de paarden.'

Paarden ? dacht Lucy. Naarmate ze meer te weten kwam over de Coves kwamen er steeds meer bezittingen bij.

'Dan heb je nog Dimitri,' vervolgde Rosemary, 'Hij werkt hier een paar dagen per week in de tuin. Max en jij en ik zijn de enigen die hier ook echt wonen.'

Toen er achter het huis een tweede gebouw opdoemde, haalde Lucy opgelucht adem. Als dat het koetshuis was, dacht ze, dan mocht ze van geluk spreken als ze haar buurman eens in de twee weken tegen het lijf liep.

Het koetshuis was, net als het hoofdgebouw, flink uit de kluiten gewassen. Het was gebouwd in dezelfde stijl en als er geen brandweerrede, antieke sportauto voor had gestaan, zou je kunnen denken dat het koetshuis nog altijd plaats bood aan allerhande rijtuigen. Het koetshuis fungeerde echter als parkeerplek voor vier auto's en, zoals gezegd, als onderkomen voor twee personeelsleden. De grote deuren op de begane grond waren authentiek, compleet met de originele ruitjes en fraai vormgegeven klinken. Dit laatste betekende waarschijnlijk dat er geen mechanische vergrendeling op de deuren zat. De tweede verdieping, waar zich de twee appartementen bevonden, was voorzien van een rij grote ramen.

Het koetshuis zag er prachtig uit, vond Lucy. Dimitri, de tuinman, leek duidelijk plezier te hebben in zijn werk. Tegen de muren van het koetshuis groeiden knalroze fuchsia's en grote oleanders met al even felle kleuren. Een paar wuivende, eeuwenoude esdoorns spreidden hun takken uit over het gehele dak.

Er zijn denk ik niet zoveel mensen die op de vlucht voor de politie op zo'n bijzondere plek onderdak vinden.

'Het appartement is heel gezellig ingericht,' vervolgde Rosemary terwijl ze op het koetshuis afliepen. 'Je zult het er zeker naar je zin hebben. Wat studeerde je ook alweer?' vroeg ze, moeiteloos van het ene op het andere onderwerp overspringend. 'Mevrouw Cove heeft het wel een keer gezegd...'

'John Donne,' zei Lucy snel, blij dat ze zich Phoebes tip nog herinnerde. 'Ik studeer, eh, John Donne.'

'Ah! De metafysische dichters?' zei Rosemary opgetogen. 'Ik ben dol op hun werk. Ik kan er uren over praten!'

Shit, dacht Lucy. 'O, geweldig,' zei ze opgewekt.

'Wat vind jij van '

Gelukkig werd Rosemary op dat moment afgeleid door een luid getik en geratel dat onder de sportauto vandaan leek te komen. De twee vrouwen keken of ze Max ergens zagen.

'Max!' riep Rosemary boven het kabaal uit. Het getik hield op. 'Kom even, dan stel ik je voor aan Lucy. Ze valt een paar maanden in voor mevrouw Lindstrom.'

Toen pas zag Lucy dat er een spijkerbroek en een paar laarzen onder de auto uitstaken. Ze had verwacht dat het Duitse kereltje zich nu onder de auto uit zou duwen en iets zou mompelen over het docombobulator intravectorknopje dat kapo t was, maar in plaats daarvan begon hij weer verwoed te hameren, alsof de au pair helemaal niets gezegd had.

Arme kerel, dacht Lucy. Hij is vast ook nog hardhorend of misschien verstaat hij maar een paar woorden Engels.

Rosemary schudde haar hoofd en zette Lucy's koffer op het pad Toen lachte ze en hield haar hoofd een beetje schuin. 'Hij speelt een spelletje met ons,' zei ze. 'Kom, we gaan hem even onder die auto vandaan halen.'

Van Lucy hoefde het allemaal niet zo, maar Rosemary was niet op andere gedachten te brengen. Ze liep op de sportauto af, ging naast de laarzen staan en boog zich voorover om onder de auto te kunnen kijken. 'Joehoe, Max. Wees eens niet zo verlegen!'

'Ik ben even bezig, Rosemary.' Hij had een zware, hese stem. Lucy wist het niet zeker, maar ze dacht niet dat hij een oudere man was en ze hoorde ook geen Duitse klanken.

Maar voor ze meer tijd had om daar verder over na te denken, tikte Rosemary met haar sandaal tegen een van zijn laarzen. 'Ah, toe nou,' herhaalde ze, op de toon die je wel gebruikt om een koppige peuter zover te krijgen dat hij een hapje van zijn groente neemt. 'Je moet vroeg of laat toch onder die auto vandaan komen,' zei ze tegen de monteur. 'En ik wil Lucy meenemen naar het grote huis voor een rondleiding. Als je haar nu even een hand geeft, heb je dat alvast gehad.'

Hij was dus niet alleen al wat ouder en van Duitse afkomst, maar hij was ook nog verlegen. Ze nam zich voor om heel voorkomend te zijn als hij in de buurt was. Ze zou zachtjes praten en geen plotselinge bewegingen maken.

Lucy en Rosem ary hoorden dat Max een diepe zucht slaakte. Hij kuchte die arme oude man had zeker ook problemen met zijn luchtwegen. Toen hij ook nog kreunde dacht ze zelfs aan artritis of een andere kwaal die hem het leven zuur maakte en die hem bij iedere beweging pijn bezorgde. Ze hoopte maar dat het monteurswerk niet te zwaar was voor de oude baas. Op dat moment kwamen de benen langzaam, heel langzaam onder de auto vandaan. Hij heeft wel lange benen zeg, voor een oud mannetje, dacht Lucy.

Onwillekeurig liep Lucy op de ranke sportauto af, zo nieuwsgierig was ze naar de man die eronder vandaan zou komen. De benen in de spijkerbroek gingen over in smalle heupen en een breed bovenlijf, dat eveneens in spijkerstof gehuld was. Toen Max bijna helemaal te voorschijn was gekomen, zag ze dat zijn spijkerjasje openstond en dat zijn buik veel te plat en welgevormd was om toe te kunnen behoren aan een oud mannetje. Deze buik was plat en pezig en ging schuil onder een laagje donker haar, dat van zijn gespierde borst overging in een smalle streep, die verdween achter de band van zijn spijkerbroek.

Bij de aanblik van dit prachtige lijf werd Lucy's mond kurkdroog. Niks oud mannetje. Niks ademhalingsproblemen. Niks artritis. Straks gaat hij ook nog beweren, dacht ze, dat hij helemaal geen Duitse voorouders heeft.

Toen kwamen er twee handen in beeld. Ze grepen zich vast aan de onderkant van het portier en hielpen het lichaam onder de auto uit te komen. Zijn vingers waren lang en sterk, maar ze zaten onder de smeer en het vuil van de auto. Zijn spijkerbloes zat ook onder de vegen en de vlekken, net als zijn armen en de brede borst en de gespierde nek en de hoekige kin en de scherpe kaken en de

Ho, ho. Kalm aan, dame.

Wat een ongelooflijk knappe vent. Het had even geduurd voor ze zijn gezicht te zien kreeg, maar nu het eenmaal zover was, was Lucy met stomheid geslagen. Niet omdat het. net als de rest van zijn lichaam onder de smeerolie zat. Niet omdat het toebehoorde aan een man die vele jaren jonger was dan ze had verwacht , maar omdat het zonder enige twijfel het mooiste gezicht was dat Lucy ooit had gezien. Max had een stevige, welgevormde mond. Zijn mondhoeken wezen iets omlaag, alsof hij ergens boos over was... of alsof hij ieder moment een vrouw kon verslinden. Aan de donkere stoppels op zijn wangen te zien had hij zich al een paar dagen niet geschoren, maar dat maakte hem er alleen maar aantrekkelijker op. En dan die ogen...

Ja, die ogen.

Hij had de mooiste, verleidelijkste grijze ogen die ze ooit had gezien. Hij had opvallende wenkbrauwen die zijn blik iets strengs bezorgden. Zijn donkerbruine haar viel slordig over zijn voorhoofd. Op het moment dat ze elkaar aankeken, voelde Lucy een schok door haar hele lijf gaan en vulde haar hoofd zich met onzedige voorstellingen. Voor het eerst in haar hele leven stond ze met haar mond vol tanden en kwam haar gedachtestroom tot stilstand. In plaats daarvan schoten er allerlei beelden door haar hoofd. Het waren het soort beelden waarover je in gezelschap (en zeker als er mannen bij waren) beter niet kon reppen. Gelukkig maar dat ze geen woord uit kon brengen, dacht ze.

Rosemary rebbelde echter onophoudelijk door. 'Lucy French.' zei ze met een glimlach, 'dit is Max Hogan. Max, dit is Lucy. Jullie worden huisgenoten de komende maanden. Ik hoop dat jullie het naar je zin zullen hebben samen.'