Hoofdstuk 28
Ik had het wel netter kunnen doen, maar het waren kleine kogels en hij was een grote man en ik wilde zeker zijn. Hij keek erg verbaasd ... zo verbaasd dat hij geen enkele beweging maakte in de tijd die het me kostte om het halve magazijn leeg te schieten. Hij had een vuurwapen onder zijn oksel, ik zag de bult ervan onder zijn colbert. Hij probeerde zelfs niet het te pakken. Hij was een man die zich op zijn spieren verlaat. Dat soort kun je zelden leren automatisch aan wapens te denken. Hij boog zijn hoofd en stormde op me af, in een poging zijn grote handen om mijn keel te slaan. Ik deed een stap zijwaarts en liet hem struikelen.
Hij viel neer en kwam niet meer omhoog. Het gieren van zijn adem uit de doorboorde longen klonk niet bepaald leuk. Als hij een hert was geweest zou ik hem een genadeschot in de nek gegeven hebben, maar je wordt niet geacht dat soort genade bij mensen toe te passen. Bovendien wilde ik niet dat het lichaam kogelgaten op de verkeerde plaatsen zou vertonen. Mac moest een redelijk verhaal aan de kranten kunnen geven. Loris verkrampte en rolde op zijn zij. Ik bukte me en pakte de revolver uit zijn okselholster. Het was een groot wapen, precies het soort handkanon dat ik verwacht had en dat hij volkomen zou vergeten als hij het nodig had. Het was nat van zijn bloed. Ik liep er mee naar de opening van de brug maar stapte snel terug toen ik iemand over de stenen naar me toe hoorde komen.
Het was de padvinder in het grijze pak. Hij kwam aanstormen met een getrokken stompe revolver in zijn hand. Dat zal wel moed vereist hebben en misschien is dat wel de manier waarop je het moet doen als je een insigne draagt en gelooft dat het leven van een medeburger op het spel staat, maar mij leek het roekeloos en onpraktisch.
'Laat vallen,' zei ik in de schaduw.
Hij begon zich om te draaien, maar hield zich in. 'Helm?'
'Laat vallen,' zei ik. Hij was het soort man om bij de aanblik van een lijk vol kogelgaten opgewonden en bemoeiziek te raken.
'Maar ...'
'Baasje,' zei ik zacht, 'laat vallen. Ik zeg het niet nog eens.' Ik begon een tikje te trillen. Misschien was het aan mijn stem te horen. De revolver viel in het zand. Ik zei: 'En loop er nu vandaan.' Hij deed wat hem gezegd werd. 'Draai je nu om.' Hij draaide zich om en keek me aan. 'Wat mankeert jou, verdomme? Ik hoorde schoten ...' Een scherp, reutelend geluid deed hem die kant op kijken. Blijkbaar leefde Loris nog. De man in het grijze pak leek geschokt. 'Jij grote idioot...,' zei hij.
Ik vroeg: 'Wat voor instructies heb je met betrekking tot mij?'
'Ze hebben me gezegd dat ik je alle medewerking moest geven ...'
'Me uitschelden is nauwelijks medewerking,' zei ik.
'Je hebt ons gebruikt om die vent voor je op te sporen!' protesteerde hij. 'Om hem je aan te wijzen, zodat jij hem in koelen bloede kon neerschieten!'
'Wat dacht je dan dat ik zou doen, hem een kusje op zijn wang geven?'
Hij zei stijfjes: 'Ik besef wel hoe u zich moet voelen, meneer Helm, nu uw dochtertje verdwenen is, maar dit soort particuliere rechtspleging...'
Ik zei: 'Jij bent de enige die het over rechtspleging heeft.'
'In elk geval, als hij nog in leven was had hij ons kunnen brengen naar ...'
'Hij zou ons nergens gebracht hebben,' zei ik. 'Hij was dom, maar niet zó dom. En we hadden hem toch niet aan het praten kunnen brengen. Dat soort mannen heeft geen fantasie en geen zenuwgestel waar je op kunt werken. Maar als er iets was misgegaan, had hij wel naar Betsy kunnen gaan om haar iets aan te doen. Dat is de enige manier waarop hij ons bij haar had kunnen brengen, en dan zouden we tot de laatste minuut hebben moeten wachten om er zeker van te zijn dat hij naar de goede plek ging. En dan zouden we misschien niet in staat geweest zijn hem bijtijds tegen te houden. Als hij een kans had gekregen - en jij zou daar op gestaan hebben - zou het moeilijk geweest zijn hem tegen te houden. Ik ben beter af zonder hem.' Ik keek stroomopwaarts. 'Je zal wel een ambulance willen bellen nu hij nog ademhaalt. Zeg de dokter dat hij erg voorzichtig moet zijn. We willen hem niet graag in leven houden.'
De jonge man in het grijze pak leek geschokt door mijn hardheid.
'Meneer Helm, u kunt de wet niet gewoon in eigen hand nemen.'
Ik keek hem een ogenblik aan en hij hield zijn mond. 'Hoe heet je?' vroeg ik.
'Bob Calhoun.'
Ik zei: 'Calhoun, nu moet je eens heel goed luisteren. Ik probeer de zaak rationeel te beoordelen. Ik doe mijn best. Maar mijn dochtertje is in gevaar, en bij God, als jij me voor de voeten loopt met je verdomde scrupules en wetten, sla ik je dood als een mug... Goed, ik wil dat je het volgende doet. Ik wil dat je naar je bureau teruggaat en er voor zorgt dat de telefoon vrij blijft. Het kan me niet schelen wie er belt, poeier hem snel af. Als je naar de wc moet, laten ze je dan maar een pot brengen. Binnen de komende paar uur wil ik snel in contact met je kunnen komen en ik wil niet moeten staan wachten terwijl ze overal naar je op zoek moeten. Is dat duidelijk, Calhoun?'
Hij zei kwaad: 'Hoor es, Helm ...'
Ik zei: 'Je hebt je opdracht. Het is de bedoeling dat je mij helpt. Nou, denk daar dan niet verder over na, maar doe het. Ik kan je verzekeren dat de grote bonzen de hele zaak met parfum zullen besproeien en met een mooi lintje zullen dichtknopen, als alles eenmaal voorbij is.' Ik haalde diep adem. 'Laat die lijn vrij, Calhoun. En breng, terwijl je zit te wachten, een ploeg van een paar stevige mannen bij elkaar die in staat zijn zich snel te bewegen. Zorg voor alle medewerking die je nodig hebt om een heel blok huizen te omsingelen zodra ik je het adres geef. Jullie worden verondersteld zo iets te kunnen organiseren. Dat is niet mijn werk, ik laat het aan jou over. Ik reken erop dat jij mijn dochtertje er veilig uithaalt, als ik je eenmaal verteld heb waar ze is.'
Hij zei: 'Uitstekend. We zullen ons best doen.' Zijn stem klonk stijf en onwillig, maar beleefder dan tevoren. Hij aarzelde, vroeg toen:
'Meneer Helm?'
'Ja?'
'Als ik vragen mag,' zei hij, 'wat is uw werk dan wel?'
Ik keek in de richting van Loris, die zwak lag te ademen. Je moest het die vent nageven, hij was zo taai als een buffel. Maar ik dacht niet dat hij het nog lang zou maken.
'Ach,' zei ik vriendelijk, 'mensen doden is mijn werk, meneer Calhoun.' Ik draaide me om en liet de twee mannen daar achter.
Het kwam me onwezenlijk voor, thuis te komen als de een of andere zakenman die van een reisje terugkeerde. Ik parkeerde in de oprit. De deur vloog open en Beth kwam op me toe rennen en struikelde in mijn armen. Ik hield haar voorzichtig vast. Als je bepaalde gevoelens voor een vrouw koestert en je hebt bij je werk te maken met, laten we zeggen, vuilnisbakken of slagersgereedschappen, wil je graag een beetje opknappen voor je haar in je armen neemt. Ik kon niet nalaten te denken dat ik naar bloed en kruit moest stinken, om nog maar niet te spreken over een andere vrouw.
'Nog een boodschap?' vroeg ik na een poosje.
'Ja,' hijgde ze, alsof ze antwoord gaf op mijn gedachten. 'Er is opgebeld door een vrouw. En ... en er was nog iets ...'
'Wat?'
'Iets ... iets verschrikkelijks Ik haalde diep adem.
'Laat maar zien,' zei ik.
Ze liep met me mee naar de veranda. 'Ze zei door de telefoon dat ik ... dat ik daar maar eens moest kijken. Ik weet niet hoe lang het er al gelegen had toen die vrouw belde, ik had niets gehoord ... Ze zei dat het was om ... om je van gedachten te doen veranderen, voor het geval je zou proberen om ... slim te zijn ...'
Het was een schoenendoos die in een hoekje achter een van de tuinstoelen was verstopt, naar me leek om te voorkomen dat de jongens het op weg naar school zouden vinden en bekijken. Ik duwde de doos met mijn voet naar voren en keek ernaar en toen naar mijn vrouw. Haar gezicht was bleek. Ik bukte me en trok het touwtje los en opende de doos. Onze grijze kater lag er in, dood en nogal slordig opengesneden. Het gekke was, het maakte me woedend. Het had veel erger kunnen zijn, maar in plaats dat ik me opgelucht voelde, voelde ik me gekwetst en kwaad, toen ik dacht aan de pret die de kinderen met die arme donder hadden gehad, en aan alle ochtenden dat hij me bij de keukendeur begroet had en miauwde om zijn melk ... Ik herinnerde me ook dat Tina zich een keer was dood geschrokken van deze kat, toen hij samen met haar in de bestelwagen zat. Ze was geen vrouw die zo iets vergat, als ze kans zag het later op haar gemak te wreken. Nou, ik ook niet.
'Leg er iets overheen!' zei Beth met verstikte stem. 'Arme Tijger! Matt, wie zou ... zo iets doen?'
Ik legde het deksel op de doos en kwam overeind. Ik wilde haar zeggen: iemand die erg op mij lijkt. Het was een boodschap van Tina aan mij. Ze liet me weten dat de pret voorbij was en dat alles nu op strikt zakelijke basis stond en dat ik van haar geen concessies hoefde te verwachten op grond van tedere gevoelens. Nou, ik had ook een boodschap voor haar. En hoewel ik betrekkelijk op dieren gesteld ben, en in staat ben een huisdier te betreuren, kan ik een hoop dode katten verdragen als het moet.
'Wat zijn mijn instructies?' vroeg ik.
Beth zei: 'Breng... breng het weg. Ik pak wel een schep. Mevrouw Garcia is in huis bezig. Ik vertel het je wel in de tuin.'
Ik knikte en pakte de doos op, liep ermee naar de achtertuin en zette hem naast een zachte plek aarde in het bloembed naast het atelier. Ik bedacht dat ik bijna carrière begon te maken als verstopper van lijken, menselijke en dierlijke. Beth kwam bij me. Ik pakte de schep en begon te graven.
Ze zei: 'Om tien uur, of zodra je maar hier kwam, moest je naar de Cerrillos Road rijden. Aan de rechterkant, net buiten de stad, is een motel, een soort vrachtwagenstop met een benzinepomp en een restaurant... je weet wel, met van die verveloze, rood-witte bungalowtjes erachter. Tony's Place. Je moet naar de bungalow gaan die het verst van de weg staat. Maar je mag daar niet parkeren. Je moet je wagen laten staan waar iedereen hem neerzet, bij het restaurant. En als je door iemand gevolgd wordt, of als er iets gebeurt, wordt Betsy ...'
'Laat maar, je hoeft het niet in details te vertellen,' zei ik toen ze aarzelde. Ik legde de doos in het gat dat ik gegraven had en bedekte hem met aarde. Ik keek op mijn horloge. 'Heb jij het ook kwart voor tien?'
'Ik heb het tien voor tien,' zei ze, 'maar mijn horloge loopt een stukje voor. Matt...'
'Wat is er?'
'Ze noemde je één keer per vergissing Eric. Waarom? Ze maakte de indruk dat... dat ze je heel goed kende. Op het feestje bij de Darrels zei je dat je haar nog nooit gezien had.'
'Dat is zo,' zei ik. 'Dat heb ik gezegd, maar dat was niet waar. Beth ...'
Ik stampte de aarde aan op het graf van Tijger, en richtte me op. Ik leunde op de lange steel van de schep en keek haar aan. Haar lichtbruine haar zat een tikje in de war, alsof ze er deze ochtend weinig tijd aan had besteed, maar het zag er zacht en glanzend uit in het zonlicht. Ze droeg een ruime groene trui en een groene, geplisseerde rok, en ze zag er erg jong uit, net het studentje waarmee ik getrouwd was, terwijl ik eigenlijk met niemand had moeten trouwen. Jong was ze, en vermoeid, bang, knap, en onschuldig.
Het werd tijd aan mijn orders te denken: Kijk haar aan en lieg, had Mac die dag in Washington gezegd, lieg en blijf liegen ... Het doet er niet toe wat ik haar precies vertelde. Het was het soort verhaal dat ik gewoonlijk op papier zette en voor geld verkocht. Het scheen dat ik, zoals zoveel Amerikanen overzee, betrokken was geraakt bij een zwarthandelaarbende toen ik in Londen gelegerd was. En nu waren een paar leden van die bende weer opgedoken en ze hadden een laag plan dat ik verontwaardigd van de hand gewezen had, maar ze hadden mij kennelijk zo hard nodig dat ze tot extreme maatregelen waren overgegaan ...
Toen ik uitgesproken was, zweeg Beth een poosje. Ik kon zien dat ze diep geschokt was door deze glimp in mijn zogenaamd misdadig verleden. Ze had niet gedacht dat ik zo'n soort man was.
'Natuurlijk,' zei ze. 'Ik begreep natuurlijk altijd al wel dat er iets was ... Je was er nooit helemaal oprecht over... Ik dacht dat het alleen maar kwam door de afschuwelijke dingen die je daar gezien had en waar je niet over wilde praten.'
Ze mocht er dan uitzien als een onschuldig studentje, er waren momenten dat ze bijna helderziend leek. Het was erg moeilijk de farce vol te houden onder haar vaste blik. Ik dwong me tot een onhandig, verlegen gebaar, als een man die een pak van zijn hart voelt vallen.
'Nou,' zei ik, 'dat is het verhaal, Beth.'
'En die vrouw,' zei ze, 'die vrouw die jou Eric noemde ...?'
Ik zei: 'We gebruikten codenamen. Maar dat vraag je niet. Het antwoord is ja.'
Even later vroeg ze: 'Wat ga je... Wat ben je van plan te doen?'
'Betsy terughalen,' zei ik. 'Vraag me niet hoe. Dat kun je beter niet weten.'