Hoofdstuk 22

 

Terwijl ik hem ongelovig aankeek, hoorde ik hem zeggen: 'Laat dat pistool alsjeblieft op het bed vallen, Eric. Je hebt het vanavond toch niet meer nodig ... Sarah, zorg jij voor dat wapen, wil je.'

Ik hoefde niet te vragen wie Sarah was. Dat moest hun codenaam zijn voor het lange meisje dat dichtbij stond, het meisje dat ik had gekend als Mary Frances. Tja, ik had steeds al gedacht dat er een slimme jongen achter de operatie zat, maar... Mac, Jezus nog aan toe! Toch moest ik al wel iets vermoed hebben, want de verrassing werkte niet helemaal verlammend. En ik veronderstel dat dat wel een beetje aan hem lag, hij had er destijds voor gezorgd dat ik goed getraind werd. Ik geloof niet dat iemand van ons die dat keiharde, door Mac zelf opgestelde trainingsprogramma tijdens de oorlog had gevolgd, ooit helemaal bij verrassing te pakken genomen kon worden.

Ik functioneerde weer, en ik keek naar de kleine revolver met die grote opening in de loop. En toen keek ik naar Mac en grinnikte.

'Heel mooi, meneer,' mompelde ik. 'Maar u dacht toch niet echt dat ik u een geladen revolver zou geven, wel?'

Ik bedoel, dat was de automatische reactie. Ik begreep nog steeds niet wat er aan het gebeuren was en wat het allemaal te betekenen had. Het simpele feit was dat een man een revolver op me gericht hield en dat, was ons ingehamerd, was een vijandige actie die om onmiddellijke en gewelddadige reactie vroeg als het mogelijk was. Een man die een revolver op je richt is een man die je kan doden en het is niet de bedoeling dergelijke mensen overeind te laten staan. Weliswaar was dit een man van wie ik twee seconden tevoren gezegd zou hebben dat ik hem onvoorwaardelijk vertrouwde, maar een revolver is een revolver en een bedreiging is een bedreiging, en ik was erop getraind eerst te reageren en later na te denken. En het werkte. Het werkte zo goed dat hij zijn blik een fractie van een seconde naar het wapen liet zakken. Het was de verkeerde reactie. Er is maar één antwoord op het aloude spelletje van de ongeladen revolver. Het is precies hetzelfde als het spelletje van pas-op-er-staat-iemand-achter-je. Je haalt gewoon die verdomde trekker over. Misschien ligt er dan even later een persoon dood op de grond, maar de kans is dan groter dat jij het niet zelf bent.

Zoals hij al had gezegd, het was lang geleden dat hij zich met dergelijke zaken had beziggehouden, en ik vermoed dat hij een beetje roestig was. Hij keek omlaag. Ik had nog steeds de Colt Woodsman in mijn hand, met de loop omlaag wijzend. Ik had hem natuurlijk kunnen neerschieten. Dat ik het niet deed was een kwestie van wapenkennis, niet van sentiment... ik had die avond mijn buik' vol van sentimenten. Maar een .22 is niet sterk genoeg om een tegenstander onmiddellijk uit te schakelen. En hij had een krachtig wapen in de hand, hij zou misschien alsnog in staat geweest zijn me te doden, ook al zou ik mijn kleine kogel recht door zijn hart gevuurd hebben. Ik sloeg daarentegen met de loop, waarbij ik de .38 uit zijn hand mepte.

Zijn reactie was snel genoeg, hij pakte mijn pols in een snelle greep, geen beste, maar toch wel zo goed dat het meisje tijd had naar voren te springen, mijn wapen bij de loop te pakken en het hard achteruit te duwen. Slechts de veiligheidspal, die nog verzekerd stond, voorkwam dat het wapen afging. Ik moest het me wel laten afpakken, een ogenblik later zou ze mijn vinger in de trekkerbeugel vastgeklemd en gebroken hebben. Maar Mac was niet groot genoeg en niet jong genoeg om me vast te houden in die niet helemaal juiste greep. Ik trok me los, strekte mijn arm en raakte het meisje toen ze probeerde met de revolver achteruit te deinzen en ze tuimelde achterover. De .22 vloog uit haar hand en gleed onder het bed.

Ik was me ervan bewust dat de deur was opengesprongen, maar Mac stond dichterbij en er moest eerst met hem worden afgerekend. Hij probeerde iets te zeggen. Ik wist niet wat het was, of waarom hij op dit moment zijn adem wilde verspillen aan een toespraak. Ik was in hem teleurgesteld. Hij had zich aan zijn eigen trainingssysteem moeten houden. Ik maakte een schijnbeweging, maakte zijn afweer nutteloos en velde hem als een boom. Het meisje riep me iets toe. Ik had nog nooit zo'n spraakzaam stelletje samenzweerders meegemaakt. Je zou gedacht hebben dat we bezig waren aan een vergadering van radio en tv-sprekers, in plaats van aan een vechtpartij.

Mac lag aan mijn voeten, zijn achterhoofd onbeschermd. Zelfs zonder de versterkte schoenen die we droegen als we de kans maar kregen, zou ik het met één goede trap geklaard hebben. Maar het meisje gilde nu instructies en andere mensen renden door de open deur naar ons toe. Ik had geen tijd om het af te maken.

Ze besprongen me van alle kanten toen ik me omdraaide. Ik kon niet bij het mes in mijn zak. Ik had teveel tijd aan Mac besteed, ik kreeg de kans niet me schrap te zetten voor een mooie knokpartij. Er waren er teveel, ik wist dat ze me te pakken hadden. Er viel niets anders te doen dan in het strijdgewoel een keel beet te pakken en me vast te klemmen. Ik gebruikte de knaap als schild en concentreerde me erop de adem uit zijn keel te knijpen, terwijl ik probeerde de heren die me op mijn hoofd en rug sloegen te negeren. Als ik ze niet allemaal te grazen kon nemen, en dat kon ik niet, kon ik in elk geval iets moois doen met de vent die ik beet had. We vielen samen neer. Na een poosje voelde ik mijn vingers wegglippen. Hij maakte zich van me los, maar niet op eigen kracht, en ik dacht niet dat hij aanstaande zondag in het kerkkoor zou kunnen meezingen. Nou ja, ik evenmin ...


Toen ik weer bijkwam, lag ik op een van de bedden in de kamer. Op het andere bed lag iemand het moeilijk te hebben met zijn ademhaling. Ik kan niet zeggen dat het me speet. Ik bedoel, het was een kwestie van beroepstrots. Ik was vanavond niet erg goochem geweest. Ik was om beurten sentimenteel en onnozel geweest, ik was met open ogen in de val gelopen en had me laten overweldigen, maar ze konden tenminste niet zeggen dat ze me zonder meer te pakken hadden gekregen. Ik keek op en zag Mac voor me staan. Ik scheen hem niet veel pijn gedaan te hebben. Dat was mij best. Ik haatte hem niet. Dat had hij ons ook geleerd. Hij zei altijd dat het tijdverspilling was een vijand te haten. Het was alleen maar nodig hem te doden.

'Jij verdomd gevaarlijke gek!' zei hij zacht. Er klonk een vreemde, aanmatigende toon in zijn stem. Het leek erg op trots, al was dat niet waarschijnlijk. 'Je vergeet die dingen,' mompelde hij. 'Ik had eraan moeten denken dat ik te maken had met een van mijn mensen uit de oorlog, in plaats van een van die nieuwe oogst aan incompetente idioten. Ik had niet de fout moeten begaan je met een revolver te dreigen. Hoe voel je je?'

Het leek me niet het juiste ogenblik voor een opsomming van pijntjes en kwetsuren. 'Ik zal lang genoeg naar uw zin in leven blijven,' fluisterde ik. 'Hoe lang of kort, dat ook mag zijn.'

Hij glimlachte. 'Je bent week, Eric. Je had me moeten doden toen ik op de grond lag.'

'Ik had er geen tijd voor.'

Hij gniffelde. 'Je hebt de nek van die jongen Chatham bijna gebroken.'

'Neem me niet kwalijk dat ik het niet heb kunnen afmaken,' fluisterde ik. 'De volgende keer pak ik het wel beter aan.'

'Ik zou kwaad op je moeten zijn. We hebben samen vier jaar oorlog doorgemaakt. Dacht je werkelijk dat ik ...?' Hij hield zich in. 'Ik neem de vraag terug. Het was mijn fout. Ik had niet moeten proberen het zo slim te willen spelen met die revolver. Tenslotte is je geleerd iemand als een wilde hond naar de keel te springen als je bedreigd wordt.'

Ik fluisterde. 'Wat probeert u me te zeggen, meneer?'

Hij zei: 'Gebruik je hersens, Eric. Je ligt in je eigen kamer, in een van de beste hotels in het zuiden van Texas. Er is gegild en geschreeuwd en er is hard geslagen. Waar is de hoteldetective? Waar is de politie?' Ik keek naar zijn gezicht en zei niets. Hij ging verder: 'Lijkt het je waarschijnlijk dat ik, als ik zou werken voor de mensen die jij bedoelt, de volledige medewerking zou hebben van de autoriteiten en de directeur van het hotel? We hebben de kamers aan weerszijden van deze laten ontruimen, en ook onder en boven, om te voorkomen dat er eventueel een gast gedood zou worden door een verdwaalde kogel. Daarom hebben we je hier te pakken genomen, waar we de omgeving mee hadden. Bij een gevecht in de buitenlucht zouden er onschuldige mensen gewond geraakt kunnen worden. Eerst hadden we gehoopt je te kunnen benaderen als je alleen was, om je hulp in te roepen, maar er heerste enige twijfel aan jouw houding, en je was trouwens geen seconde alleen. Dus toen hebben we plannen gemaakt om jullie samen te pakken. Ik ben blij dat het zo goed gelopen is. Jou kennende, was ik bang dat we je misschien hadden moeten doden.'

Ik likte mijn lippen en keek hem nog steeds strak aan. 'Het spijt me dat ik het u moeilijk gemaakt heb.'

Hij glimlachte kort en zei: 'De FBI is overigens helemaal niet gelukkig met jouw positie in deze zaak, en daarom heb ik de moeite genomen om een paar van je uitlatingen op te nemen... Oh ja, er zit een microfoon in de kamer.' Hij schudde snel zijn hoofd, alsof hij zichzelf berispte. 'Nee, ik zal niet doen of ik alwetend ben. Om helemaal eerlijk te zijn, ik was er zelf niet helemaal zeker van aan welke kant je stond, tot ik de kans kreeg met je te praten. Ze is ten slotte erg mooi. Ze heeft er wel eerder voor gezorgd dat mannen vergaten wie ze loyaliteit verschuldigd waren.'

'Tina?' vroeg ik fluisterend.

Hij keek op me neer. 'Eric, alleen maar omdat een aantrekkelijke vrouw je een vijftien jaar oud herkenningsseintje en een waarschijnlijk klinkend verhaal geeft...! Tina is drie weken na jou bij ons weggegaan, kort na de oorlog. Ze heeft in Parijs ontslag gekregen. Sindsdien heeft ze geen contact meer met ons gehad. We hebben daarentegen sterke aanwijzingen dat ze andere contacten gemaakt heeft... Als iemand nog eens probeert je namens mij bij misdadige activiteiten te betrekken, hoop ik dat je direct contact met mij zoekt!'

'Reken maar,' zei ik droog. 'U laat maar een kaartje met uw adres en telefoonnummer achter.'

Hij zuchtte. 'Dat lijkt me verdiende kritiek.' Hij zweeg even. Toen vroeg hij: 'Je gelooft me toch, hè?'

'Oh, zeker, ik geloof u. Tenminste, dat denk ik.'

Ik was moe en ik wilde er niet meer over nadenken. Ik wilde vanavond niet over Tina nadenken. Morgen zou vroeg genoeg zijn.