Hoofdstuk 23
Toen ik 's morgens wakker werd, was ik alleen in de kamer. De zon scheen door het raam. Ze hadden de kamer opgeruimd en hij zag er schoon en onschuldig uit, als een kamer waarin nooit iets gebeurd was, en als je het goed bekeek, was er ook niet veel gebeurd. Er was een kleine stoeipartij geweest, dat was alles. Verdenking en verrassing, bedrog en desillusie laten geen sporen op het meubilair na. Het andere bed was leeg en keurig opgemaakt. Ik herinnerde me vaag dat ik had gehoord dat de vorige bewoner naar het ziekenhuis gebracht moest worden voor enkele reparaties aan de luchtpijp. Daar had ik me natuurlijk afschuwelijk van moeten voelen - een slimme en vaderlandslievende jongeman die door mijn toedoen een noodoperatie moest ondergaan. Maar zoals ik al gezegd heb, we waren nooit sterk in teamgeest. Die zak had slim genoeg moeten zijn om zijn keel uit andermans handen te houden, en als hij enige opleiding had gehad, zou hem geleerd zijn hoe hij een wurggreep moest breken, met in elkaar gevlochten handen of vinger voor vinger, het was mijn fout niet dat hij paniekerig was geworden en het ABC was vergeten. Terugblikkend leek de hele toestand me een opmerkelijk stomme zaak, en mijn aandeel erin was, om het zacht te zeggen, zeker niet minder stom geweest dan dat van de anderen. Nou ja, je kunt niet onophoudelijk goochem zijn, maar ik moest toegeven dat er sommige mensen waren die kans zagen een hoger gemiddelde aan te houden dan anderen.
Er werd op de deur geklopt en Mac kwam binnen zonder op mijn antwoord te wachten, gevolgd door een andere man die de deur dichtdeed en hem afsloot voor hij de kamer binnenstapte. Hij maakte op mij de indruk van een man die zijn hele leven al zorgvuldig deuren had afgesloten voor hij over belangrijke zaken ging babbelen. Daar Mac me had verteld dat er een microfoon in de kamer was, en ik geen reden had te geloven dat die was weggehaald, kwam ik niet bijster onder de indruk van zijn bezorgdheid voor sloten en deuren.
Ik schatte de man op een goed geconserveerde vijftiger, met de pezige, krachtige bouw van een rugbyspeler die op middelbare leeftijd wat zwaarder was geworden en die stellig nog dikker zou zijn geweest als hij geen gebruik had gemaakt van de roeimachine en het handbalveld. Zijn gezicht had een tikje de hoekigheid van Lincoln, en daar was hij zich van bewust. Het was het enige aan hem dat hoekig was. In alle andere opzichten was hij bepaald glad te noemen. Met belangstelling zag ik dat hij Tina's fraaie bontstola, zorgvuldig opgevouwen, bij zich had. Hij hield hem voorzichtig vast, met een toets van gedramatiseerde verlegenheid, op de manier waarop sommige mannen alles benaderen dat herkenbaar vrouwelijk is, alsof ze er absoluut zeker van willen zijn dat je zult snappen dat ze niet de gewoonte hebben zich met dit soort dingen bezig te houden. Je ziet ze in december in de modewinkels en daar doen ze alsof ze bang zijn dat de zwartkanten lingerie voor het kerstcadeautje hen zou kunnen bijten.
Ik keek naar de nertsstola toen hij hem aan het voeteneind van het bed legde. Het was zonder twijfel een aanwijzing, maar ik probeerde niet hem te interpreteren. Het was mogelijk dat hij van haar lichaam - dood of levend - was genomen of het kon dat zij hem had verloren toen ze op de vlucht sloeg. En waarom was dat ding hierheen gebracht en zo nadrukkelijk op mijn sprei gelegd? Ook dat zou op zijn tijd wel duidelijk worden. Het had geen zin daar hersenenergie aan te verspillen voor ik er meer van wist.
Ik keek Mac aan en vroeg: 'Hoeveel sleutels zijn er eigenlijk van deze kamer? Ik had net zo goed een veldbed in het openbare toilet kunnen laten zetten.'
Mac zei: 'Ik heb meneer Denison meegenomen, hij wil je spreken. Laat hem je legitimatie zien, Denison.'
De moderne Lincoln liet me een legitimatiebewijs zien met een aantal indrukwekkende woorden, al had hij dat, wat mij betrof, ook cadeau kunnen krijgen bij een pak vermicelli.
Ik zei: 'Prachtig. Hij heeft mij gezien en ik heb hem gezien. Wat doen we nu?'
'Hij wil je een paar vragen stellen,' zei Mac. 'Geef zo goed mogelijk antwoord, Eric. Er is volledige samenwerking tussen de organisatie van meneer Denison en de onze.'
Dat klonk mooi, dat 'onze'. Het betekende dat ik weer in de kudde was opgenomen, voor dit moment tenminste.
'Volledige samenwerking?' vroeg ik.
'Volledige.'
'Okay,' zei ik. 'Wat wilt u weten, meneer Denison?'
Zoals te verwachten viel, wilde hij het hele verhaal weten en ik vertelde het hem. Hij geloofde er geen woord van. Oh, ik bedoel niet dat hij dacht dat ik loog. Maar hij geloofde evenmin dat ik de waarheid sprak. Hij geloofde het een noch het ander. Hij verzamelde alleen maar de gesproken woorden van ene M. Helm, als een dokter die specimina van mijn bloed en urine verzamelde.
'Nou, het lijkt me dat dat het wel zo ongeveer is,' zei hij tenslotte. 'U zegt...' Hij raadpleegde de aantekeningen die hij gemaakt had. '... U zegt dat die vrouw u op een bepaald ogenblik een lidmaatschapskaart van een bepaalde subversieve organisatie liet zien?'
' Ja. Ze zei dat ze die had gevonden tussen de spullen van het dode meisje.'
'Waarschijnlijk was die kaart van haar zelf. U herinnert zich toevallig niet het nummer van die kaart?'
'Nee,' zei ik. 'De codenaam was Dolores.'
'Als u het signalement van de houdster redelijk goed gelezen had, meneer Helm, vermoed ik dat u gezien zou hebben dat het niet bepaald op juffrouw Herrera sloeg.'
'Best mogelijk,' zei ik. 'Ze hadden allebei donker haar en waren ongeveer even lang. De ogen waren natuurlijk verschillend.' Ik vroeg me, weinig ter zake, af hoe de een of andere doorgewinterde partijbons de ogen van Tina beschreven zou hebben.
'En u zegt dat het lichaam verborgen ligt in de oude Santander-mijn?'
'Zo is het. Gaat u het maar na bij Carlos Juhan in Cerillos, hij kan u zeggen hoe u er komen moet. Het zal makkelijker gaan als u er met een jeep of een truck met vierwielaandrijving heen gaat.'
'Het lijkt me ...' Denison aarzelde.
'Ja?'
'Het lijkt me dat u zich nogal ondoordacht met deze zaak hebt ingelaten. Ik snap niet hoe een fatsoenlijk burger, met een vrouw en drie kleine kinderen, zich kan laten overhalen om ...'
Mac sprak abrupt. 'Ik neem het wel over, Denison. Bedankt voor je komst.'
'Ja,' zei Denison. 'Ja, ja. Natuurlijk.'
Hij ging nogal stijfjes de kamer uit. Mac volgde hem tot de deur en deed die achter de man op slot; toen liep hij naar een schilderij aan de muur, haalde er een microfoon achter vandaan, en trok het snoer er met wortel en tak uit. Hij wierp de microfoon in de prullenmand, draaide zich om en keek me aan. 'Je hebt er geen idee van hoeveel geluk je gehad hebt, Eric,' zei hij.
Ik keek naar de deur die Denison achter zich had dichtgetrokken. 'Ik kan er wel naar raden. Hij zou me dolgraag in de gevangenis zien.'
Mac schudde zijn hoofd. 'Dat bedoelde ik niet, al heeft het er wel mee te maken.' Hij liep naar het voeteneind van het bed, en stak zijn hand uit om het zachte bont van Tina's stola zonder gêne te aaien. 'Ze is ontsnapt,' zei hij. 'Ze had zich in het hotel verstopt, om te proberen te wachten tot wij verdwenen waren, maar ze hebben haar buiten te pakken gekregen. Ze namen haar de revolver af en lieten haar de handen in de nek leggen, maar het schijnt dat ze daar een klein werpmes had.'
'Dat wist ik niet. Dat moet ze van het lijk gehaald hebben toen ik niet keek.' Ik trok een grimas. 'Ik wed dat ze niemand ernstig gewond heeft. Ze was nooit zo best met een mes.'
'Nou, een van de mannen van Denison loopt met een paar krammen in zijn gezicht, maar je zou wel kunnen zeggen dat hij niet ernstig gewond is. De ander heeft ze haar stola om zijn hoofd gewikkeld. Tegen de tijd dat hij weer kon kijken, was ze verdwenen. Dus ik zou het voor dit moment een gelijk spel willen noemen. Ze is ontsnapt, maar ze leeft tenminste nog, zodat ze ons straks alles kan vertellen.'
Ik keek hem even aan. Hij zei verder niets. Ik stelde de vraag waar hij op stond te wachten. 'Hoe bedoelt u "voor dit moment"?'
'Oh,' zei hij, 'ze heeft al eerder deze techniek gebruikt, door te doen alsof ze in mijn opdracht werkte. Maar die andere stommelingen waren dood toen ze hen achterliet.' Hij keek me even aan. 'Ze heeft al onze oude mensen opgezocht, Eric, de mensen met wie ze in de oorlog heeft samengewerkt. Het is verbazend om te zien hoeveel van die kerels rijp waren voor een beetje opwinding, ook de gevestigde burgers met gezinnen. Toen ik het patroon doorhad, heb ik agenten er op uitgestuurd om mogelijke volgende kandidaten te waarschuwen, maar Herrera was niet op tijd bij je.' Na een korte stilte zei hij: 'Ze moet gevonden en uitgeschakeld worden, Eric. Ze heeft al genoeg onheil aangericht. Ik wil dat jij haar zoekt en uitschakelt. Voorgoed.'