Hoofdstuk 16

 

Ik kocht een spijkerbroek, een sporthemd, een paar witte sokken en een paar sportschoenen, maat negenendertig ... ze was wat haar voeten betrof geen Assepoester. Toen kocht ik twee dozen met patronen en een fles whisky. We waren op weg naar Texas, en al zou je het niet willen geloven, die geweldig grote, echt mannelijke staat is praktisch drooggelegd. Er zijn geen bars en in de restaurants wordt alleen bier en wijn geschonken. Er zijn natuurlijk manieren om deze vreemde maatregel te ontduiken, maar ... Texas, God nog aan toe!

 

Het was geen grote stad en ze verkochten alles in één donkere, stoffige winkel, behalve de whisky, waarvoor ik naar de kleine, heldere drugstore aan de overkant van de straat moest. Toen ik terug wilde lopen naar de bestelwagen, moest ik wachten tot een jeepstationcar met vierwielaandrijving langs was. Het was zo'n groen en wit geschilderde, opgetutte wagen. Het was me niet duidelijk waarom iemand een jeep moest opsieren met twee kleuren. Dat lijkt me net zo iets als een roze lintje binden om de staart van een ploegpaard. Er zaten twee mannen in. De een was een oudere man met een snor. Hij zat achter het stuur. De ander was een jonge knaap met een grote, platte, zwarte hoed met een ongekrulde rand... o, zo stoer. Ik kon zijn voeten niet zien, maar bij die hoed pasten hakken van minstens vijf centimeter, en zijn zwartleren jasje completeerde zijn uitrusting volmaakt.

Ik liet het stoere voertuig voorbijgaan, stak toen over, stapte in de bestelwagen en reed de stad uit in zuidelijke richting. Het liep tegen de middag. We waren niet van plan deze dag een record aantal kilometers af te leggen, nu we toch al de halve ochtend op één plek verknoeid hadden... als je dat tenminste verknoeien kon noemen. Maar we gingen dan ook niet naar een speciale plaats, tenminste, tot nu toe had ik er nog niets van gehoord. Intussen hield ik me, nu er geen beter plan werd geopperd, aan mijn voorgenomen route door de vallei van de Pecos.

Het was een mooie, heldere dag met een strakblauwe lucht boven het dorre land, met in de verte een paar paarse bergen, de Sacramento s of de Guadalupe's, en de weg was zwart en schoon en vrij van de horden mensen uit Texas en Californië die onze snelwegen tijdens het toeristenseizoen onbegaanbaar maken. De mensen uit Texas rijden alsof de hele weg van hen is, die uit Californië alsof ze er alleen maar langs begraven willen worden, bij voorkeur met medeneming van een paar inboorlingen bij wijze van gezelschap. Maar ze hadden zich allemaal teruggetrokken voor hun winterslaap, en ik koerste verder met een prettige snelheid van negentig kilometer en ik grinnikte toen ik een kleine Engelse auto inhaalde, die aan de achterkant een plakplaatje droeg met de tekst:

NIET TOETEREN, IK TRAP ZO HARD IK KAN.

Ik passeerde hem, verhoogde de snelheid een kilometer of zeven, en al spoedig kwam ik bij een rivierbedding die de snelweg kruiste met een weg erlangs - meer een karrenspoor - die wat je noemt stroomopwaarts zou voeren als er tenminste water geweest was. Ik sloeg deze weg in en hobbelde een paar honderd meter verder tot een bocht in de weg wat struiken tussen ons en de snelweg legde - een paar, maar niet veel. Kr viel hier weinig te zien, afgezien van een paar ossen en die doen nooit iemand kwaad.

Ik stapte uit en liep naar de struiken om overtuigend te wateren, terwijl ik intussen door de struiken en bosjes heen de snelweg in het oog hield. De kleine Engelse wagen kwam al spoedig langs zoemen. En kort daarop kwam de groenwitte jeep aanstuiven, met alleen de besnorde chauffeur erin. Ik zag dat hij naar ons wou kijken toen hij langsreed, en toen van gedachten veranderde, maar hij had ons in ieder geval gezien en dat was de bedoeling ook. Hij mocht niet denken dat we ons voor hem verstopten.

Ik liep terug naar de bestelwagen, nam de kleine revolver van Herrera uit mijn heupzak en verstopte hem tussen de kussens van de cabine. Ik was van plan geweest ook voor dit wapen extra patronen te kopen en er wat mee te gaan schieten om te zien hoe het werkte, maar bij nader inzien leek het me beter er niet zo mee te koop te lopen. Soms kan een extra wapen, dat goed verborgen is, heel nuttig zijn.

Ik liep naar de achterkant en trok de deur open. Tina had een soort nest van tassen en beddengoed gemaakt. Ze lag er heel comfortabel in een van mijn oude kaki-hemden en een zwart broekje dat de recente emotionele storm met geringe schade had doorstaan.

Tina glimlachte. 'Wat een land, chéri! Het ene moment bevries je, en het volgende moment lig je te roosteren in een hete oven. Heb je wat kleren voor me meegebracht?'

Ik wierp haar het pakje toe. Toen ik naar haar keek voelde ik mijn keel samentrekken en dat had, leek me, op de een of andere manier iets met liefde te maken.

'Ik ga het veld een stukje in om een paar rondjes te schieten,' zei ik. 'Alleen maar om er weer aan te wennen. Kom ook als je klaar bent, maar haast je niet. Doe het rustig aan. We zijn gesignaleerd en waarschijnlijk worden we op dit moment in de gaten gehouden vanaf die heuvelrug daar.'

Haar ogen gingen wat wijder open. Ze keek naar de sigaret die ze aan het roken was, en gooide hem door de open deur langs me heen. 'Weet je het zeker?'

Ik draaide me om om het peukje met mijn hak uit te drukken.

Dat wordt een gewoonte, vooral in het droge seizoen, ook al ben je in de woestijn waar niets groeit wat branden kan.

Ik zei: 'De afgelopen vijfenzeventig kilometer hebben we een uit zijn krachten gegroeide schooier achter ons aan gehad in een soort opgefokte Plymouth met haaienvinnen. Zo'n vent met een zwarte hoed en tochtlatjes. In de stad kwam hij langs met een andere knaap aan het stuur in een jeepstationcar. Die vent is nu verdwenen, maar de jeep zit achter ons aan. Het zal, denk ik, niet lang duren of de jeep verdwijnt, en dan neemt een ander het over in een andere wagen, misschien een bestelwagen voor de verandering, en dan komen we misschien weer terug hij meneer Zwarthoed en zijn slee. 'Ik klopte haar op haar blote enkel die, slank en goed geproportioneerd, een klopje of twee best waard was. 'Doe het kalmpjes aan. Kam je haar en doe lipstick op, op een plek dat ze je kunnen zien, voor je naar mij toe komt.'

'Maar Eric ...'

Ik zei: 'Kleed je nou aan, schatje, we kunnen straks verder praten. Als ze ons met een kijker in het oog houden, wil ik niet dat ze denken dat we krijgsraad houden. Ik hen in de stad bijna tegen hun stationcar opgelopen en vermoedelijk vragen ze zich nu af of dat toeval was of dat ze zich blootgegeven hebben.'

Ik stak mijn hand uit om de deur van de laadruimte te laten zakken. Ze zei: 'Goed dan, maar laat de deur alsjeblieft open, anders stik ik nu we stilstaan.'

Ik haalde mijn schouders op en drentelde naar de voorkant om de .22-patronen uit de cabine te pakken. Ik liep stroomopwaarts tot ik een plek vond waar de wal hoog genoeg was om een kogel te vangen zonder dat hij terugkaatste en de plaatselijke koeienbevolking in gevaar bracht, maar niet zo hoog dat men vanuit een kijkplaats niet kon zien wat ik deed. Ik zette een blikje neer, liep een meter of twintig achteruit, en schoot de Woodsman leeg, waarbij ik zeven van de negen keer raak schoot. Barbara Herrera had de tiende kogel uit dat magazijn ontvangen. Ik vulde het magazijn en schoot weer, en ditmaal miste ik slechts één keer uit tien schoten. Terwijl ik weer nieuwe patronen in het magazijn deed, kwam Tina aanlopen met een pakje in haar handen.

Ik draaide me om en keek naar haar. Ze was niet bepaald het type voor een spijkerbroek zoals je ze in advertenties ziet. Haar borsten en billen dreigden niet uit de nieuwe, stijve stof te barsten wat haar, leek me, volgens tieners, square maakte. Met haar korte, zwarte haar had ze een wat jongensachtig uiterlijk.

'Past alles?' vroeg ik.

'Het hemd is een beetje te groot,' zei ze. 'En wat moet ik hiermee?' Ze hield me het bundeltje voor, waarin haar feestjurk scheen te zitten.

'Gooi maar in de struiken,' zei ik en grinnikte. 'Dan hebben ze iets om te onderzoeken. 'Ze deed wat haar gezegd was. Ik bood haar het pistool aan. 'Hier. Schiet langzaam en kijk niet teveel naar mij.' Ik ging op een rotsblok zitten om naar haar te kijken. Ze onderzocht het pistool, legde de veiligheidspal met haar duim om en vuurde een schot af. 'Een paar centimeter te laag,' zei ik. 'Hou het niet helemaal recht, het is ingesteld om recht in het midden te schieten... Ik weet wel dat je moet rapporteren dat we gezelschap hebben gekregen, maar een uur vroeger of later maakt nu ook weinig verschil meer. Als we net lang genoeg in die stad hadden rondgehangen om wat kleren voor je te kopen en dan meteen naar de dichtstbijzijnde telefoon waren gerend, hadden ze geweten dat we ze door hadden. Ik geloof dat het beter is dat we net doen of we zorgeloos maar een beetje verder sukkelen, zodat ze het idee krijgen dat ze alle tijd hebben om te doen wat ze van plan zijn ... zowel hier als in Santa Fe.'

Ze schoot weer en raakte het blikje. 'Zou het de politie niet kunnen zijn?'

'Het lijkt me niet waarschijnlijk,' zei ik. 'Die zou geen reden hebben ons op deze manier te volgen. Als de politie iets tegen ons had, zou ze ons gewoon oppakken en naar de gevangenis brengen. Ik denk dat het de jongens van Herrera zijn. Het meisje zal wel een afspraak gehad hebben om gisteravond iemand te ontmoeten. En toen ze niet kwam opdagen hebben ze de zaak aan het rollen gebracht.'

'Ja.' zei ze, 'je kunt gelijk hebben. Maar hoe hebben ze ons dan kunnen vinden?'

Ik wachtte tot ze zou schieten en zei toen: 'Ik heb het hun verteld.' Ze keek me snel en verbaasd aan en ik zei: 'Ik, met mijn grote mond. Ik heb Herrera op het feestje verteld dat ik deze ochtend langs de Pecos zou trekken. Ze moet rapport hebben uitgebracht vóór ze naar het atelier ging. Toen ze haar misten, zullen ze wel besloten hebben om te proberen me op te vangen, gokkend dat ik me aan mijn oorspronkelijke route zou houden om alles natuurlijk en normaal te laten lijken. Ze hadden alle tijd om ons vóór te komen terwijl wij daar in die heuvels aan het stoeien waren ... en trouwens, mijn bestelwagen rijdt niet snel. Het enige wat ze hoefden te doen, was die ene snelweg in de gaten te houden en ons op te vangen zodra we voorbijkwamen.' Tina schoot weer. Ik ging voort: 'Ze weten nu dat je nog leeft. Daarom moeten ze er wel bijna zeker van zijn dat Herrera dood is, ook al hebben ze haar niet gevonden. En daarom zullen ze een andere agent op Amos Darrel afsturen.'

Tina vroeg: 'En je vindt nog steeds dat we zorgeloos moeten blijven doen?'

'Ja,' zei ik. 'Want zij weten nog niet dat wij het weten. Ze denken dat wij geloven dat we hen tot nu toe voor de gek gehouden hebben, als je me kunt volgen. Ze denken dat wij geloven dat Amos voor het moment veilig is. En dat betekent dat ze, liever dan de zaak overhaast te moeten afwikkelen, de nieuwe knaap, wie dat ook mag zijn, een poosje de tijd zullen gunnen om de -zaak goed vooi te bereiden. En dat geeft Mac of wie dan ook een beetje betere kans om hem te ontdekken en uit te schakelen ... zolang we deze knapen maar gelukkig houden door op blikjes te schieten en met elkaar naar bed te gaan en ons in het algemeen te gedragen als een paar nietsvermoedende grapjassen die een feestje bouwen.'

Tina's volgende schot miste het blikje omdat ze naar me keek. 'Bedoel je dat je denkt dat ze keken toen ...'

'Het lijkt me wel waarschijnlijk.'

Ze lachte, maar ze bloosde licht. 'Tjee, de smerige gluurders!' Even later zei ze: 'Maar ik moet rapport uitbrengen. Ik moet met Mac overleggen.'

'Tuurlijk,' zei ik. 'Dat verwachten ze ook van je. Tenslotte moet jij hem vertellen dat het lijk veilig begraven is, en dat we heel handig en zonder moeilijkheden ontkomen zijn. We gaan straks ergens iets eten en dan laten we ze zien hoe jij opbelt. Dat kan geen kwaad, zolang we het maar rustig en nonchalant aan doen.'

Ze knikte, verstevigde haar greep op het slanke pistool, en leegde de rest van het magazijn in snelvuur. Ik zag de kogels in en rond het blikje inslaan; ze was ook al geen genie. We waren geen van beiden beroemd geworden met het doven van kaarsen op tien pas afstand of het schieten van sigaretten uit iemands mond. Ik nam het pistool van haar over, laadde het opnieuw, pakte haar bij de schouders, kuste haar en zei: 'Laten we meneer de gluurder dan maar waar voor zijn geld geven.'

'Het is een vieze ouwe vent,' zei ze. 'Maar laten we hem vooral waar voor zijn geld geven, chéri.'

7^c maakte een abrupte beweging, en ik werd op hetzelfde moment gevloerd en viel achterover. Ik kwam zittend neer met een dreun waar mijn bekken van kraakte.

'Jezus, wat is ...'

'Jij grote bullebak!' riep ze en lachte me uit. 'Gisteravond was je zo sterk en zo dapper, toen je me onverhoeds te pakken nam en ik helemaal aangekleed was en niet kon terugvechten. Je wou mijn achterste tussen mijn oren schoppen, niet?'

Haar voet schoot uit. Ik probeerde hem te grijpen, maar het was een schijnbeweging. Ze schuifelde snel heen en weer en toen ik op handen en knieën lag - ik stak net mijn hand uit, was uit balans - duwde ze een voet tegen mijn achterwerk en ik viel voorover op mijn gezicht.

Toen rende ze lachend stroomopwaarts. Ik kwam overeind en ging haar achterna. Zij was in hetere conditie, maar ik had langere benen en was gewend aan de hoogte. Ze kon me niet voor blijven. Ze probeerde me te ontwijken, maar hier waren de wallen van de bedding steiler en ik pakte haar bij een enkel toen ze naar de top klauterde, en ik trok haar omlaag in een kleine lawine van stof.

Ze vocht zich vrij, kwam overeind en toen ik onvoorzichtig op haar toe kwam, probeerde ze het met een valse slag in de nek die me verlamd zou hebben als ik me de juiste afweer niet had herinnerd. Ze danste buiten mijn bereik.

'Te traag!' hijgde ze. 'Je bent gewoon een grote weke jongen! Ik wed dat je deze niet eens meer kent!'

En toen waren we bezig aan de oude hand-tegen-hand-vechtstijl, half gemeend, waarbij we ons net voldoende inhielden om te voorkomen dat er werkelijk schade werd aangericht als er een slag door de dekking zou glippen. Ze was snel en geoefend, en ze kende een paar nieuwe trucjes die mij ontgingen. Tenslotte sloeg ze me zó hard op de brug van mijn neus, dat de tranen in mijn ogen sprongen, maar weer deinsde ze niet snel genoeg achteruit. Ik pakte haar, klemde haar vast, gooide haar neer en drukte haar op de grond. We snakten beiden naar adem in de dunne woestijnlucht. Ik hield haar neer tot ze ophield te kronkelen. Toen kuste ik haar uitgebreid, en toen ik klaar was, bleef ze liggen en lachte tegen me.

'Nou, Liebchen,' mompelde ze. 'En heeft meneer de gluurder waar voor zijn geld gekregen?'

'Loop naar de hel, verdomde nymfomaan,' zei ik grinnikend. 'Ouwe,' bitste ze op de grond liggend. 'Ouwe, dikke langzame vent. Helm, de menselijke plant. Help me overeind, knolraap.'

Ik stak mijn hand naar haar uit, bedacht op een truc, en liet mijn gewicht op haar leunen, toen ze me uit balans probeerde te trekken. Ik gebruikte haar eigen kracht om haar om te draaien en sloeg haar hard op het stoffige zitvlak van haar blue jeans.

'En gedraag je nu, Passiebloem,' zei ik.

Ze lachte weer, en we deden wat knoopjes dicht en duwden wat hemdslippen in broeken en klopten elkaar af. Toen liepen we samen terug naar de rivierbedding. Ik voelde me vreemd gelukkig, met het schuldig soort geluksgevoel dat ik als kind had toen ik van school spijbelde. Ik was jarenlang een zoete jongen geweest, ik had een mooi cijfer voor gedrag en ik was erg vlijtig geweest, maar dat lag nu allemaal in puin en het kon me niet schelen. Ik had er genoeg van voor modelburger te spelen. Ik was mezelf weer.