HOOFDSTUK TIEN
Wilde
klokken
1
Veertig dagen had de
koning van Krasnegar gereden met de westenwind in de rug. Paard na
paard had hij bereden tot het uitgeput was, drie posten per dag,
soms vier, dreunend over de grote hoofdweg, met bestemming Hub, en
toch had het slechte weer hem opgehouden. Hij was vijfendertig en
had niet langer het zorgeloze uithoudingsvermogen van de jeugd.
Hoewel half verdoofd en doodziek van het rijden, de wantsen en het
slechte eten, van regen en kou, had hij toch niet durven talmen
Winterse velden en sombere steden gingen in een oneindige reeks aan
hem voorbij. De ene post volgde op de andere. Een enkele keer
haalde een koninklijke koerier hem in, maar verder niemand.
Hij droomde van het
simpele, slaperige Krasnegar, van warme haardvuren, van Inos en
zijn kinderen. Hij bracht zichzelf streng in herinnering dat hij
dit ook voor hen deed.
Nog nooit in zijn leven
had hij meer aandrang gevoeld om haast te maken, en toch wist hij
niet wat hij vreesde. Dag en nacht overschaduwde het dreigende
voorgevoel in het oosten zijn gedachten, een constante verlokking
tot wanhoop. Terwijl hij over het continent reed, verplaatste de
bron ervan zich geleidelijk naar het noorden en bevestigde zijn
vermoeden dat het geworteld was in Dwanenland, maar hij begreep dat
angstige voorgevoel nog steeds niet.
Nog vreemder dan dat was
de geheimzinnige stilte in de atmosfeer. In zijn jonge jaren als
tovenaar en halfgod had dat alternatieve vlak van het bestaan
geleefd met vlammen en flikkeringen van tovenarij — hij had de
toverkunst horen zingen, rommelen en kreunen, want de waarnemer kon
de metafoor kiezen die hij wilde. Nu was het donker en stil.
Een heel enkele keer ving
hij een trilling op, gewoonlijk kort. Twee keer slechts was hij er
dicht genoeg bij geweest om een vooruitziende blik te wagen en de
bron ervan te identificeren. De eerste was een bejaarde losbol
geweest die een jongeman in een kroeg een oneerbaar voorstel deed,
en de tweede een gezette kok die een saus kruidde. Beiden slechts
een genius met zo'n zwakke kracht dat ze zich er misschien
niet eens van bewust waren dat hun talent een occult element
had.
Waar was iedereen
gebleven?
Was hij de enige
overgebleven tovenaar op de wereld? Of verborgen alle anderen zich,
net als hij?
Tovenaars kon hij
begrijpen. Tovenaars en enkele magiërs konden de atmosfeer
aanvoelen, net als hij. Net als hij zou hun de rust zijn opgevallen
en zouden ze de onheilspellende tekenen hebben opgevangen, en hun
eigen kracht om te luisteren hebben onderdrukt. Maar de adepten van
twee woorden en de genieën van één woord konden het gevaar niet
gevoeld hebben, dus konden ze zich niet uit eigen wil verscholen
houden. Hun was het zwijgen opgelegd. Wie had dat gedaan, en
waarom? De beschermende schilden waren er nog, want het Impenrijk
was al zolang iemand zich kon heugen een thuis geweest voor
tovenarij, en het duurde eeuwen voor een occult schild in verval
raakte. Ze waren gemakkelijk te zien als je vooruitkeek. Sommige
hadden de gebouwen overleefd die ze hadden beschermd en bewaakten
nu nog slechts een groepje bomen of een groenteakker. Twee keer had
hij zijn toevlucht gezocht in zo'n onzichtbare haven om kracht te
gebruiken: zijn vermoeidheid te genezen, zijn kleren te herstellen,
zijn geldzak opnieuw te vullen. Hij kon nog steeds goud maken - in
kleine hoeveelheden - maar hij had al zijn kracht ervoor nodig. Dat
betekende dat hij de atmosfeer heftig in beweging moest brengen als
hij het deed. Het was ook niet zulk best goud. Armoedige herbergen,
kreupele paarden. Zon en regen en wind en kou... de winter was geen
tijd om in allerijl door Pandemia te reizen. Op een kille ochtend,
drie weken vóór Winterfest, reed Rap de buitenwijken binnen van de
naar alle kanten uitgroeiende voorsteden van de hoofdstad, toen de
sneeuw begon te vallen uit een loodgrijze lucht.
Rillend leverde hij zijn
postpaard in en kocht een al vrij bejaarde grijze merrie van de
stalhouder. Ze had een vriendelijk karakter en een comfortabele zit
en haar darmgassen leken gezond. Hij noemde haar Tantetje en gaf
haar een verontschuldigend klopje op haar manen toen hij de
buikgordel aanhaalde.
`Ik weet dat het geen
weer is om te reizen, ouwetje,' zei hij, en wilde dat hij wat
kracht durfde te gebruiken om haar moed te geven.
Tantetje bewoog gelaten
haar oren.
Waarheen? Hij moest
spoedig beslissen tussen drie mogelijke bestemmingen, al waren ze
allemaal nog vele uren rijden, want dit was geen kleine stad.
Beverig steeg hij op.
Vroeger was Hub een
broeinest van tovenarij geweest, een constant gerommel in de
atmosfeer. Nu was het ook hier stil; of bijna. Hij wist dat
er veel occulte mechanieken waren in de stad - magische
deuren, schimmige waakhonden, bodemloze wijnflessen, en meer van
die rommel, in de loop der jaren bij elkaar geflanst door
tovenaars, waarschijnlijk als geschenken voor hun vrienden. Hij kon
nog steeds veel van die snufjes op de achtergrond voelen klikken,
maar een opzettelijk gebruik van kracht leek zelfs hier te zijn
opgehouden.
Toen Tantetje van het
binnenplein galoppeerde, hoorde hij in de verte een klok luiden.
Een paar minuten later kwam er een andere bij. Toen wist hij dat
het zinloos was om vandaag naar het paleis te gaan. Het paleis was
trouwens nooit een veelbelovende keus geweest.
Golven geluid stroomden
uit het centrum tot de hele stad vibreerde van verdriet. Een voor
een voegden de andere tempels zich bij het sonore koor, een
langzaam, droevig gebeier dat al snel een foltering werd. De Stad
van de Goden noemden de impen Hub, waarmee ze bedoelden de Stad van
de Tempels. Weldra was het een gekkenhuis van een aan alle kanten
naargeestig, metalig gegalm. Honden jankten als gekken tegen het
gelui en de stenen zelf leken te beven.
Rap dacht aan die rimpels
van geluid die zich over het bevroren landschap verspreidden, van
dorp tot dorp en van stad tot stad, sneller dan de koeriers, tot
aan het water van drie oceanen. Het Impenrijk bewees eer aan
Emshandar.
Hij was verbaasd over de
intensiteit van het verdriet. Als tovenaar kon hij het verdriet in
de lucht ruiken, zoals hij de neerdwarrelende sneeuw kon zien.
Impen waren hun imperator op mystieke wijze trouw, zoals bijen een
koningin. Ze rouwden om elke imperator, ongeacht hoe kort of
onaangenaam zijn regering was geweest, en vanavond wisten ze dat er
een tijdperk voorbij was. Zelfs de impen van Krasnegar zouden
rouwen als het nieuws daar in de zomer arriveerde.
Langzamerhand raakten de
straten leeg. Wagens en rijtuigen leken het eerst te verdwijnen,
voetgangers werden schaars en toen zeldzaam. Spoedig viel de sneeuw
bijna ongestoord. Tantetjes hoeven klonken als een gedempt
getrappel op de dikker wordende sneeuwlaag, nauwelijks hoorbaar
door het eindeloos galmen van de klokken.
Toen het begon te
schemeren werden de ramen donker. Kennelijk zou de rouwende stad
geen licht laten zien, zelfs niet de lampen boven de deuren die de
rijken bij wijze van openbare dienstverlening lieten branden om de
straten te verlichten. Rap vroeg zich af hoe struikrovers en
moordenaars bij dergelijke gelegenheden over hun burgerlijke plicht
dachten.
Zijn keus was nu
duidelijk. Sagorn moest wachten - als hij en zijn groep in de stad
waren. Rap ging op weg naar het centrum, het verblijf van de rijken
en de aristocratie, waar het Epoxague Huis was.
2
`Neem je vrouw en kind
mee en ga heen, want de stad is niet langer veilig voor je...'
Eshiala had het gevoel of de woorden in de koepel bleven galmen.
Maya was in gevaar!
Een ogenblik verblind
door de explosies en de plotselinge duisternis daarna, tastte ze
blindelings naar de zijkant van de Opalen Troon om zich in
evenwicht te houden. Ze deed haar mond open om iets tegen Shandie
te zeggen, maar Shandie schreeuwde al bevelen tegen anderen.
Maya in gevaar? De
gedachte was verlammend. Ze was nog haast een baby; ze was net twee
jaar geworden. Maar wel een koninklijke baby, de tweede in de rij
van... Née! Een paar minuten geleden was haar vader imperator
geworden, waardoor Maya de troonopvolgster was geworden, de prinses
imperatoriaal, de éerste in de rij.
En zijzelf was
imperatrice. Mogen de Goden me bijstaan!
Kom, lieve!' Shandie
zwaaide zijn cape omhoog, om ook haar ermee te bedekken — een
nutteloos gebaar. Hij sloeg een arm stevig om haar heen en dwong
haar de treden af naar de begane grond. Toen holde hij met haar
naar de deur.
Wie heeft... Wie was...'
Ze deed haar uiterste best haar gedachten te concentreren, want ze
had zoveel vragen dat ze niet wist welke ze het eerst moest
stellen. De vloer was bezaaid met grind en puin en ze kon
nauwelijks iets zien. Gevangen zitten in Shandies cape en stevige
omarming hielp niet veel. 'Wat bedoelde die dwerg met...' Ze
struikelde.
`Voorzichtig, liefste!'
zei Shandie. Kom, ik zal je dragen...'
Ze wilde zeggen dat het
een stuk gemakkelijker zou gaan als hij ophield met haar mee te
sjorren en alleen haar hand vasthield, maar hij probeerde haar op
te tillen op een moment dat hij zelf struikelde over een wegrollend
steentje. Hij viel bijna en trok haar met zich mee. Ze maakte zich
los uit zijn greep en kon nu ook beter zien waar ze liep. Ze
klampte zich vast aan zijn arm en toen ging het wat
gemakkelijker.
`Waarom zei die dwerg dat
Maya in gevaar is?'
`Ik weet het niet. Goden,
moet je dát zien!' Op het platform, waar twee minuten geleden nog
de Rode Troon had gestaan, lagen nu alleen nog maar wat brokken
steen. De rest was versplinterd tot grind en lag door de hele
Rotonde verspreid. De basis ervan was gebarsten. 'Kun je je
voorstellen hoe oud dat ding was?'
Dacht hij werkelijk dat
haar dat iets kon schelen, als Maya in gevaar verkeerde?
Haastig liepen ze om de
restanten heen, en doken bijna hollend de sombere gang in die
erachter lag. Ze was blij dat ze gemakkelijke schoenen aan had,
anders had hij haar werkelijk moeten dragen.
`Was dat de magister?'
vroeg ze.
Ja, dat was de...
tenminste, ik neem aan dat hij het was! Niemand anders zou zoiets
durven, nietwaar? Ah! Legaat!'
`Sire!' Een forsgebouwde
man in een glinsterende wapenrusting kwam aan de andere kant van
Shandie lopen, en alle drie renden ze verder. Shandie begon weer
bevelen te geven. `Hare majesteit en ik gaan naar het
privé-verblijf. Stuur een contingent naar het Eikenhuis...'
`Neer gilde Eshiala. 'We
gaan naar het Eikenhuis. Of ik tenminste!'
`Ik wil mijn kind!'
`O, goed dan.' Shandie
leek verbaasd over die plotselinge rebellie. `We gaan langs het
Eikenhuis en halen zelf het kind op. Mijn signaleur heeft zijn
bevelen, maar hij heeft je assistentie nodig... en natuurlijk wil
ik je spreken zodra je dit gekkenhuis hebt georganiseerd...'
Ze vlogen naar buiten,
het daglicht en de vallende sneeuw in. Overal liepen nu gewapende
mannen, en er stond een rijtuig te wachten. Shandie hielp haar als
eerste instappen, wat een schending van het protocol was, dacht ze,
maar een welkom gebaar. Hij sprong er zelf in en de paarden zetten
zich al in beweging nog voor de deur gesloten was.
Hij kwam naast haar
zitten en nam haar onderzoekend op, alsof hij zocht naar schade.
'Is alles goed met je, lieve?'
`Natuurlijk is alles goed
met me! Behalve dat ik mijn kind wil en dat ik wil weten wat het
gevaar is!'
Ze had nog nooit op zo'n
toon tegen hem gesproken.
Je bent erg dapper!' zei
hij.
Dapper? Waaruit het
gevaar ook bestond, ze liepen allebei weg — daar was geen moed voor
nodig. Ze voelde zich niet dapper. Ze voelde zich ongerust over
Maya en... opgelucht dat die afgrijselijke plechtigheid voorbij
was. Ze werd niet langer tentoongesteld. De tijd voor dapperheid
was voorbij, wat haar betrof, maar ze kon niet verwachten dat
Shandie dat zou begrijpen. Wielen en hoeven maakten vreemd gedempte
geluiden in de sneeuw. Zelfs het gerinkel van het paardetuig leek
gedempt, en de schitterende huzaren reden geluidloos.
`Ik wil weten wat het
gevaar is!' zei ze weer.
`Ik ook.' Shandies
gezicht was zo grimmig als de winter, maar het was gericht op de
voorkant van het rijtuig, niet op haar.
De wachters... waarom
maar twee?'
Hij schudde ongeduldig
het hoofd, alsof hij rust wilde hebben om te kunnen nadenken. 'Ik
weet het niet! Ze hebben voortdurend ruzie onder elkaar,
maar...'
`Maar?'
`Voor een gewone ruzie
zouden ze nooit de Rotonde op die manier verwoesten.' Hij zweeg. Ze
nam hem met groeiende ergernis op. Waarom wilde hij zijn gedachten
nooit met haar delen? Waarom moest hij haar buiten de staatszaken
sluiten en haar behandelen als een porseleinen pop? Het was waar,
ze had niet echt belangstelling voor politiek, maar man en vrouw
moesten toch Iets met elkaar gemeen hebben behalve dat
blote-benen-in-bed gebeuren. Ze zou met liefde luisteren, als hij
maar wilde spreken!
Het rijtuig reed hotsend
en botsend heuvelafwaarts, weg van de Rotonde, door het reeds
verlaten terrein van het paleis.
Emshandar V, imperator
van Pandemia. Imperatrice Eshiala!
Plotseling draaide hij
zich naar haar om, met een gespannen uitdrukking in zijn ogen. 'O,
mijn liefste! Ik beloofde je rijkdom en macht en verering... en nu
schijn ik je alleen maar verbanning en gevaar te hebben
gebracht.'
Als hij eens wist hoe
weinig aantrekkingskracht rijkdom en macht en verering voor haar
hadden! Als een ingeving kwam het besef - wat voor gevaar de
wachter ook had voorspeld, het betekende het einde van het openbare
vertoon, althans voorlopig. Geen ceremoniële staatsbegrafenis,
kroning en troonsbestijging, geen galabals... Een heimelijk, rustig
leven in een schuilplaats? Wat een verrukkelijk idee!
En misschien alleen zij
drieën? Was het mogelijk dat de Goden haar een tijdje een nederig,
teruggetrokken bestaan zouden gunnen met alleen haar man en kind,
ergens in een vredig hoekje? Man en vrouw samen -geen staatszaken
om hem af te leiden, geen hofceremonieel om haar angst aan te
jagen? Zou ze misschien zelfs van deze man leren houden zoals het
een echtgenote betaamde?
Je glimlacht!' zei hij
verbaasd.
`Heus? Het spijt
me!'
`Het hoeft je niet te
spijten... maar waarom die glimlach?'
`Ik vind het niet erg om
de rijkdom en macht en wat je nog meer zei te verliezen. Niet als
Maya veilig is... en jij bij me bent.' Niet ver van de waarheid -
er dichterbij dan gewoonlijk in ieder geval.
Je bent geweldig!' zei
hij.
Schuldbesef! Schaamte!
Wat voor nutteloze vrouw was ze, om zich erop te verheugen dat haar
man misschien zijn troon zou kwijtraken? Ze voelde gewetenswroeging
over haar opluchting. De goden hadden gebeden verhoord die ze niet
had durven uitspreken, en toch kon ze nog niet gelukkig zijn.
Shandie keek fronsend
voor zich uit. 'Ik mag het hof niet zelf ontvluchten. Ik zou niet
lang imperator zijn als ik dat deed... niet zonder meer reden dan
het geraaskal van een dwerg. Jij en Maya, ja. We zullen jullie naar
een of andere veilige plaats laten brengen. Wie van je hofdames wil
je meenemen?'
Ze wendde zich af.
Hofdames? Ze wilde ze geen van allen, maar ze kende Shandies
gedachtengang - de gedachtengang van het hof - goed genoeg om te
weten dat ze nooit zou mogen reizen zonder het gezelschap van
andere vrouwen. Ashia misschien? Ashia zou niet erg blij zijn met
een verblijf in ballingschap, niet nu ze een semi-koninklijke
status had bereikt als hertogin.
En er zouden natuurlijk
mannen meegaan als bewakers. Die zou Shan-die zelf uitkiezen.
Ze vroeg zich af of een
van hen signaleur Ylo zou zijn. Om een onbegrijpelijke reden sprong
haar hart op bij die gedachte.
3
Nog voordat het lawaai
van het vallende puin in de Rotonde was verstorven, riep de nieuwe
imperator zijn bevelen: `Ylo, verzamel de groep in de Abnilazaal,
dan kom ik zo bij je. Tribuun, we gaan door de westelijke deur.
Heraut, zorg ervoor dat de proclamatie in de juiste vorm wordt
afgekondigd. Neem dit, Ylo.' Hij gooide Emijns oude schild naar
zijn signaleur en sprong toen de treden af met zijn arm om Eshiala.
Ze verdwenen in de schemering, terwijl de gardisten het stof om hen
heen deden opdwarrelen.
Hij had gemakkelijk
praten, dacht Ylo, maar hoeveel gezag had een simpele signaleur in
dit soort chaos? Het was bijna donker in de zaal. Hij zag alles
overdekt met een groen nabeeld van de exploderende Rode Troon,
omdat hij toevallig op dat moment daarnaar keek. Zijn oren suisden
nog van de plotselinge windstoot die veroorzaakt was door de
ontploffing, en iets had hem zo hard opzij in zijn hals geraakt dat
hij duizelde, al scheen hij niet te bloeden. Herauten en burgers -
misschien zelfs ook een paar praetorianen - renden in kringetjes
rond, struikelend over puin, en volslagen hysterisch.
En wie bedoelde Shandie
precies met 'de groep'?
Ylo liep naar de Opalen
Troon en raapte Emijns zwaard op van de plek waar Shandie het had
laten vallen. Nu hield hij dus de heiligste relikwieën van het
Impenrijk in de hand, en toch konden ze volkomen waardeloos zijn
als de magister de waarheid had gesproken.
Het kon erger. Shandies
beroemde vermogen om sneller te zijn dan de bliksem had hem en
zijn vrouw waarschijnlijk buiten de Rotonde gebracht voordat iemand
anders zelfs nog maar in beweging was gekomen. Hardgraa had er
ongetwijfeld voor gezorgd dat buiten een rijtuig stond te
wachten.
Het rumoer verflauwde,
alsof iemand ten koste van alles stilte had verlangd, en de
praetorianen herstelden krachtdadig de rust. Er konden niet veel
slachtoffers gevallen zijn, anders zou er meer geschreeuwd worden.
Nabeelden vervaagden. Ylo ontwaarde de gebogen gestalte van
proconsul Ionfeu, die nog steeds achter de troon stond, met zijn
arm om Eigaze heen. Ionfeu was vrijwel zeker 'groep' nu.
Ylo liep naar hen toe.
'Tante, is alles in orde?'
`Een beetje verbaasd,
Ylo,' zei ze ademloos. 'Ik had meer formaliteiten verwacht.'
Ionfeu grinnikte. 'Ze
heeft een kop hete thee nodig, dat is alles. Ik neem aan dat we nu
naar huis mogen?'
`Ik geloof dat hij u wil
spreken, meneer. Hij heeft me gevraagd zo spoedig mogelijk een
bijeenkomst te beleggen in... de Troonzaal.' Ylo was niet van plan
een duidelijk spoor achter te laten naar Shandies verblijfplaats op
een ogenblik als dit — niet na de waarschuwing van de dwerg.
Misschien was Shandie zelfs al op weg de stad uit en was het
rendez-vous in de Abnilazaal zelf al een vals spoor. 'Het enige
probleem... Ah!'
Het begon licht te worden
toen een met toortsen gewapende stoet door de oostelijke deur
binnenmarcheerde. De schade werd nu zichtbaar, en het was een
schokkende aanblik. De ingangen waren niet langer achter de tronen
verborgen. Vier verbrijzelde platforms lagen als eilanden in een
puinhoop van stenen en rommel Ylo zag de glinsterende
weerkaatsingen op de grond als de toortsen voorbijkwamen en hij
vroeg zich af hoeveel edele metalen en juwelen de Gouden Troon had
bevat. Alle tronen waren bezet geweest met juwelen. Iemand zou zich
snel daarom moeten bekommeren.
De toortsdragers
splitsten zich. Een paar bleven bij de gang staan, de rest liep
naar de andere uitgangen. Eén groep kwam recht op Ylo af. Hij
constateerde met een onbehaaglijk gevoel dat die werd aangevoerd
door legaat Ugoatho van de Praetoriaanse Garde.
Als vertrouweling van de
imperator vreesde Ylo nu bijna niemand ter wereld meer, maar
Ugoatho was een uitzondering. De hele geschiedenis door waren de
praetoriaanse legaten onberekenbare willekeurige factoren geweest
in de imperatoriale politiek, want ze beheersten het paleis.
Verscheidenen van hen hadden imperators afgezet, en enkelen hadden
een eigen dynastie gesticht. Als een imperator stierf, verzekerde
zijn opvolger zich normaal van de steun van de praetoriaanse legaat
nog voordat hij met de senaat sprak, of de maarschalk van de
legers, of de wachters.
Ugoatho was een neef van
maarschalk Ithy en vrijwel zeker trouw, of liever gezegd, dacht
Ylo, vrijwel zeker trouw geweest voordat magister Raspnex het spel
verstoorde, het Protocol teniet deed en revolutie voorspelde. Nu
was alles mogelijk.
Geflankeerd door
gardisten met toortsen, bleef de legaat staan en salueerde. Zijn
gezicht was uitdrukkingslozer dan een steen. Ylo, die zijn handen
vol had, antwoordde met de imperatoriale regalia. Als Ugoatho de
humor daarvan inzag, wist hij dat voortreffelijk te
verbergen.
'Signaleur! Zijne
majesteit zei dat u misschien assistentie nodig had.' Alle Goden!
Bevel over de Praetoriaanse Garde? Wat krijgen we nu? `Alleen om
een paar mensen te verzamelen en naar de Troonzaal te brengen voor
een bespreking, legaat. Proconsul lonfeu, hier. Sir Acopulo, lord
Umpily... centurio Hardgraa, maarschalk Ithy...'
`Hij is onwel,' zei de
neef effen.
Dat was niet
verbazingwekkend — de oude man had al maanden een slechte
gezondheid.
`En ik geloof uzelf,
legaat. Dat is voldoende.'
Je bent iemand vergeten,
Ylo,' zei een krachtige, maar vrouwelijke stem. Verbaasd draaide
Ylo zich om. 'Wie?'
`Mij.' Lady Eigaze keek
naar hem met haar moederlijke glimlach. 'En op weg daar naar toe
moet ik met je praten.'
Eigaze had nog nooit
enige belangstelling voor politiek getoond. Hij kon zich niet
voorstellen dat ze uit louter nieuwsgierigheid erbij wilde zijn
—dat was niets voor haar — maar hij kende haar van vroeger, en de
stalen klank in haar welluidende stem.
`En lady Eigaze
natuurlijk,' ging hij verder. 'Nog één ding, meneer. Een deel van
het hier op de grond liggende puin is kostbaar spul. Wilt u iets
doen om het jagen op souvenirs te voorkomen?'
Hij was roekeloos
arrogant. Ugoatho staarde naar hem met een blik die verf zou hebben
doen afbladderen en zei toen: 'Ik zal zorgen dat het geregeld
wordt, signaleur.'
Tot zijn verbazing was er
buiten de Rotonde nog een mistroostig daglicht. Vederlichte
sneeuwvlokjes bleven vallen en op de grond lag een enkeldikke laag
smeltende sneeuw. Ylo huiverde toen de sneeuw door zijn sandalen
drong.
Omringd door gardisten
wachtte hij met Ionfeu en Eigaze tot hun rijtuig voorreed. Overal
luidden de klokken om Emshandars dood te verkondigen, maar de
dramatische aankondiging van de magister werd voorlopig behandeld
als een staatsgeheim. Ugoatho had de Rotonde afgesloten en liet
niemand eruit. Onder degenen die nu gevangen werden gehouden
bevonden zich de twee erfelijke dragers van de regalia; één van hen
had geprobeerd Emijns zwaard uit Ylo's handen te rukken. Hij
was verwijderd door twee ossen van praetorianen.
`Wat wilde u bespreken,
my lady?' vroeg Ylo omzichtig.
Eigazes wang vertoonde
een donker wordende blauwe plek. Haar mollige gezicht was bleker
dan gewoonlijk. Ze keek behoedzaam naar haar echtgenoot, en hij
fronste waarschuwend zijn wenkbrauwen — overal om hen heen waren
luisteraars. Ylo vroeg zich af of de permanente gebogen houding van
de man een uitvloeisel was van zijn leeftijd, of van het feit dat
hij zich voortdurend over zijn vrouw heenboog; het bracht hun
hoofden op gelijke hoogte.
Je had belangstelling
voor een bepaald schilderij, Ylo.'
Ja, tante.'
`Een zeegezicht? Ion
herinnerde me aan een schilderij van die bepaalde schilder dat ik
jaren geleden in de Orchideeënzaal heb zien hangen. Misschien is
het hetzelfde.'
`Kent u die plaats?'
vroeg Ylo opgewonden.
`Als het het doek is dat
ik in gedachten heb — ja. Mijn aandacht werd erop gevestigd door
een familielid van me.'
`Betrouwbare
identificatie?'
Ja.'
Ylo knikte tevreden. Op
de een of andere manier leek dat onverklaarbare visioen in de
preflecterende poel nu heel belangrijk.
Eshiala was imperatrice —
of was ze dat? Als het Protocol had gefaald, dan was het Impenrijk
zelf nu zo kwetsbaar als het eitje van een roodborstje. Shandie had
zich gedragen of hij de waarschuwing van de magister heel ernstig
opvatte. Niemand had meer ervaring met de adviezen van magisters
dan hij.
Toen kwam het rijtuig en
deed de modder opspatten. Terwijl de proconsul en zijn vrouw
instapten, werd Ylo's arm door een bevende hand vastgegrepen. Hij
draaide zich om en zag de ronde gestalte van lord Umpily, die hem
ontsteld aankeek.
Signaleurf brulde hij.
'Wat gebeurt er? Deze gardisten...' Blijkbaar dacht hij dat hij
gearresteerd was.
`De imperator wenst uw
aanwezigheid bij een beraadslaging over de strategie, my
lord.'
De chef protocol
ontspande zich met een zucht van opluchting, maar was kennelijk
geschokt. 'Goed! Heel goed. Ylo, ik moet hem iets vertellen, zo
gauw mogelijk! Heel belangrijk!'
`IJ krijgt de kans
zodra...'
`De poel, weet je nog? Ik
loog toen...'
U kunt hem dat zelf
vertellen, my...'
De dikke man hoorde de
waarschuwing niet. Hij verhief zijn stem om boven het gelui
van de klokken uit te komen. 'Ik heb een dwerg gezien! Niet de
magister, een andere, maar wel een dwerg...'
`My lord...'
`Hij zat op de Opalen
Troon!' jammerde Umpily.
4
Het was een korte rit.
Een paar minuten later liepen Ylo en Umpily samen het griezelig
stille en verlaten paleis binnen. De schemerdonkere gangen bevatten
nog slechts een fractie van de normale overdaad aan kaarsen en
lantaarns. De schilderijen en beelden waren bedekt met zwarte
crêpe. De Troonzaal was bijna leeg en donker. Lakeien in
rouwkleding waren bezig armluchters aan te steken.
Ylo betrapte zich erop
dat hij fluisterde en bijna op zijn tenen ging lopen. Hij zag de
kleine sir Acopulo dicht bij de massieve gestalte van centurio
Hardgraa staan en kreeg even een vluchtig zonderling beeld van een
vogel die in een boom nestelt. Proconsul lonfeu en lady Eigaze
liepen de zaal door en tuurden onder de zwarte doeken naar de
schilderijen.
Ze kwamen op Ylo af toen
hij naar de oostelijke muur liep. Hij vond het schilderij dat hij
zocht bij de tweede poging.
Ja, dat is het,' zei
Eigaze. Ze keek bezorgd naar Ylo. 'Waarom heb jij zo'n
belangstelling voor die plaats?'
`Ik heb geen toestemming
dat te zeggen. Wilt u me vertellen waar het is?' Ze beet op haar
mollige lip en schudde toen haar hoofd. Dat zeg ik liever niet. Als
Sh... Als zijne majesteit het moet weten zal ik het hem natuurlijk
vertellen.'
Vreemd! Waarom zou zij
zich iets aantrekken van dat vreemde stadje en dat kasteel?
De imperator kon boven in
de imperatoriale slaapkamer op hen wachten, of leagues ver weg
zijn, de stad ontvluchtend zoals de magister had geadviseerd.
Ylo droeg nog steeds
Emijns schild en zwaard, wat een perfect excuus was. 'Ik zal deze
terugbrengen waar ze horen,' zei hij, en liep in de richting van de
privé-trap die naar het verblijf van de imperator leidde.
Paleisbedienden in
rouwkleding stonden in een rij in de gang, velen van hen
huilden, allen wachtten om de laatste eer te bewijzen. Het
onderdrukte gesnik en het constante gebeier van de klokken werkten
op Ylo's zenuwen. Hij liep met grote passen naar het begin van
de rij, waar hij de deuren gesloten en bewaakt vond.
De bevelhebbend officier
was centurio Hithi. Hij verbleekte en ontblootte zijn tanden toen
hij Ylo zag. Hoogstwaarschijnlijk zouden Hithi's secondanten Ylo in
de nabije toekomst een bezoek brengen, al zou de uitdaging moeten
wachten tot de rouwperiode verstreken was. Ylo had nog niet
besloten wat hij zou doen als dat gebeurde. Waarschijnlijk de man
laten overplaatsen naar Pondague of Guwush.
`Hunne majesteiten zijn
binnen,' gromde Hithi.
`Goed. Ik moet ze
spreken,' zei Ylo vriendelijk.
De centurio staarde
tandenknarsend naar de regalia. Toen deed hij een stap achteruit en
liet Ylo zelf de deur openmaken.
Hij had de Abnilazaal
maar één keer gezien, ongeveer vijf maanden geleden, toen hij
toezicht had gehouden op het plaatsen van tafels en bureaus om er
een kantoor van te maken. Emshandar was toen niet aanwezig geweest.
Het vertrek was groter dan hij zich herinnerde, ongeveer zo groot
als een slaapzaal voor twintig man in een legionairsbarak. Het was
er schemerdonker, de ruimte werd slechts verlicht door hoge
kandelaars bij de hoeken van het grote bed, maar de kostbare
armaturen waren zelfs in het flakkerende licht te onderscheiden. De
tafels en bureaus waren verdwenen. De dode leek te slapen, het
skeletachtige gezicht was ingevallen en had de kleur van perkament.
Emshandar was buiten bereik van elke vorm van wraak.
Eshiala zat in een stoel
bij het vuur met haar dochter op schoot. Het kind keek stuurs en
had rode ogen. Haar moeder staarde met een uitdrukkingsloos gezicht
naar Ylo, haar hele lichaam gespannen. Ze droeg een zwarte jurk, en
zwart bont lag op een andere stoel naast haar.
Shandie was nergens te
bekennen.
Ylo begroette de
imperatrice flegmatiek. Hij inspecteerde de kamer nog eens. Hij
wist dat het zwaard en schild hier ergens bewaard werden. Toen zag
hij een deuropening die er eerder niet geweest was, een niet
omlijste, rechthoekige opening in de muur. Hij liep erheen.
Het geheime vertrek
erachter was groot en donker, de muren waren verborgen achter rijen
planken met grote boeken. Shandie inspecteerde de ruggen bij het
licht van een kaars. Zoals altijd als hij in burger was, leek hij
volkomen onopvallend.
Toen hij Ylo zag, liet
hij de boeken in de steek en kwam naar buiten. Zodra hij uit het
vertrek was verdween de opening. Hij liet zijn tanden zien in een
humorloze glimlach.
`De imperatoriale
Privé-Archieven.' Hij gebaarde met een rol velijnpapier dat hij uit
het vertrek had meegenomen. 'Zet die maar daar neer. Heb je
iedereen te pakken kunnen krijgen?'
`Ze wachten in de
Troonzaal, sire — proconsul Ionfeu en zijn vrouw, lord Umpily, sir
Acopulo en centurio Hardgraa. Maarschalk Ithy is ziek. Legaat
Ugoatho is onderweg.'
`Uitstekend! Waarom lady
Eigaze?'
`Ze kan de stad op dat
schilderij identificeren, sire, maar ze wil het u persoonlijk
meedelen.'
Shandie trok zijn
wenkbrauwen op. 'Ongelooflijk! Ja, dat kan nu heel belangrijk zijn.
Ik weet niet wat ik zonder jou zou moeten beginnen, Ylo. Kom mee
dan. Liefste?' Hij liep naar Eshiala.
Ze stond op met Maya in
haar armen. Toen Shandie probeerde het meisje van haar over te
nemen, draaide Maya zich om en klampte zich vast aan haar moeder.
Hij fronste en liep naar het bed. Korte tijd keek hij aandachtig
naar het lijk en zei toen kalm: 'Dank u, grootvader.'
Ylo dacht: Het Kwaad
hebbe zijn ziel! Helemaal!
Haastig liep hij vóór de
imperatrice uit naar de deur. Hij wist vrijwel zeker dat de kleine
Maya zich door haar vriend Ylo zou laten dragen, maar het zou niet
erg tactvol zijn dat nu aan te bieden.
De Troonkamer leek
griezelig leeg en spookachtig, een grote duisternis met een paar
poelen licht onder de kandelaars. De bedienden waren verdwenen.
Vijf mannen en een vrouw stonden te wachten bij het raadselachtige
schilderij van Jalon, het enige dat niet met een zwarte doek bedekt
was. Toen de nieuwkomers naderden, bogen de mannen voor de nieuwe
imperator. Lady Eigaze maakte een revérence.
Shandie keek hen plechtig
aan.
Jullie hebben allemaal
gehoord wat magister Raspnex heeft gezegd?' `Het is mij verteld,
sire,' bromde Ugoatho toen de anderen knikten.
Dan weten jullie dat hij
chaos en moeilijkheden heeft voorspeld. We hebben geen tijd voor
formaliteiten. Ik vraag elk van jullie nu mij te accepteren als je
imperator. Ik vraag jullie allen of jullie mij erkennen alsof
jullie de gebruikelijke eed van trouw hadden afgelegd. Iedereen die
enig voorbehoud heeft, kan vertrekken.'
De brandende donkere blik
ging langzaam de groep rond. Weer bogen of salueerden de mannen en
lady Eigaze maakte een revérence. Niemand zei iets.
`Ik dank jullie,' zei
Shandie. 'Ik dank jullie allen. Nu moeten we besluiten of we
Raspnex' raad zullen opvolgen. Mijn vrouw en kind moeten in
veiligheid worden gebracht, dat is duidelijk. Ik geloof niet dat
het op het ogenblik de juiste keus is voor mijzelf, niet zo snel na
de troonsbestijging. Ik voel er trouwens toch weinig voor om weg te
lopen voor een onbekend gevaar.'
`Hoogh... majesteit?'
Umpily keek ontstelder dan een van de anderen. Bij Shandies
vragende blik flapte hij eruit wat hij Ylo al eerder had verteld:
`Ik heb wél een visioen in de poel gezien, sire! Ik heb een dwerg
zien zitten op de... op uw troon! Niet de magister. Iemand die ik
nog nooit gezien heb, maar absoluut een dwerg.'
Woede flikkerde in
Shandies ogen, maar zijn stem klonk heel zacht. `Waarom heb je dat
niet eerder gezegd?'
`Ik vertrouwde mijn ogen
niet. Of de poel. Ik dacht dat hij niet goed functioneerde.'
Je bent een dwaas!'
Umpily kromp ineen en
boog zijn hoofd.
`Het ziet ernaar uit, dat
de poel van kritiek belang wordt,' zei Shandie. 'Ik wou dat ik de
betrouwbaarheid ervan kon toetsen. Ylo, jij kreeg een mooie vrouw
te zien. Bestaat ze? Heb je haar al ontmoet?'
`Ik heb haar gezien,
sire. Ze bestaat.' Ylo keek de imperator recht in de ogen, zonder
een spier te vertrekken. Hij keek naar niemand anders —vooral niet
naar Umpily, of... of de imperatrice. Goden!
Dat is bemoedigend,' zei
de imperator onbedwongen. `Acopulo, jij hebt een beeld gezien van
de beroemde doctor Sagorn.'
De kleine man fronste als
een welwillende priester die probeert een doodzonde de baas te
worden. 'Ik heb een paar inlichtingen ingewonnen, sire, en
blijkbaar is die wijze man nog in leven, al lijkt dat ongelooflijk.
Men heeft mij zelfs zijn adres gegeven, maar toen ik erheen ging
werd mij de toegang of informatie geweigerd.'
`Wanneer was dat?'
snauwde Shandie.
Acopulo kromp ineen. 'Een
week of zo na onze terugkomst in Hub.' `En je hebt het niet nog
eens geprobeerd?'
`Nee, sire. Door drukke
werkzaamheden heb ik er niet meer aan gedacht.'
`Ik schijn omgeven te
zijn door professionele idioten! Met wie heb je gesproken?'
`Een enorme jotunn, sire,
met een onheilspellend uiterlijk. Grimmig... en heel
intimiderend.'
`In intimideren ben ik
beter! Lady Eigaze, u weet waarover we spreken?' De gravin
probeerde vriendschap te sluiten met Maya, die zich stevig aan haar
moeder bleef vastklemmen, haar gezicht in de zwarte jurk verborg en
niet reageerde.
Eigaze richtte zich
onmiddellijk tot de imperator. 'Ik heb geen idee, majesteit, maar
de jonge... uw signaleur zei dat u belangstelling had voor de stad
die op het schilderij is afgebeeld.'
Ja. Sommigen van ons
hebben een bezoek gebracht aan een magische poel en kregen een
visioen. Dat van mij was die plaats. Waar is het?' `Krasnegar,
sire. Een afgelegen klein...'
Shandie gesticuleerde
zelden, maar nu sloeg hij met de palm van zijn hand tegen zijn
voorhoofd als een derderangs acteur die inspiratie wil uitbeelden.
`Krasnegar! Natuurlijk! Waarom heb ik daar niet aan
gedacht!'
Hij sloeg met zijn vuist
op zijn dij. 'Idioot!' mompelde hij. 'Neem me niet kwalijk dat ik
jullie heb uitgescholden. Ik ben zelf een imbeciel geweest,
oerstom. En natuurlijk bent u familie van koningin Inos,
mevrouw?'
`In de verte, sire, ja.
Ze zag dit schilderij toen ze hier was en maakte me erop attent.
Jalon kent de stad blijkbaar. Hij moet die in dit schilderij hebben
opgenomen voor het artistieke effect. Ik kan niet geloven dat het
schip daar ooit in de buurt is geweest.'
Shandie schudde zijn
hoofd, alsof hij nog steeds niet kon geloven dat hij zo stom was
geweest. 'Ik zag een jongen, een jotunn. Ik dacht zelfs dat hij me
aan iemand deed denken — natuurlijk aan Rap zelf! Het moet zijn
zoon zijn, denk ik. Een jotunn zoon van een faun? Nou ja, het kan.
Hij is zelf half jotunn — ik herinner me nog dat hij me dat
vertelde.'
`Ze hebben een blonde
zoon, sire, Gathmore. Hij zal nu... veertien zijn, denk ik, of
daaromtrent.'
`Ik zou hem ouder hebben
geschat,' zei Shandie, 'maar jotanaren zijn groot
natuurlijk.'
De mannen wisselden
onbehaaglijke boze blikken, behalve Ionfeu, die somber zijn
wenkbrauwen fronste.
`Mag ik vragen?' zei
Acopulo.
Rap de tovenaar!' snauwde
Shandie. 'De fáun tovenaar! Herinner je je nog... twintig jaar
geleden? Degene die magister Zinixo doodde en mijn grootvader
genas?'
Aha! Hoofden knikten
begrijpend. Ylo was toen een jaar of vier geweest, maar hij had de
verhalen vaak genoeg gehoord.
Gravin Eigaze was teveel
dame om ooit een gesprek te onderbreken door te kuchen. Ze deed het
met een soort sociale tovenarij, misschien een speciale manier om
met haar ogen te knipperen. Plotseling keek iedereen naar haar.
'Neem me niet kwalijk, sire, maar zijne majesteit heeft de magister
niet daadwerkelijk gedood.'
`O, nee?'
Haar kinnen wiebelden
toen ze haar hoofd schudde. De imperator... Inos vertelde me dat uw
grootvader haar had verteld dat meester... eh, koning... Rap hem
had verteld dat hij de dwerg niet gedood had. Maar hij zei niet wat
hij dan wél met hem gedaan had. Of hem heeft aangedaan.' Blozend
zweeg ze terwijl de omstanders probeerden een en ander te
verwerken.
Toen keek iedereen naar
Umpily, die een dwerg had zien zitten op de Opalen Troon.
`Ik heb magister Zinixo
nooit ontmoet... gezien...' mompelde hij. Dus ik weet het
niet.'
`Wel!' zei Shandie, alsof
alles nu een stuk duidelijker was geworden. 'Nu weten we wat de
poel probeerde ons te vertellen, nietwaar?'
Acopulo keek kwaad, zoals
altijd als hij het antwoord niet wist. 'Is dat zo?'
Shandie glimlachte
flauwtjes. 'De tovenaar... Hij is met Inos getrouwd, dus is hij nu
koning. Koning Rap is heel aardig voor me geweest. Ik was pas een
jaar of tien, en ik herinner me dat ik dacht dat hij de meest
fantastische man was die ik ooit had ontmoet. Ik zal hem altijd
dankbaar zijn daarvoor, want dat was de vreselijkste tijd van mijn
leven. En hij is ongetwijfeld de machtigste tovenaar ter wereld.
Mijn grootvader heeft me eens verteld dat alle vier wachters
tezamen geen strijd met de faun zouden aandurven.' Hij lachte
hardop. 'Ik neem aan dat het uiteindelijk wel tot me zou zijn
doorgedrongen. Idioot die ik ben! Kennelijk vertelde de
preflecterende poel me dat ik weer zijn hulp moest inroepen! Waar
magister Raspnex vanavond ook over brabbelde, de oplossing is een
bezoek aan meester... koning Rap. Gek klinkt dat, hè? — kóning Rap?
Maar Rap is een geweldige man, vriendelijk en eerlijk. Ik weet
zeker dat hij zal helpen!'
Legaat Ugoatho schraapte
zijn keel. 'Waar ligt die plaats? In Sysanasso?' `Eh, nee,' zei
Shandie vaag. 'Verder in het noorden, geloof ik.'
`Krasnegar ligt ergens in
het land van de kobolden,' mompelde Acopulo. `Het staat me voor de
geest dat doctor Sagorn eens heeft gezegd dat hij er geweest is.
Een van de heel weinige plaatsen waar impen wonen buiten het
Impenrijk. En jotanaren ook?'
`Heel ver in het
noorden,' gaf Eigaze toe. 'De weg over land gaat via Pondague,
koboldgebied. Maar je kunt er over zee komen.'
De praetoriaan fronste
zijn wenkbrauwen. 'Met alle respect, sire — u denkt er toch zeker
niet over er zelf heen te gaan?'
`Het zal misschien wel
moeten!' Shandie hield de rol velijnpapier nog vast. Peinzend tikte
hij met zijn andere hand erop. Dat kan de boodschap zijn van de
preflecterende poel. Acopulo, ik denk dat je een nieuwe poging zult
moeten doen om je oude meester te vinden. Hij kan waardevolle
adviezen hebben. Waar woont hij?'
`In Hub, sire. In het
zuidelijke district. Tenminste, dat was het adres dat ik heb
opgekregen. In de buurt van de Tempel van Voorspoed.'
Ylo en Eigaze staarden
elkaar verbaasd aan, maar het was imperatrice Eshiala die zei:
'Toch niet toevallig Acaciastraat zeven, of negen?'
5
Het was allang donker
geworden toen Rap door de poorten van het landgoed Epoxague reed.
Inos correspondeerde nog steeds met Eigaze —nichten in de zoveelste
graad te ver uiteen, noemden ze elkaar. Eigaze was niet jong meer,
maar gezond. Zelfs al was ze op dit moment niet aanwezig, dan zou
er een tiental andere familieleden zijn om uit te kiezen. Impen
waren fanatiek wat familiebanden betrof.
Er was geen licht te
zien, maar een tovenaar liet zich niet voor de gek houden door
gesloten gordijnen. Bovendien verried een spoor van hoefafdrukken
in de sneeuw dat iemand het laatste uur of zo was
thuisgekomen.
Rap nam niet de moeite
zijn paard vast te binden, want het arme Tantetje was even moe als
hijzelf. Hij liet haar staan terwijl hij de marmeren trap
opliep.
De beierende klokken
waren een constante kwelling, net als kiespijn. Geen wonder dat de
bewoners van Hub allemaal gek werden als ze die kakofonie vaak
moesten verdragen. Eén tempel was onaangenaam dichtbij en het
overdonderende Boing! overstemde alle achtergrondgeluiden met een
onvermijdelijke monotonie. Hij betrapte zich erop dat hij de
seconden aftelde, erop wachtte.
De alomtegenwoordige
magische mechanieken bleven zachtjes knetteren in de atmosfeer, en
nu kregen ze gezelschap van een enkele flikkering van actieve
tovenarij, alsof de dood van de imperator een of andere vloek had
opgeheven. Er was nog steeds veel minder occulte activiteit in de
hoofdstad dan normaal, maar Rap voelde zich al opgelucht dat hij
tenminste iets kon ontdekken. Minstens een paar tovenaars waren
ondergedoken; ze waren niet allemaal gedood of ontvoerd.
Hij waagde een blik met
zijn vooruitziendheid — en trok zich onmiddellijk terug achter zijn
afweer. Het was dichterbij, veel dichterbij, zowel in tijd als
ruimte. Nu was Hub zelf geïnfecteerd met dat onverklaarbare,
dreigende kwaad. Hij huiverde met een paniekerig gevoel van
urgentie, innerlijke stemmen die hem aanspoorden om te
vluchten.
Beneden in het
personeelsverblijf werden de hoofden omgedraaid toen de deurbel
klingelde temidden van de tientallen, hoog aan de keukenmuur
bevestigde bellen. Een lakei liet berustend zijn avondmaal in de
steek en trok zijn jas recht. Rap trok weer nijdig aan het touw,
maar die dwaasheid had alleen maar tot gevolg dat de man nog
langzamer ging lopen, in plaats van sneller. Op zijn gemak
slenterde hij naar de trap, zonder te weten dat het geen haar had
gescheeld of zijn gepoederde pruik was in vlammen ontstoken.
Hij hield een lantaarn
omhoog en tuurde afkeurend naar de verfomfaaide, ongeëscorteerde
bezoeker. Rap had inmiddels al vastgesteld dat Eigaze niet thuis
was. De talloze bedienden negerend, had hij maar drie mensen geteld
in het grote huis, wat heel vreemd leek zo vlak voor Winterfest. De
bewoners waren allemaal mannen. De invalide in bed moest de oude
senator zelf zijn, en hij sliep of was bewusteloos. Verleden zomer
had Eigaze in haar brief geschreven dat hij dement en aan bed
gekluisterd was, maar blijkbaar klampte hij zich nog steeds aan het
leven vast. Een heel grote man zat onderuitgezakt in een leunstoel
in een bibliotheek, en dronk aan één stuk door. Een jongere man zat
in een bad boven. Rap herkende geen van beiden.
`De gravin is niet
thuis,' berichtte de lakei.
`Zeg dan tegen degene die
hier de leiding heeft dat de koning van Krasnegar er is!'
De deur viel met een klap
dicht.
De tempelklok beierde
luid. Boing!
Gelukkig was een snelle
krachtstoot geen opvallend gebruik van tovenarij - in het algemeen
konden mensen veel gemakkelijker worden gemanipuleerd dan
voorwerpen.
De lakei rukte de deur
open en maakte een diepe buiging. 'Als uwe majesteit zo vriendelijk
wil zijn binnen te komen, zal ik de edelachtbare onmiddellijk
waarschuwen!'
Zo was het beter! Een
beetje kruiperigheid was precies wat Rap nodig had na die lange
tocht. Hij liep naar binnen en deed zijn cape af terwijl de sneeuw
in het rond woei. 'Zorg ervoor dat mijn paard onmiddellijk verzorgd
wordt. Wie is de edelachtbare overigens?'
`Lictor Etiphani, sire!'
Het gezicht van de lakei liet geen afkeuring blijken, maar was
duidelijk voor een tovenaar.
Grote Goden! Rap keek vol
afkeer naar de lakei die haastig wegliep om de dikke zatladder in
de bibliotheek te waarschuwen. Achttien jaar geleden was Tiffy een
knappe, lenige huzaar geweest met een duidelijk gebrek aan kin. Nu
had hij kinnen in het meervoud. Hij keek wezenloos op toen hij
hoorde wie zijn bezoeker was. Een paar seconden gingen voorbij;
toen begon het hem te dagen en zijn rode gezicht verbleekte. Hij
was net uit zijn stoel omhooggekrabbeld toen Rap binnen werd
gelaten en druipend op de kostbare tapijten stond.
`Majesteit!' De dikke man
probeerde een buiging te maken, maar wankelde. Hij was erg lang
voor een imp - nog langer zelfs dan Rap - en hij had van zijn
moeder de neiging tot corpulentie geërfd, of misschien uit de fles
opgedaan. 'Ja, bij de Goden, u bent het, hè?'
Rap had niet verwacht dat
hij herkend zou worden, omdat hij gedurende het grootste deel
van zijn verblijf onzichtbaar was geweest, maar natuurlijk had
Tiffy hem gezien op het bal van de imperator, de noodlottige faun
tovenaar die een hele magische nacht met koningin Inosolan had
gedanst. Wat leek dat allemaal al ontzettend lang geleden!
`Het is een eer u te
ontmoeten, eh, edelachtbare,' zei Rap vermoeid en stak een
koninklijke hand uit. 'En natuurlijk mijn condoléances met het
droevige verlies vandaag.'
Lictor Etiphani was
kennelijk niet op zijn best - tovenaars waren zeldzame en onwelkome
gasten. 'Hm? Verlies? O, ja, Emshandar. Ontzettend jammer
natuurlijk. Eh, gaat u zitten, eh, sire.'
`Eigenlijk heb ik meer
behoefte aan een warm bad en schone kleren, Tiffy. Vergeef me de
informaliteit maar Inos noemt je altijd zo als ze het over je
heeft.'
Tiffy's gezicht leek te
zwellen en nog roder te worden dan tevoren. Hij schraapte een paar
keer zijn keel. Boing! luidde de tempelklok, die zelfs hier binnen
hoorbaar was. 'Spreekt ze nog over mij?'
`Soms.'
`O! En hoe gaat het met
Inos?'
`Heel goed. Ze is thuis
bij de kinderen.'
`Aantrekkelijke vrouw,
hè?'
`Nog even mooi als
altijd. En jouw lieve moeder?'
`Moeder?' Tiffy keek
verlangend naar de bijna lege karaf naast zijn stoel. `Kan ik u
tenminste, eh, een drankje aanbieden? Afscheid nemen van Emshandar,
ziet u, sire.'
`Na dat bad dat je me
beloofd hebt,' zei Rap vastberaden, 'en noem me alsjeblieft Rap.'
Hij zou mild zijn en aannemen dat het drinken was veroorzaakt door
de dood van de imperator. Hij was geen imp, en kon dus niet
beoordelen hoe diep het verlies ging. Je moeder?'
`O, met mamsie gaat het
goed. Ze is naar het paleis voor een of ander ritueel, ziet u. Uren
geleden. Begrijp niet waarom ze nog niet terug is. Vervelende zaak,
hè?'
Het onheilspellende
voorgevoel achterin Raps hoofd leek dichterbij te komen.
`Welke zaak?'
`Eh... Eigenlijk is het
een groot geheim, weet je. Mag eigenlijk niet...' Tiffy hikte. 'Zou
er zelfs niets van weten zonder Ephie. Praetoriaanse Garde. Hij was
in de Rotonde toen het gebeurde.'
Ephie moet de puisterige
jongeling zijn in het bad boven en van hem zouden ook de
hoefafdrukken op de oprijlaan zijn - een neef misschien.
`Geheimhouding gezworen, zie je,' ging de lictor verder.
'Magisters?'
Met doorweekte kleren en
al viel Rap neer op een kostbare chintzstoel, die hem als een zacht
moeras omhulde. Hij riskeerde nog een krachtstoot.
Tiffy begon sneller te
spreken dan hij ooit in zijn leven had gedaan. 'Ze waren bezig te
repeteren voor de troonsbestijging toen het nieuws kwam dat de
imperator dood was en dat betekende natuurlijk dat Shandie, ik
bedoel prins Emshandar, imperator was...' Hij ratelde verder over
magister Raspnex en heks Grunth en exploderende tronen en viel toen
als een gevelde boom achterover in zijn stoel. Hij sprong nog een
keer op en staarde toen verwilderd naar zijn bezoeker.
Boing!
Rap veegde water van zijn
gezicht terwijl hij het ontstellende verhaal liet bezinken.
God van de
Moordenaars!
Waar was Raspnex in
Godesnaam mee bezig? Zelfs met Grunth om hem te helpen kon hij niet
op tegen Lith'rian en Olybino. Waarom waren de twee andere
magisters niet tussenbeide gekomen? Hoeveel dwergen waren er voor
nodig om het Protocol teniet te doen?
Wie stond aan wiens
kant?
En waarom zou hij Shandie
als imperator bevestigen?
Rap kon geen kracht
bedenken die in staat was de occulte orde van de wereld te
verstoren, behalve misschien het leger van volgelingen dat Helder
Water tijdens haar eeuwenlange heerschappij had verzameld. Ze
hadden uit de slavernij bevrijd moeten worden toen ze stierf. Dat
was wat er normaal gebeurde. Had ze op een of andere manier haar
grote macht overgedragen aan Raspnex? Waarom ter wereld zou ze dat
doen? Zelfs die theorie leek onwaarschijnlijk, want Olybino en
Lith'rian moesten zelf ook over behoorlijke pressiegroepen
beschikken.
Was Raspnex de stroman
van zijn neef Zinixo?
Waarom, bij alle
Krachten, was Rap niet maanden geleden naar Hub gekomen, toen hij
voor het eerst gehoord had over de drakenaanval in Qoble? God van
de Dwazen!
`Daarom bent u hier, hè?'
mompelde Tiffy. 'Tovenaar. Meer moeilijkheden, dus bent u
teruggekomen. Had moeten weten.'
Ja, in zekere zin,' zei
Rap bedroefd. Waar was die beminnelijke jongeman gebleven die Inos
zo toegewijd het hof had gemaakt? Dood, of ergens in de blubber van
dat lijf verloren gegaan?
`Gaat u Shandie redden,
net als zijn grootvader?' vroeg Tiffy hoopvol. `Hem redden
waarvan?' Rap glimlachte een sinistere tovenaarsglimlach, en dat
maakte een eind aan de vragen. Hij zou deze boterton niet bekennen
dat hij niet wist wie er dreigde, of waarom, of zelfs waarmee. En
evenmin dat hij nog maar een schaduw was van de tovenaar die hij
eens geweest was. Spijtig nam hij afscheid van het visioen van een
warm bad en droge kleren. 'Maar ik moet het met je ouders
bespreken.'
`Heb al gezegd, mamsie is
er niet!'
`Haar rijtuig komt net de
oprijlaan op. Ik neem aan dat je vader bij haar is?'
Een naargeestige
uitdrukking verscheen op Tiffy's papperige gezicht. Hij voelde zich
niet op zijn gemak in de aanwezigheid van tovenarij.
Boing!
Rap keek met
vooruitziende blik toen de graaf en zijn vrouw de trap opliepen en
werden binnengelaten. Hij zag dat de lakei hun vertelde over de
bezoeker en zag de verbaasde blikken waarmee ze elkaar aankeken.
Ondanks haar omvang was Eigaze in staat tot grote snelheid. Ze had
haar cape losgemaakt, maar nog niet afgedaan, en holde de gang
door, met haar man achter haar aan.
Ze stormde de bibliotheek
binnen. `Rap!'
Rap was inmiddels
overeind gekomen. 'Lady Eigaze!' Hij zette zich schrap toen ze op
hem afholde en hem stormachtig omhelsde, alsof ze oude vrienden
waren. Ze gaf hem een zoen op zijn wang. Ze hadden elkaar nog nooit
gesproken, maar hij was familie, de man van Inos, en voor een imp
was dat voldoende.
Toen keek ze naar hem op.
Ongerustheid stond te lezen op haar moederlijke, bolle gezicht.
'Een zakenbezoek natuurlijk! Hoe gaat het met Inos?'
`Goed toen ik wegging. En
met de kinderen ook. Ja, een zakenbezoek. En ik ben bang dat ik te
laat ben gekomen.'
Toen moest hij worden
voorgesteld aan de graaf, die nu tevens proconsul was. Hij was een
kalme man met een ironische glimlach en erg krom. Toen de
formaliteiten achter de rug waren, nam Eigaze de leiding. IJ bent
doornat!' Ze keek naar de karaf en de versufte conditie van haar
zoon. Ze werd kwaad. Tiffy, idioot die je bent, had je niet eens de
normale beleefdheid...'
`Ik ben net aangekomen,'
zei Rap haastig. Tiffy vertelde me over de gebeurtenissen in de
Rotonde. Ik neem aan dat jullie erbij waren?'
`Het was afgrijselijk!
Hoe wist... O, Ephie natuurlijk! Dus u weet het van magister
Raspnex en wat hij tegen Shandie heeft gezegd?'
`Ik geloof het
wel.'
Ze schudde haar hoofd,
met trillende wangkwabben. 'Het is fantastisch dat je hier bent.
Shandie... Ik moet ophouden hem zo te noemen! De imperator had zo
goed als besloten naar Krasnegar te gaan, maar nu bent u hier, dus
hoeft hij niet, en dat is geweldig!'
Boing!
Een golf van vermoeidheid
ging door Rap heen. Hij viel weer in zijn stoel en staarde ontzet
naar Eigaze. Hij bedacht hoe verbazingwekkend ze op de oude tante
Kade leek Shandie gaat naar Krasnegar?'
Eigaze keek even naar
haar man en toen weer naar Rap. 'Hij verwacht dat je hem zult
helpen, zoals je vroeger eens hebt gedaan.'
Rap schudde zijn hoofd.
Natuurlijk dachten ze allemaal dat hij nog de machtigste aller
tovenaars was — en dat was hij niet! Verre van dat! God van de
Verschrikkingen!
`Er was een profetie,'
zei Ionfeu kalm. Hij had een andere karaf ergens vandaan gehaald en
schonk een kristallen bokaal vol. 'Een paar maanden geleden werd
zijne majesteit naar een preflecterende poel gebracht. Die toonde
hem een visioen dat hij niet kon identificeren, maar nu weten we
dat het Krasnegar was.'
`Wat behelsde dat
visioen?' schreeuwde Rap.
`Een jongen, zei hij. Een
jonge jotunn. We denken...'
`Gath!'
Eigaze knikte.
Bezorgdheid tekende lijnen in haar gezicht. 'We veronderstelden dat
het Gath was. Hij heeft de teint van een jotunn, nietwaar?'
`Hij is nog maar een
kind!' zei Rap. 'Hij is geen tovenaar! Hoe kan Gath Shandie helpen?
Hoe zou hij hem mogelijkerwijs kunnen helpen?' Eigaze schudde
angstig haar hoofd. Haar man overhandigde Rap de bokaal.
Hij nam een lange slok en
begon toen te hoesten. Het stroomde door hem heen als gesmolten
ijzer. 'Hij is... nog maar... nog maar een kind!' Maar hij zou niet
lang meer een kind blijven. De Oorlog van de Vijf Magisters had
dertig jaar geduurd. Rap keek wanhopig om zich heen. Tiffy zat
onderuit in zijn stoel, te dronken om het gesprek te kunnen volgen.
Ionfeu schonk nog een glas in van de krachtige drank. Eigaze wreef
verontrust in haar handen, terwijl haar cape los om haar heen
hing.
Niet Gath!
`Ik wil mijn zoon niet
opgeven!' schreeuwde Rap. Boing!
Maar...' Eigaze scheen
haar best te doen zich te beheersen. Ze trok haar schouders recht.
moet met zijne majesteit praten, eh, uwe majesteit!' Ja. Kunt u me
bij hem brengen?' Rap onderdrukte zijn dodelijke vermoeidheid.
Shandie was pas een paar uur imperator. Hij zou het vannacht
waanzinnig druk hebben.
Ze knikte, met trillende
kinnen. 'Ik kwam alleen een paar kleren en dingen halen. De
magister zei dat Shandie de stad moest verlaten. Hij zei dat Hub
niet veilig is. Wat bedoelde hij, weet u dat?'
`Geen idee.'
`O.' Ze keek naar haar
man om raad te vragen. Hij haalde zijn schouders op en bood
haar de bokaal aan, maar ze schudde haar hoofd. Wat
zijne majesteit van plan lijkt te zijn is dat de imperatrice
en hun dochter naar een schuilplaats gaan. Hij - Shandie - wil
hier blijven en vechten tegen het dreigende gevaar, tenzij hij naar
Krasnegar gaat...'
`Hij kan niet vechten
tegen tovenarij,' zei Rap. 'Als het Protocol gefaald heeft, is hij
niet langer immuun voor tovenarij. Waarschijnlijk zal hij dan juist
het doel ervan zijn!'
`De imperator?'
`Natuurlijk. Een tovenaar
die de imperator beheerst, beheerst de wereld. De immuniteit van de
imperator was de essentie van het Protocol.'
Man en vrouw wisselden
een blik van ontsteltenis. Toen ging de oude proconsul naast zijn
vrouw staan en sloeg zijn arm om haar heen. 'Ik vind dat u hem moet
adviseren, majesteit. Naar u zal hij luisteren, dat weet ik
zeker.'
Rap knikte. 'Kun je me
bij hem brengen?' vroeg hij weer.
`O, hij is niet in het
paleis,' zei Eigaze. 'Ik heb je al gezegd, ik kwam alleen maar
thuis om een paar kleren te halen. We hebben met hem
afgesproken.'
`Waar?'
`In een privé-huis in het
zuiden van de stad.'
Raps voorgevoel prikte
hem als een benige elleboog. 'Wiens huis?' `Van doctor
Sagom.'
Rap knikte ernstig. Het
was logisch. Het had iets onvermijdelijks.
`LJ hebt nog tijd voor
een warm bad en schone kleren, sire,' zei Eigaze vastberaden. 'IJ
vat nog kou op deze manier! Ik zal een tas laten pakken. We kunnen
in het rijtuig wel een hapje eten... Als u me vergeeft dat ik dat
zeg. O Goden! De familie beschuldigt me er altijd van dat ik
probeer de mensen te bemoederen.'
`Bemoederen?' Rap
glimlachte dankbaar. 'Ik heb een lange reis achter de rug. Ik kan
wel wat bemoederen gebruiken, my lady. Bemoeder me zoveel u wilt!
En dan gaan we met Shandie praten.'
Maar hij wist niet wat
voor goed hij zou kunnen doen. Hij was te laat. Of anders was het
millennium een beetje te vroeg.
Boing!