HOOFDSTUK TIEN

Wilde klokken

1

Veertig dagen had de koning van Krasnegar gereden met de westenwind in de rug. Paard na paard had hij bereden tot het uitgeput was, drie posten per dag, soms vier, dreunend over de grote hoofdweg, met bestemming Hub, en toch had het slechte weer hem opgehouden. Hij was vijfendertig en had niet langer het zorgeloze uithoudingsvermogen van de jeugd. Hoewel half verdoofd en doodziek van het rijden, de wantsen en het slechte eten, van regen en kou, had hij toch niet durven talmen Winterse velden en sombere steden gingen in een oneindige reeks aan hem voorbij. De ene post volgde op de andere. Een enkele keer haalde een koninklijke koerier hem in, maar verder niemand.
Hij droomde van het simpele, slaperige Krasnegar, van warme haardvuren, van Inos en zijn kinderen. Hij bracht zichzelf streng in herinnering dat hij dit ook voor hen deed.
Nog nooit in zijn leven had hij meer aandrang gevoeld om haast te maken, en toch wist hij niet wat hij vreesde. Dag en nacht overschaduwde het dreigende voorgevoel in het oosten zijn gedachten, een constante verlokking tot wanhoop. Terwijl hij over het continent reed, verplaatste de bron ervan zich geleidelijk naar het noorden en bevestigde zijn vermoeden dat het geworteld was in Dwanenland, maar hij begreep dat angstige voorgevoel nog steeds niet.
Nog vreemder dan dat was de geheimzinnige stilte in de atmosfeer. In zijn jonge jaren als tovenaar en halfgod had dat alternatieve vlak van het bestaan geleefd met vlammen en flikkeringen van tovenarij — hij had de toverkunst horen zingen, rommelen en kreunen, want de waarnemer kon de metafoor kiezen die hij wilde. Nu was het donker en stil.
Een heel enkele keer ving hij een trilling op, gewoonlijk kort. Twee keer slechts was hij er dicht genoeg bij geweest om een vooruitziende blik te wagen en de bron ervan te identificeren. De eerste was een bejaarde losbol geweest die een jongeman in een kroeg een oneerbaar voorstel deed, en de tweede een gezette kok die een saus kruidde. Beiden slechts een genius met zo'n zwakke kracht dat ze zich er misschien niet eens van bewust waren dat hun talent een occult element had.
Waar was iedereen gebleven?
Was hij de enige overgebleven tovenaar op de wereld? Of verborgen alle anderen zich, net als hij?
Tovenaars kon hij begrijpen. Tovenaars en enkele magiërs konden de atmosfeer aanvoelen, net als hij. Net als hij zou hun de rust zijn opgevallen en zouden ze de onheilspellende tekenen hebben opgevangen, en hun eigen kracht om te luisteren hebben onderdrukt. Maar de adepten van twee woorden en de genieën van één woord konden het gevaar niet gevoeld hebben, dus konden ze zich niet uit eigen wil verscholen houden. Hun was het zwijgen opgelegd. Wie had dat gedaan, en waarom? De beschermende schilden waren er nog, want het Impenrijk was al zolang iemand zich kon heugen een thuis geweest voor tovenarij, en het duurde eeuwen voor een occult schild in verval raakte. Ze waren gemakkelijk te zien als je vooruitkeek. Sommige hadden de gebouwen overleefd die ze hadden beschermd en bewaakten nu nog slechts een groepje bomen of een groenteakker. Twee keer had hij zijn toevlucht gezocht in zo'n onzichtbare haven om kracht te gebruiken: zijn vermoeidheid te genezen, zijn kleren te herstellen, zijn geldzak opnieuw te vullen. Hij kon nog steeds goud maken - in kleine hoeveelheden - maar hij had al zijn kracht ervoor nodig. Dat betekende dat hij de atmosfeer heftig in beweging moest brengen als hij het deed. Het was ook niet zulk best goud. Armoedige herbergen, kreupele paarden. Zon en regen en wind en kou... de winter was geen tijd om in allerijl door Pandemia te reizen. Op een kille ochtend, drie weken vóór Winterfest, reed Rap de buitenwijken binnen van de naar alle kanten uitgroeiende voorsteden van de hoofdstad, toen de sneeuw begon te vallen uit een loodgrijze lucht.
Rillend leverde hij zijn postpaard in en kocht een al vrij bejaarde grijze merrie van de stalhouder. Ze had een vriendelijk karakter en een comfortabele zit en haar darmgassen leken gezond. Hij noemde haar Tantetje en gaf haar een verontschuldigend klopje op haar manen toen hij de buikgordel aanhaalde.
`Ik weet dat het geen weer is om te reizen, ouwetje,' zei hij, en wilde dat hij wat kracht durfde te gebruiken om haar moed te geven.
Tantetje bewoog gelaten haar oren.
Waarheen? Hij moest spoedig beslissen tussen drie mogelijke bestemmingen, al waren ze allemaal nog vele uren rijden, want dit was geen kleine stad. Beverig steeg hij op.
Vroeger was Hub een broeinest van tovenarij geweest, een constant gerommel in de atmosfeer. Nu was het ook hier stil; of bijna. Hij wist dat er veel occulte mechanieken waren in de stad - magische deuren, schimmige waakhonden, bodemloze wijnflessen, en meer van die rommel, in de loop der jaren bij elkaar geflanst door tovenaars, waarschijnlijk als geschenken voor hun vrienden. Hij kon nog steeds veel van die snufjes op de achtergrond voelen klikken, maar een opzettelijk gebruik van kracht leek zelfs hier te zijn opgehouden.
Toen Tantetje van het binnenplein galoppeerde, hoorde hij in de verte een klok luiden. Een paar minuten later kwam er een andere bij. Toen wist hij dat het zinloos was om vandaag naar het paleis te gaan. Het paleis was trouwens nooit een veelbelovende keus geweest.
Golven geluid stroomden uit het centrum tot de hele stad vibreerde van verdriet. Een voor een voegden de andere tempels zich bij het sonore koor, een langzaam, droevig gebeier dat al snel een foltering werd. De Stad van de Goden noemden de impen Hub, waarmee ze bedoelden de Stad van de Tempels. Weldra was het een gekkenhuis van een aan alle kanten naargeestig, metalig gegalm. Honden jankten als gekken tegen het gelui en de stenen zelf leken te beven.
Rap dacht aan die rimpels van geluid die zich over het bevroren landschap verspreidden, van dorp tot dorp en van stad tot stad, sneller dan de koeriers, tot aan het water van drie oceanen. Het Impenrijk bewees eer aan Emshandar.
Hij was verbaasd over de intensiteit van het verdriet. Als tovenaar kon hij het verdriet in de lucht ruiken, zoals hij de neerdwarrelende sneeuw kon zien. Impen waren hun imperator op mystieke wijze trouw, zoals bijen een koningin. Ze rouwden om elke imperator, ongeacht hoe kort of onaangenaam zijn regering was geweest, en vanavond wisten ze dat er een tijdperk voorbij was. Zelfs de impen van Krasnegar zouden rouwen als het nieuws daar in de zomer arriveerde.
Langzamerhand raakten de straten leeg. Wagens en rijtuigen leken het eerst te verdwijnen, voetgangers werden schaars en toen zeldzaam. Spoedig viel de sneeuw bijna ongestoord. Tantetjes hoeven klonken als een gedempt getrappel op de dikker wordende sneeuwlaag, nauwelijks hoorbaar door het eindeloos galmen van de klokken.
Toen het begon te schemeren werden de ramen donker. Kennelijk zou de rouwende stad geen licht laten zien, zelfs niet de lampen boven de deuren die de rijken bij wijze van openbare dienstverlening lieten branden om de straten te verlichten. Rap vroeg zich af hoe struikrovers en moordenaars bij dergelijke gelegenheden over hun burgerlijke plicht dachten.
Zijn keus was nu duidelijk. Sagorn moest wachten - als hij en zijn groep in de stad waren. Rap ging op weg naar het centrum, het verblijf van de rijken en de aristocratie, waar het Epoxague Huis was.

2

`Neem je vrouw en kind mee en ga heen, want de stad is niet langer veilig voor je...' Eshiala had het gevoel of de woorden in de koepel bleven galmen. Maya was in gevaar!
Een ogenblik verblind door de explosies en de plotselinge duisternis daarna, tastte ze blindelings naar de zijkant van de Opalen Troon om zich in evenwicht te houden. Ze deed haar mond open om iets tegen Shandie te zeggen, maar Shandie schreeuwde al bevelen tegen anderen.
Maya in gevaar? De gedachte was verlammend. Ze was nog haast een baby; ze was net twee jaar geworden. Maar wel een koninklijke baby, de tweede in de rij van... Née! Een paar minuten geleden was haar vader imperator geworden, waardoor Maya de troonopvolgster was geworden, de prinses imperatoriaal, de éerste in de rij.
En zijzelf was imperatrice. Mogen de Goden me bijstaan!
Kom, lieve!' Shandie zwaaide zijn cape omhoog, om ook haar ermee te bedekken — een nutteloos gebaar. Hij sloeg een arm stevig om haar heen en dwong haar de treden af naar de begane grond. Toen holde hij met haar naar de deur.
Wie heeft... Wie was...' Ze deed haar uiterste best haar gedachten te concentreren, want ze had zoveel vragen dat ze niet wist welke ze het eerst moest stellen. De vloer was bezaaid met grind en puin en ze kon nauwelijks iets zien. Gevangen zitten in Shandies cape en stevige omarming hielp niet veel. 'Wat bedoelde die dwerg met...' Ze struikelde.
`Voorzichtig, liefste!' zei Shandie. Kom, ik zal je dragen...'
Ze wilde zeggen dat het een stuk gemakkelijker zou gaan als hij ophield met haar mee te sjorren en alleen haar hand vasthield, maar hij probeerde haar op te tillen op een moment dat hij zelf struikelde over een wegrollend steentje. Hij viel bijna en trok haar met zich mee. Ze maakte zich los uit zijn greep en kon nu ook beter zien waar ze liep. Ze klampte zich vast aan zijn arm en toen ging het wat gemakkelijker.
`Waarom zei die dwerg dat Maya in gevaar is?'
`Ik weet het niet. Goden, moet je dát zien!' Op het platform, waar twee minuten geleden nog de Rode Troon had gestaan, lagen nu alleen nog maar wat brokken steen. De rest was versplinterd tot grind en lag door de hele Rotonde verspreid. De basis ervan was gebarsten. 'Kun je je voorstellen hoe oud dat ding was?'
Dacht hij werkelijk dat haar dat iets kon schelen, als Maya in gevaar verkeerde?
Haastig liepen ze om de restanten heen, en doken bijna hollend de sombere gang in die erachter lag. Ze was blij dat ze gemakkelijke schoenen aan had, anders had hij haar werkelijk moeten dragen.
`Was dat de magister?' vroeg ze.
Ja, dat was de... tenminste, ik neem aan dat hij het was! Niemand anders zou zoiets durven, nietwaar? Ah! Legaat!'
`Sire!' Een forsgebouwde man in een glinsterende wapenrusting kwam aan de andere kant van Shandie lopen, en alle drie renden ze verder. Shandie begon weer bevelen te geven. `Hare majesteit en ik gaan naar het privé-verblijf. Stuur een contingent naar het Eikenhuis...'
`Neer gilde Eshiala. 'We gaan naar het Eikenhuis. Of ik tenminste!'
`Ik wil mijn kind!'
`O, goed dan.' Shandie leek verbaasd over die plotselinge rebellie. `We gaan langs het Eikenhuis en halen zelf het kind op. Mijn signaleur heeft zijn bevelen, maar hij heeft je assistentie nodig... en natuurlijk wil ik je spreken zodra je dit gekkenhuis hebt georganiseerd...'
Ze vlogen naar buiten, het daglicht en de vallende sneeuw in. Overal liepen nu gewapende mannen, en er stond een rijtuig te wachten. Shandie hielp haar als eerste instappen, wat een schending van het protocol was, dacht ze, maar een welkom gebaar. Hij sprong er zelf in en de paarden zetten zich al in beweging nog voor de deur gesloten was.
Hij kwam naast haar zitten en nam haar onderzoekend op, alsof hij zocht naar schade. 'Is alles goed met je, lieve?'
`Natuurlijk is alles goed met me! Behalve dat ik mijn kind wil en dat ik wil weten wat het gevaar is!'
Ze had nog nooit op zo'n toon tegen hem gesproken.
Je bent erg dapper!' zei hij.
Dapper? Waaruit het gevaar ook bestond, ze liepen allebei weg — daar was geen moed voor nodig. Ze voelde zich niet dapper. Ze voelde zich ongerust over Maya en... opgelucht dat die afgrijselijke plechtigheid voorbij was. Ze werd niet langer tentoongesteld. De tijd voor dapperheid was voorbij, wat haar betrof, maar ze kon niet verwachten dat Shandie dat zou begrijpen. Wielen en hoeven maakten vreemd gedempte geluiden in de sneeuw. Zelfs het gerinkel van het paardetuig leek gedempt, en de schitterende huzaren reden geluidloos.
`Ik wil weten wat het gevaar is!' zei ze weer.
`Ik ook.' Shandies gezicht was zo grimmig als de winter, maar het was gericht op de voorkant van het rijtuig, niet op haar.
De wachters... waarom maar twee?'
Hij schudde ongeduldig het hoofd, alsof hij rust wilde hebben om te kunnen nadenken. 'Ik weet het niet! Ze hebben voortdurend ruzie onder elkaar, maar...'
`Maar?'
`Voor een gewone ruzie zouden ze nooit de Rotonde op die manier verwoesten.' Hij zweeg. Ze nam hem met groeiende ergernis op. Waarom wilde hij zijn gedachten nooit met haar delen? Waarom moest hij haar buiten de staatszaken sluiten en haar behandelen als een porseleinen pop? Het was waar, ze had niet echt belangstelling voor politiek, maar man en vrouw moesten toch Iets met elkaar gemeen hebben behalve dat blote-benen-in-bed gebeuren. Ze zou met liefde luisteren, als hij maar wilde spreken!
Het rijtuig reed hotsend en botsend heuvelafwaarts, weg van de Rotonde, door het reeds verlaten terrein van het paleis.
Emshandar V, imperator van Pandemia. Imperatrice Eshiala!
Plotseling draaide hij zich naar haar om, met een gespannen uitdrukking in zijn ogen. 'O, mijn liefste! Ik beloofde je rijkdom en macht en verering... en nu schijn ik je alleen maar verbanning en gevaar te hebben gebracht.'
Als hij eens wist hoe weinig aantrekkingskracht rijkdom en macht en verering voor haar hadden! Als een ingeving kwam het besef - wat voor gevaar de wachter ook had voorspeld, het betekende het einde van het openbare vertoon, althans voorlopig. Geen ceremoniële staatsbegrafenis, kroning en troonsbestijging, geen galabals... Een heimelijk, rustig leven in een schuilplaats? Wat een verrukkelijk idee!
En misschien alleen zij drieën? Was het mogelijk dat de Goden haar een tijdje een nederig, teruggetrokken bestaan zouden gunnen met alleen haar man en kind, ergens in een vredig hoekje? Man en vrouw samen -geen staatszaken om hem af te leiden, geen hofceremonieel om haar angst aan te jagen? Zou ze misschien zelfs van deze man leren houden zoals het een echtgenote betaamde?
Je glimlacht!' zei hij verbaasd.
`Heus? Het spijt me!'
`Het hoeft je niet te spijten... maar waarom die glimlach?'
`Ik vind het niet erg om de rijkdom en macht en wat je nog meer zei te verliezen. Niet als Maya veilig is... en jij bij me bent.' Niet ver van de waarheid - er dichterbij dan gewoonlijk in ieder geval.
Je bent geweldig!' zei hij.
Schuldbesef! Schaamte! Wat voor nutteloze vrouw was ze, om zich erop te verheugen dat haar man misschien zijn troon zou kwijtraken? Ze voelde gewetenswroeging over haar opluchting. De goden hadden gebeden verhoord die ze niet had durven uitspreken, en toch kon ze nog niet gelukkig zijn.
Shandie keek fronsend voor zich uit. 'Ik mag het hof niet zelf ontvluchten. Ik zou niet lang imperator zijn als ik dat deed... niet zonder meer reden dan het geraaskal van een dwerg. Jij en Maya, ja. We zullen jullie naar een of andere veilige plaats laten brengen. Wie van je hofdames wil je meenemen?'
Ze wendde zich af. Hofdames? Ze wilde ze geen van allen, maar ze kende Shandies gedachtengang - de gedachtengang van het hof - goed genoeg om te weten dat ze nooit zou mogen reizen zonder het gezelschap van andere vrouwen. Ashia misschien? Ashia zou niet erg blij zijn met een verblijf in ballingschap, niet nu ze een semi-koninklijke status had bereikt als hertogin.
En er zouden natuurlijk mannen meegaan als bewakers. Die zou Shan-die zelf uitkiezen.
Ze vroeg zich af of een van hen signaleur Ylo zou zijn. Om een onbegrijpelijke reden sprong haar hart op bij die gedachte.

3

Nog voordat het lawaai van het vallende puin in de Rotonde was verstorven, riep de nieuwe imperator zijn bevelen: `Ylo, verzamel de groep in de Abnilazaal, dan kom ik zo bij je. Tribuun, we gaan door de westelijke deur. Heraut, zorg ervoor dat de proclamatie in de juiste vorm wordt afgekondigd. Neem dit, Ylo.' Hij gooide Emijns oude schild naar zijn signaleur en sprong toen de treden af met zijn arm om Eshiala. Ze verdwenen in de schemering, terwijl de gardisten het stof om hen heen deden opdwarrelen.
Hij had gemakkelijk praten, dacht Ylo, maar hoeveel gezag had een simpele signaleur in dit soort chaos? Het was bijna donker in de zaal. Hij zag alles overdekt met een groen nabeeld van de exploderende Rode Troon, omdat hij toevallig op dat moment daarnaar keek. Zijn oren suisden nog van de plotselinge windstoot die veroorzaakt was door de ontploffing, en iets had hem zo hard opzij in zijn hals geraakt dat hij duizelde, al scheen hij niet te bloeden. Herauten en burgers - misschien zelfs ook een paar praetorianen - renden in kringetjes rond, struikelend over puin, en volslagen hysterisch.
En wie bedoelde Shandie precies met 'de groep'?
Ylo liep naar de Opalen Troon en raapte Emijns zwaard op van de plek waar Shandie het had laten vallen. Nu hield hij dus de heiligste relikwieën van het Impenrijk in de hand, en toch konden ze volkomen waardeloos zijn als de magister de waarheid had gesproken.
Het kon erger. Shandies beroemde vermogen om sneller te zijn dan de bliksem had hem en zijn vrouw waarschijnlijk buiten de Rotonde gebracht voordat iemand anders zelfs nog maar in beweging was gekomen. Hardgraa had er ongetwijfeld voor gezorgd dat buiten een rijtuig stond te wachten.
Het rumoer verflauwde, alsof iemand ten koste van alles stilte had verlangd, en de praetorianen herstelden krachtdadig de rust. Er konden niet veel slachtoffers gevallen zijn, anders zou er meer geschreeuwd worden. Nabeelden vervaagden. Ylo ontwaarde de gebogen gestalte van proconsul Ionfeu, die nog steeds achter de troon stond, met zijn arm om Eigaze heen. Ionfeu was vrijwel zeker 'groep' nu.
Ylo liep naar hen toe. 'Tante, is alles in orde?'
`Een beetje verbaasd, Ylo,' zei ze ademloos. 'Ik had meer formaliteiten verwacht.'
Ionfeu grinnikte. 'Ze heeft een kop hete thee nodig, dat is alles. Ik neem aan dat we nu naar huis mogen?'
`Ik geloof dat hij u wil spreken, meneer. Hij heeft me gevraagd zo spoedig mogelijk een bijeenkomst te beleggen in... de Troonzaal.' Ylo was niet van plan een duidelijk spoor achter te laten naar Shandies verblijfplaats op een ogenblik als dit — niet na de waarschuwing van de dwerg. Misschien was Shandie zelfs al op weg de stad uit en was het rendez-vous in de Abnilazaal zelf al een vals spoor. 'Het enige probleem... Ah!'
Het begon licht te worden toen een met toortsen gewapende stoet door de oostelijke deur binnenmarcheerde. De schade werd nu zichtbaar, en het was een schokkende aanblik. De ingangen waren niet langer achter de tronen verborgen. Vier verbrijzelde platforms lagen als eilanden in een puinhoop van stenen en rommel Ylo zag de glinsterende weerkaatsingen op de grond als de toortsen voorbijkwamen en hij vroeg zich af hoeveel edele metalen en juwelen de Gouden Troon had bevat. Alle tronen waren bezet geweest met juwelen. Iemand zou zich snel daarom moeten bekommeren.
De toortsdragers splitsten zich. Een paar bleven bij de gang staan, de rest liep naar de andere uitgangen. Eén groep kwam recht op Ylo af. Hij constateerde met een onbehaaglijk gevoel dat die werd aangevoerd door legaat Ugoatho van de Praetoriaanse Garde.
Als vertrouweling van de imperator vreesde Ylo nu bijna niemand ter wereld meer, maar Ugoatho was een uitzondering. De hele geschiedenis door waren de praetoriaanse legaten onberekenbare willekeurige factoren geweest in de imperatoriale politiek, want ze beheersten het paleis. Verscheidenen van hen hadden imperators afgezet, en enkelen hadden een eigen dynastie gesticht. Als een imperator stierf, verzekerde zijn opvolger zich normaal van de steun van de praetoriaanse legaat nog voordat hij met de senaat sprak, of de maarschalk van de legers, of de wachters.
Ugoatho was een neef van maarschalk Ithy en vrijwel zeker trouw, of liever gezegd, dacht Ylo, vrijwel zeker trouw geweest voordat magister Raspnex het spel verstoorde, het Protocol teniet deed en revolutie voorspelde. Nu was alles mogelijk.
Geflankeerd door gardisten met toortsen, bleef de legaat staan en salueerde. Zijn gezicht was uitdrukkingslozer dan een steen. Ylo, die zijn handen vol had, antwoordde met de imperatoriale regalia. Als Ugoatho de humor daarvan inzag, wist hij dat voortreffelijk te verbergen.
'Signaleur! Zijne majesteit zei dat u misschien assistentie nodig had.' Alle Goden! Bevel over de Praetoriaanse Garde? Wat krijgen we nu? `Alleen om een paar mensen te verzamelen en naar de Troonzaal te brengen voor een bespreking, legaat. Proconsul lonfeu, hier. Sir Acopulo, lord Umpily... centurio Hardgraa, maarschalk Ithy...'
`Hij is onwel,' zei de neef effen.
Dat was niet verbazingwekkend — de oude man had al maanden een slechte gezondheid.
`En ik geloof uzelf, legaat. Dat is voldoende.'
Je bent iemand vergeten, Ylo,' zei een krachtige, maar vrouwelijke stem. Verbaasd draaide Ylo zich om. 'Wie?'
`Mij.' Lady Eigaze keek naar hem met haar moederlijke glimlach. 'En op weg daar naar toe moet ik met je praten.'
Eigaze had nog nooit enige belangstelling voor politiek getoond. Hij kon zich niet voorstellen dat ze uit louter nieuwsgierigheid erbij wilde zijn —dat was niets voor haar — maar hij kende haar van vroeger, en de stalen klank in haar welluidende stem.
`En lady Eigaze natuurlijk,' ging hij verder. 'Nog één ding, meneer. Een deel van het hier op de grond liggende puin is kostbaar spul. Wilt u iets doen om het jagen op souvenirs te voorkomen?'
Hij was roekeloos arrogant. Ugoatho staarde naar hem met een blik die verf zou hebben doen afbladderen en zei toen: 'Ik zal zorgen dat het geregeld wordt, signaleur.'
Tot zijn verbazing was er buiten de Rotonde nog een mistroostig daglicht. Vederlichte sneeuwvlokjes bleven vallen en op de grond lag een enkeldikke laag smeltende sneeuw. Ylo huiverde toen de sneeuw door zijn sandalen drong.
Omringd door gardisten wachtte hij met Ionfeu en Eigaze tot hun rijtuig voorreed. Overal luidden de klokken om Emshandars dood te verkondigen, maar de dramatische aankondiging van de magister werd voorlopig behandeld als een staatsgeheim. Ugoatho had de Rotonde afgesloten en liet niemand eruit. Onder degenen die nu gevangen werden gehouden bevonden zich de twee erfelijke dragers van de regalia; één van hen had geprobeerd Emijns zwaard uit Ylo's handen te rukken. Hij was verwijderd door twee ossen van praetorianen.
`Wat wilde u bespreken, my lady?' vroeg Ylo omzichtig.
Eigazes wang vertoonde een donker wordende blauwe plek. Haar mollige gezicht was bleker dan gewoonlijk. Ze keek behoedzaam naar haar echtgenoot, en hij fronste waarschuwend zijn wenkbrauwen — overal om hen heen waren luisteraars. Ylo vroeg zich af of de permanente gebogen houding van de man een uitvloeisel was van zijn leeftijd, of van het feit dat hij zich voortdurend over zijn vrouw heenboog; het bracht hun hoofden op gelijke hoogte.
Je had belangstelling voor een bepaald schilderij, Ylo.'
Ja, tante.'
`Een zeegezicht? Ion herinnerde me aan een schilderij van die bepaalde schilder dat ik jaren geleden in de Orchideeënzaal heb zien hangen. Misschien is het hetzelfde.'
`Kent u die plaats?' vroeg Ylo opgewonden.
`Als het het doek is dat ik in gedachten heb — ja. Mijn aandacht werd erop gevestigd door een familielid van me.'
`Betrouwbare identificatie?'
Ja.'
Ylo knikte tevreden. Op de een of andere manier leek dat onverklaarbare visioen in de preflecterende poel nu heel belangrijk.
Eshiala was imperatrice — of was ze dat? Als het Protocol had gefaald, dan was het Impenrijk zelf nu zo kwetsbaar als het eitje van een roodborstje. Shandie had zich gedragen of hij de waarschuwing van de magister heel ernstig opvatte. Niemand had meer ervaring met de adviezen van magisters dan hij.
Toen kwam het rijtuig en deed de modder opspatten. Terwijl de proconsul en zijn vrouw instapten, werd Ylo's arm door een bevende hand vastgegrepen. Hij draaide zich om en zag de ronde gestalte van lord Umpily, die hem ontsteld aankeek.
Signaleurf brulde hij. 'Wat gebeurt er? Deze gardisten...' Blijkbaar dacht hij dat hij gearresteerd was.
`De imperator wenst uw aanwezigheid bij een beraadslaging over de strategie, my lord.'
De chef protocol ontspande zich met een zucht van opluchting, maar was kennelijk geschokt. 'Goed! Heel goed. Ylo, ik moet hem iets vertellen, zo gauw mogelijk! Heel belangrijk!'
`IJ krijgt de kans zodra...'
`De poel, weet je nog? Ik loog toen...'
U kunt hem dat zelf vertellen, my...'
De dikke man hoorde de waarschuwing niet. Hij verhief zijn stem om boven het gelui van de klokken uit te komen. 'Ik heb een dwerg gezien! Niet de magister, een andere, maar wel een dwerg...'
`My lord...'
`Hij zat op de Opalen Troon!' jammerde Umpily.

4

Het was een korte rit. Een paar minuten later liepen Ylo en Umpily samen het griezelig stille en verlaten paleis binnen. De schemerdonkere gangen bevatten nog slechts een fractie van de normale overdaad aan kaarsen en lantaarns. De schilderijen en beelden waren bedekt met zwarte crêpe. De Troonzaal was bijna leeg en donker. Lakeien in rouwkleding waren bezig armluchters aan te steken.
Ylo betrapte zich erop dat hij fluisterde en bijna op zijn tenen ging lopen. Hij zag de kleine sir Acopulo dicht bij de massieve gestalte van centurio Hardgraa staan en kreeg even een vluchtig zonderling beeld van een vogel die in een boom nestelt. Proconsul lonfeu en lady Eigaze liepen de zaal door en tuurden onder de zwarte doeken naar de schilderijen.
Ze kwamen op Ylo af toen hij naar de oostelijke muur liep. Hij vond het schilderij dat hij zocht bij de tweede poging.
Ja, dat is het,' zei Eigaze. Ze keek bezorgd naar Ylo. 'Waarom heb jij zo'n belangstelling voor die plaats?'
`Ik heb geen toestemming dat te zeggen. Wilt u me vertellen waar het is?' Ze beet op haar mollige lip en schudde toen haar hoofd. Dat zeg ik liever niet. Als Sh... Als zijne majesteit het moet weten zal ik het hem natuurlijk vertellen.'
Vreemd! Waarom zou zij zich iets aantrekken van dat vreemde stadje en dat kasteel?
De imperator kon boven in de imperatoriale slaapkamer op hen wachten, of leagues ver weg zijn, de stad ontvluchtend zoals de magister had geadviseerd.
Ylo droeg nog steeds Emijns schild en zwaard, wat een perfect excuus was. 'Ik zal deze terugbrengen waar ze horen,' zei hij, en liep in de richting van de privé-trap die naar het verblijf van de imperator leidde.
Paleisbedienden in rouwkleding stonden in een rij in de gang, velen van hen huilden, allen wachtten om de laatste eer te bewijzen. Het onderdrukte gesnik en het constante gebeier van de klokken werkten op Ylo's zenuwen. Hij liep met grote passen naar het begin van de rij, waar hij de deuren gesloten en bewaakt vond.
De bevelhebbend officier was centurio Hithi. Hij verbleekte en ontblootte zijn tanden toen hij Ylo zag. Hoogstwaarschijnlijk zouden Hithi's secondanten Ylo in de nabije toekomst een bezoek brengen, al zou de uitdaging moeten wachten tot de rouwperiode verstreken was. Ylo had nog niet besloten wat hij zou doen als dat gebeurde. Waarschijnlijk de man laten overplaatsen naar Pondague of Guwush.
`Hunne majesteiten zijn binnen,' gromde Hithi.
`Goed. Ik moet ze spreken,' zei Ylo vriendelijk.
De centurio staarde tandenknarsend naar de regalia. Toen deed hij een stap achteruit en liet Ylo zelf de deur openmaken.
Hij had de Abnilazaal maar één keer gezien, ongeveer vijf maanden geleden, toen hij toezicht had gehouden op het plaatsen van tafels en bureaus om er een kantoor van te maken. Emshandar was toen niet aanwezig geweest. Het vertrek was groter dan hij zich herinnerde, ongeveer zo groot als een slaapzaal voor twintig man in een legionairsbarak. Het was er schemerdonker, de ruimte werd slechts verlicht door hoge kandelaars bij de hoeken van het grote bed, maar de kostbare armaturen waren zelfs in het flakkerende licht te onderscheiden. De tafels en bureaus waren verdwenen. De dode leek te slapen, het skeletachtige gezicht was ingevallen en had de kleur van perkament. Emshandar was buiten bereik van elke vorm van wraak.
Eshiala zat in een stoel bij het vuur met haar dochter op schoot. Het kind keek stuurs en had rode ogen. Haar moeder staarde met een uitdrukkingsloos gezicht naar Ylo, haar hele lichaam gespannen. Ze droeg een zwarte jurk, en zwart bont lag op een andere stoel naast haar.
Shandie was nergens te bekennen.
Ylo begroette de imperatrice flegmatiek. Hij inspecteerde de kamer nog eens. Hij wist dat het zwaard en schild hier ergens bewaard werden. Toen zag hij een deuropening die er eerder niet geweest was, een niet omlijste, rechthoekige opening in de muur. Hij liep erheen.
Het geheime vertrek erachter was groot en donker, de muren waren verborgen achter rijen planken met grote boeken. Shandie inspecteerde de ruggen bij het licht van een kaars. Zoals altijd als hij in burger was, leek hij volkomen onopvallend.
Toen hij Ylo zag, liet hij de boeken in de steek en kwam naar buiten. Zodra hij uit het vertrek was verdween de opening. Hij liet zijn tanden zien in een humorloze glimlach.
`De imperatoriale Privé-Archieven.' Hij gebaarde met een rol velijnpapier dat hij uit het vertrek had meegenomen. 'Zet die maar daar neer. Heb je iedereen te pakken kunnen krijgen?'
`Ze wachten in de Troonzaal, sire — proconsul Ionfeu en zijn vrouw, lord Umpily, sir Acopulo en centurio Hardgraa. Maarschalk Ithy is ziek. Legaat Ugoatho is onderweg.'
`Uitstekend! Waarom lady Eigaze?'
`Ze kan de stad op dat schilderij identificeren, sire, maar ze wil het u persoonlijk meedelen.'
Shandie trok zijn wenkbrauwen op. 'Ongelooflijk! Ja, dat kan nu heel belangrijk zijn. Ik weet niet wat ik zonder jou zou moeten beginnen, Ylo. Kom mee dan. Liefste?' Hij liep naar Eshiala.
Ze stond op met Maya in haar armen. Toen Shandie probeerde het meisje van haar over te nemen, draaide Maya zich om en klampte zich vast aan haar moeder. Hij fronste en liep naar het bed. Korte tijd keek hij aandachtig naar het lijk en zei toen kalm: 'Dank u, grootvader.'
Ylo dacht: Het Kwaad hebbe zijn ziel! Helemaal!
Haastig liep hij vóór de imperatrice uit naar de deur. Hij wist vrijwel zeker dat de kleine Maya zich door haar vriend Ylo zou laten dragen, maar het zou niet erg tactvol zijn dat nu aan te bieden.
De Troonkamer leek griezelig leeg en spookachtig, een grote duisternis met een paar poelen licht onder de kandelaars. De bedienden waren verdwenen. Vijf mannen en een vrouw stonden te wachten bij het raadselachtige schilderij van Jalon, het enige dat niet met een zwarte doek bedekt was. Toen de nieuwkomers naderden, bogen de mannen voor de nieuwe imperator. Lady Eigaze maakte een revérence.
Shandie keek hen plechtig aan.
Jullie hebben allemaal gehoord wat magister Raspnex heeft gezegd?' `Het is mij verteld, sire,' bromde Ugoatho toen de anderen knikten.
Dan weten jullie dat hij chaos en moeilijkheden heeft voorspeld. We hebben geen tijd voor formaliteiten. Ik vraag elk van jullie nu mij te accepteren als je imperator. Ik vraag jullie allen of jullie mij erkennen alsof jullie de gebruikelijke eed van trouw hadden afgelegd. Iedereen die enig voorbehoud heeft, kan vertrekken.'
De brandende donkere blik ging langzaam de groep rond. Weer bogen of salueerden de mannen en lady Eigaze maakte een revérence. Niemand zei iets.
`Ik dank jullie,' zei Shandie. 'Ik dank jullie allen. Nu moeten we besluiten of we Raspnex' raad zullen opvolgen. Mijn vrouw en kind moeten in veiligheid worden gebracht, dat is duidelijk. Ik geloof niet dat het op het ogenblik de juiste keus is voor mijzelf, niet zo snel na de troonsbestijging. Ik voel er trouwens toch weinig voor om weg te lopen voor een onbekend gevaar.'
`Hoogh... majesteit?' Umpily keek ontstelder dan een van de anderen. Bij Shandies vragende blik flapte hij eruit wat hij Ylo al eerder had verteld: `Ik heb wél een visioen in de poel gezien, sire! Ik heb een dwerg zien zitten op de... op uw troon! Niet de magister. Iemand die ik nog nooit gezien heb, maar absoluut een dwerg.'
Woede flikkerde in Shandies ogen, maar zijn stem klonk heel zacht. `Waarom heb je dat niet eerder gezegd?'
`Ik vertrouwde mijn ogen niet. Of de poel. Ik dacht dat hij niet goed functioneerde.'
Je bent een dwaas!'
Umpily kromp ineen en boog zijn hoofd.
`Het ziet ernaar uit, dat de poel van kritiek belang wordt,' zei Shandie. 'Ik wou dat ik de betrouwbaarheid ervan kon toetsen. Ylo, jij kreeg een mooie vrouw te zien. Bestaat ze? Heb je haar al ontmoet?'
`Ik heb haar gezien, sire. Ze bestaat.' Ylo keek de imperator recht in de ogen, zonder een spier te vertrekken. Hij keek naar niemand anders —vooral niet naar Umpily, of... of de imperatrice. Goden!
Dat is bemoedigend,' zei de imperator onbedwongen. `Acopulo, jij hebt een beeld gezien van de beroemde doctor Sagorn.'
De kleine man fronste als een welwillende priester die probeert een doodzonde de baas te worden. 'Ik heb een paar inlichtingen ingewonnen, sire, en blijkbaar is die wijze man nog in leven, al lijkt dat ongelooflijk. Men heeft mij zelfs zijn adres gegeven, maar toen ik erheen ging werd mij de toegang of informatie geweigerd.'
`Wanneer was dat?' snauwde Shandie.
Acopulo kromp ineen. 'Een week of zo na onze terugkomst in Hub.' `En je hebt het niet nog eens geprobeerd?'
`Nee, sire. Door drukke werkzaamheden heb ik er niet meer aan gedacht.'
`Ik schijn omgeven te zijn door professionele idioten! Met wie heb je gesproken?'
`Een enorme jotunn, sire, met een onheilspellend uiterlijk. Grimmig... en heel intimiderend.'
`In intimideren ben ik beter! Lady Eigaze, u weet waarover we spreken?' De gravin probeerde vriendschap te sluiten met Maya, die zich stevig aan haar moeder bleef vastklemmen, haar gezicht in de zwarte jurk verborg en niet reageerde.
Eigaze richtte zich onmiddellijk tot de imperator. 'Ik heb geen idee, majesteit, maar de jonge... uw signaleur zei dat u belangstelling had voor de stad die op het schilderij is afgebeeld.'
Ja. Sommigen van ons hebben een bezoek gebracht aan een magische poel en kregen een visioen. Dat van mij was die plaats. Waar is het?' `Krasnegar, sire. Een afgelegen klein...'
Shandie gesticuleerde zelden, maar nu sloeg hij met de palm van zijn hand tegen zijn voorhoofd als een derderangs acteur die inspiratie wil uitbeelden. `Krasnegar! Natuurlijk! Waarom heb ik daar niet aan gedacht!'
Hij sloeg met zijn vuist op zijn dij. 'Idioot!' mompelde hij. 'Neem me niet kwalijk dat ik jullie heb uitgescholden. Ik ben zelf een imbeciel geweest, oerstom. En natuurlijk bent u familie van koningin Inos, mevrouw?'
`In de verte, sire, ja. Ze zag dit schilderij toen ze hier was en maakte me erop attent. Jalon kent de stad blijkbaar. Hij moet die in dit schilderij hebben opgenomen voor het artistieke effect. Ik kan niet geloven dat het schip daar ooit in de buurt is geweest.'
Shandie schudde zijn hoofd, alsof hij nog steeds niet kon geloven dat hij zo stom was geweest. 'Ik zag een jongen, een jotunn. Ik dacht zelfs dat hij me aan iemand deed denken — natuurlijk aan Rap zelf! Het moet zijn zoon zijn, denk ik. Een jotunn zoon van een faun? Nou ja, het kan. Hij is zelf half jotunn — ik herinner me nog dat hij me dat vertelde.'
`Ze hebben een blonde zoon, sire, Gathmore. Hij zal nu... veertien zijn, denk ik, of daaromtrent.'
`Ik zou hem ouder hebben geschat,' zei Shandie, 'maar jotanaren zijn groot natuurlijk.'
De mannen wisselden onbehaaglijke boze blikken, behalve Ionfeu, die somber zijn wenkbrauwen fronste.
`Mag ik vragen?' zei Acopulo.
Rap de tovenaar!' snauwde Shandie. 'De fáun tovenaar! Herinner je je nog... twintig jaar geleden? Degene die magister Zinixo doodde en mijn grootvader genas?'
Aha! Hoofden knikten begrijpend. Ylo was toen een jaar of vier geweest, maar hij had de verhalen vaak genoeg gehoord.
Gravin Eigaze was teveel dame om ooit een gesprek te onderbreken door te kuchen. Ze deed het met een soort sociale tovenarij, misschien een speciale manier om met haar ogen te knipperen. Plotseling keek iedereen naar haar. 'Neem me niet kwalijk, sire, maar zijne majesteit heeft de magister niet daadwerkelijk gedood.'
`O, nee?'
Haar kinnen wiebelden toen ze haar hoofd schudde. De imperator... Inos vertelde me dat uw grootvader haar had verteld dat meester... eh, koning... Rap hem had verteld dat hij de dwerg niet gedood had. Maar hij zei niet wat hij dan wél met hem gedaan had. Of hem heeft aangedaan.' Blozend zweeg ze terwijl de omstanders probeerden een en ander te verwerken.
Toen keek iedereen naar Umpily, die een dwerg had zien zitten op de Opalen Troon.
`Ik heb magister Zinixo nooit ontmoet... gezien...' mompelde hij. Dus ik weet het niet.'
`Wel!' zei Shandie, alsof alles nu een stuk duidelijker was geworden. 'Nu weten we wat de poel probeerde ons te vertellen, nietwaar?'
Acopulo keek kwaad, zoals altijd als hij het antwoord niet wist. 'Is dat zo?'
Shandie glimlachte flauwtjes. 'De tovenaar... Hij is met Inos getrouwd, dus is hij nu koning. Koning Rap is heel aardig voor me geweest. Ik was pas een jaar of tien, en ik herinner me dat ik dacht dat hij de meest fantastische man was die ik ooit had ontmoet. Ik zal hem altijd dankbaar zijn daarvoor, want dat was de vreselijkste tijd van mijn leven. En hij is ongetwijfeld de machtigste tovenaar ter wereld. Mijn grootvader heeft me eens verteld dat alle vier wachters tezamen geen strijd met de faun zouden aandurven.' Hij lachte hardop. 'Ik neem aan dat het uiteindelijk wel tot me zou zijn doorgedrongen. Idioot die ik ben! Kennelijk vertelde de preflecterende poel me dat ik weer zijn hulp moest inroepen! Waar magister Raspnex vanavond ook over brabbelde, de oplossing is een bezoek aan meester... koning Rap. Gek klinkt dat, hè? — kóning Rap? Maar Rap is een geweldige man, vriendelijk en eerlijk. Ik weet zeker dat hij zal helpen!'
Legaat Ugoatho schraapte zijn keel. 'Waar ligt die plaats? In Sysanasso?' `Eh, nee,' zei Shandie vaag. 'Verder in het noorden, geloof ik.'
`Krasnegar ligt ergens in het land van de kobolden,' mompelde Acopulo. `Het staat me voor de geest dat doctor Sagorn eens heeft gezegd dat hij er geweest is. Een van de heel weinige plaatsen waar impen wonen buiten het Impenrijk. En jotanaren ook?'
`Heel ver in het noorden,' gaf Eigaze toe. 'De weg over land gaat via Pondague, koboldgebied. Maar je kunt er over zee komen.'
De praetoriaan fronste zijn wenkbrauwen. 'Met alle respect, sire — u denkt er toch zeker niet over er zelf heen te gaan?'
`Het zal misschien wel moeten!' Shandie hield de rol velijnpapier nog vast. Peinzend tikte hij met zijn andere hand erop. Dat kan de boodschap zijn van de preflecterende poel. Acopulo, ik denk dat je een nieuwe poging zult moeten doen om je oude meester te vinden. Hij kan waardevolle adviezen hebben. Waar woont hij?'
`In Hub, sire. In het zuidelijke district. Tenminste, dat was het adres dat ik heb opgekregen. In de buurt van de Tempel van Voorspoed.'
Ylo en Eigaze staarden elkaar verbaasd aan, maar het was imperatrice Eshiala die zei: 'Toch niet toevallig Acaciastraat zeven, of negen?'

5

Het was allang donker geworden toen Rap door de poorten van het landgoed Epoxague reed. Inos correspondeerde nog steeds met Eigaze —nichten in de zoveelste graad te ver uiteen, noemden ze elkaar. Eigaze was niet jong meer, maar gezond. Zelfs al was ze op dit moment niet aanwezig, dan zou er een tiental andere familieleden zijn om uit te kiezen. Impen waren fanatiek wat familiebanden betrof.
Er was geen licht te zien, maar een tovenaar liet zich niet voor de gek houden door gesloten gordijnen. Bovendien verried een spoor van hoefafdrukken in de sneeuw dat iemand het laatste uur of zo was thuisgekomen.
Rap nam niet de moeite zijn paard vast te binden, want het arme Tantetje was even moe als hijzelf. Hij liet haar staan terwijl hij de marmeren trap opliep.
De beierende klokken waren een constante kwelling, net als kiespijn. Geen wonder dat de bewoners van Hub allemaal gek werden als ze die kakofonie vaak moesten verdragen. Eén tempel was onaangenaam dichtbij en het overdonderende Boing! overstemde alle achtergrondgeluiden met een onvermijdelijke monotonie. Hij betrapte zich erop dat hij de seconden aftelde, erop wachtte.
De alomtegenwoordige magische mechanieken bleven zachtjes knetteren in de atmosfeer, en nu kregen ze gezelschap van een enkele flikkering van actieve tovenarij, alsof de dood van de imperator een of andere vloek had opgeheven. Er was nog steeds veel minder occulte activiteit in de hoofdstad dan normaal, maar Rap voelde zich al opgelucht dat hij tenminste iets kon ontdekken. Minstens een paar tovenaars waren ondergedoken; ze waren niet allemaal gedood of ontvoerd.
Hij waagde een blik met zijn vooruitziendheid — en trok zich onmiddellijk terug achter zijn afweer. Het was dichterbij, veel dichterbij, zowel in tijd als ruimte. Nu was Hub zelf geïnfecteerd met dat onverklaarbare, dreigende kwaad. Hij huiverde met een paniekerig gevoel van urgentie, innerlijke stemmen die hem aanspoorden om te vluchten.
Beneden in het personeelsverblijf werden de hoofden omgedraaid toen de deurbel klingelde temidden van de tientallen, hoog aan de keukenmuur bevestigde bellen. Een lakei liet berustend zijn avondmaal in de steek en trok zijn jas recht. Rap trok weer nijdig aan het touw, maar die dwaasheid had alleen maar tot gevolg dat de man nog langzamer ging lopen, in plaats van sneller. Op zijn gemak slenterde hij naar de trap, zonder te weten dat het geen haar had gescheeld of zijn gepoederde pruik was in vlammen ontstoken.
Hij hield een lantaarn omhoog en tuurde afkeurend naar de verfomfaaide, ongeëscorteerde bezoeker. Rap had inmiddels al vastgesteld dat Eigaze niet thuis was. De talloze bedienden negerend, had hij maar drie mensen geteld in het grote huis, wat heel vreemd leek zo vlak voor Winterfest. De bewoners waren allemaal mannen. De invalide in bed moest de oude senator zelf zijn, en hij sliep of was bewusteloos. Verleden zomer had Eigaze in haar brief geschreven dat hij dement en aan bed gekluisterd was, maar blijkbaar klampte hij zich nog steeds aan het leven vast. Een heel grote man zat onderuitgezakt in een leunstoel in een bibliotheek, en dronk aan één stuk door. Een jongere man zat in een bad boven. Rap herkende geen van beiden.
`De gravin is niet thuis,' berichtte de lakei.
`Zeg dan tegen degene die hier de leiding heeft dat de koning van Krasnegar er is!'
De deur viel met een klap dicht.
De tempelklok beierde luid. Boing!
Gelukkig was een snelle krachtstoot geen opvallend gebruik van tovenarij - in het algemeen konden mensen veel gemakkelijker worden gemanipuleerd dan voorwerpen.
De lakei rukte de deur open en maakte een diepe buiging. 'Als uwe majesteit zo vriendelijk wil zijn binnen te komen, zal ik de edelachtbare onmiddellijk waarschuwen!'
Zo was het beter! Een beetje kruiperigheid was precies wat Rap nodig had na die lange tocht. Hij liep naar binnen en deed zijn cape af terwijl de sneeuw in het rond woei. 'Zorg ervoor dat mijn paard onmiddellijk verzorgd wordt. Wie is de edelachtbare overigens?'
`Lictor Etiphani, sire!' Het gezicht van de lakei liet geen afkeuring blijken, maar was duidelijk voor een tovenaar.
Grote Goden! Rap keek vol afkeer naar de lakei die haastig wegliep om de dikke zatladder in de bibliotheek te waarschuwen. Achttien jaar geleden was Tiffy een knappe, lenige huzaar geweest met een duidelijk gebrek aan kin. Nu had hij kinnen in het meervoud. Hij keek wezenloos op toen hij hoorde wie zijn bezoeker was. Een paar seconden gingen voorbij; toen begon het hem te dagen en zijn rode gezicht verbleekte. Hij was net uit zijn stoel omhooggekrabbeld toen Rap binnen werd gelaten en druipend op de kostbare tapijten stond.
`Majesteit!' De dikke man probeerde een buiging te maken, maar wankelde. Hij was erg lang voor een imp - nog langer zelfs dan Rap - en hij had van zijn moeder de neiging tot corpulentie geërfd, of misschien uit de fles opgedaan. 'Ja, bij de Goden, u bent het, hè?'
Rap had niet verwacht dat hij herkend zou worden, omdat hij gedurende het grootste deel van zijn verblijf onzichtbaar was geweest, maar natuurlijk had Tiffy hem gezien op het bal van de imperator, de noodlottige faun tovenaar die een hele magische nacht met koningin Inosolan had gedanst. Wat leek dat allemaal al ontzettend lang geleden!
`Het is een eer u te ontmoeten, eh, edelachtbare,' zei Rap vermoeid en stak een koninklijke hand uit. 'En natuurlijk mijn condoléances met het droevige verlies vandaag.'
Lictor Etiphani was kennelijk niet op zijn best - tovenaars waren zeldzame en onwelkome gasten. 'Hm? Verlies? O, ja, Emshandar. Ontzettend jammer natuurlijk. Eh, gaat u zitten, eh, sire.'
`Eigenlijk heb ik meer behoefte aan een warm bad en schone kleren, Tiffy. Vergeef me de informaliteit maar Inos noemt je altijd zo als ze het over je heeft.'
Tiffy's gezicht leek te zwellen en nog roder te worden dan tevoren. Hij schraapte een paar keer zijn keel. Boing! luidde de tempelklok, die zelfs hier binnen hoorbaar was. 'Spreekt ze nog over mij?'
`Soms.'
`O! En hoe gaat het met Inos?'
`Heel goed. Ze is thuis bij de kinderen.'
`Aantrekkelijke vrouw, hè?'
`Nog even mooi als altijd. En jouw lieve moeder?'
`Moeder?' Tiffy keek verlangend naar de bijna lege karaf naast zijn stoel. `Kan ik u tenminste, eh, een drankje aanbieden? Afscheid nemen van Emshandar, ziet u, sire.'
`Na dat bad dat je me beloofd hebt,' zei Rap vastberaden, 'en noem me alsjeblieft Rap.' Hij zou mild zijn en aannemen dat het drinken was veroorzaakt door de dood van de imperator. Hij was geen imp, en kon dus niet beoordelen hoe diep het verlies ging. Je moeder?'
`O, met mamsie gaat het goed. Ze is naar het paleis voor een of ander ritueel, ziet u. Uren geleden. Begrijp niet waarom ze nog niet terug is. Vervelende zaak, hè?'
Het onheilspellende voorgevoel achterin Raps hoofd leek dichterbij te komen.
`Welke zaak?'
`Eh... Eigenlijk is het een groot geheim, weet je. Mag eigenlijk niet...' Tiffy hikte. 'Zou er zelfs niets van weten zonder Ephie. Praetoriaanse Garde. Hij was in de Rotonde toen het gebeurde.'
Ephie moet de puisterige jongeling zijn in het bad boven en van hem zouden ook de hoefafdrukken op de oprijlaan zijn - een neef misschien. `Geheimhouding gezworen, zie je,' ging de lictor verder. 'Magisters?'
Met doorweekte kleren en al viel Rap neer op een kostbare chintzstoel, die hem als een zacht moeras omhulde. Hij riskeerde nog een krachtstoot.
Tiffy begon sneller te spreken dan hij ooit in zijn leven had gedaan. 'Ze waren bezig te repeteren voor de troonsbestijging toen het nieuws kwam dat de imperator dood was en dat betekende natuurlijk dat Shandie, ik bedoel prins Emshandar, imperator was...' Hij ratelde verder over magister Raspnex en heks Grunth en exploderende tronen en viel toen als een gevelde boom achterover in zijn stoel. Hij sprong nog een keer op en staarde toen verwilderd naar zijn bezoeker.
Boing!
Rap veegde water van zijn gezicht terwijl hij het ontstellende verhaal liet bezinken.
God van de Moordenaars!
Waar was Raspnex in Godesnaam mee bezig? Zelfs met Grunth om hem te helpen kon hij niet op tegen Lith'rian en Olybino. Waarom waren de twee andere magisters niet tussenbeide gekomen? Hoeveel dwergen waren er voor nodig om het Protocol teniet te doen?
Wie stond aan wiens kant?
En waarom zou hij Shandie als imperator bevestigen?
Rap kon geen kracht bedenken die in staat was de occulte orde van de wereld te verstoren, behalve misschien het leger van volgelingen dat Helder Water tijdens haar eeuwenlange heerschappij had verzameld. Ze hadden uit de slavernij bevrijd moeten worden toen ze stierf. Dat was wat er normaal gebeurde. Had ze op een of andere manier haar grote macht overgedragen aan Raspnex? Waarom ter wereld zou ze dat doen? Zelfs die theorie leek onwaarschijnlijk, want Olybino en Lith'rian moesten zelf ook over behoorlijke pressiegroepen beschikken.
Was Raspnex de stroman van zijn neef Zinixo?
Waarom, bij alle Krachten, was Rap niet maanden geleden naar Hub gekomen, toen hij voor het eerst gehoord had over de drakenaanval in Qoble? God van de Dwazen!
`Daarom bent u hier, hè?' mompelde Tiffy. 'Tovenaar. Meer moeilijkheden, dus bent u teruggekomen. Had moeten weten.'
Ja, in zekere zin,' zei Rap bedroefd. Waar was die beminnelijke jongeman gebleven die Inos zo toegewijd het hof had gemaakt? Dood, of ergens in de blubber van dat lijf verloren gegaan?
`Gaat u Shandie redden, net als zijn grootvader?' vroeg Tiffy hoopvol. `Hem redden waarvan?' Rap glimlachte een sinistere tovenaarsglimlach, en dat maakte een eind aan de vragen. Hij zou deze boterton niet bekennen dat hij niet wist wie er dreigde, of waarom, of zelfs waarmee. En evenmin dat hij nog maar een schaduw was van de tovenaar die hij eens geweest was. Spijtig nam hij afscheid van het visioen van een warm bad en droge kleren. 'Maar ik moet het met je ouders bespreken.'
`Heb al gezegd, mamsie is er niet!'
`Haar rijtuig komt net de oprijlaan op. Ik neem aan dat je vader bij haar is?'
Een naargeestige uitdrukking verscheen op Tiffy's papperige gezicht. Hij voelde zich niet op zijn gemak in de aanwezigheid van tovenarij.
Boing!
Rap keek met vooruitziende blik toen de graaf en zijn vrouw de trap opliepen en werden binnengelaten. Hij zag dat de lakei hun vertelde over de bezoeker en zag de verbaasde blikken waarmee ze elkaar aankeken. Ondanks haar omvang was Eigaze in staat tot grote snelheid. Ze had haar cape losgemaakt, maar nog niet afgedaan, en holde de gang door, met haar man achter haar aan.
Ze stormde de bibliotheek binnen. `Rap!'
Rap was inmiddels overeind gekomen. 'Lady Eigaze!' Hij zette zich schrap toen ze op hem afholde en hem stormachtig omhelsde, alsof ze oude vrienden waren. Ze gaf hem een zoen op zijn wang. Ze hadden elkaar nog nooit gesproken, maar hij was familie, de man van Inos, en voor een imp was dat voldoende.
Toen keek ze naar hem op. Ongerustheid stond te lezen op haar moederlijke, bolle gezicht. 'Een zakenbezoek natuurlijk! Hoe gaat het met Inos?'
`Goed toen ik wegging. En met de kinderen ook. Ja, een zakenbezoek. En ik ben bang dat ik te laat ben gekomen.'
Toen moest hij worden voorgesteld aan de graaf, die nu tevens proconsul was. Hij was een kalme man met een ironische glimlach en erg krom. Toen de formaliteiten achter de rug waren, nam Eigaze de leiding. IJ bent doornat!' Ze keek naar de karaf en de versufte conditie van haar zoon. Ze werd kwaad. Tiffy, idioot die je bent, had je niet eens de normale beleefdheid...'
`Ik ben net aangekomen,' zei Rap haastig. Tiffy vertelde me over de gebeurtenissen in de Rotonde. Ik neem aan dat jullie erbij waren?'
`Het was afgrijselijk! Hoe wist... O, Ephie natuurlijk! Dus u weet het van magister Raspnex en wat hij tegen Shandie heeft gezegd?'
`Ik geloof het wel.'
Ze schudde haar hoofd, met trillende wangkwabben. 'Het is fantastisch dat je hier bent. Shandie... Ik moet ophouden hem zo te noemen! De imperator had zo goed als besloten naar Krasnegar te gaan, maar nu bent u hier, dus hoeft hij niet, en dat is geweldig!'
Boing!
Een golf van vermoeidheid ging door Rap heen. Hij viel weer in zijn stoel en staarde ontzet naar Eigaze. Hij bedacht hoe verbazingwekkend ze op de oude tante Kade leek Shandie gaat naar Krasnegar?'
Eigaze keek even naar haar man en toen weer naar Rap. 'Hij verwacht dat je hem zult helpen, zoals je vroeger eens hebt gedaan.'
Rap schudde zijn hoofd. Natuurlijk dachten ze allemaal dat hij nog de machtigste aller tovenaars was — en dat was hij niet! Verre van dat! God van de Verschrikkingen!
`Er was een profetie,' zei Ionfeu kalm. Hij had een andere karaf ergens vandaan gehaald en schonk een kristallen bokaal vol. 'Een paar maanden geleden werd zijne majesteit naar een preflecterende poel gebracht. Die toonde hem een visioen dat hij niet kon identificeren, maar nu weten we dat het Krasnegar was.'
`Wat behelsde dat visioen?' schreeuwde Rap.
`Een jongen, zei hij. Een jonge jotunn. We denken...'
`Gath!'
Eigaze knikte. Bezorgdheid tekende lijnen in haar gezicht. 'We veronderstelden dat het Gath was. Hij heeft de teint van een jotunn, nietwaar?'
`Hij is nog maar een kind!' zei Rap. 'Hij is geen tovenaar! Hoe kan Gath Shandie helpen? Hoe zou hij hem mogelijkerwijs kunnen helpen?' Eigaze schudde angstig haar hoofd. Haar man overhandigde Rap de bokaal.
Hij nam een lange slok en begon toen te hoesten. Het stroomde door hem heen als gesmolten ijzer. 'Hij is... nog maar... nog maar een kind!' Maar hij zou niet lang meer een kind blijven. De Oorlog van de Vijf Magisters had dertig jaar geduurd. Rap keek wanhopig om zich heen. Tiffy zat onderuit in zijn stoel, te dronken om het gesprek te kunnen volgen. Ionfeu schonk nog een glas in van de krachtige drank. Eigaze wreef verontrust in haar handen, terwijl haar cape los om haar heen hing.
Niet Gath!
`Ik wil mijn zoon niet opgeven!' schreeuwde Rap. Boing!
Maar...' Eigaze scheen haar best te doen zich te beheersen. Ze trok haar schouders recht. moet met zijne majesteit praten, eh, uwe majesteit!' Ja. Kunt u me bij hem brengen?' Rap onderdrukte zijn dodelijke vermoeidheid. Shandie was pas een paar uur imperator. Hij zou het vannacht waanzinnig druk hebben.
Ze knikte, met trillende kinnen. 'Ik kwam alleen een paar kleren en dingen halen. De magister zei dat Shandie de stad moest verlaten. Hij zei dat Hub niet veilig is. Wat bedoelde hij, weet u dat?'
`Geen idee.'
`O.' Ze keek naar haar man om raad te vragen. Hij haalde zijn schouders op en bood haar de bokaal aan, maar ze schudde haar hoofd. Wat zijne majesteit van plan lijkt te zijn is dat de imperatrice en hun dochter naar een schuilplaats gaan. Hij - Shandie - wil hier blijven en vechten tegen het dreigende gevaar, tenzij hij naar Krasnegar gaat...'
`Hij kan niet vechten tegen tovenarij,' zei Rap. 'Als het Protocol gefaald heeft, is hij niet langer immuun voor tovenarij. Waarschijnlijk zal hij dan juist het doel ervan zijn!'
`De imperator?'
`Natuurlijk. Een tovenaar die de imperator beheerst, beheerst de wereld. De immuniteit van de imperator was de essentie van het Protocol.'
Man en vrouw wisselden een blik van ontsteltenis. Toen ging de oude proconsul naast zijn vrouw staan en sloeg zijn arm om haar heen. 'Ik vind dat u hem moet adviseren, majesteit. Naar u zal hij luisteren, dat weet ik zeker.'
Rap knikte. 'Kun je me bij hem brengen?' vroeg hij weer.
`O, hij is niet in het paleis,' zei Eigaze. 'Ik heb je al gezegd, ik kwam alleen maar thuis om een paar kleren te halen. We hebben met hem afgesproken.'
`Waar?'
`In een privé-huis in het zuiden van de stad.'
Raps voorgevoel prikte hem als een benige elleboog. 'Wiens huis?' `Van doctor Sagom.'
Rap knikte ernstig. Het was logisch. Het had iets onvermijdelijks.
`LJ hebt nog tijd voor een warm bad en schone kleren, sire,' zei Eigaze vastberaden. 'IJ vat nog kou op deze manier! Ik zal een tas laten pakken. We kunnen in het rijtuig wel een hapje eten... Als u me vergeeft dat ik dat zeg. O Goden! De familie beschuldigt me er altijd van dat ik probeer de mensen te bemoederen.'
`Bemoederen?' Rap glimlachte dankbaar. 'Ik heb een lange reis achter de rug. Ik kan wel wat bemoederen gebruiken, my lady. Bemoeder me zoveel u wilt! En dan gaan we met Shandie praten.'
Maar hij wist niet wat voor goed hij zou kunnen doen. Hij was te laat. Of anders was het millennium een beetje te vroeg.
Boing!