HOOFDSTUK ZES

Vreemde intelligentie

1

De wolken waren verblindend wit op eindeloos blauw en wierpen hun schaduwen over de zonnige heuvels. Onder hen liep de Grote Oosterweg kaarsrecht naar de horizon en wees de weg naar Hub. Het was het aangenaamste dat Shandie in maanden had gezien. De harde spieren van het paard bewogen soepel tussen zijn benen, ijzeren hoeven kletterden op de stenen, en de wind verkoelde zijn gezicht. Aan het eind van de weg was zijn thuis, met zijn vrouw en de dochter die hij nog nooit gezien had en straks de Opalen Troon.
Voorop reed Ylo met het blinkende vaandel. Hardgraa volgde, geflankeerd door twee anderen. Daarna kwamen Shandie en vijftig mannen achter hem. Ander verkeer hoorde het hoefgetrappel en zag de schittering van brons en ging opzij. Als de compagnie dreunend door gehuchten of tolhekken reed, zwaaiden kleine jongetjes en juichten de burgers. Waarschijnlijk bespeurden slechts weinigen zijn embleem op het vaandel; misschien wisten zelfs maar weinigen dat hij het ordeteken van een legaat droeg. Ze juichten voor het symbool van het Impenrijk.
Hij ging naar huis!
De passen waren eindelijk begaanbaar geworden, en Shandies mannen waren de eersten die er doortrokken, ploeterend door de opgehoopte sneeuw. Een onaangenaam incident in Zuid-Shimlundok had hem nog eens een maand oponthoud bezorgd, maar nu had hij de Grote Oosterweg bereikt, die van Hub naar de Ochtendzee liep - 'duizend leagues zonder bocht', had een van zijn voorouders opgeschept. Dat was wel overdreven, maar niet zo heel erg. Nog slechts vijfhonderd leagues scheidden hem van Eshiala.
De akkers aan beide kanten namen al een gouden kleur aan en het hooi was binnengehaald... een goede oogst.
Eshiala met haar sereniteit, haar lieve stem, haar volmaakte gelaatstrekken! Haar lichaam was zo zacht als de borst van een rotsduif, en volmaakt. Op haar hele huid was geen moedervlekje te bekennen. 'Haar haar is zwart als de vleugel van een raaf...' Hij had nog nooit een vrouw gezien die zich bewoog zoals zij — ze zweefde.
Zijn mooiste herinnering aan haar was de eerste keer dat ze aan het hof kwam. Temidden van alle opschik en praalzucht droeg zij een simpel recht, abrikooskleurig jurkje en een smal diamanten kroontje. Ze dwaalde tussen het aristocratische plebs in hun mooie kleren en stak iedereen de loef af.
Anderen vonden haar soms kil, maar hij wist dat ze alleen maar verlegen was. Ze was niet hartstochtelijk van aard, maar dat was hij evenmin. Hartstocht maakte dat hij zich niet op zijn gemak voelde; vuur en ijs gingen niet goed samen. Ze pasten goed bij elkaar en ze hadden bewezen dat ze samen kinderen konden krijgen, wat het belangrijkste was, vooral voor een aanstaande imperator. En misschien zou er hartstocht komen als ze herenigd werden...
Zijn gezonde verstand zei hem dat hij het rustig aan moest doen op deze reis, steden en garnizoenen moest inspecteren, omdat het jaren kon duren voor hij persoonlijk een tournee door deze streken zou kunnen maken. Maar hij maalde niet om gezond verstand!
Zodra Shandie naar hem schreeuwde, leek Hardgraa te weten waarom. Hij hield zijn paard in en de beide mannen galoppeerden naast elkaar verder. De centurio keek fronsend opzij.
IJ wilt haast maken?'
`Heb je daar ooit aan getwijfeld?' Een compagnie van vijftig kon niet op topsnelheid vooruitkomen, want geen enkele post beschikte over vijftig goede paarden. Vanavond wilde Shandie met een handjevol mannen vooruitgaan.
`U bent voorspelbaar,' bromde Hardgraa, 'en dat is vragen om moeilijkheden.'
Shandie was zijn levenlang bewaakt geweest en er waren inderdaad aanslagen op zijn leven geweest, al was geen enkele ervan erg efficiënt uitgevoerd. Op de weg was hij veel kwetsbaarder dan in het kamp of het paleis. Een paar keer had hij per ongeluk, zuiver door snelheid, een aanslag weten te verijdelen en er pas later over gehoord. Maar nu had hij de reputatie dat hij snel was.
`Hoe lang tevoren moet je gewaarschuwd zijn om een hinderlaag te vormen tegen een troep als deze?' vroeg hij, boven het hoefgetrappel uit schreeuwend.
Hardgraa spuwde even terwijl hij het probleem overdacht. 'Niet nodig. Niet meer dan één goede boogschutter.'
`Goede boogschutters met neiging tot zelfmoord zijn schaars. Maar er is tijd voor nodig en een redelijk vermoeden van het tijdstip waarop ik van plan ben alleen weg te rijden, nietwaar? Je kunt een boog of een man niet dagen achtereen gespannen houden.'
Hardgraa stemde onwillig toe. Dus?'
Dus zullen we vlugger zijn dan ons nieuws.'
Zelfs de onverstoorbare centurio keek geschokt bij dat voorstel. 'Sneller dan de postzak?'
Een goed uitgeruste ruiter kon met geld en bij goed weer drie poststations per dag halen. In het uiterste geval kon hij er zelfs vier halen, hoewel slechts weinig mannen dat lang konden volhouden. Volgens de wet moesten de imperatoriale poststations acht leagues uit elkaar liggen, en over het algemeen deden ze dat ook. Een man te voet kon in een dag van de ene post naar de andere lopen, en zelfs een groep pakdieren haalde er meestal wel twee. Vier poststations betekende meer dan dertig leagues per dag, meestal met gebruik van acht of zelfs twaalf paarden; het was een snelle reis en een langzame zelfmoord.
De Imperatoriale Post ging sneller dan dat, maar een postzak verwisselde niet alleen van paard maar ook van ruiter. Een koerier blies op zijn posthoorn om zijn komst aan te kondigen, en een andere greep zijn postzak nog voordat hij zelfs maar vaart had geminderd. Een gewone ruiter kon nooit sneller zijn dan de post.
`In noodgevallen,' zei Shandie grijnzend, 'kan een proconsul de post tegenhouden.'
Wat hij suggereerde was zo na aan een godslastering dat hij voor de allereerste keer in zijn leven het hoofd van zijn veiligheidsdienst leek te shockeren. Shandie wees met zijn duim naar de mannen die hen volgden. 'Denk je dat Okratee het aankan?'
Hardgraa knikte overtuigd. Hij had Optio Okratee persoonlijk als zijn plaatsvervanger gekozen, dus was hij natuurlijk tegen alles opgewassen. `Hoe lang?'
`Drie of vier dagen is genoeg,' zei Shandie. 'Dan krijgen de regeringszaken voorrang, en worden de privé-brieven dus nog langer opgehouden.' De centurio grinnikte toen het idee zijn fantasie begon te prikkelen. 'Wie nemen we mee?'
Sir Acopulo en lord Umpily natuurlijk.'
Geen van beiden leek in staat een van Shandies krankzinnige ritten te overleven, maar hij kende hen al van vroeger.
Acopulo, zijn politieke adviseur, was een kleine, vogelachtige man, maar zijn witte haar deed hem ouder lijken dan hij in werkelijkheid was, en hij behoorde tot de intelligentste en slimste mannen in het Impenrijk. Hij kon een draad van een spinneweb duizend leagues volgen en de naam van de spin noemen. Acopulo kon alle patronen herkennen.
Umpily, de chef protocol, was twee keer zo groot als Acopulo. Hij reed in de achterhoede, en de plooien van zijn grijze cape deden hem nog meer dan gewoonlijk op een ballon lijken. De dikke man had meer merkwaardige bronnen van informatie dan de hele imperatoriale bureaucratie in Hub. De jonge Ylo dacht dat hij alles wist wat er in het Impenrijk gebeurde, omdat hij alle officiële correspondentie las, maar die vertelde alleen de officiële feiten. Shandie hoorde heel wat belangrijker dingen uit Umpily's verhalen, en leerde wat die werkelijk betekenden door Acopulo's slimme beredenering. De kwabbige Umpily zou de rit moeilijk vinden, maar hij was heel wat taaier dan hij leek.
`En ik?' zei Hardgraa, plotseling op zijn hoede.
`Vanzelfsprekend.'
Shandie zou niet zonder zijn lijfwacht en hoofd van de veiligheidsdienst vertrekken, en evenmin zonder een paar goede zwaardvechters als hulpverleners. Ze hoefden niets anders te doen dan er gevaarlijk uit te zien, maar reizen zonder enige bescherming zou bijzonder dom zijn - en ook onaardig jegens Hardgraa, het toonbeeld van een vechtersjas, veteraan, ex-gladiator en zo trouw als iemand maar kon zijn. Hij at graniet voor zijn ontbijt en brons voor de lunch.
`En Ylo.'
Die?' brulde Hardgraa, verbaasd en blijkbaar verlangend eraan toe te voegen: 'Waarom?'
`Beschouw hem maar als een mascotte,' zei Shandie glimlachend.
Ylo amuseerde zich kennelijk vooraan; hij hield het vaandel hoog in de lucht en liet de einden van zijn witte wolfsvel flapperen in de wind. De rokkenjagende jonge demon genoot van zijn knappe uiterlijk en zijn heldhaftige reputatie, omdat die de vrouwen aantrokken. Hij besefte waarschijnlijk niet hoe zijn legende ook de legioenen inspireerde en daardoor Shandie steunde. En als hij het wist, kon het hem niet schelen. Er waren niet veel dingen die Ylo interesseerden, behalve Ylo. Ylo was trouw omdat hij verkoos dat te zijn, maar Shandie had bepaalde ideeën hoe hij Ylo wilde gebruiken als ze terug waren in Hub.
Hardgraa, Acopulo, Umpily, Ylo. Ja, die vier. Bij het volgende poststation zou Shandie de post tegenhouden en Okratee en de compagnie achterlaten om ervoor te zorgen dat de post er ook bleef. Hij zou verdergaan met de uitverkoren vier, en het Kwaad hale de zadelpijn!
Deze paar mensen zouden ook de kern vormen van het volgende imperatoriale hof, de binnenste cirkel. Het Impenrijk was op sterven na dood en moest worden wakker geschud op een manier die het niet meer had meegemaakt sinds de ochtend waarop zijn over-overgrootmoeder Abnila had gedreigd de senaat af te schaffen. Shandie was bereid dat wakker schudden op zich te nemen, met behulp van zijn vrienden. Hij zou beginnen met eerherstel voor Ylo, zodat er niet getwijfeld kon worden aan de opvattingen van de volgende imperator.
De vier uitverkorenen.
Een handvol mannen.

2

Het Eikenhuis, de officiële residentie van de prins imperatoriaal, lag vlak achter de noordelijke muur van het paleiscomplex, aan de voet van een steile rotswand. De balkons boden een schitterend uitzicht op de stad, met de spookachtige torens van het Witte Paleis in de verte en een zilveren glinstering van Cenmere aan de horizon daarachter. Eshiala had tweeëntwintig tempels geteld die ze vanaf die plaats kon zien, maar ze had er misschien tientallen over het hoofd gezien. Half Hub lag voor haar uitgespreid als een marmeren bos. Prachtig, als je van grote steden hield.
Maar op dit moment keek ze niet naar het uitzicht. Ze leunde met haar zuster over de balustrade en werd zoals gewoonlijk weer geplaagd. Ashia's opvatting van een geschikte jurk voor een zomerse middag was een gigantische hoeveelheid taft en kant en baleinen. Het had ervaren naaisters maanden werk gekost. De jurk was versierd met parels en ingewikkeld borduurwerk. Natuurlijk kon een dame zo'n jurk maar één keer dragen en moest ze hem dan afdanken. Haar haar was opgemaakt met zeeschelpen en zijden strikken en nog meer juwelen.
Het was een snikhete zomerdag. Eshiala droeg een eenvoudige katoenen jurk met bijna niets eronder, al was zij de enige die dat wist.
Je beseft toch zeker wel,' zei Ashia giftig, 'dat als je imperatrice wordt, iedereen zich net als jij zal moeten kleden?'
Eshiala dacht over die vraag na en besloot toen dat het onzin was. 'Nee. Dat zie ik helemaal niet in.'
`Ik zou het maar liever wel doen! Het is nogal logisch.'
`Nou, laat ze dan. Wat ik draag is beslist een stuk comfortabeler.'
Haar zuster zuchtte diep en ongelovig. De baleinen kraakten. 'Het gaat niet om comfort! Als iedereen zich kleedt als een kruideniersdochter, wat moet er dan gebeuren met alle kameniersters en naaisters? En de kappers en juweliers? Je brengt de halve werkende bevolking van Hub tot de bedelstaf?'
Daarop had Eshiala geen antwoord. Ze had nog nooit over dat probleem nagedacht. Bij zichzelf vond ze dat Ashia er heel wat beter uit zou zien in iets simpels, in plaats van opgedirkt en beschilderd als een porseleinen beeldje. Ze was altijd aan de mollige kant geweest, maar ze hoefde zich toch niet zó in te pennen om een behoorlijk figuur te hebben. Ze leek wel uit te waaieren boven haar corset. Maar misschien was dat wel de opzet.
Maya zou straks wakker worden uit haar middagslaapje. Dan werd ze altijd bij haar moeder gebracht; vandaag zou ze een welkome afleiding vormen voor haar zeurende tante.
Je weet zeker wel hoe zij over je denken, hè?' informeerde Ashia hatelijk, en wees met haar duim naar de balkondeur. 'Je groep snaterende ganzen?' Ze bedoelde natuurlijk Eshiala's hofdames. Die deftige meisjes wachtten op dit moment tot de prinses en de hertogin op de middagthee zouden komen, en intussen roddelden ze natuurlijk over hen beiden. `Ik weet heel goed hoe ze over me denken,' zei Eshiala geduldig. 'Ze denken dat ik de dochter van een kruidenier ben.' Natuurlijk dachten ze ongetwijfeld hetzelfde over haar zuster.
`Poe! Ze vragen zich af waarom je je met alle geweld wilt gedrágen als de dochter van een kruidenier.'
De hofdames vormden misschien wel de grootste last voor Eshiala, in de voortdurende afwezigheid van haar echtgenoot. Natuurlijk moest een prinses en toekomstige imperatrice worden vergezeld van hofdames, al had ze daar nog zo'n hekel aan. Normaal gesproken was de functie van hofdame een grote eer, en de vrouw die ze moesten dienen lette erop dat de gekozen meisjes in alle details van het hofleven werden onderwezen. Als hun meesteres niet veel ouder was dan zijzelf en lang zo goed niet op de hoogte was van de regels, ontstond er een nare, scheve verhouding. Ze keurden Eshiala af omdat hun bezadigde ouders dat deden, en ze lachten haar uit achter hun waaiers.
Ze was zich er triest van bewust dat ze ten opzichte van hen faalde en niet genoeg haar best deed om de meisjes deugdzaam te houden en te beschermen tegen de roofzuchtige avances van hun mannelijke tegenhangers, de voorname fatten van het hof. Twee meisjes hadden haar huishouding al in schande moeten verlaten, en ze was verbaasd dat het er maar twee waren.
`Ze zijn nog erger dan toen ik hier was,' merkte Ashia met een voldane grijns op.
Je hebt me goed geholpen.' Het was een feit dat Eshiala in die eerste verschrikkelijke maanden in Hub dankbaar was geweest voor het gezelschap van haar zuster. Maar over het geheel genomen was het leven toch gemakkelijker geweest sinds Ashia's huwelijk met de oude senator.
`Weet je hoe ze je noemen? De IJsprinses.'
Het kon Eshiala niet schelen hoe haar hofdames haar achter haar rug noemden, maar ze zei niets. Maya zou nu toch wel wakker zijn?
`Vertel me eens,' zei Ashia, zich omdraaiend in een geritsel van tak 'hoe pijnlijk is een bevalling?'
`Schat! Het is niet waar! Wat heerlijk!'
`Nee, dat ben ik niet!' bekende haar zuster een beetje verlegen — een zeldzaamheid voor haar. 'Maar ik heb gehoord dat "een geboorte' fiscaal voordelig is.'
`Fiscaal?' herhaalde Eshiala verbijsterd.
Ashia glimlachte als een kat die zijn klauwen laat zien. 'Als de ouwe bok doodgaat, gaat de onvervreemdbare erfenis natuurlijk naar zijn zoon, en er zal een imperatoriale strijd ontstaan over de vraag wat wel en wat niet onvervreemdbaar is! Als ik voor een andere erfgenaam heb gezorgd, zal het gerechtshof gunstiger oordelen over mijn argumenten. Ik verwacht natuurlijk dat er van bovenaf grote druk zal worden uitgeoefend, schat, maar toch...'
Eshiala keek ontsteld op. 'Tussenbeide komen in een gerechtelijke procedure?'
`O, doe toch niet zo vervelend en provinciaal! Ik weet zeker dat Shandie het zal begrijpen, ook al begrijp jij het niet. Maar om zeker te zijn denk ik dat ik het noodzakelijke offer zal brengen en de ouwe Frosty een zoon zal bezorgen.'
Eshiala wist dat haar gezicht roze werd. 'Is dat, eh, mogelijk?'
Ashia bulderde van het lachen en vergat even het hofse gedrag dat ze zo angstvallig cultiveerde. 'Op de manier die jij bedoelt is het... nou ja, 'onwaarschijnlijk' zou een milde omschrijving zijn. Maar er zijn andere manieren om zoiets te regelen en ik weet zeker dat hij niet verder zal vragen.' Dat durf je niet!'
`O, onschuld die je bent! Nou ja, laat maar. Jij hebt de gevolgen overleefd, dus zal ik dat ook wel kunnen. Een weerzinwekkende, smerige boel, ongetwijfeld. Beter om hoopvol te reizen dan te arriveren.'
`Ashia! Dat meen je niet!'
De hertogin rolde geheimzinnig met haar ogen. 'Ik meen het niet alleen — ik heb het gedaan! Maar tot dusver zonder resultaat. Bovendien, je denkt toch zeker niet dat ik een kind wil hebben dat zo lelijk is als die ouwe schurk? Zijn kleinkinderen lijken net bavianen.'
Het was ironisch dat Ashia, die oprecht leek te genieten van de intimiteiten in de slaapkamer, problemen ermee zou hebben, terwijl Eshiala zo snel zwanger was geworden. 'Maar denk eens aan het schandaal!'
Ashia zuchtte en gaf Eshiala een klopje op haar schouder. 'Er komt geen schandaal, schat. De omstandigheden zouden heel wat opvallender moeten zijn om een schandaal te veroorzaken — bijvoorbeeld als Shan-die terug zou komen en zou merken dat er een nieuw prinsje onderweg is. Jij bent toch zeker voorzichtig geweest, hoop ik?'
`Héél voorzichtig!'
`St! Straks horen ze ons nog!'
Ashia wierp haar een zonderlinge blik toe. 'Je verheugt je op zijn terugkomst, hè?'
`Natuurlijk.'
`De Goden bewaren me! Probeer mij niet voor de gek te houden, schat. Arm schaap!'
Wat bedoel je?'
Je weet best wat ik bedoel!' Ashia zuchtte. 'Ik weet niet... Ik heb het je eens voorgedaan. Ik kan het nu niet beter dan toen. Heeft het niet geholpen?'
`Het... Ik geloof dat Maya komt.' Eshiala wenste niet herinnerd te worden aan die afschuwelijke middag toen ze twee walgelijke uren achter een gordijn had doorgebracht om naar haar zuster te kijken die naakt op bed lag te rommelen met een stoere jonge huzaar. Ze had het nooit op kunnen brengen zelf een van die groteske dingen te doen, en ze zou het ook nooit kunnen. Ze wist zeker dat Shandie verschrikkelijk geshockeerd zou zijn als ze het zelfs maar probeerde. Die scène met Ashia was een paar weken na haar huwelijk geweest; ironisch genoeg was ze toen waarschijnlijk al zwanger.
Ashia negeerde de afleiding. 'Heb je al gehoord wanneer hij komt?' Eshiala onderdrukte een huivering. 'Nee. Ik denk dat hij er eerder zal zijn dan het nieuws.'
Haar zuster staarde haar behoedzaam en medelijdend aan. 'Ik vraag me af of hij degene is die een paar lessen nodig heeft? Laten we hopen dat hij wat raffinement heeft geleerd van de schone dames in Qoble of waar dan ook. Kom, laten we teruggaan naar het boerenerf en de ganzen een voorbeeld geven van damesachtig gedrag.'

3

Het was weer voor trollen. Het landschap was wild en onontgonnen. De hele dag hadden zich in het westen wolken gevormd terwijl de zeven ruiters haastig over de weg reden. Vlak voordat het donker werd stopten ze. Hun bestemming, het poststation, werd in de verte zichtbaar — en op dat moment barstte de bui los. Toen de vermoeide reizigers voor de deur de teugels inhielden, waren ze doorweekt en half bevroren. Shandie kon zich niet herinneren dat hij zich ooit zo nat en terneergeslagen had gevoeld sinds de nacht van de draken.
De wet bepaalde dat elk poststation minstens twaalf bedden moest hebben. Maar er werd niet bij gezegd hoeveel reizigers in elk ervan geperst konden worden.
Toen de deur openging waren het lawaai en de stank voldoende om een man van zijn stokje te laten gaan. De taveerne zat stampvol met natte en vermoeide reizigers, die in het schemerduister zaten, stonden, aten, dronken, ruzieden. Rokerige lampen bungelden aan de daksparren, maar hun enige doel scheen te zijn hun eigen aanwezigheid kenbaar te maken zodat een soldaat er niet met zijn helm tegenop liep. Afgezien van de regen en een gevoel van isolement, had dit eenzelfde avond kunnen zijn als de zestien voorafgaande. Nog twee nachten en dan was het voorbij.
Hardgraa ging als eerste naar binnen, zijn dreigende bewapende gestalte baande een pad dat breed genoeg was voor de anderen om hem te kunnen volgen. Toen hij in een hoek bij een lamp kwam, bonkte hij met een zware hand op de schouder van een man en bromde een paar opgewekte clichés over vaderlandsliefde en steun aan onze dappere krijgers. De tafel werd snel ontruimd.
Shandie ging voorzichtig op een ruwe kruk zitten, zich afvragend waarom hij dat zo prettig vond terwijl hij de hele dag al had gezeten. Zijn hoofd bonsde nog met het ritme van de hoeven, maar hij hield zijn helm op, omdat er geen andere plaats voor was. Hij steunde met zijn ellebogen op tafel en keek naar de regen die langs zijn armen droop. Een militair uniform was erop berekend om staal af te weren, geen water.
Acopulo ging kreunend van opluchting naast hem zitten; zijn zilverkleurige haar glansde in de schemering. Zijn burgerkleren moesten hem een betere bescherming hebben geboden tegen het weer. Op het moment waren ze alleen - Hardgraa was verdwenen op zijn gebruikelijke behoedzame inspectietour, en Ylo was waarschijnlijk de accommodatie gaan regelen. Hoogstwaarschijnlijk was Umpily, al diep in gesprek gewikkeld met iemand, bezig informatie te putten als een bij die nectar drinkt.
`Ik ben bang dat wij oudjes het tempo vertragen,' zei Acopulo met een zucht. Hij hield ervan zijn tengere uiterlijk te exploiteren, maar ondanks zijn voortijdig witte haar en zijn vogelachtige gestalte was hij, als hij wilde, zo taai als een ongelooide huid. Nu was hij moe en viste naar een complimentje. Shandie verzekerde hem dat hij zelf aan het eind van zijn latijn was en heel verbaasd dat iedereen zich zo goed er doorheen sloeg, vooral Acopulo, maar hij had zich moeten herinneren dat Acopulo hen allen had overtroefd tijdens de rit naar Highscarp... en zo verder.
Gesust ging de politieke adviseur recht op zijn doel af, met zijn meest kritische priesterlijke intonatie. 'Waarom hebben we geen bericht gekregen over de moeilijkheden met de dwergen?'
Shandie raapte al zijn door de rit verdoofde verstand bij elkaar. Soms gedroeg de kleine man zich of Shandie nog steeds zijn jeugdige, appelwangige leerling was, die onderwezen moest worden in de kracht van de logica en in de politieke structuur van het Impenrijk. Hij had nu een hele dag om ongestoord zijn geestelijke molenstenen te kunnen slijpen. Gelukkig voerde hij die professorale komedie zelden op in bijzijn van getuigen.
`Zijn er moeilijkheden met de dwergen?'
`O ja. De prijs van vlas is enorm gedaald. Olijfolie is zo goedkoop als water.'
Dus de grens van Dwanenland is weer gesloten?'
`Mooi!' De slimme oude geleerde klonk teleurgesteld. 'Maar waarom ben jij daarvan niet op de hoogte gebracht?'
De conclusie was niet zo moeilijk geweest. Als de relatie met Dwanenland gespannen was, stopten de dwergen de leveranties van wapens. Het Impenrijk blokkeerde daarop de verkoop van strategisch materiaal en een overschot deed de prijzen dalen. De ramp op de Neferheide was gevolgd door een halfjaar vrede, maar die toestand was te mooi om lang te kunnen duren.
Shandie was niet van plan over de daden van zijn grootvader te discussiëren, zelfs niet met Acopulo. 'Ik heb een nieuwtje voor je,' zei hij. `Umpily heeft nog meer verhalen gehoord over moeilijkheden met de trollen in de Mostreek — bandietenbendes die uit de rimboe tevoorschijn komen en de dorpen aanvallen, de verdedigers uitmoorden en de bewoners verjagen.'
`13a! Wat jij dorpen noemt zijn in werkelijkheid werkkampen, de verdedigers zijn legionairs, en de bewoners zijn slaven, die niets liever willen dan bevrijd worden.'
`Het zijn slaven, maar ik word niet geacht dat toe te geven,' zei Shandie kwaad. 'Het zal een van de eerste dingen zijn die ik zal regelen als... Maar waarom kom je hier nti mee?'
Zijn politieke adviseur trommelde met geleerde vingers op de tafel. 'Het is een heel ongewoon gedrag voor trollen, dat verzeker ik je. Normaal zijn ze veel vreedzamer.'
Je gaat aan mijn bedoeling voorbij, my lord...' Shandie keek glimlachend naar het met modder bespatte gezicht van zijn signaleur. Ylo?' `Eén kamer met vier bedden, meneer?'
`Raad eens wie een eigen bed krijgt? Ja, dat is goed.' Shandie zag de wolfskap in de menigte verdwijnen. Een vrouw glimlachte hoopvol naar hem, maar hij schudde het hoofd. Nog twee nachten, en hij was bij Eshiala!
Umpily's lijf kwam als een uitpuilende zak uit het gewoel tevoorschijn en perste zich met een diepe zucht tussen hen in op een van de krukken.
`Ik wil geen klacht van je horen!' waarschuwde Shandie. 'Je hebt meer vulling dan wij allemaal bij elkaar.'
`Het is juist die vulling die zo'n pijn doet!' Het kwabbige gezicht van de chef protocol vertrok in een pijnlijke grimas.
Dit is de laatste keer, dacht Shandie. Hij zou misschien nooit meer zo ver over een weg reizen — rijdend in de wind, met een paar vrienden en een symbolische escorte. Als imperator moest hij de hele Praetoriaanse Garde meenemen als hij Hub verliet, en misschien ook nog een of twee reguliere legioenen. Tien jaar lang was hij als een roofvogel door het Impenrijk getrokken, maar binnenkort zou hij in zijn kooi opgesloten zijn. Hij voelde zich moe en koud en hongerig, maar had plotseling heimwee naar een leven dat op het punt stond te eindigen. En volgende maand werd hij achtentwintig! Zijn jeugd was hem ontglipt, verkwist op een tiental slagvelden en een honderdtal wegen.
Hij had een hekel aan gepieker. Hij keek weer naar zijn politieke adviseur. 'Trollen?'
`Het sleutelwoord in je opmerking,' zei Acopulo geprikkeld, 'was "meer'. Je zei "nog meer verhalen', maar ik denk dat je bedoelde "verhalen over nog meer incidenten'. Heb ik gelijk?'
`Waarschijnlijk bedoelde ik allebei.'
`Ah. Terminologische precisie is een eerste vereiste voor bewuste waarneming, zoals de brave oude doctor Sagorn placht te zeggen. Dus je vraagt waarom trollen juist nu tot geweld overgaan, op dit tijdstip?' De oude man ergerde zich eraan dat Shandie misschien iets had gezien dat hem was ontgaan. Natuurlijk was hij ook moe na die inspannende dag, en hij was twee keer zo oud als Shandie.
`Ik vraag waarom de schuldigen niet zijn gearresteerd.'
Ja, dat is zorgwekkend, hè?' Zelfs in de donkere schaduw kon hij zien dat de kleine man duidelijk geïntrigeerd was door zo'n omvangrijk probleem.
Umpily had geluisterd, maar toonde niet veel belangstelling. 'De Mostreek bestaat uit regenwouden, dat is de reden! Ik moet bier hebben!' `Als ik Ylo ken, is er bier onderweg,' zei Shandie. 'Ze gebruiken honden om ontsnapte slaven op te sporen. Ontvoerde agrarische werkers, bedoel ik. Het leger gebruikt honden.'
`Het klopt met de draken, hè?' zei Acopulo. 'Als de honden de slaven vonden, zouden de daders ook zijn gevonden en aangehouden. Maar de aanvallen gaan door, dus de honden wordt de pas afgesneden. Het leger wordt de pas afgesneden, en er is weer een bres geslagen in het Protocol.'
Een witte wolfskop dook op boven de menigte, die uiteenweek om doorgang te verlenen aan Ylo en een wulpse serveerster die twee keer zo lang was als hij en veel dikker. Haar vingers klemden zich om vier schuimende pullen als kleine emmers, en lieten armspieren zien waarvoor een trol zich niet hoefde te schamen. Met een bons zette ze de pullen op tafel; ze moest zich bukken om niet te morsen. Ylo gaf haar een mep op een achterdeel als van een paard.
`Vier stoofschotels en nog vier bier hierna, Ootha, m'n schat!' Hij keek haar met een stralende glimlach aan. Met een grijns verdween ze in de menigte, stevig duwend met haar ellebogen.
`O, wat een uitdaging zou dat zijn!' zei hij verlangend, terwijl hij naast de anderen ging zitten. 'Een wilde merrie!'
`Hoe kun je zelfs maar aan zoiets dénken!' kreunde Umpily. Zijn kaken trilden geëmotioneerd. Na zestien uur in het zadel!'
Ylo veegde het schuim van zijn lippen, de gedroogde modder eromheen uitsmerend. Hij keek even naar Shandie om zich ervan te overtuigen dat het een informele bijeenkomst was, en zei toen tegen Umpily: 'Ik heb de hele dag aan niets anders gedacht, my lord.'
`Denk je ooit wel eens aan iets anders?'
`Alleen vlak erna.'
Acopulo leek in gedachten verdiept. Hardgraa en zijn twee adjudanten waren gearriveerd en legden beslag op een aangrenzende tafel. Ylo was beslist de fitste van allemaal.
Shandie bleef een tijdje ontspannen en zwijgend zitten, en zijn metgezellen volgden zijn voorbeeld. Ze kenden elkaar allemaal goed genoeg om niet elke seconde van stilzwijgen te hoeven vullen met conversatie. Toen...
`Eh, meneer?'
Ja, Ylo?'
`Ik vraag me toch steeds weer af... Waarom schopt u de burgers er niet gewoon uit en neemt wat u nodig hebt?'
`Ik neem aan dat jij dat gedaan hebt.'
`Ik heb het minimum verlangd wat ik dacht dat u zou accepteren. De meeste legaten zouden me hebben teruggestuurd om voor zeven bedden, of zelfs zeven kamers te zorgen.'
Je onderschat jezelf. Als je in dienst was geweest van zo'n man zou je gekregen hebben wat hij wilde, net als voor mij. Je hebt mijn behoeften precies goed ingeschat. Eén kamer is voldoende voor ons, omdat we met het opkomen van de maan vertrekken. Hoogstens vier uur. We zijn ook met twintig tegen één in de minderheid — waarom zouden we een vechtpartij riskeren?'
Ylo knikte, maar keek niet overtuigd. Ongetwijfeld zouden de meeste officieren doen wat hij voorstelde. Shandie wilde niet de aandacht op zichzelf vestigen, om niet het risico te lopen dat hij zou worden herkend. Maar misschien had Ylo gelijk en viel hij juist op omdat hij zo abnormaal welgemanierd en hoffelijk was tegen de burgers.
Toen verscheen de robuuste Ootha weer met vier kommen dikke ragoût, waarbij ze tegen Ylo wist aan te stoten en daarmee weer een klap op haar achterste verdiende. De mannen tastten in hun buidels naar lepels. De troebele massa bestond hoofdzakelijk uit water en groenten, maar was beter dan de meeste maaltijden onderweg die Shandie had gegeten. Hij nam zich voor de herbergier persoonlijk te complimenteren.
Er kwam een definitief eind aan het gesprek, maar het probleem van de trollen bleef.
Magister Lith'rian had op schandelijke wijze het Protocol geschonden door zijn draken in te zetten om het leger de pas af te snijden op de Neferheide; iemand gebruikte listige tovenarij om het tegen te houden in de Mostreek. Emshandar had geweigerd Shandie over zee te laten terugkeren, dus misschien hechtte hij geloof aan de hardnekkige geruchten dat een Nordland-vloot schipbreuk had geleden op de kust van Zark. Jotanaren waren het prerogatief van de wachter van het noorden. Natuurlijk was schipbreuk een twijfelachtig bewijs van tovenarij, maar de stukjes begonnen in elkaar te passen.
Shandie zou dolgaag willen weten wat voor spelletje de Vier op het ogenblik speelden. Zijn grootvader was de enige aardling die daarover informatie kon hebben, en soms hoorde hij jaren achtereen niets van de wachters, althans dat beweerde hij. De troon bestijgen op een moment waarop de Raad van Vier ruzie had...
Ylo had in een ongelooflijk tempo zitten eten. Plotseling stopte hij, terwijl zijn kom nog halfvol was. 'Ik kan niet meer!'
Toen Shandie naar de anderen keek, zag hij een geamuseerdheid die hij nooit helemaal kon delen. Hij was te preuts, veronderstelde hij. 'Ik denk dat het minstens nog vijftien minuten zal duren voor iedereen klaar is met eten?'
`Wilt u me dan excuseren?' Ylo was al overeind gesprongen en verdween in de menigte.
Dat kan hij onmogelijk!' zei Umpily, met zijn ogen rollend.
`Natuurlijk kan hij het!' snauwde Acopulo. 'Hij heeft het allemaal geregeld. Hij heeft tegen de herbergier gezegd dat de legaat zich tevreden zou stellen met één kamer als er voor een vrouw werd gezorgd. En de herbergier nam natuurlijk aan dat de legaat zelf... Daar gaan ze al de trap op!' Zijn stem klonk verontwaardigd, als van een bemoeizieke priester waar hij zo op leek.
`Ik bedoelde onmogelijk in vijftien minuten!' mompelde de dikke man. Hij zuchtte weemoedig. 'Kan hij dat?'
`Natuurlijk kan hij dat. Ylo is mijn organisator,' zei Shandie vastberaden. `Als hij dat niet kan organiseren, zou ik minder vertrouwen in hem hebben, want het is kennelijk heel belangrijk voor hem.' Al keurde hij persoonlijk het promiscue gedrag van zijn signaleur af, hij duldde geen gekibbel in de groep.
`Zijn geilheid zal nog eens zijn ondergang worden!' zei de politieke adviseur nijdig.
`Niet tenzij ik dat wil!'
Acopulo mompelde een nors excuus en ging verder met zijn maal. Hij had de arrogantie van een filosoof. Omdat hij ervan overtuigd was dat hij beter kon denken dan ieder ander, wilde hij voor alle anderen denken. Als hij de kans kreeg, zou hij Shandie ertoe aanzetten de wereld te hervormen naar Acopulo's opvattingen.
Shandie wist het. Het ontbrak hem niet aan bereidwillige helpers, maar hij wilde altijd graag hun beweegredenen weten.
Voor Umpily betekende macht kennis en kennis macht. Hij miste de wil om die te gebruiken. Gebruikte macht was verbruikte macht - als je bijvoorbeeld een benoeming bekendmaakte, maakte je één vriend en tien vijanden. In tegenstelling tot Acopulo had Umpily geen hervormingsagenda. Bevredigde nieuwsgierigheid was hem voldoende. De dikke man was een echte imp, die nu druk bezig was Ylo's kom leeg te eten.
Hardgraa werd gemotiveerd door ouderwetse trouw en eer en vaderlandsliefde, heel onimps.
En Ylo? Ylo werd gedreven door Ylo en alleen maar Ylo. Dat had Shandie de eerste de beste dag gezien, toen de jongen zijn tent kwam binnengewankeld, uitgeput en volslagen van de kaart door de shock van de strijd. Iedereen die de kans werd geboden te ontsnappen aan de levende dood van een gewoon soldaat, zou die zonder aarzelen hebben aangegrepen. Maar zelfs toen al was Ylo gaan dromen over zijn eigen bevordering. Shandie had gedacht hem min of meer te gebruiken als een demonstratie dat hij onrechtvaardigheid afkeurde. Zuiver uit belangstelling had hij iets van de oppervlakte weggekrabd en de glinstering van edel metaal gezien. Dus had hij verder gekrabd en een enorme capaciteit voor werk en een indrukwekkende aandacht voor details ontdekt. Als Ylo zijn waarde had willen bewijzen om de naam van zijn familie te zuiveren, dan was hij daarin zonder meer geslaagd. Hij zou Shandie trouw blijven dienen, zolang Shandie hem zou bevorderen - wat een traditionele impse regeling was die naar twee kanten werkte. Het leek jammer dat zo'n sympathieke en talentvolle man zo bekrompen was. Ylo gaf alleen om Ylo, zoals de mollige Ootha nu ongetwijfeld bezig was te ontdekken.
En Shandie? Wat was zijn motivering? Zijn liefde voor Eshiala natuurlijk, maar verder? Trots op zijn erfgoed, ja. Toewijding aan een eerlijke, rechtschapen regering en rechtvaardigheid. Plichtsgevoel. Haat tegen oorlog... wat een saaie lijst! Maar hij was ook een saaie man, dacht hij. Een dreunende donderslag deed het gebouw op zijn grondvesten trillen. Het luide geroezemoes van stemmen verstilde even, angstige paarden hinnikten in de stal. Langzamerhand begon het kabaal weer opnieuw. `Opkomende maan?' mompelde Acopulo hoopvol. 'We zullen de manen van onze paarden niet kunnen zien voor het licht wordt.'
`Het is maar een onweersbui,' zei Shandie. Die gaat voorbij.'
`Prins Emshandar!' zei een nieuwe stem en hij greep naar zijn zwaard.
Het was een vrouw - Shandie ontspande zich enigszins. Ze stond tegenover hem, vlak achter Umpily. Ze was in een donker gewaad gehuld, een zoom als een capuchon over haar hoofd gedrapeerd, en in die halve duisternis was niets van haar gezicht te zien dan een fonkeling van ogen. Een blote arm stak naar buiten en hield de cape bij haar hals gesloten. Haar andere hand was eronder verborgen en klemde de stof stevig vast bij haar elleboog. De zichtbare arm was oud en mager, de huid was slap en gerimpeld van de pols tot de elleboog. Haar vingers waren lang en gebogen van ouderdom, maar ze stond kaarsrecht en trots in haar eigengesponnen gewaad. Het leek droog, wat abnormaal was op zo'n avond. Hij had geen idee wat zich eronder bevond - ze kon kostbare zij dragen, of poedelnaakt zijn.
De gesprekken om hem heen gingen onverminderd voort. Acopulo at rustig verder, zich van niets bewust, dus moest het tovenarij zijn.
`U weet meer dan ik, mevrouw.'
`Mijn naam zou u niets zeggen. Hebt u weleens gehoord van Huize Wold?' Haar stem klonk schor van ouderdom en had een zwaar accent, dat hij niet kon thuisbrengen.
Zonder iets te merken stopte Acopulo met zijn muizehapjes en schoof zijn kom naar Umpily, die de inhoud in zijn mond propte met het enthousiasme van een varken aan de trog. Shandie kreeg kippevel bij het voelen van een occulte aanwezigheid. Wie? De heks van het westen had hij nooit ontmoet, maar zij was een trol. Deze vrouw was geen trol.
`Het is ondoordacht om uw toverkracht op mijn omgeving te gebruiken, mevrouw.'
`Ik ben niet bang voor de wachters.' Uit haar toon bleek dat ze voor iets anders bang was. 'Ik vroeg of u Huize Wold kende?'
`De naam komt me bekend voor.'
`Daar is een preflecterende poel. Hij is oud, en overdag functioneert hij niet, maar in het maanlicht zal hij goede raad geven.'
Hij dacht dat ze elfenogen had — groot en schuin — maar er flikkerde geen opalen vuur in. De huid van haar arm en hand was van hetzelfde leerachtige bruin als van hemzelf, en had niet de gouden teint van een elf. Hij kon haar ras niet vaststellen en dat ergerde hem. Halfbloeden leken altijd het meest op een van de ouders, maar hij kon niets aan haar identificeren.
Ze draaide zich al om, alsof haar taak vervuld was.
`Wacht!' zei hij. 'Vertel me iets meer.'
`Zet één voet in de poel,' zei die vreemd krakende stem. 'De rechtervoet om te zien wat u moet zoeken, de linker om te zien wat u moet vermijden.'
`Ik geloof dat het mijn plicht is tovenarij te vermijden, mevrouw,' zei hij achterdochtig. Kon dit een sluwe truc zijn om hem te diskwalificeren voor de troonopvolging?
`Iets vooruitzien is niet in strijd met die plicht. Er zijn precedenten.' `Mag ik vragen met welk doel u me dit vertelt?'
Ze keek weer naar hem met die vreemd schuinstaande ogen die glinsterden in het donker. 'Vraag niet naar de prijs van geschenken, prins Emshandar. Het zijn moeilijke tijden. Ik... Laten we alleen maar zeggen dat ik een willekeurige factor gebruik, in de hoop bepaalde gebeurtenissen te kunnen afwenden, die vrijwel onvermijdelijk lijken. Dat is misschien alles wat ik kan doen.' Ze leek te huiveren.
`Is dit weer die kwestie van het millennium?'
Ze zuchtte. 'Ja. Nu moet ik gaan. Het zijn droeve tijden, hoogheid, en ze zullen hoogstwaarschijnlijk nog droever worden.'
`Vertel me iets meer!'
Ze schudde haar hoofd binnen de capuchon. 'Ik heb misschien het interdict van de Goden al geschonden.'
Weer leek ze op het punt te staan te vertrekken. Hij sprong op en reikte boven zijn hoofd om de lantaarn om te draaien, waardoor een flauwe lichtstraal in haar capuchon viel. Hij ving een glimp op van een gezicht dat zo oud was als oorlog, zwaar gerimpeld van ouderdom en verdriet. Hij voelde leed. Haar pupillen waren bleek en groot. Haar neus was breed als van een faun. Een elf, en toch geen elf. Droefheid en medelijden.
Ze draaide zich snel om en was verdwenen, al wist hij niet precies hoe of waar. Hij ging verbijsterd zitten.
`Bar zei Umpily, die iets uit zijn kom viste. Waar komt dat beest vandaan?'
In de flakkerende schemering tuurde Acopulo met wetenschappelijke nieuwsgierigheid naar het voorwerp. 'Het lijkt op het kaakbeen van een hippogrief.'
`Een hippogrief heeft geen kaakbeen!'
`Het was in ieder geval verrukkelijk,' zei Ylo, die weer op zijn plaats ging zitten. Zijn wolfsvel was over één schouder gedrapeerd. Zijn haar was verward, zijn gezicht had een roze kleur en hij was buiten adem. 'O! Ik wist niet dat ik zoveel gegeten had.' Hij keek verwijtend naar Umpily. `Ik sta verbaasd,' zei Acopulo droogjes. je hebt blijkbaar ook de vijftien minuten niet gebruikt die je jezelf had toegekend. Is dat niet opmerkelijk, legaat?'
`Prijzenswaardig,' zei Shandie. Zijn hart begon langzamerhand weer normaal te kloppen. Blijkbaar hadden zijn metgezellen niets gehoord van de bizarre conversatie. 'Heel efficiënt. Wat weten jullie van Huize Wold, heren?'
`Het Verdrag van Huize Wold?' zei Acopulo fronsend. 'Ondertekend in... ongeveer... 29OO. Dwergen.'
`Het was een jachtslot,' zei Umpily, 'een geliefd verblijf van imperatrice Abnila. Soms gebruikt voor geheime conferenties. Ergens op de Grote Oosterweg, geloof ik.'
Er zijn precedenten! Als de imperatrice Abnila een preflecterende poel had geraadpleegd, zou haar achter-achterkleinzoon dat zeker kunnen doen.
`Misschien ligt het hier ergens in de buurt,' zei Shandie. 'Kun je dat voor me uitzoeken?'
Umpily knikte verbaasd. 'Als het in de buurt ligt.' Hij schoof zijn kom weg en dronk zijn pul leeg. Toen likte hij zijn lepel af en stopte die weer in zijn buidel. 'Ik geloof dat ik een assortiment kazen heb gezien op de bar.' Hij verhief zijn massieve gestalte en baande zich een weg door de omstanders.
`Wat weet je van preflecterende poelen?' vroeg Shandie.
Acopulo's broodmagere gezicht werd nog smaller van verbazing. 'Net zoveel als ieder ander, en dat is heel weinig. De brave doctor had een studie gemaakt van dergelijke dingen, maar bijna niets ontdekt. Ik heb de mening horen uiten dat preflecterende poelen betrouwbaarder zijn dan magische vensters, die alleen de belangen van het huis dienen. De poelen kunnen een beperkt bereik hebben, maar zijn minder onoprecht. Pratende standbeelden zijn natuurlijk weer heel iets anders...'
`Dank je,' zei Shandie. 'Ik heb eens gehoord dat er een preflecterende poel was in Huize Wold.'
Het priesterlijke gezicht klaarde op en keek vol belangstelling naar Shandie. 'Als dat zo is, is het de moeite waard er een bezoek te brengen.' `Precies wat ik dacht,' zei Shandie.
Dus we blijven hier nog een tijdje?' vroeg Ylo peinzend.

4

Huize Wold, of wat ervan over was, stond in een ruig dal, ongeveer een league ten westen van de herberg, had de herbergier verteld, en de reizigers vonden de afslag zonder enige moeite. Het was opgehouden met regenen. De maan in zijn eerste kwartier zweefde temidden van de zilverkleurige wolken, maar de dageraad zou niet lang meer op zich laten wachten. Een oude militaire weg kronkelde over de heuvels en leidde vervolgens steil omlaag naar het beboste land. De paarden werden al gauw zo springerig als vlooien.
Het was ze niet kwalijk te nemen, want de wind deed de bladeren boven hen ritselen en druppels water spatten willekeurig in het rond, terwijl de weg een verraderlijke mengeling was van stenen, modder en plassen. Het duidelijke gevaar maakte Hardgraa kribbig. Als de centurio had geweten van de geheimzinnige gesluierde vrouw, zou hij opstandig zijn geworden, maar iedereen nam aan dat Shandie de expeditie zelf had verzonnen en die al een tijdlang van plan was geweest.
Ze hadden natuurlijk allemaal op pad willen gaan bij daglicht, maar dan hadden ze, om de poel bij maanlicht te kunnen zien, ook de hele nacht moeten blijven. En misschien zou de maan zich de volgende nacht niet laten zien; misschien was er helemaal geen poel! De hele onderneming kon zelfs een goed georganiseerd complot zijn voor een moordaanslag, maar Shandie had er een hekel aan op een eenmaal genomen besluit terug te komen. Hij wist dat die koppige karaktertrek hem op een dag in moeilijkheden kon brengen; hij hoopte alleen maar dat het niet vandaag was.
Toen zweefde een uil boven hun hoofd en maakte Ylo's paard, dat het schichtigst was, aan het schrikken. Hij was een ervaren ruiter, maar beet bijna in de modder. Shandie beval te stoppen. De legionairs bleven achter om voor de paarden te zorgen en de anderen gingen te voet verder. Het merendeel van die voeten stak in laarzen, maar Ylo en Hardgraa droegen slechts de voorgeschreven legersandalen.
Een halfuur narigheid bracht hen bij een indrukwekkende muur van een standaard militaire constructie — als de legioenen niet vochten, werden ze altijd bezig gehouden door ze iets te laten bouwen. De muur was een ruïne, het bewijs dat de plaatselijke bewoners de stenen ervan hadden gebruikt voor bouwstenen. De poorten ontbraken, ongetwijfeld al lang geleden gesmolten. Shandie ging als eerste door de opening een wirwar van verwaarloosd bos binnen.
Talloze grillig afgebrokkelde muren in het kreupelhout wezen op vroegere boerderijen en restanten van de barakken van de garde, dakloos en in puin temidden van de overwoekerende jungle. Het complex was in zijn glorietijd waarschijnlijk door een paar honderd mensen bewoond geweest.
Het pad kwam ten slotte uit op een open plek vóór het eigenlijke hoofdgebouw, dat donker afstak in het maanlicht. Een deel ervan was kennelijk heel oud, een ander deel leek door de puntige bogen uit de tijd van de grote imperatrice te stammen. Alles was uitgebeend door brand. De ramen leken holle oogkassen in een schedel.
De lucht begon al lichter te worden.
`Laten we ons hier splitsen,' stelde Shandie voor. 'De poel moet hier ergens in de buurt zijn.'
`Meneer!' bromde Hardgraa waarschuwend. Hij had met zijn zwaard in de hand gelopen sinds ze de paarden hadden achtergelaten. IJ hebt geen idee wie of wat hier leeft!'
`Wie het ook is, hij vertrapt geen onkruid.' Shandie liep weg om op onderzoek uit te gaan.
Er werden geen bewoners ontdekt. Een kreet van de gezette Umpily riep de anderen om zijn vondst te komen inspecteren. Hij stond op een terras, dat overschaduwd werd door bomen. Onkruid en wortels hadden het plaveisel ondergraven en de balustrade erlangs lag half in puin. Een stenen trap leidde omlaag naar glinsterend water recht eronder.
`Niet heel indrukwekkend,' merkte Acopulo op met een minachtend gesnuif. 'Ik zou je niet aanraden ervan te drinken.'
`Ik zou er geen paard drenken,' gaf Shandie toe, en keek fronsend naar het zilverkleurige schuim en de paar nevelflarden die boven het wateroppervlak dreven.
Je zou er met een paard niet kunnen komen.'
En dat was een waarheid als een koe. De poel was kleiner dan hij verwacht had, maar de oevers waren verborgen onder overhangende struiken en wilgen, zodat hij misschien groter was dan hij leek. De zijkanten van de poel rezen steil omhoog; de trap was de enige zichtbare toegang. `Wat doen we nu?' vroeg Umpily, hoestend in de vochtige atmosfeer van de ochtend. Het was koel en iedereen huiverde door gebrek aan slaap. `Er voor zingen, of aanroepen of erin springen?' Hij leek niet bereid één van die dingen te doen.
Je zet er één voet in,' legde Shandie uit, die probeerde meer zelfverzekerd over te komen dan hij zich voelde. 'De rechtervoet om te zien wat je moet zoeken, de linker om te zien wat je moet vermijden.' Niemand vroeg waar hij die wijsheid vandaan haalde - ze wisten allemaal dat hij met magisters sprak
Eén profetie per klant?' vroeg Acopulo.
`Zoiets.' Shandie liep naar de trap. De vrouw had laten doorschemeren dat de poel magisch in wanorde kon verkeren. Misschien was er maar één profetie per nacht, en in dat geval wilde hij die voor zichzelf houden. Waarschijnlijker was dat er helemaal niets zou gebeuren en dat hij voor gek zou staan.
De treden waren wankel en zaten onder de klei. Heel voorzichtig liep hij omlaag, wankele stap voor wankele stap, terwijl hij met een hand steun zocht tegen de bemoste stenen van de muur. Tenzij de constructie vervalst antiek was, dateerde dit deel van het complex van eeuwen vóór Abnila. Het had natuurlijk oorspronkelijk een gewone poel kunnen zijn, die pas later betoverd was.
Hij stapte bijna in het water voor hij het besefte, want de trap liep onder de oppervlakte door.
Vanaf de laatste droge steen keek hij over een donker, glad oppervlak, dat veel groter was dan de indruk die hij er boven van had gekregen. De wind drong niet door in de kom. De traag kronkelende mistflarden waren op deze hoogte duidelijker, even naargeestig en geheimzinnig als de bleke plekken schuim. Het maanlicht had geen kleur. Hij kon de maan natuurlijk in het water weerspiegeld zien, evenals de zilveren randen van wolken en bomen. Geen riet of lelies, maar er hing een vreemde geur — geen verrotting, maar haast zoet, als wierook.
Toen hij zich vooroverboog kon hij zijn eigen weerspiegeling zien, zijn glanzende helm. De hoofden van zijn metgezellen tekenden zich af tegen de lucht, toen ze zich over de balustrade bogen om naar hem te kijken. Hij hoopte dat ze er niet te zwaar op zouden leunen, en de hele boel krakend naar beneden zou donderen.
Het ochtendgloren was nabij, dus hij moest opschieten. Wilde hij weten wat voor gevaar er dreigde — misschien het gezicht van een toekomstige moordenaar, of een verrader? Hij werd altijd goed beschermd en zou in de toekomst nog beter beschermd worden. Iedereen ging uiteindelijk dood, en hij voelde er niets voor zijn eigen dood te aanschouwen. Evenmin zou een profetie van een of andere catastrofe in de verre toekomst veel waarde hebben — hij nam aan dat hij een hoge leeftijd zou bereiken, net als zijn grootvader.
Vragen om goed nieuws zou natuurlijk slechts een beeld opleveren van Eshiala. Dat zou geen schokkende onthulling zijn, maar in ieder geval het uitstapje de moeite waard maken. En hij wilde zoveel hervormingen invoeren als hij de troon besteeg — misschien zou deze tovenarij hem kunnen helpen te beslissen waar hij moest beginnen. Hij leunde tegen de muur en trok zijn rechtersandaal uit. Toen zette hij zijn blote voet in het water.
De volgende tree lag dieper dan hij verwacht had. Bovendien was het water warm, terwijl hij dacht dat het koud zou zijn. Dat verbaasde hem zo erg dat hij er bijna met zijn hele lichaam in viel. Hij hield zich weer met zijn hand tegen de muur in evenwicht en wachtte tot de breder wordende rimpelingen verdwenen waren. Het warme water verklaarde de nevel, op een koude ochtend.
Het oppervlak werd heel langzaam, verrassend langzaam weer helder. Geleidelijk kwamen de weerspiegelingen tot rust — de maan, de wolken, de nevel. Bomen. Zijn eigen gezicht. Alles donker en onduidelijk. Behalve dat het nu volle maan was.
Nee, het was een bleke afbeelding van de zon. Alle willekeurige vormen van nevel en schuim en schaduw en weerspiegelingen hadden bijna onmerkbaar een zinvol patroon gevormd — een onduidelijk, vreemd landschap bij daglicht, dat vertroebeld leek, alsof hij het door rookkleurig glas zag. Eerst ontwaarde hij een kasteel in de verte, op een bergtop. Toen ontdekte hij de zomerse wolk erachter, verbleekt tot plekken lichtgrijs. De strook water op de voorgrond moest de zee zijn, want golven spoelden op een strand. Dus die hoekige rots was een eiland, en nu zag hij dat er een stad lag op de helling onder de torens.
Waar was dit? Wat voor zin had een profetie die hij niet kon identificeren? Juist toen hij de anderen wilde roepen om te vragen of zij die plaats kenden, besefte hij dat wat hij had aangezien voor zijn eigen spiegelbeeld, het beeld van een ander was. Hij staarde in de verbaasde ogen van een jongen, een jonge jotunn in de armoedige kleren van een visser of een boerenknecht. Hij stond op de voorgrond met zijn handen in zijn zakken. Verbaasd bewoog Shandie zich. Rimpelingen verbreidden zich vanaf zijn huid; het beeld verdween. Gespannen van opwinding wachtte hij tot het terug zou komen. Deze keer kwam het water sneller tot rust, maar de maan was weer in het eerste kwartier en er was geen kasteel, geen jongen meer te zien. De magische voorstelling was voorbij.
Hij haalde zijn rechtervoet uit het water, trok zijn andere sandaal uit en probeerde het met zijn linkervoet. Het water leek veel kouder en de rimpelingen vervaagden snel; hij zou niets meer te zien krijgen. Eén profetie per klant.
Met zijn sandalen in de hand liep hij de trap op. Hij voelde zich hevig gefrustreerd. Misschien had die armzalige oude poel zijn best voor hem gedaan, maar dat best was onbevredigend. Zijn reis was vergeefs geweest. Tegelijkertijd voelde hij zich onrustig bij de angstwekkende tovenarij. Hij was veel vertrouwder met het occulte dan de meeste aardlingen. Als kind had hij gezien hoe alle wachters zich materialiseerden in de bezoekerszaal, toen Heks Grunth bij haar ambtsaanvaarding in de senaat verscheen om naar de welkomstrede te luisteren. In zijn diensttijd was Olybino een geregelde bezoeker geweest. Maar hij was niet zo vertrouwd met het occulte dat hij er blasé over kon doen.
`Mag ik opmerken dat je een heel eind gereisd hebt om je voeten te wassen?' merkte Acopulo spottend op. Hij was de enige van de groep die zich zo'n opmerking kon permitteren, en dat wist hij. Maar toch ging hij wel heel ver.
Shandie negeerde de oneerbiedigheid. 'Heb je niets gezien?'
Jij wel?' vroeg de geleerde.
De anderen hadden geen kik gegeven, maar waren duidelijk geschokt. Ja, een visioen van een kasteel en een stad, maar ik heb geen idee waar het was. En ik zag een jongen. Van een jaar of vijftien, zestien.' Shandie dacht even na. 'Een jotunn, maar een merkwaardig gezicht. Zijn ogen leken donker, al was het moeilijk de kleuren te onderscheiden. Zijn haar moest dringend geborsteld worden... hij deed me aan iemand denken, maar ik weet niet aan wie. En jullie hebben niets gezien?'
Nee, zeiden ze allemaal, ze hadden niets gezien.
`En met mijn andere voet bereikte ik niets, dus het is één profetie per man. Een van jullie moet het dus proberen. Overigens — het water is warm. Het gaf me zo'n schok dat ik er bijna in was gevallen.'
De anderen wisselden een onrustige blik. Niemand wilde zich graag als eerste melden.
`Het wordt straks al licht,' zei Acopulo. 'Ga jij maar eerst, signaleur, dan kunnen de volwassenen op de trap wachten.'
Met een blik op Shandie om toestemming, liep Ylo haastig de trap af. De twee adviseurs volgden.
Shandie trok zijn sandalen aan. Toen leunde hij samen met Hardgraa op de afbrokkelende balustrade en keek de naar beneden lopende stoet na. Waag jij het er niet op, centurio?'
`Alleen als u dat wilt, heer. Ik wil het liever niet weten.'
`Verstandige man! Het enige wat me dit heeft opgeleverd is een door het Kwaad verkregen mysterie dat me waarschijnlijk jaren zal achtervolgen. Telkens als ik in de buurt van de zee kom, zal ik het me weer afvragen. Onze jonge vriend steekt ook zijn rechtervoet in het water. Ik verwacht dat hij cohorten mooie vrouwen zal zien.'
Hardgraa gromde. 'Waarschijnlijk! De andere voet zou hem legioenen van woedende echtgenoten tonen.'
Shandie grinnikte. Het kwam altijd onverwacht als de ruige veteraan blijk gaf van gevoel voor humor. 'Meer dan waarschijnlijk!'
De rimpelingen waren nauwelijks zichtbaar vanaf het terras, zag Shan-die. Hij kon niets ongewoons zien in het water van de poel.
Maar Ylo scheen wel iets te hebben gezien, want hij maakte een opmerking tegen Acopulo, die bij het water was aangeland. De twee wisselden een paar woorden. De kleine man lachte. Hij ging voorzichtig zitten en Ylo hielp hem met het uittrekken van zijn laars — zijn rechterlaars. De signaleur kwam de trap opgehold, en minderde slechts vaart toen hij de omvangrijke gestalte van Umpily passeerde.
`En?' zei Shandie toen Ylo boven was. `De mooiste vrouw ter wereld?' `O, ja. Hebt u haar gezien?' De lichter wordende lucht was nu voldoende helder om de opwinding te kunnen zien op het gezicht van de signaleur. 'Nee, ik raadde er maar naar. Heus waar? Heb je dat gezien?'
Ylo knikte zo enthousiast, dat zijn wolforen flapperden. 'Ja, hoogheid! Absoluut... Tartte elke beschrijving!'
`Lag ze naakt op een bed?'
`In een tuin, maar, ja. Naakt.' Ylo zuchtte diep. `Ongelooflijk.' Nou ja, hij kon erover oordelen.
Hardgraa maakte een zacht snuivend geluid. 'Ik hoop dat je haar gezicht zo goed gezien hebt dat je haar herkent als je haar tegenkomt.'
`Ik zal haar overal herkennen!' verzekerde Ylo.
Shandie wilde dat hij evenveel vertrouwen had in zijn eigen visioen. Als hij terugkwam in Hub zou hij de zweep leggen over de imperatoriale bureaucratie en een lijst vragen van alle voor de kust liggende eilanden met kastelen. De zon had laag achter het eiland gestaan, dus moest het voor de oost- of voor de westkust liggen, niet in het noorden of zuiden. Het zoeken zou de pennelikkers een tijdje zoet houden. Maar het zou geen verklaring vormen voor de vreemde vrouw die de aanleiding was geweest voor deze séance, een vrouw die beweerde dat ze niet bang was voor de wachters.
Onder hem stak Umpily voorzichtig zijn linkervoet in het water. Acopulo kwam de trap op met zijn rechterlaars in de hand.
`Succes gehad?' riep Shandie.
`Ik heb iets gezien,' zei de kleine man, maar hij zei verder niets meer tot hij op het terras was. 'Maar ik schiet er weinig mee op.'
`Wil je het me onder vier ogen vertellen?'
`Nee. Het is niet de moeite waard om geheim te houden.' De politieke adviseur ging stram op een deel van de omgevallen balustrade zitten en trok zijn laars aan. 'Ik heb mijn oude mentor gezien, de eerwaarde doctor Sagorn.' Hij snoof.
In zijn studententijd had Shandie Acopulo veel verhalen horen vertellen over de wijze man, teveel verhalen. 'Leeft hij dan nog?'
`Ik zou niet weten hoe dat zou kunnen. Hij was zo oud als het Protocol toen ik hem kende, en dat is dertig jaar geleden.' Acopulo vertrok zijn gerimpelde gezicht. 'Ze schijnen mij een retroactieve profetie te hebben gegeven! We moeten ons vertrouwen in de Goden stellen en niet in zulke toverboel.' Hij was al vergeten dat hij het experiment zelf had aanbevolen. `Lord Umpily steekt zijn linkervoet in het water,' merkte Hardgraa peinzend op.
Acopulo liet zijn stem dalen. 'Misschien wil hij iets weten over zijn lieve vrouwtje! Ik vermoed een gebrek aan vertrouwen bij hem!' Hij grinnikte boosaardig.
`Zijn vrouw is ongeveer een jaar geleden gestorven,' zei Shandie. Wist je dat niet?'
De geleerde verslikte zich en mompelde een verontschuldiging. Shandie voelde dat hij zelf ook nogal hatelijk was geweest, maakte een grimas en keerde hem de rug toe om op de dikke man te wachten. Umpily zat op de trap en trok zijn laars aan. Hij deed er lang over om weer boven te komen. De lucht was blauw en de maan een vage vlek, half verborgen in de wolken.
`En?' vroeg Shandie.
`Niet goed, hoogheid,' pufte Umpily. 'Ik... ik heb helemaal geen visioen gezien.' Zijn kwabbige gezicht was ongewoon strak en bleek.
Dat is jammer,' zei Shandie behoedzaam. 'Ik denk dat het licht verkeerd was, of dat de poel zijn krachten verbruikt had. Laten we weggaan, heren. We hebben een lange, inspannende reis voor de boeg.'