HOOFDSTUK VIJF

Gijzelaars van de lotsbeschikking

1

De zon keerde terug in Krasnegar.
Midden in de winter was er bijna geen daglicht. Het zonlicht verscheen midden op de dag gedurende korte tijd als een helder vlak en verdween dan als een korte kaars in een crypt. In het donker van de nieuwe maan was de lucht een ijzerkleurige koepel met slechts een fonkeling van sterren en de nachtmerrieachtige lichtstrepen. Die waren te arrogant om menselijke zaken bij te lichten, alsof de vergrijpen van het klimaat hen niets aangingen.
Een volle maan ging echter nooit onder. De sterren en de lichtstrepen ontvluchtten hem. Hij zweefde door de lucht, groot als een zilveren schotel, en wierp een behulpzaam blauw licht op de sneeuw, zodat de mens even uit zijn hol tevoorschijn kon komen om de zwaar beproefde wereld te aanschouwen.
De tweede volle maan na midwinter was de traditionele datum van de Houtverzameling. Een gewoonte die was ontstaan tijdens de regering van Inos. Zij had in de winter expedities uitgerust om hout te halen uit de bossen in het zuiden, waarbij paardesleeën werden gebruikt om de boomstammen over de kale heuvels naar Krasnegar te vervoeren. Helaas behoorden de bossen aan de kobolden. Kobolden, zoals men Rap had horen zeggen, waren groen maar niet dom. Toen hij met de koningin was getrouwd en de leiding van mannelijke aangelegenheden als expedities om bomen te vellen had overgenomen, was de waarde van hout als ruilartikel tot de kobolden doorgedrongen.
Die winter werd de eerste Krasnegarische ploeg die zich naar het zuiden waagde stilletjes omsingeld door ongeveer vijf keer zoveel kobolden, allen gewapend met speren of pijl en boog, vol verlangen om de kwestie van de waarde van het hout op stam te bespreken. De verdiende reputatie van de kobolden als enthousiaste martelaars oefende een zekere druk uit op de onderhandelingen.
Er werd een wederzijds aanvaardbare wijze van betalen afgesproken, en sindsdien was het uitgegroeid tot een jaarlijks evenement. De kobolden zelf waren veel efficiënter in de kou dan zelfs de jotanaren, oneindig veel beter dan impen of paarden. Groepen kobolden hakten de bomen om en trokken de sleeën bij het licht van de maan naar Krasnegar. Een enkele sneeuwstorm veroorzaakte weleens wat vertraging, maar als het weer goed bleef, kwamen de kobolden zonder mankeren op de Houtverzameling. Ze schenen de kou nauwelijks te merken, al kon die de longen van een man verbranden. Het gerucht ging dat de sleeënteams een nonstop driedaagse wedstrijd hielden vanaf de rand van het bos. Men zei dat de symbolische prijzen die tijdens dat jaarlijkse evenement werden uitgereikt, bestonden uit nagels of oren.
Toen Rap over de verhoogde weg galoppeerde was de zon een heldere vlek in de ijzige nevel, laag in het zuiden. De maan zou onmiddellijk na zonsondergang opkomen. Zijn pad kronkelde door een nachtmerrieachtige wirwar van ijsschotsen, maar de baai zelf was erger, die bracht het extra gevaar mee dat hij erdoor kon zakken, een wisse dood tegemoet.
Voor hem rees een enkele streep rook recht omhoog uit een van de kleine hutten die de kust markeerden. Drie sleeën met hout stonden te wachten om te worden uitgeladen, en veertig of vijftig kobolden vormden een donker patroon tegen het wit. Sommigen van hen waren in beweging, maar de meesten zaten gewoon in de sneeuw te praten. Als Rap dat zou proberen, zou hij in tien minuten zijn doodgevroren.
Hevig hijgend bereikte hij de kust, waar hij gemakkelijker vooruitkwam. Aan de overkant van de baai stak de onwaarschijnlijke top van Krasnegar omhoog in de lucht, verdoezeld door alle rook uit de schoorstenen, bekroond door het kasteel. Zijn kasteel. De stad leek te glanzen in het waterige zonlicht, te fonkelen achter de ijzige nevel.
Een groep van drie mannen had zich van de anderen afgescheiden. Hij liep naar hen toe, zich afvragend of degene in het midden Doodsvogel zelf kon zijn.
Ja, er waren momenten waarop Rap zijn besluit om tovenaar áf te zijn betreurde. Zelfs met de zwakke kracht die hij nog over had, zou hij onmiddellijk weten of de middelste kobold Doodsvogel was. Natuurlijk zou hij ook weten wat de man dacht en dat zou alle pret van de onderhandelingen bederven. Soms vroeg hij zich af hoe lang zijn voornemen zou duren als een bijeenkomst als deze ooit een slechte keer zou nemen. Had hij de moed om uit principe te sterven als een gewoon mens?
Puffend en hijgend bleef hij staan en blies buitensporige stoomwolken uit, transpirerend onder zijn bontkleding — hij was niet meer zo jong als hij geweest was. Drie paar onvriendelijke, vreemdhoekige ogen keken hem aan door de spleten van de bukskin maskers. Natuurlijk konden zij niet méér van hem zien dan hij van hen. Het waren kleine, brede, geharde mannen; geen van drieën was lang genoeg om Doodsvogel te kunnen zijn. Rap zocht in zijn geheugen naar het schone koboldendialect. 'Ben Plat-neus. Spreek voor stad.'
`Spreek aanvoerder!' snauwde de middelste kobold.
`Ben aanvoerder.'
Op iets gematigder toon stelde de zegsman zich voor. 'Bloednaald van Egels.' Hij en Rap deden beiden een stap naar voren en omhelsden elkaar. Rap kromp ineen bij de harde druk en kokhalsde bijna bij de stank van het berevet dat kobolden gebruikten bij wijze van winterondergoed. Bloednaald stelde Zilverflits van Zalmtotem en Nijvere Tand van de Bevers voor... nog meer bottenkrakende omhelzingen en maagomdraaiende vleugen van ranzig vet. Hoewel ze ongetwijfeld opdracht hadden gegeven het vuur in de dichtstbijzijnde hut aan te steken, nodigden ze Rap niet uit om in de warmte te komen. Dat betekende dat de onderhandelingen snel moesten worden afgewikkeld.
`Hebt ruilgoederen gezien?'
`Rommel!' Bloednaald haakte zijn masker even los, zodat hij vol afkeer op de grond kon spuwen. Rap meende het speeksel op het ijs te zien stuiteren.
`Goed zout!' zei hij. 'Mooi glas. Geurige kruiden. Nuttige gespen...' Hij zweeg even en ging in gedachten de lijst van goederen na die hij de vorige herfst in de hut had achtergelaten. Zijn voeten waren al ijskoud. `Heb zwaarden nodig!' zei de kobold, en deed een stap naar voren. 'Bijlen. Veel veel punten voor pijlen.'
Dit was het moment waarop de onderhandelingen altijd penibel werden. Krasnegar was door een verdrag met het Impenrijk gebonden de kobolden geen wapens te leveren. Als Rap dat verdrag schond, zou de imperatoriale handel worden stopgezet en zou de stad spoedig afsterven, zelfs al zouden ze de eerste winter nog niet verhongeren. Aan de andere kant, als hij de kobolden tegen zich in het harnas joeg, kon Krasnegar weleens van de ene dag op de andere in een stroom van bloed ten onder gaan. Lang geleden, toen hij nog een tovenaar was, had hij de verhoogde weg onaanlokkelijk gemaakt voor kobolden, en kobolden hadden een hekel aan water, maar ze zouden hun grote tanden lang genoeg op elkaar kunnen klemmen om over het ijs aan te vallen. Ongeacht de geografie, lag zijn koninkrijk economisch direct tussen de twee partijen.
`Heb geen zwaarden. Impen houden zwaarden.' Zijn kobolds was niet zo vlot meer. 'Niet ruilen ons zwaarden.' Hij ging verder met het aanprijzen van zijn goederen.
Bloednaald bleef ze rommel en afval en nog erger noemen. Wolvekeutels!' was zijn conclusie ten slotte en hij sloeg zijn armen over elkaar.
`Zijn niet. Wil niet meer spreken.' Rap sloeg eveneens zijn armen over elkaar. Al verzette hij zich er nog zo hard tegen, hij begon onbedwingbaar te rillen.
De hoekige ogen van de kobold flitsten. 'Zullen bomen houden en rommel ook nemen!'
`Zijn dieven?'
`Zullen rommel nemen en aanvoerder ook! Ruilen met stad voor zwaarden.'
Bloednaald was kennelijk een harde onderhandelaar. Ontvoering en losgeld, en straks zou hij ongetwijfeld dreigen de stad plat te branden. Rap besloot dat hij genoeg had van het stomme spelletje. Zijn tanden klapperden.
`Zal Doodsvogel vragen of dief?' Hij draaide zich met een ruk om op zijn bevroren tenen en liep knarsend naar de hut waar het vuur brandde. Hij liep naar binnen en smeet de deur achter zich dicht. Het was niet meer dan een doos van vier stenen muren met een open haard en een paar kleine ramen. De hut bevatte niets anders dan Doodsvogel en een tobbe vet.
De koning van de kobolden zat naakt op een vod van een kledingstuk na op de onverharde grond en smeerde zijn voeten in met berevet. De stank ervan zou de ogen van een man doen tranen. In de haard brandde vrolijk knetterend een vuur van sprokkelhout. Hij zat er een eind vandaan, maar de gloed gaf hem een slijmerige groene glans.
`Trucs!' zei Rap, uit gewoonte de sneeuw van zijn laarzen stampend. Zelfs hier binnen blies hij stoomwolken uit. Hij liep naar het vuur en ging er zo dicht mogelijk bij staan. Hij slaakte een zucht van opluchting toen hij begon te ontdooien.
De kobold grinnikte, een zacht, kwaadaardig geluid vol dreiging. 'Bent geen tovenaar? Ziet door muren?'
`Niet zien door muren... O, laten we imps spreken, grote stommerd die je bent! Ik had geen tovenarij nodig. Ik wist dat je ergens in de buurt moest zijn omdat Raaf Totem eigenaar is van de bomen en er geen zegsman was van de Raven. Hoe gaat het ermee, lelijke groene verschrikking?' Doodsvogel lachte om het compliment en krabbelde overeind. Hij was groot voor een kobold en werd elk jaar groter. Hij was kleiner dan Rap, maar had de spieren van een trol. Zijn zwarte haar was ingevet tot het als een touw over zijn linkerschouder hing, bungelend op zijn uitpuilende buik, en hij had een grotere snor dan de meesten. Zijn ogen leken bijna vierkant, al was dat gedeeltelijk het effect van de tatoeëringen eromheen. Grijnzend met een paar slagtanden als van een wolf, liep hij naar voren om zijn oude vriend te omhelzen. Rap gebruikte al zijn kracht voor de omarming, maar voelde zijn ribben kraken.
De eerste koning van de kobolden.
Een man met een lotsbestemming die was voorgeschreven door de Goden.
Rap bedacht dat hij zijn vervuilde bontkleding zou moeten verbranden als hij thuiskwam en hurkte neer bij het vuur. Hij glimlachte naar zijn voormalige slaaf. Doodsvogel liep bij de hitte vandaan en begon het vet te vervangen dat hij aan Rap had afgegeven.
Je wordt dik!' merkte Rap zelfvoldaan op, zich ervan bewust dat zijn eigen middel goed verborgen was.
De hoekige ogen knepen samen. 'Wil je de beste van drie proberen?' `Nee, dank je wel!'
`Heb je wat bier bij die rommel gedaan die je mij in de maag wilt splitsen?'
`Nee, maar ik zal een paar zakken bier sturen voor jou.' Rap wist wie het zou drinken als het ontdooid was. Niemand anders zou er zelfs maar aan mogen ruiken. 'Ik heb je voornamelijk aluin gegeven.'
De kobold bromde iets, al was dat misschien minder een commentaar dan het gevolg van zijn succesvolle poging bij een moeilijk bereikbaar deel van zijn lichaam te komen. 'Waarom aluin? Ik heb geen aluin nodig. Weet niet waar iemand aluin voor gebruikt!' Hij keek achterdochtig naar Rap.
`Heeft iets te maken met verfstoffen. Maar ik heb gehoord dat de dwergen er erg op gesteld zijn, en wie maken betere zwaarden dan zij?'
De kobold onderbrak zijn toilet en staarde met zo'n duidelijke woede naar Rap, dat ieder ander zich waarschijnlijk zou zijn doodgeschrokken. Zelfs Rap had prettiger momenten beleefd.
`Beweer je nog steeds dat je geen tovenaar bent?'
Gewaarschuwd door de stank van schroeiend bont, schoof Rap een eindje van het vuur vandaan. 'Geen tovenarij. Ik hoor dat de impen een muur bouwen over de Pondague Pas.'
Weer flitsten de grote slagtanden. 'Voeren ze tenminste geen kattekwaad uit.'
`Terwijl jij onderhandelt met Dwanenland! Kom nou, Doodsvogel! Het is overduidelijk. Je hebt al die jaren schijnbewegingen gemaakt op Pondague, zodat je het lmpenrijk ervan hebt overtuigd dat er geen andere weg is over de bergen. Maar je maakt mij niet wijs dat je inmiddels niet een paar andere passen hebt gevonden! Bovendien zijn de dwergen je natuurlijke bondgenoten. Dat is ook geen geheim. Wanneer val je aan?' Doodsvogel keek kwaad. 'Jij bent degene die me heeft verteld over mijn lotsbestemming. Voorspel het zelf maar.'
Rap had niet echt verwacht dat de ander hem in vertrouwen zou nemen.
Maar het zou niet lang meer kunnen duren. Doodsvogel had net genoeg van de impse cultuur opgepikt om een dodelijke vijand te worden voor het Impenrijk. Hij had zeventien jaar besteed aan de vereniging van zijn volk en de voorbereiding van de oorlog. Alle grensconflicten die het Impenrijk belangrijk had gevonden waren alleen maar oefeningen geweest voor de grote aanval. Dit jaar? Of het volgende? Of het jaar 3OOO?
Rap huiverde. 'Toevallig heb ik een profetie voor je. Een oud geloof zegt dat Emijns Protocol aan het eind van het millennium zal falen. Dat is over twee jaar. Ik heb uit heel gezaghebbende bron dat er iets van waarheid in zit.'
De kobold grinnikte en verried niets. Tevreden over zijn vetlaag begon hij zijn bukskin kleren aan te trekken. 'Zal leuk zijn Hub terug te zien. Een feestje voor ze te geven. Eh, met hen, bedoel ik.'
`Misschien. Maar het betekent tovenarij problemen.'
`Helder Water is dood, weet je dat?'
`Nee. Maar het verbaast me niets.' De gekke ouwe heks was sinds 2682 wachter van het noorden geweest. Wie is haar opvolger?'
Doodsvogels vierkante ogen fonkelden temidden van de tatoeëringen. Op de een of andere manier leek zijn gezicht groener nu de rest van hem bedekt was met bukskin. 'Een dwerg, Raspnex genaamd.'
`Degene die wij ontmoet hebben?'
`De oom van Zinixo,' gaf de kobold toe, grijnzend als een hyena. Natuurlijk zou hij blij zijn als er een dwerg op de Witte Troon kwam te zitten, als hij verdragen had afgesloten met de dwergen. Het officiële prerogatief van Noord waren de jotanar rovers, maar ook haar kobolden hadden bij Helder Water in de gunst gestaan, al was ze te gek om betrouwbaar te zijn.
Rap dacht aan de tijd van zijn tovenarij. 'Ik had niet gedacht dat Raspnex voldeed aan de normen van de magisters, maar hij is niet slecht. Hij was de sterkste van Zinixo's volgelingen in Faerie. Toen ik Zinixo had overwonnen en terugkwam, had hij niet geprobeerd een van hen te imprinten. Ik was onder de indruk.'
Zuid was natuurlijk een elf. Elfen en dwergen waren geboren vijanden, dus zouden er weer moeilijkheden komen onder de Vier. Maar om eerlijk te zijn - er waren altijd moeilijkheden onder de Vier! De heks van het westen was een trol, Grunth. Ze was niet bijzonder machtig. Dat was Olybino, magister van het oosten, ook niet. Lith'rian was nu waarschijnlijk de sterkste, dus was het vreemd dat hij zijn stem had gegeven aan Raspnex... Rap haalde zijn schouders op en liet de kwestie voorlopig rusten, terwijl hij zich bezig hield met andere dingen - zoals zijn rokende linkerbeen, bijvoorbeeld. Hij schoof opzij.
`Hoe gaat het met die kleine schoonheid die je verleden zomer bij je had - Grasklokje?'
`Goed. Niet zo klein meer.'
`Hoeveel vrouwen zijn dat nu?'
Doodsvogel ontweek de vraag. 'Verscheidene.'
`Hoeveel kinderen?'
De kobold grinnikte. 'Staatsgeheim. Hoe gaat het met jouw vrouw?'
`O, goed,' zei Rap. `Ze heeft net een schat van een zoontje gekregen. We denken dat het een soort blonde imp wordt, wat goed is, want de ander is een jotunn en de Goden zij gedankt dat ze geen van allen echt op mij lijken. Maar ik zal je vertellen wat Kadie laatst heeft gedaan...'
Doodsvogel wachtte met nauw verholen ongeduld tot Rap zijn verhaal had verteld. Zonder zelfs maar te glimlachen bij de pointe begon hij een saai en zinloos verhaal hoe zijn oudste zoon, Bloedbek, zijn eerste beer had gedood.

2

Zelfs een kabouter kon eenzaam zijn, en een kabouter zonder eigen Plaats was een verdwaalde ziel. Naarmate het droge seizoen droger en heter werd, voelde Thaïle de roep van het verre College met de dag sterker worden. Het leek haar nu al haar vriendinnen, haar familie en haar vertrouwde omgeving ontnomen te hebben. Het leek haar al in zijn occulte, onzichtbare armen te hebben gesloten. Ze kon geen plannen maken; ze kon niet verder vooruit denken dan het begin van het volgende regenseizoen, want dan zou ze zestien zijn en ergens anders wonen en een ander mens zijn, een heel ander leven leiden dat ze zich nu absoluut niet kon voorstellen. De Plaats van Gaib was niet langer haar thuis. De weg voor haar verdween over een heuveltop.
Voordat de archivaris kwam was ze net begonnen aan de eerste stappen van de vrijage, de verlegen uitwisseling van geschenken, om blijk te geven van belangstelling. Jains bezoek had daar een eind aan gemaakt. Alle buren wisten ervan. Plotseling was ze een vreemde voor haar vrienden, buiten hun rituelen gesloten. Geen man zou iets van zijn handwerk verspillen door het aan een vrouw te geven die binnenkort moest vertrekken. En dus hoefde ook Thaïle geen tijd te verdoen met het maken van hoeden of handschoenen of een van de gebruikelijke kledinggeschenken van een vrouw aan een man - ze zouden alleen maar geweigerd worden met het traditionele vriendelijke smoesje dat ze niet pasten.
Trouwens, slechts drie van de jongens die ze kende waren ook maar enigszins de belangstelling waard, en die waren allemaal al op verkenningstocht.
Zelfs haar ouders hadden met een soort afwijzing op haar nieuwe lotsbestemming gereageerd. Het was beslist niet opzettelijk, en Thaïle zou het misschien niet eens gemerkt hebben als ze niet het Gevoel had gehad, maar op de een of andere manier leken Gaib en Frial zich erbij te hebben neergelegd dat ze voor hen verloren was, zoals ze hun andere twee kinderen hadden verloren aan een eigen Plaats. Op subtiele wijze waren ze dichter naar elkaar toe gegroeid, alsof ze een hiaat moesten opvullen. Misschien was dat gewoon een deel van het leven, een vorm van zelfverdediging voor ouden van dagen, die hun laatste jaren niet wilden doorbrengen met een vruchteloos verlangen. Maar in dit geval was het verloren kind nog niet weg; ze had geen eigen Plaats die haar beschutting kon bieden en geen vervanging voor de liefde.
Thaïle had onwillig geconstateerd dat haar oude leven verwoest was; ze kon maar beter zo snel mogelijk aan het nieuwe beginnen. Een spoedig vertrek was misschien minder moeilijk voor haar ouders dan tot het laatste moment blijven hangen. De koffieoogst was het drukste seizoen van het jaar. Ze zou blijven om daarmee te helpen en dan zou ze vertrekken. Intussen, omdat het begin van de zomer een gemakkelijke tijd was en haar hulp niet noodzakelijk, zou ze vast beginnen met afscheid nemen door een bezoek te brengen aan haar zuster. Het zou de eerste keer zijn dat ze in de Plaats van Wide kwam, en vrijwel zeker de laatste keer. Zoals een vader betaamde, reageerde Gaib op haar mededeling met voorspelbare zwaarwichtige protesten over de gevaren van verdwalen, verkracht worden of door beren worden verscheurd. Frial bekeek het probleem op haar gebruikelijke nuchtere manier en zei dat ze niet dacht dat iemand met Thailes Gevoel ooit zou verdwalen en wel ongelooflijk stom moest zijn om zich te laten verkrachten. En er waren daar niet meer beren dan hier. Gaib legde zich met tegenzin neer bij haar besluit, zoals altijd.
Thaïles probleem was dat wat haar ouders zeiden niet hetzelfde was als wat ze voelden. Onder hun liefdevolle bezorgdheid voelden ze zich schuldig omdat ze tekort geschoten waren ten opzichte van hun kind, kwaad omdat ze niet wisten wat ze verkeerd hadden gedaan, opgelucht dat ze een tijdje niet in de buurt zou zijn om hen te herinneren aan hun falen, waarop ze zich dan nog schuldiger voelden omdat ze opgelucht waren. Van dichtbij, met al hun zorgen zichtbaar, waren mensen onuitstaanbaar.
Het bezoek was geen succes. De Plaats van Wide was op zichzelf mooi genoeg, in een schemerige koelte onder dikke takken verscholen. Het geurde er naar ceders en was heel intiem en besloten. De noodzakelijke complimentjes kwamen er gemakkelijk uit.
En toch wist Thaïle al twee minuten na haar aankomst dat ze niet lang zou blijven. Sheel had veel meer belangstelling voor haar pasgeboren tweede zoon dan voor een bijna vergeten zuster, en Wide had veel meer belangstelling voor de zuster dan hij hoorde te hebben. Zijn vingers zoemden voortdurend als muggen om haar heen. Zijn erotische verlangens leken de lucht te vullen als de aromatische geur van de bomen of het waarschuwende gegons van de bijen.
Binnen een uur wist Thaïle dat haar zuster spijt had van haar keus. Wide was een slechte kostwinner gebleken, lui en rusteloos. Hij jaagde als hij moest oogsten, zat achter vrouwen aan als hij moest planten, net als de rest van de tijd. Sheel gaf het niet toe, maar haar emoties deden dat wel. Later op de eerste avond werd het zelfs nog erger. Thaïle maakte een opmerking over het College. Blijkbaar had Sheel Wide nooit verteld dat haar familie Begiftigd was. Het beviel hem allerminst toen hij hoorde dat zijn kinderen op een dag een dodenwake zouden moeten houden en ze hem door het College konden worden ontnomen als ze de Gave bezaten.
Eén goed ding — toen hij hoorde over Thailes occulte vermogens, stopte hij een tijdlang met het strelen van haar dij onder tafel.
Thaïle wist de spanning, die haar een barstende hoofdpijn bezorgde, twee dagen uit te houden en nam toen afscheid. Zelfs thuis was het beter dan in de Plaats van Wide.
Midden op de tweede dag van haar terugreis liep ze door het lange gras naast de Grote Rivier. Er was geen echt pad dat ze kon volgen, omdat kabouters het zelden nodig vonden om ergens heen te gaan. Ze slenterde tussen doornstruiken en bamboehalmen. De zon scheen fel.
Op enige afstand, achter een haag van hoog riet rechts van haar, stroomde de rivier slingerend over de vlakte, donker en geheimzinnig, breed en olieachtig, naar men zei vol levensgevaarlijke krokodillen. En er waren slangen. Links van haar leek de rand van het bos nog onheilspellender, maar boven de bomen doemden de rotsachtige toppen op van het Progistegebergte, blauw afstekend tegen de wazige lucht. Ze waren in het benauwde laagland het enige vertrouwde oriëntatiepunt voor een meisje uit de bergen.
De vorige nacht had ze gelogeerd in de Plaats van Shoom, waar een vriendelijk oud echtpaar, wier kinderen uit huis waren, haar onderdak had verschaft. Vannacht wilde ze in de Plaats van Gaib op haar eigen stapel varens slapen, en het was nog ver.
Ze had het warm en ze was moe. Haar voeten deden pijn, haar benen deden pijn, en de vliegen maakten haar dol. Het hoogland was heet in het droge seizoen; als de zon hoog aan de hemel stond was het in de dalen bijna niet uit te houden van de hitte. Alle verstandige mensen lagen ergens zonder kleren onder een boom.
In een buidel aan haar riem had ze een paar sneden hard brood en een dikke kippepoot, die haar royaal door Shoom en zijn vrouw waren geschonken, maar Thaïle had het veel te warm om aan eten te denken. Ze werd achtervolgd door het probleem van het College. En ze had nog een probleem, namelijk wat ze haar ouders over Sheel moest vertellen. Niemand kon Frial iets voorliegen.
Maar op dit moment werd ze hevig geïntrigeerd door een Gevoel. Er was iemand voor haar, die haar richting uitkwam, iemand die overborrelde van vrolijkheid. Ze had haar - of misschien hem - nu al langer dan een uur Gevoeld. Ze wilde die vrolijke man of vrouw ontmoeten, om te ontdekken wat er zo plezierig kon zijn op zo'n benauwde, snikhete dag. Dat was een aantrekkelijkere puzzel dan haar eigen zorgen.
Jammer dat ze niet dezelfde richting uit gingen, zodat ze samen verder konden lopen, en ze kon delen in de blijheid van de ander. Maar als ze dezelfde richting waren opgegaan zouden ze elkaar natuurlijk niet ontmoet hebben.
Vreemden konden gevaarlijk zijn. Een alleenreizende jonge vrouw was nooit echt veilig, nergens. Thaïle kende de risico's in theorie; het waren dingen die haar of iemand die ze kende in de praktijk nooit zouden overkomen, zoals door de bliksem worden getroffen. Ze negeerde een dergelijke absurde bezorgdheid omdat ze die beneden de waardigheid van een vrouw vond.
De gevoelens van de onbekende kwamen dichterbij en leken toen te stoppen. Hoogstwaarschijnlijk was de vrouw - of man - gestopt om op het heetst van de dag te rusten, en dat zou Thaïle de kans geven ongezien dichterbij te sluipen en haar gade te slaan. Of hem. Het Gevoel was niet richtinggevend genoeg om iemand te kunnen besluipen, maar recht voor haar stond een groepje van drie bomen, geïsoleerd in deze woestenij van gras. Daar zou schaduw zijn. Dat was een goede plaats om zich op te richten.
Plotseling kwam er verandering. Opgetogenheid werd woede, kreten van pijn zweefden door de hete lucht boven de bomen. Thaïle stond op het punt te vluchten, toen ze besefte dat haar Gevoel geen angst was maar woede. Een beer of een leeuw of zelfs een slang zou iets veel ergers hebben veroorzaakt. Ze holde weg om te helpen.
De kreten leidden haar. Ze holde om een laatste hoge groep bamboehalmen heen en bleef toen stokstijf staan. Haar prooi danste als een gek in het rond, piemelnaakt, sloeg zichzelf met een doek, waarschijnlijk zijn broek, en slaakte onsamenhangende kreten. Een strohoed, een paar sandalen en een lunch lagen vergeten in de schaduw van de bomen. Zelfs op die afstand kon Thaïle de mieren over hem heen zien lopen - grote rode mieren.
Het slachtoffer kwam hijgend tot staan en begon zichzelf zorgvuldig te inspecteren. Zijn emoties werden minder krachtig, woede vermengd met spijt en een tikkeltje zelfspot. Toen hij zich er eindelijk van had overtuigd dat hij al zijn aanvallers kwijt was, keek hij op en ontdekte zijn publiek. Hij gaf een gil van ontsteltenis, maakte een sprong in de lucht, en deed gelijktijdig een poging haar de rug toe te keren en zijn broek aan te trekken voor hij weer neerkwam. Als gevolg daarvan viel hij in een wriemelende hoop van opperste verlegenheid op de grond. Thaïle barstte in een hulpeloze lachbui uit.
Na een paar ogenblikken besefte ze dat de gêne en het beetje reële lichamelijke pijn die ze van hem Voelde vermengd waren met geamuseerdheid. Blijkbaar zag hij de humor ervan in, en dat leek een onwaarschijnlijke mannelijke reactie onder de gegeven omstandigheden. Ze onderdrukte haar lachbui toen hij naar haar toe kwam, respectabel in zijn short maar nog steeds buiten adem, en bestoft en bezweet na zijn inspanning.
`Ik ben Leéb van de Plaats van Leet,' kondigde hij aan, 'en... en... O, drommels! O... drómmels!' Hij zweeg en staarde haar met open mond aan. Een golf van verbazing en geluk deed haar bijna vallen.
Hij was nog maar een jongen, ongeveer van haar leeftijd. Hij was klein en mager en op de een of andere manier komisch. Zijn muiskleurige haar krulde niet maar golfde; het hing slap omlaag in bezwete pieken. Zijn oren waren heel groot, maar niet puntig, en staken belachelijk ver uit. Zijn neus was veel te klein voor hem.
Maar zijn ogen waren van zuiver goud en opengesperd van verbazing. `Ik ben Thaïle van de Plaats van Gaib,' zei ze aarzelend.
Hij zei: 'O!' en toen weer flauwtjes: 'O!'
Wat is er?' riep ze ontsteld uit.
Je bent... Je bent mooi!'
Toen werd zijn gezicht vuurrood onder zijn diepbruine teint, vanaf zijn sleutelbeenderen tot de punten van zijn absurde oren, en weer Voelde ze verlegenheid, maar die kon zijn vreugde en verbazing niet maskeren. Ze voelde haar eigen gezicht ook rood worden. Snel wendde ze haar blik af. Niemand had haar ooit op die manier mooi genoemd en het gemeend, maar hij meende het.
Wil je! zeiden zijn emoties. Wil je! Wil je!
Zelfs de geile Wide had niet zo'n sterk verlangen uitgestraald, en ze vond dat het haar van Leéb evenzo hoorde tegen te staan als van Wide. Maar dat deed het niet. Het was niet hetzelfde. Het was niet Wides 'wil-dat-jeme-gelukkig-maakt' verlangen. Het was anders en deed haar denken aan het verlangen dat ze van Sheel had gevoeld toen ze haar baby knuffelde en de borst gaf. Het was een Wil-je-gelukkig-maken' verlangen - tederheid! Ze had dat nog nooit van een man meegemaakt. Een beetje van haar moeder misschien. Maar dat was niet hetzelfde.
Toen ze het eindelijk waagde op te kijken staarde Leéb naar de grond, onhandig krabbend over de zwellende mierebeten op zijn knokige ribben. Het willen werd overstemd door een aanhoudende verlegenheid en schaamte over zijn woorden - maar het was er nog steeds.
`Als je de sandalen kunt redden,' zei ze, 'en je hoed - heb ik wat voedsel bij me dat we kunnen delen.'
Hij keek haar met knipperende ogen aan. Thaïle? Thaïle, zei je?' Ze knikte.
`Dat is een heel mooie naam...' Hij keek hoopvol naar haar korte haar. `Vrouwe Thaïle?'
`Nee. Alleen Thaïle.'
Hij sloot zijn ogen alsof hij de Goden dankte.
`Pak je schoenen, Leéb,' zei ze. 'En vertel.'
Ze zaten in de brandende zon en kauwden samen op het brood. Ze namen om de beurt een hap van de kippepoot, en Leéb praatte. En praatte en praatte en praatte.
Hij kon maar over één ding praten, de Plaats die hij had gevonden. Die lag bij de rivier, zei hij, aan een verborgen binnenwater. Er groeiden allerlei soorten bomen. Er was een heel oude bron die hij gemakkelijk schoon kon maken. Er was een open terrein dat vroeger een rijstveld was geweest en dat weer kon worden en alleen daarvan al zou een heel gezin kunnen leven. Er was vis te kust en te keur! Er was een overvloed aan brandhout en aan wilgetwijgen om te vlechten, en meer had je niet nodig om een huis in het dal te bouwen. Hij kon uitstekend weven en hij zou een enorm huis maken! Er groeiden fruitbomen in het wild, en bessestruiken. Er was gras voor de geiten die melk konden geven voor de, eh, kinderen - hij werd weer vuurrood - en ongeveer een halfuur verderop woonde een oud echtpaar, dat het fijn zou vinden een jong gezin in de buurt te hebben en hun een bijl en allerlei andere dingen zou lenen, om hen op weg te helpen, en hun waarschijnlijk hun meeste huishoudelijke goederen zou nalaten als ze stierven, omdat hun kinderen allemaal heel ver weg woonden...
Het was volmaakt, zei hij. De mooiste Plaats in heel Thume. En zijn Gevoel zei hem dat zij daar thuishoorde.
`Pas op voor degenen die snel verliefd worden,' had haar moeder eens tegen haar gezegd, 'want ze vergeten hun verliefdheid weer even snel.' Niet Leéb, dacht ze. Ze had het Gevoel en ze wist dat zijn emotie geen wellust was, al was het wel een complimenteus groot deel ervan. Leéb wist zeker dat hij de perfecte plek had gevonden voor de Plaats van Leéb en de dag daarna de perfecte vrouw om die met hem te delen. Als een man in de Goden geloofde, dan moest hij hierin geloven.
Eindelijk wist Leéb geen superlatieven meer te vinden. Hij bleef domweg zitten en staarde haar met blijde verwondering aan.
Ze legde uit dat ze op bezoek was geweest bij haar zuster en op weg naar huis was.
`Maar ga je mee om mijn Pl... wil je mee om de plek te zien?' smeekte hij.
Hij was niet wat ze zich in haar dromen had voorgesteld. Hij had geen dikke armspieren en brede schouders. Hij was mager en allesbehalve knap. Alledaags, op zijn best! Maar ze had Gevoel en ze had nooit zo'n man Gevoeld, of althans niet een die voelde wat hij voor haar voelde. Een vriendelijke, lieve jongen, die lachte als hij kwaad hoorde te zijn. Een jongen die zichzelf niet serieus nam maar haar heel serieus, en die haar gelukkig wilde maken.
Ze wilde huilen. Ze kon het niet over haar hart verkrijgen hem te vertellen over het College, en dat ze binnenkort weg moest.
Ze schudde haar hoofd.
Weer bloosde hij. 'O, ik weet wel dat we elkaar net ontmoet hebben!' zei hij. 'Ik kan niet verwachten... Niet zo gauw... lk bedoel, ik wilde het je alleen maar laten zien. En je erover laten denken natuurlijk. Ik verwacht niet... dát!'
Ze schudde weer haar hoofd. Dát was het probleem niet. Als hij haar zijn Plaats liet zien en die was een fractie zo goed als hij beweerde, zou ze Leéb ter plekke accepteren — naakte lichamen op het gras. Ze wist het zeker. En dat kon niet, niet als ze weg moest.
Maar ze kon het niet over haar hart verkrijgen hem de verschrikkelijke waarheid te vertellen, want dan zou hij voorgoed uit haar leven verdwijnen, en ze meende iets even kostbaars in hem te hebben gevonden als hij in zijn Plaats, ook al zou ze het niet lang kunnen vasthouden.
`Als je twijfelt, vraag het dan aan je moeder.' Dat was nog een van de gezegden van haar moeder.
`Waarom ga je niet mee naar de Plaats van Gaib om mijn ouders te leren kennen?' zei ze ten slotte.
Voor Leéb was dat het op één na beste wat ze had kunnen zeggen. Lang voordat de avond viel liepen ze hand in hand.

3

Prins Holindarn zat te ontbijten, alweer. Hij ontbeet graag een paar keer, als voorbereiding op alle lunches waartoe hij zijn moeder maar kon overhalen. Als gulzigheid een criterium was, was Holi absoluut imps.
Inos keek op hem neer terwijl hij gretig dronk en haar borsten kneedde met zijn handjes, en probeerde er achter te komen of zijn neus nu de neus van een faun was of een gewoon babyneusje. Zoals gewoonlijk besloot ze dat ze het niet wist en dat het haar eigenlijk ook niet kon schelen. Hij kon er absoluut mee door. hups of niet, hij groeide als een jotunn. Dat kwam door dat vele ontbijten.
Welke illusies de rest van de wereld ook over het voorjaar mocht koesteren, Krasnegar wist wel beter. De dagen werden langer, maar de poolwinter hield het kasteel nog in zijn sombere omhelzing geklemd. Er gierde weer een sneeuwstorm om het kasteel, en nu en dan kwam er een wolk van rook uit de grote open haard zodat hun ogen prikten. De koningin zat met haar voeten bijna in de haard en met haar rug naar de grote hal om wat privacy te hebben. Intussen ging het leven in het paleis zijn gewone gang: bedienden kwamen en gingen, iedereen deed angstvallig of ze niet merkten wat hare majesteit deed.
Ze vroeg zich af hoeveel regerende monarchen zich ongestraft zo nonchalant konden gedragen. Zelfs haar ouders zouden geshockeerd zijn, en die stonden er niet om bekend dat ze erg aan formaliteiten hechtten. Koningin Evanaire had prinses Inosolan beslist nooit zo in het openbaar de borst gegeven.
De bron van al die informaliteit zat naast haar op de bank, keek de andere kant op en had zogenaamd alleen maar aandacht voor hetgeen zich aan de andere kant van het grote vertrek afspeelde, maar nu en dan wierp hij stiekem een bewonderende blik op haar borsten. Hij had het volste recht dat te doen, en ze genoot ervan.
Rap was de vorige dag teruggekomen van een zeehondenjacht — hij was ongeveer drie uur eerder bij de deur dan de sneeuwstorm — en het was heerlijk hem weer bij zich te hebben. Ze was ook blij dat hij in een opgewekte stemming was. Sinds Winterfest had hem iets dwars gezeten. Rap was normaal gesproken geen man die zich veel zorgen maakte. Ze wilde dat hij het haar vertelde, maar ze wilde hem niet uithoren. Hij zou zijn mond opendoen als hij zover was.
Hij vond het vreselijk om voor koning te spelen, maar hij zag er vandaag niet al te sjofel uit. Zijn wambuis was heel respectabel, ook al waren zijn laarzen dat niet.
`Nee! Nee! Nee!' riep een schrille stem vanaf het podium. 'Je moet er meer gevoel in leggen! Probeer het nog eens!'
Je bent de mooiste vrouw op de hele wereld!' snauwde een kwade, hoge jongensstem.
'Zo is het iets beter. Maar je moet er meer overtuiging in leggen.'
De koning en koningin keken elkaar grijnzend aan. De kinderen van het kasteel moesten genadeloos repeteren voor de opvoering van een dramatisch stuk, De Verschrikkelijke Wraak van Allena de Schone, geschreven, geregisseerd en geproduceerd door prinses Kadie. Met natuurlijk prinses Kadie in de hoofdrol.
Amateurtoneel was een oude traditie in Krasnegar, een van de vele manieren waarop de inwoners zich vermaakten tijdens hun lange gevangenschap in de winter. Andere verstrooiingen. waren dansen en madrigaalzang en concerten en diverse speeltoernooien. Of de voorkeur van een man nu uitging naar boksen of naar luitspelen, hij kon altijd wel iets naar zijn gading vinden.
In Krasnegar huisden een paar opmerkelijke talenten, gezien de geringe grootte van het land. Inos kende vier of vijf schitterende zangers, een jongleur, twee of drie dansers, en een stuk of zes musici, die in het Impenrijk allemaal beroemd zouden zijn geworden. Dat was niet altijd zo geweest. De verandering kon worden teruggevoerd tot een zekere daad van waanzin door Inos zelf, in... Goden! Waar bleef de tijd? Kadie en Gath waren nu dertien, dus...
`Waarom zo ongerust, lief?' vroeg Rap zachtjes. 'Zuigt dat kleine monster het leven uit je vandaan?'
Holi hield op met werken en rolde met zijn ogen om te zien waar de stem vandaankwam. Inos maakte gebruik van de gelegenheid om hem voorzichtig van zich los te maken en tegen haar schouder te leggen. 'Wil jij mijn haakjes even dichtmaken, liefste?'
`Eigenlijk,' zei Rap met een flonkering in zijn ogen, 'ben ik veel beter in losmaken.'
Dan heb je de oefening hard nodig!' zei ze.
Hij zuchtte en maakte de haakjes van haar jurk dicht.
Inos legde Holl recht tegen haar schouder. 'Wat die ongerustheid betreft, dacht ik net... Volgend jaar is zeker te vroeg voor Kinvale, hè? Misschien het jaar daarna?'
Rap fronste zijn wenkbrauwen. 'Het jaar 3OOO? Moet ze er echt wel naar toe?'
Verbaasd over zijn antwoord ging Inos in gedachten de hele zaak na. Ze had altijd aangenomen dat Kadie een dezer dagen naar Kinvale zou gaan, net als zij, om decorum en imperatoriale manieren te leren.
Wat miste ze tante Kade! Het was nu meer dan een jaar geleden sinds de lieve oude dame op een ochtend niet meer was ontwaakt en vredig was ingeslapen. Haar ziel was naar het Goed gegaan. Aquiala had via de magische poort bericht gestuurd, en Inos en Rap waren incognito naar de begrafenis gegaan, maar ze miste haar lieve, dappere tante nog steeds. Kinvale zou nooit meer hetzelfde zijn zonder haar.
`Ik denk dat we beter eerst de opvolging kunnen regelen, hè?' zei ze. 'Wil je dat Gath de opvolger is?'
Nu was het Raps beurt om verbaasd te zijn. Hij keek om zich heen om zeker te weten dat niemand luisterde; misschien vond hij dat een open haard niet de geschiktste plaats was om zulke belangrijke zaken te bespreken. Of misschien zou zoiets niet bij hem opkomen. 'Is er een wet?' vroeg hij. `Kadie is ouder.'
`Twintig minuten maar! Traditie - de oudste jongen. Het is de Imperatoriale manier, en zo is het in Krasnegar altijd gegaan. Zusters worden ingeruild voor verdragen, jongere zoons worden de oorlog ingestuurd om te worden gedood, en de oudste zoon erft. Het is wreed, maar het voorkomt ruzie. Ik had een oudere broer, weet je. Hij is gestorven toen hij nog een baby was.'
Ja, ik weet het.' Rap glimlachte. 'Hij had ons een hoop moeite kunnen besparen als hij was blijven leven!'
Ze maakte een grimas naar hem en werd afgeleid door een tevreden boer van Holi. Een dezer dagen zouden ze de opvolging in de raad moeten bespreken - maar Rap was nog in gepeins verzonken.
`Ik kan me een beetje moeilijk voorstellen,' zei hij zacht, 'dat Gath het koninkrijk zijn wil oplegt!'
Het was waar, Gath was uitzonderlijk vreedzaam.
`Aan de andere kant,' ging de koning verder, 'is het nog veel moeilijker je voor te stellen dat het koninkrijk Kadie ooit langer zou tolereren dan de eerste week.' Hij grinnikte om het venijn uit zijn woorden te halen. 'Misschien moeten we Kadie naar het Imperatonale Militaire College in Hub sturen en Gath naar Kinvale, om te leren hoe hij een gentleman moet worden.'
`Ik geloof dat Gath een geboren gentleman is. Dat is juist de moeilijkheid!'
`Het is waar. Gath die jotanaren regeert klopt niet helemaal, hè?' •Hij zuchtte en dacht ongetwijfeld aan de blauwe plekken en gebroken botten die hij had opgelopen toen hij zijn eigen recht verdedigde om serieus te worden genomen als koning van Krasnegar. 'Maar Kadie is een geboren tiran.' Hij liet zijn stem dalen. 'Pas op. Gezelschap!'
`Papa!' zei de bevelende stem van een geboren tiran, toen Kadie ruisend in haar Allena-de-Schone kostuum achter Inos kwam staan. Dit gaat zo niet!'
`Wat gaat niet, schat?'
Allena de Schone stampte met haar voet. `Iggi als magister Thraine. Hij acteert als een paard!'
Rap zei: 'Ik heb paarden gekend met een groot dramatisch talent.' Je weet best wat ik bedoel!'
`Goed, speel jij dan magister Thraine, dan val ik voor je in als Allena de Schone.'
Er kwam een koninklijke stroom van woede uit Kadies mond die haar kleine broertje van streek bracht. Inos suste hem en berispte haar dochter. Rap keek of hij misselijk was, wat hij altijd deed als hij moeite had om zijn lachen te houden.
`Ik heb Gath nodig!' verklaarde Kadie, en plofte pruilend neer tussen haar ouders. Inos, die nu weer fatsoenlijk gekleed was, liep om de bank heen, zodat ze weer met haar gezicht naar de zaal zat en voor de verandering haar rug kon roosteren. Bovendien hoorde de koninklijke familie een goed voorbeeld te geven van huiselijke harmonie door allemaal in dezelfde richting te kijken. Ze zag dat haar juwelenkistje weer was geplunderd, en het gewaad van paars fluweel van Allena de Schone angstig veel leek op de gordijnen in de mooiste logeerkamer.
Rap had het toneelgezelschap geïnspecteerd, dat nu werd weggejaagd door de bedienden die de tafels wilden dekken. `Waar is Gath?'
`Weet ik niet! Hij wil het niet zeggen.'
De koning sperde zijn ogen open. 'Hij treedt niet op in je stuk?'
`Nee.' Kadie bleef pruilen. 'Hij wil niet! Hij is de halve dag verdwenen en wil niet zeggen waar hij geweest is! En mams wil niet dat ik hem volg om er achter te komen.'
Rap floot zachtjes en zei toen: 'Hé, Pret!'
Een passerende lakei keek glimlachend naar de koning en kwam naderbij zodat Rap een pul van zijn blad kon pakken.
`Als Holi de hele dag mag drinken, zie ik niet in waarom ik dat niet zou doen!' Rap hief de pul op in een toost voor hij dronk, grinnikend naar Inos. Ze vroeg zich af waar die plotselinge vrolijkheid van hem aan te danken was.
Dat stomme toneelstuk gaat niet door!' zei Kadie. 'Met Iggi als Thraine zou iedereen ons uitlachen! Dus doe ik het niet!'
Dat is jammer, lieverd,' zei Inos tactvol. 'Misschien zou je de rol van Thraine kunnen herschrijven, zodat Iggi hem aankan?'
`Nee! Het is hopeloos!' De prinses pruilde nog even in stilte, blijkbaar nadenkend over de leemte die daardoor in het culturele leven van het koninkrijk zou ontstaan. Maar toen zei ze liefjes: 'Pappie?'
`Als je me zo noemt, weet ik dat je iets van me wilt waarvan jij weet dat ik weet dat je het niet hoort te krijgen!' Rap nam weer een slok bier en smakte. 'Ja, liefje?'
`Is korporaal Isyrano de beste zwaardvechter in het koninkrijk?'
Haar vader keek over Kadies hoofd heen verbijsterd naar Inos. 'Ongetwijfeld,' zei hij behoedzaam.
`Beter dan jij?'
`Ik? Kadie, als zwaardvechter ben ik een redelijke bandleider! Ik ben geen schermer. Maar voor zover ik het kan beoordelen is Isyrano inderdaad heel goed.'
`Ik wil dat je tegen hem zegt dat hij me schermles moet geven.' `Schermles.' Rap overwoog haar vraag en keek enigszins onthutst. 'Mag ik vragen waarom je schermles wilt hebben?'
`Heeft een meisje meer reden nodig dan een jongen?'
Die twee konden dat uren volhouden. Inos trok Holi's dekentje recht en wachtte af wie het als eerste zou opgeven. Ze vroeg zich af of Rap zich realiseerde dat korporaal Isyrano het soort man was dat een meisje knap zou vinden. Ze vroeg zich af of Kadie nu al dáarmee begon. En ze vroeg zich af of het tot Rap doordrong dat zijn Kadie problemen nog maar nauwelijks begonnen waren.
De koning stelde zich strategischer op. 'Ach, ik zie niet in waarom niet. Een goeie oefening. Ik zou de korporaal maar vragen of hij je schermles wil geven.'
Dat heb ik al gevraagd. Hij wil niet.'
`O. Heb je het hem beleefd gevraagd?'
`Natuurlijk!' zei Kadie, een tikkeltje te snel.
`Of heb je geprobeerd hem te bevelen je schermles te geven? Kadie, ik heb je al honderd keer gezegd dat je niet iedereen moet commanderen! Je geeft niemand bevelen, helemaal niemand! En ik heb tegen iedereen in het koninkrijk gezegd dat ze je niet moeten gehoorzamen als je het probeert! Iedereen!'
Kadie negeerde de mogelijkheden die Raps duidelijke overdrijving haar bood, en zei nors: 'Hoe krijg ik dan schermles?'
`Door het te vragen. Vriendelijk en beleefd.'
`Mag ik zeggen dat jij zegt dat hij...'
`Nee. Je noemt mijn naam niet.'
Dan doet hij het niet!' riep Kadie wanhopig uit. Ze sprong op van de bank en liep zo hard als ze kon weg in haar fluwelen gewaad.
`God van de Waanzin,' mompelde Rap, zijn pul opheffend. Hij stopte halverwege en draaide zich grijnzend om naar zijn vrouw. 'Schermen?' De elfenkoningin in De Heldenmoed van Giapen, denk ik.'
`Ah, mijn literaire onwetendheid treedt weer eens aan de dag... En hoe zit dat met Gath? Heeft hij zich eindelijk aan de slavernij weten te ontworstelen?'
Ze dacht dat ze het hem verteld had. Het moederschap maakte haar misschien vergeetachtig. 'Vlak voordat je wegging. Gath wijdt zich aan goede werken.'
`Nu breekt mijn klomp. Wat voor goede werken?'
`Wat ik meestal doe. Warme soep voor de zieken en zo. Hij kwam bij me en zei dat, nu ik het niet kan doen zolang Holi nog zo klein is, hij het misschien van me kon overnemen.'
Het hart van de koning zwol van trots. 'Zijn eigen idee?'
`Blijkbaar. Hij doet het nu, geloof ik, al twee weken.'
Dat is prachtig,' zei Rap, diep onder de indruk. 'En dat heeft hij helemaal zelf bedacht? Zonder zijn zusje om goedkeuring te vragen? En hij houdt het vol? Je controleert toch wel of de soep naar de juiste plaats gaat, hè?' `Natuurlijk! Ik heb wel iets geleerd in die dertien jaar bemoederen.'
`Geweldig!' zei Rap. Dat is geweldig! Ik moet hem gelukwensen.'
Ja, laat hem maar blijken dat je trots op hem bent,' zei Inos. 'Hij was gisteren nogal van streek. De oude Thrippy is stervende en...'
`God van de Dwazen!' Raps pul viel kletterend op de grond, en het schuim spatte alle kanten op. Hij staarde Inos vol ontzetting aan. Zijn gezicht zag zo grauw, of hij net een draak had gezien.

4

Rap liep te ijsberen. Inos ging in een van de grote leren stoelen bij de haard zitten en wachtte tot hij voldoende gekalmeerd was om te spreken. Ze hadden het bier opgeruimd, Holi aan het kindermeisje gegeven voordat hij wakker werd en zijn eerste lunch eiste, en zich in hun privé-salon teruggetrokken. Nu zou Rap het waarschijnlijk uitleggen. De turf gloeide en de kamer was heerlijk warm, een zeldzaamheid in het winterse Krasnegar.
Ze nam hem aandachtig op, maar zorgde ervoor dat hij het niet merkte. Hij leek altijd lang, tenzij er jotanaren bij waren. Log bijna. Een behoedzaam, gewillig man, zich niet bewust van zijn eigen kracht. Er zouden niet veel staljongens zijn die het zouden klaarspelen door de onderdanen van een koninkrijk als heerser te worden aanvaard, maar Rap was het gelukt, en ze wist zeker dat hij het had gedaan zonder tovenarij te gebruiken. En bijna niemand zou hebben kunnen weigeren wat hij had geweigerd: goddelijkheid, oneindige macht. Ze had alles aan Rap te danken en ze dankte de Goden dagelijks voor hem.
Als Gath een geboren gentleman was, had hij dat van zijn vader geërfd. `Korporaal Isyrano,' zei Rap, nog steeds ijsberend. 'Hij is naar het Impenrijk gegaan... wanneer? Tien jaar geleden? Kreeg heimwee en kwam terug... verleden jaar?'
`Het jaar daarvoor.'
`Precies.' Rap keek met een dreigende blik naar Inos. 'Weet je dat hij is gedeserteerd uit het imperatoriale leger?'
Ze had het vermoed. 'Doet dat er iets toe?'
`Absoluut niet. Verdomd slim. Ik zou het ook gedaan hebben.' Hij begon weer te ijsberen. 'Maar hij was in een van de goede legioenen. En hij zat in de schermploeg! En hij is ook geen aristocraat.'
Rap was kennelijk bezig het voor zichzelf allemaal op een rijtje te zetten en probeerde niet met opzet geheimzinnig te zijn.
Ja?' drong ze aan.
`Legionairs schermen niet. Ze gooien met speren en slaan met zwaarden op dingen, maar ze schermen niet.'
`Nee, lieve.' Wat had de korporaal met Gath te maken?
`Maar elk legioen heeft zijn schermploeg. Ze houden toernooien en de mensen gokken duizenden op hen. Om in een schermploeg van het legioen te komen moet je verdomde goed zijn!'
`Ja, lieve.'
Verdómmde goed,' mompelde Rap bij zichzelf. De meesten zijn natuurlijk gentlemen, maar ik geloof dat Isyrano de leider was van zijn ploeg. Brunrag liet haar echtgenoot in de steek en ging naar het zuiden... kan me niet herinneren wanneer. Ze is al drie jaar terug, of is het vier? En dat kun jij beter beoordelen dan ik - hoe is haar zang?'
`Hub zou aan haar voeten liggen.'
De koning plofte neer in de andere grote stoel en liet een wolk van stof opwaaien. 'Ik vraag me af hoeveel mensen geen heimwee hebben gekregen? Hoeveel we voorgoed kwijt zijn?'
Je bedoelt dat het allemaal mijn schuld is?'
`Natuurlijk is het niet jouw schuld, maar het is door jouw toedoen. Jij bent degene die de magie overal rondspreidde.'
Inos huiverde bij de herinnering aan de dag toen ze een tovenares was -ongeveer een uur lang. Zodra ze Rap zover had weten te dwingen haar vier krachtwoorden te vertellen, had ze haar koninklijke onderdanen in het kasteel bijeengeroepen en de woorden uitgeschreeuwd, zodat iedereen ze kon horen. Het was de ergste ervaring van haar leven geweest. De pijn had bijna haar dood betekend, maar ze had het gedaan.
De lampen flakkerden flauwtjes en een van de ruiten rammelde. De sneeuw lag dicht opeengepakt tegen het glas.
`Het had natuurlijk geen lange uitwerking,' zei Rap. Dat weet je.'
Ze hadden het er nooit over gehad, maar ze had het geraden en haar tante zover weten te krijgen dat ze het haar vertelde. 'Kade heeft het me in grote trekken verteld.'
`Ik heb al die jaren gelogen,' zei hij mistroostig. 'Ik blijf volhouden dat ik geen tovenaar ben. Maar dat is net of een man zegt dat hij geen geld heeft, als hij bedoelt dat hij het die dag thuis heeft gelaten. Wat ik bedoel is "Ik ben op dit moment geen tovenaar'. Ik ben een doortrapte leugenaar!' `Nee, dat ben je niet! Je omzeilt de vraag alleen - ik heb het je horen doen. Het gaat niemand iets aan behalve jou.'
Als hij ook maar één keer zou hebben toegegeven dat hij magische krachten had, zouden de mensen altijd met zieke baby's en stervende familieleden bij hem zijn gekomen en hem de rest van de tijd vermeden hebben, want de simpele bevolking van Krasnegar was bang voor magie. `Het had bijna succes,' zei hij. lén ervan heb je vernietigd - het woord van Kleine Kip. Het was zo verzwakt dat het gewoon ophield te bestaan. Ik weet niet waarom, want het was waarschijnlijk het sterkste. De andere heb je verspreid. Die hadden nog maar zo weinig kracht dat de mensen ze vergaten. De meeste mensen.'
Zijn gezicht stond strak. Mensen met tovermacht leden eronder als ze over magie spraken.
Jij niet.'
`Nee. Ik heb een talent voor magie, dus ik herinnerde me ze beter dan anderen. Toen ze hun krachten terugkregen, was ik degene die me ze het best herinnerde. Ze kwamen op mij af. Dus ben ik in zekere zin een tovenaar. Maar een heel zwakke tovenaar, omdat de woorden zo schaars zijn. Ik heb drie spookwoorden en één goed woord, het woord dat ik van Sagorn kreeg, het woord dat ik je niet heb verteld.'
`En wat is het verband met korporaal Isyrano?' vroeg ze, al wist ze zo goed als zeker dat ze het antwoord al kende.
`Hij moet erbij zijn geweest op het binnenhof toen jij je grote scène speelde. Hij was toen nog maar een kind. Hij herinnerde zich een van de woorden.' `En hij had talent voor zwaardvechten?'
Rap knikte. 'En voor magie, net als ik. Dus herinnerde hij zich een woord. Hij werd een occult begaafde zwaardvechter. Toen hij zijn vermogen ontdekte, zette hij natuurlijk koers naar het Impenrijk voor een opleiding, want hier kon niemand hem goed les geven.'
En hoeveel anderen? Brunrag de zanger, en nog een stuk of twintig die ze kon bedenken. En, zoals Rap had gezegd, misschien nog meer mensen die naar het zuiden waren gereisd en niet waren teruggekeerd.
`We hebben misschien ook experts en magiërs? Misschien zelfs een of twee tovenaars?'
Rap staarde somber naar de rode gloed van de turf. 'Geen tovenaars. Je hebt vier woorden gesproken en een ervan schijnt te zijn doodgegaan. Dus slechts drie hebben het overleefd. Ik heb geen magiërs of experts in de buurt gezien, maar misschien houden ze zich koest. Als ze een greintje verstand hebben, doen ze dat.'
Inos stond op en ging op de leuning van zijn stoel zitten. Ze streek door zijn verwarde haar. 'En nu sterven ze uit?'
`Sommige. Woorden worden doorgegeven op het sterfbed. Iedereen kan er een hebben. Voor zover ik weet heeft de oude Thrippy er een. Begrijp je nu het probleem?'
`Denk je dat Gath probeert een krachtwoord te leren?'
Rap kreunde en wreef over zijn slapen.
`Misschien. Iemand kan hem erover verteld hebben — de Goden weten wie ervan op de hoogte kan zijn. Het is alleen... ik weet niet. Gath leek altijd zo'n eerlijk, openhartig kind.'
Ze zei niet hardop wat ze allebei dachten — dat Raps zoon zijn gave voor magie kon hebben geërfd.
`Denk je dat hij het instinctief doet?' vroeg ze.
Dat lijkt me niet waarschijnlijk. Zelfs machtige tovenaars, zelfs de wachters kunnen de kracht niet ontdekken, tenzij hij gebruikt wordt. Dus hoe kan hij er instinctief door worden aangetrokken?'
Even bleven ze zwijgend zitten. Rap leunde met zijn hoofd tegen haar aan, vermoeid door de zorgen.
`Maar is het zo ernstig, liefste?' vroeg ze. 'Zelfs al pikt hij ze alle drie op en wordt hij een magiër — is dat zo erg? Jij geeft je woorden toch door aan de kinderen als je sterft, niet?'
`Ik was nog niet van plan om dood te gaan, maar ik denk het wel, ja. Misschien doe ik wat Inisso heeft gedaan en geef ik elk kind één woord. Gath is nog veel te jong om hem macht toe te vertrouwen. Maar daar gaat het niet om.'
Er was haar iets ontgaan, blijkbaar iets ernstigs. 'Waar dan om?'
`Waar het om gaat is, dat het heel zwakke woorden zijn. Ja, drie ervan maken een magiër van je, maar een heel zwakke magiër.'
Wat kan een heel zwakke magiër doen?'
`Niet veel, denk ik. Als hij probeerde je in een kikker te veranderen, zou je alleen maar groen worden of zo. Ik weet het niet.'
Dus?'
Dus zou hij een makkelijk slachtoffer zijn voor elke echte tovenaar, als die toevallig langskwam en zijn gebruik van de macht aanvoelde. Hij zou hem tot slaaf kunnen maken, tot een volgeling.'
`Dan moet je eens een ernstig gesprek hebben met je zoon!'
`Ik denk het, ja.'
laat Kadie erbuiten!' zei Inos vastberaden. 'Als zij er achter komt, maakt ze alle oude mensen in het koninkrijk het leven onmogelijk.'
Rap zuchtte. 'Ik heb mijn vader nooit gekend. Ik ben niet zo goed in een vaderrol.'
Dat was belachelijk. De kinderen adoreerden hem, net als die tientallen andere kinderen in het paleis.
`Ik weet zeker dat je het goed zult doen, schat,' zei Inos zacht. 'Vergeleken met het doden van thane Kalkor, zal het helemaal niet moeilijk zijn.'

5

Het was allemaal verkeerd, dacht Frial, verkeerd, verkeerd, verkeerd! Wat een grote vreugde had moeten zijn die je een of twee keer in je leven meemaakte, was verzuurd door de vloek van de Gave en veranderd in een tragedie. Een kostbaar moment was een kwelling geworden.
De onrustige Gevoelens hadden haar een doffe hoofdpijn bezorgd. Ze was kwaad op Thaïle, die de jongen meteen de waarheid had moeten vertellen en hem nooit mee naar huis, naar de Plaats van Gaib had moeten nemen. Ze was kwaad op Gaib, die onbeholpen en koppig was, omdat hij bang was en het niet wilde toegeven. Ze was zelfs kwaad op die verliefde jonge knaap met zijn belachelijke flaporen — vooral kwaad op hem, omdat hij zo hopeloos dolverliefd was op haar dochter. Kwaad omdat hij er zo verkeerd uitzag en zo goed Voelde.
Kwaad ook over het nieuws dat Thaïle had meegebracht. Ze had nooit een goed Gevoel gehad over die luie Wide, maar Sheel had niet willen luisteren. En wat was ze nu opgeschoten met haar stommiteit? Elk meisje moest de gevoelens van haar moeder vertrouwen, vooral als het Gevoelens waren, zoals de hare. Maar Sheel was een ander probleem, waarover ze later op haar gemak kon piekeren.
De zon ging net onder achter de Kestrelketen en de maan kwam op boven de bergen, goudkleurig en bijna vol. Het was een mooie avond; zelfs de insekten waren niet te lastig. Alleen de Gevoelens waren slecht. Als zij er al hoofdpijn van kreeg, wat moest Thaïle dan wel niet doormaken? Vier mensen die verdrietig voor de hut zaten — zij en Gaib op de bank met hun rug tegen de wand, het jonge verliefde stel op de grond tegenover haar, dicht bijeen maar zonder elkaar aan te raken.
Hij had zijn ideale Plaats gevonden en wilde die delen met een ideaal meisje. Zij wilde zich verbergen voor de archivarissen...
Leéb had tot op dit moment nog nooit van Begiftigde families of de Gave gehoord. Gaib had het heel onhandig uitgelegd. Frial zelf had het allemaal nog eens herhaald.
De jongen was radeloos. Thaïle was bijna in tranen.
Dat mocht ze ook wel!
Gaib was nu in een kwaad, verbijsterd zwijgen vervallen. Hij bleef zich onrustig bewegen, alsof hij verwachtte dat Jam de tovenaar-archivaris elk moment uit de bomen tevoorschijn kon komen.
`Hoe lang duurt het nog voor je jarig bent?' vroeg Leéb aan Thaïle.
Ze snufte. 'Een halfjaar. De eerste nieuwe maan van het regenseizoen.' Hij knikte mistroostig en plukte aan een blaar op zijn teen.
`En jij?' vroeg ze met een beverig stemmetje.
`Over een maand word ik achttien.'
Hij zag er jonger uit, maar hij bracht geen Gevoel van liegen over. Hij straalde niets anders uit dan een enorme frustratie, en de onderliggende verliefdheid natuurlijk.
`Moeder!' jammerde Thaïle. Wat moeten we doen?'
`Doen? Je weet heel goed wat je moet doen! Je moet hier nog een maand of twee wachten, en dan brengen we je naar het College.' Frial probeerde zich in te denken hoe het zou zijn als Gaib een lange reis ging maken. De gedachte maakte haar schichtig als een angstige ree. 'Of we zullen iemand vinden die met je mee kan gaan. Heer Leéb kan vannacht hier blijven, maar morgen vertrekt hij.'
Een tweeledige pijnscheut dreigde haar hoofd te doen barsten. Leéb pakte met een uitdagend gebaar Thaïles hand.
Daar schoten ze ook niets mee op.
`Er zijn hopen knappe meisjes op de wereld, jongen,' zei Frial koeltjes. Nog meer pijn.
Die Plaats van hem,' snauwde Gaib. Zijn woede werd groter. Die heb je nog niet gezien?'
`Nee, vader,' zei Thaïle geduldig. Dat hadden ze al een paar keer uitgelegd. 'Maar ik geloof wat Leéb erover vertelt.'
`Hopen insekten in het dal,' zei Gaib peinzend. Hij was er natuurlijk nog nooit geweest.
`Ik ben een laaglander, meneer,' zei de jongen nerveus. 'Ik weet het een en ander van insekten af.'
Frial onderdrukte een bitse opmerking. Je zou haast denken dat insekten het probleem waren.
`Ver weg,' mompelde Gaib. Onder zijn beheerste uiterlijk was hij kwader dan ze hem ooit Gevoeld had. Ze hoopte dat hij de jongen geen kwaad zou doen. Zijn enige misdaad was dat hij verliefd was geworden, wat niet meer dan zijn plicht was.
Ja, het is ver weg, heer,' snauwde ze. 'Wat maakt dat voor verschil?' `Misschien zullen ze hen nooit vinden,' zei hij kalm.
De uitbarstingen van Gevoelens om haar heen deden haar ineenkrimpen - hoop en angst en verbazing. De verbazing was van haarzelf, besefte ze. En iets van de angst.
`De archivarissen zullen hen vinden!' De archivarissen kwamen ongeveer om de twee jaar om te informeren naar nieuwe Plaatsen en wie daar woonden.
Ja, dat is zo,' gaf Gaib toe.
`Ik heb nog nooit van archivarissen gehoord!' zei Leéb plotseling. 'Nou ja, wel erover gehoord, maar ze zijn nooit in de buurt van de Plaats van Leet geweest. Niet dat ik weet tenminste. Ze schijnen zich alleen maar te bekommeren om de gebieden waar Begiftigde families wonen.' Zijn opwinding kookte bijna over als melk.
Frial Voelde een diepe voldoening van haar man.
`Zie je,' zei Gaib. 'Misschien vinden ze je helemaal niet. In ieder geval heb je een halfjaar, jongen. Tot die tijd overtreed je de wet niet. Een halfjaar in een goede Plaats met een goede man is de moeite waard, dunkt me. De Goden schenken sommige mensen heel wat minder.'
Frial was verbijsterd. Ze was vergeten dat hij zo kon zijn. Ze was vergeten dat er vroeger een vonk was geweest. Jain van het College had iets in de oude Gaib wakker gemaakt.
`En wij, als ze het ons vragen?' vroeg ze plotseling angstig.
Gaib draaide zich naar haar toe en grijnsde naar haar met de tanden die hij nog over had. 'Weet jij waar die Plaats van hen is?'
`Niet precies.'
`Ik ook niet.'
`O, man van me!' zei ze. Ze wilde huilen en lachen tegelijk.
Thaïle en Leéb staarden elkaar aan.
`O, zou je dat willen?' vroeg Leéb. Wil je?'
Thaïle zei niets. Ze legde alleen haar hand op zijn knie en beiden leken op hetzelfde moment in elkaars armen te vallen. Toen rolden ze stevig omarmd achterover in een warreling van strekkende benen.
Frial voelde zich duizelig worden door de golven van vreugde.
`Hé daar!' bulderde Gaib. 'Gedraag je een beetje! Daar hebben jullie morgen tijd genoeg voor, als jullie daar zijn. Of wanneer je er ook aankomt...' De geliefden lieten elkaar met tegenzin los, met blozende wangen en stralende ogen.
`Zo, vrouwe,' zei hij. Wat kunnen we hun geven om hen op weg te helpen? Ik heb nog een spade over en een hamer en ik geloof dat Phoan een bijl heeft die hij wel zal willen ruilen voor een koppel biggetjes...' Thaïle krabbelde overeind en holde naar haar vader om hem te omhelzen. Leéb stond wat behoedzamer op en liep aarzelend naar Frial... zich afvragend of zij het ermee eens was. Zijn ogen waren van zuiver goud. Mogen de Goden ons bijstaan!
Ze strekte haar armen uit om hem te omhelzen en liet haar tranen de vrije loop.

6

Een legioen had zijn eigen vaandel, evenals alle cohorten en elk van de dertig manipels. Voeg daarbij de cavalerie en de gespecialiseerde troepen en het totaal kwam op meer dan vijftig vaandels, elk ervan geheiligd, elk gedragen door zijn eigen signaleur.
Toen Shandies vier legioenen op de Neferheide door draken waren verslagen, werd het incident in het officiële rapport van de imperator aan de senaat beschreven als een snelle terugtocht, ten gevolge van bosbranden. In militair opzicht waren de gevolgen niet al te ernstig. Ze hadden natuurlijk een hoop materieel moeten achterlaten, maar het aantal gesneuvelden was verrassend laag. Ook hadden ze geen terrein verloren —'De grenzen van het Impenrijk waren ongeschonden', zoals het communiqué het uitdrukte, waarbij zorgvuldig vermeden werd te vermelden dat de legioenen op dat moment wederrechtelijk het grondgebied van IIrane waren binnengedrongen.
Bosbranden middenin het regenseizoen? Het leger zelf wist wel beter en het gerucht verspreidde zich door de legioenen als een epidemie, van Julgistro tot Zark en van Pithmot tot Guwush — bliksemsnel, van mond tot mond, zoals alleen slecht nieuws dat kan. Er werden draken genoemd, maar draken waren bijna te angstwekkend om over te discussieren, ondenkbaar. Wat echt de aandacht van het leger trok was dat er bijna tweehonderd vaandels verloren waren gegaan. Veel andere veldslagen hadden meer levens of terrein gekost, maar op het punt van pure vernedering had de Neferheide in eeuwen zijns gelijke niet. Het leger kon raden wat voor 'snelle terugtocht' had geleid tot het verlies van tweehonderd vaandels.
Van de vier legioenvaandels zelf waren er maar twee gered. Het XXVste was uit een wild stromende rivier gevist door een jonge legionair, Ishilo, die daarmee tot held was verheven. De signaleur werd later gearresteerd en met traditionele wreedheid ter dood gebracht. De andere legionaire signaleurs werden in absentia veroordeeld tot hetzelfde lot, en veel onbelangrijkere signaleurs ondergingen het.
Alleen het vaandel van het XIIde was naar Qoble teruggekeerd in de handen van zijn eigen signaleur, zoals het hoorde. Ylo had geen enkele heldhaftigheid op het oog gehad. Hij wist dat hij nooit gemotiveerd werd door heldhaftigheid. Hij was zoveel mogelijk in de buurt van Shandie gebleven, omdat hij geloofde dat dicht-bij-Shandie de veiligste plaats was. En omdat hij dicht bij Shandie was gebleven, had hij geen andere keus gehad dan het lastige vaandel mee te zeulen, want als hij het had neergegooid zou Shandie het hem alleen maar weer hebben laten oprapen. Dus had hij dat verdraaide ding nog steeds in zijn handen toen ze wankelend het bos uit kwamen. Bovendien had hij in het begin van de vlucht zijn enkel verstuikt en had hij de stok goed kunnen gebruiken als kruk.
Hij kreeg niet de kans dat uit te leggen en was te slim om het te proberen. Shandies populariteit was gedaald, omdat hij tijdens zijn eerste onafhankelijke bevelvoering een nederlaag had geleden, maar het leger had wanhopig behoefte aan een held. Shandies signaleur was beschikbaar. `Laat het niet naar je hoofd stijgen,' waarschuwde Shandie hem, maar Ylo zag niet in waarom niet. Het zou niet lang duren, dus waarom zou hij er niet van genieten?
De overlevende troepen van het XIIde kenden hem een dag soldij de man toe omdat hij hen voor schande had behoed.
De oude maarschalk Ithy in Hub stuurde een signaleurscape van zuiver wit wolfsvel, een eer die niet meer was toegekend sinds de vorige dynastie. Vaderlandslievende burgers stuurden hem buidels van goud, en de raadsheren van Gaaze gaven hem een versierde perkamentrol.
Overdag juichten de troepen hem toe zodra ze de kans kregen.
's Avonds moest hij de meisjes van zich afslaan - niet allemaal natuurlijk, alleen de lelijke.
Hij liet het naar zijn hoofd stijgen. Waar het maar wilde.
Alles goed en wel, bedacht Ylo slaperig, maar het zou hem niet beschermen tegen de imperator zelf.
De oude man had zich waarschijnlijk nooit gerealiseerd dat de signaleur van zijn kleinzoon een Yllipo was, het laatst overlevende lid van een vogelvrij verklaarde clan. Shandie had het hem niet verteld. Ylo had de rapporten over Karthin en de Bottenpas in handen gehad en hij wist wat er gezegd was - prins Ralpnie was in de strijd gesneuveld en zijn vervanging was een legionair, Ylo genaamd. Dat was alles.
Maar nu Ylo een eendaagse held was, zou de oude tiran er zeker achter komen. Er zouden genoeg sluwe monden in Hub zijn die bereid waren de waarheid in het dove imperatoriale oor te schreeuwen.
En Shandie was bezig in opstand te komen. Misschien zou hij niet zijn eigen hoofd verliezen, maar heel waarschijnlijk wel dat van Ylo.
Het lag in zijn eigen handschrift op Ylo's bureau:
Geliefde en geëerbiedigde grootvader,
Hoeveel verdriet het mij ook doet me in zulke botte bewoordingen tot u te moeten richten, voel ik mij toch gedreven tot drastische maatregelen. Ik heb u vele maanden lang al gesmeekt mijn lieve vrouw verlof te geven zich bij me te voegen in Gaaze, zodat ik het niet langer zonder haar liefde en troost hoef te stellen...
Als Eshiala niet onmiddellijk mocht komen, schreef Shandie, zou hij zijn functie neerleggen en zijn ontslag persoonlijk in Hub komen indienen.
Verzet! Verraad! De bloederige oude despoot zou een moordzuchtige aanval krijgen. In vijftig jaar had niemand ooit zo'n toon tegen hem durven aanslaan.
Shandies probleem, dacht Ylo geeuwend, was monogamie! Goden! De man kon alle vrouwen krijgen die hij hebben wilde hier in Gaaze. Je kon je principes ook te ver doordrijven. Veel te ver. Wat kon er zo fantastisch zijn aan één speciale vrouw?
Erfgenamen waren natuurlijk een overweging, en belangrijk voor een toekomstige imperator, maar Shandie had al een dochter. Een volgend kind kon toch zeker wel even wachten?
Een huiselijk leven had misschien enige aantrekkingskracht — Ylo had het nooit geprobeerd en voelde daar op het moment ook niets voor.
En als recreatie viel er veel te zeggen voor variatie. Waarom zou je elke avond hetzelfde liedje zingen als er zoveel verrukkelijke melodieèn op de wereld waren?
Natuurlijk had Shandie politieke redenen om terug te willen komen in de hoofdstad. De oude man gaf steeds meer blijk van redeloosheid, en hij zou het beslist niet lang meer maken. Maar een terugkeer naar Hub was niet wat de prins eiste.
Ylo keek weer met knipperende ogen naar het document en las het nog eens door. Hij keek verlangend naar de deur van Shandies kantoor en vroeg zich af of hij het zou wagen naar binnen te gaan om te proberen de maniak tot rede te brengen. Met tegenzin besloot hij dat één toekomstige onthoofding in Hub gelijk stond aan twee onmiddellijke onthoofdingen in Gaaze. Shandie zou een dergelijke grove insubordinatie evenmin tolereren als zijn grootvader.
Het gekrabbelde briefje dat erop lag was voor Ylo bestemd. Er stond slechts: 'Vertrouwelijk. Persoonlijk coderen.'
Het definitieve document zou speciaal verzegeld worden en in zijn eigen tas gaan, die met lood verzwaard was voor het geval het schip zou zinken. Het zou ongeopend in Emshandars handen komen. Niemand anders zou weten dat zijn kleinzoon hem een ultimatum had gesteld.
Maar de oude man was bijna blind. Persoonlijke brieven moesten met een speciaal penseel en speciale inkt worden geschreven, met enorme letters als op een poster, een stuk of tien, twaalf woorden per pagina. Dat was Ylo's taak.
Dus zou de imperator weten dat althans één man op de hoogte was van zijn schande. Dat was waarschijnlijk op zichzelf al een doodvonnis, en als de imperator wist dat de schrijver in kwestie een gehate Yllipo was, zou zijn wraak onontkoombaar zijn. De brief was Ylo's doodvonnis, alleen omdat hij hem gelezen had.
O, die plicht! De gevaren van een militaire loopbaan! Met een zucht pakte hij zijn penseel en inktpot en zocht het grootste vel velijnpapier dat hij in zijn la kon vinden.
Het leven was onbeschrijflijk hectisch geweest in de twee maanden sinds het XIIde Gaaze was binnengehinkt, verzengd, smerig en uitgeput. Ylo was sinds die tijd uitgeput gebleven. Toen zijn leger ontwapend en uiteengejaagd was, had Shandie voor de zware taak gestaan het opnieuw te moeten uitrusten in de winter, als de passen gesloten waren, terwijl hij bedacht moest zijn op een tegenaanval van de elfen, die gelukkig niet gekomen was. Hij had alles van de grond af herbouwd, ook al gaven geruchten over draken aanleiding tot deserties op grote schaal. Shandie had gezwoegd tot er nog maar een schimmetje van hem over was, en van zijn personeel nog minder.
En Shandie sliep 's nachts. Ylo nauwelijks.
Ylo had zijn eigen fraaie kantoor in het proconsulaire paleis. Een zijdeur gaf toegang tot Shandies kantoor. De hoofddeur leidde naar een zaal waar honderd schrijvers zaten te ploeteren. Officieus was hij misschien wel de op één na machtigste man in Qoble.
Vreemd genoeg had hij zijn macht niet voor eigen baat gebruikt. Hij had er domweg de tijd niet voor gehad en bovendien had hij op het ogenblik geen behoefte aan geld. Hij hoopte dat de schimmen van zijn notoire voorouders zich niet teveel voor hem schaamden. Later, als Shandie op de Opalen Troon zat en hem benoemd had tot praetor van een of andere stad, zou hij de plaats plunderen en rijk worden. Dat had hij zich voorgenomen. Zo gingen de dingen in hun werk, en alle Yllipo's waren geboren met een talent voor ambtsmisbruik. Intussen weigerde hij beleefd alle omkoperijen en plaatste de willige donateurs onderaan de lijst. Hij had daarmee grote verwarring geschapen in de lokale aangelegenheden, omdat niemand enige ervaring had in de omgang met eerlijke gezagsdragers. Hij geeuwde weer.
`Slaapziekte?' vroeg een giftige stem. De kleine sir Acopulo stond op de drempel en pruilde als een ongetrouwde tante.
`Nee, het komt omdat ik de hele nacht op was.' Ylo schonk hem zijn engelachtige glimlach.
De pruillip werd een frons. Signaleur, je lijdt aan een volledig gebrek aan morele rechtschapenheid.'
`Lijd eraan? Ik geniet er enorm van!'
De frons werd een grimas. 'Heb je nog post ontvangen?'
`Twee uitnodigingen voor een bal, een dreigbrief van een echtgenoot, en drie bedankbriefjes, maar ik denk dat ik het wel aankan...'
`Hou je niet van de domme, signaleur. Je doet het te overtuigend.'
`Ik begrijp niet wat u bedoelt, meneer.' Ylo sperde zijn ogen open om zijn verbijstering duidelijk te maken. Hun dagelijkse schermutseling was een traditie geworden. Hij vermoedde dat de preutse politieke adviseur het veel ernstiger opvatte dan hij.
`Ik vroeg of er post voor me is?'
Ylo krabde op zijn hoofd. 'Ja, er was iets bij dat aan u geadresseerd was... Nee, misschien was dat gisteren, of eergisteren.' Hij geeuwde zo hard hij kon.
De geleerde keek kwaad en leek op het punt te staan om te vertrekken. `Probeer wat meer slaap te krijgen, jongen. Je bent soms volledig in de war.'
`O, nu weet ik het weer! De prins vroeg me u te vragen of Raspnex een dwergnaam is.'
Acopulo kneep zijn kleine ogen halfdicht. 'Waarom wil hij dat weten?' Hij sprak veel liever rechtstreeks met Shandie en had er een hekel aan om via Ylo te communiceren.
Ylo haalde zijn schouders op, glimlachte onschuldig en wachtte. De geleerde wist zich verslagen. 'Ja.'
`Dank u. Ik zal het hem vertellen.' Ylo pakte zijn penseel weer op, alsof het gesprek voorbij was. Hij wist dat het dat niet was.
`Waarom wilde hij dat weten?'
Dat herinner ik me niet meer.'
Dan zal ik het hem zelf vragen,' zei de kleine man achterdochtig.
Ylo meesmuilde. 'Ga uw gang.' Waarmee hij bedoelde dat hij de vraag natuurlijk niet had verzonnen.
Acopulo snoof en draaide zich om naar de deur.
`Ruilen?' vroeg Ylo zachtjes.
`Hoe bedoel je?'
`Ik beantwoord uw vraag, en u beantwoordt er een van mij.'
`Ik ben altijd bereid bij te dragen tot je opvoeding, aangezien je daaraan dringend behoefte hebt.'
`Hm. Ik herinner me nu weer dat lord Umpily een gerucht had gehoord dat Raspnex de naam is van de nieuwe wachter van het noorden.'
De kleine man knikte. 'Dat vermoedde ik al.'
Ylo had hem willen vragen dat te bewijzen, maar dat zou niet diplomatiek zijn. 'En nu mijn vraag! Dwergen en elfen vechten als kat en hond. Waarom zou magister Lith'rian er in vredesnaam in hebben toegestemd een dwerg op de Witte Troon te plaatsen?'
`Misschien is hij weggestemd.'
`Maar hij was sterk genoeg om zijn draken te gebruiken tegen de legioenen in weerwil van de beide anderen! Dus waarom zou hij zich door hen een dwerg laten opdringen?'
`Ba! Hij heeft Raspnex natuurlijk geaccepteerd in ruil voor de draken. Raspnex was kennelijk de prijs die de elf heeft betaald om jullie uit Ilrane te kunnen jagen.' Acopulo's dunne lippen vertrokken in een soort glimlach. 'Niet zo'n hoge prijs misschien?' Hij verdween uit de deuropening.
Maar het bleef bij gissingen. Niemand zou het ooit zeker weten. Ylo zuchtte en ging aan het werk met zijn penseel.
Hij maakte een enorme vlek op het derde woord. Hij wiste de eerste twee uit, gooide het vel velijn opzij en pakte een nieuw vel.
Hij werd gestoord door een klop op de deur. Hij keek op en ontwaarde met half dichtgeknepen ogen een jonge opper, die zenuwachtig een postzak tegen zich aanklemde.
`Breng die zak hier!' snauwde Ylo geërgerd. 'Als je daar blijft staan kan ik ze niet lezen!'
De jongeman liep haastig door het grote vertrek.
`Sorry,' mompelde Ylo, bedenkend dat Shandie nooit zijn geduld verloor, al was hij nog zo moe of overwerkt. 'Neem me niet kwalijk. Maak hem maar open en haal de belangrijke dingen eruit.'
Stralend bij de eer die hem was vergund trok de jongen zijn zwaard om de zegels te verbreken. Hij knoopte de zak open, gooide de inhoud op de grond en knielde neer. Een voor een legde hij de brieven op een rij langs de rand van het bureau. Eindelijk stond de opper op.
`Er zijn er nog veel meer, signaleur.'
`Mooi zo, Hul,' zei Ylo, blij dat hij de naam van de jongen nog wist. 'Dank je. Dat is alles.'
De jongen salueerde en liep naar de deur.
Nu Ylo erover nadacht, was Hul waarschijnlijk ouder dan hijzelf. Ylo voelde zich gewoon oud vandaag, dat was het.
Aha! Top prioriteit! Zijn geoefende oog haalde het privé-zegel van prinses Eshiala eruit. Hij nam het pakje op en liep ermee naar de tussendeur. Het kantoor van de proconsul was een kleine balzaal. Ylo marcheerde over een weide van mozaïek naar het bureau in het midden, waar Shan-die in conferentie was met een paar burgerlijke gezagsdragers. Hij keek fronsend op, maar glimlachte toen hij het zegel zag. Hij mompelde een excuus tegen de bezoekers en sneed de brief open.
Ylo was nog maar net bij de deur toen hij een kreet hoorde. Met een ruk draaide hij zich om. Shandie de Ondoorgrondelijke? Shandie de Onverstoorbare?
`Ylo! Moet je dit zien!' Shandie de Ondoorgrondelijke holde door de balzaal, zwaaiend met zijn brief en de civiele dignitarissen vergetend. Hij hield hem onder de neus van zijn signaleur. 'Ik word teruggeroepen!' fluisterde hij dringend. 'Zie je? Ze zegt dat die ouwe schurk me terugroept! Zodra mijn vervanger... Het is zover, Ylo! Eindelijk!' Hij sloeg zijn signaleur zo hard op zijn rug dat Ylo wankelde.
Nog nooit had hij de prins zo opgewonden gezien. 'Gefeliciteerd, meneer. Dus die brief aan zijne majesteit...'
`Welke brief?' Shandie las haastig de rest van de brief van zijn vrouw door en keek niet op.
`Uw brief aan de imperator waarin u dreigt... ik bedoel, vraagt...'
`O, die? Verbranden! Alsjeblieft! We gaan terug naar Hub, Ylo!' Hij grijnsde triomfantelijk.
Het nieuws drong eindelijk door tot Ylo's benevelde brein. Hub! Eindelijk! Geweldig!
`Mijn vrouw!' Shandie zuchtte. 'Heb ik je weleens verteld dat ze de mooiste vrouw ter wereld is?'
`Ik geloof dat u dat weleens hebt opgemerkt, meneer.' Een miljoen keer. Er waren een miljoen mooie meisjes in Hub. Shandie mocht die ene hebben, als Ylo de rest kon krijgen.

7

Dit beloofde niet veel goeds; Gath wist het. Hij wist niet precies hoe hij het wist, maar hij wist het. Het gekke was echter dat hij niets had gedaan dat hij niet mocht doen.
Hij kon zelfs niets bedenken dat hij vroeger had gedaan en dat hem had achterhaald, behalve de stroop die hij en Kadie op de w.c.-brillen van het keukenpersoneel hadden gesmeerd — maar dat was twee jaar geleden en allang vergeten. Toch voelde hij zich nog steeds schuldig.
De kamer was schemerachtig, vol verschietende schaduwen, slechts verlicht door de lantaarn in papa's hand en kleine rode gloeiwormpjes tussen de turf. Het was er ook koel en het stonk er naar rook.
Gath ging op de stoel van zijn moeder zitten, terwijl papa de lantaarn op de hoge schoorsteenmantel zette en in het vuur pookte.
`Ga daar zitten,' zei papa, en zwaaide zonder achterom te kijken met zijn hand.
Gath vond het een afschuwelijke gedachte dat zijn papa van streek was, vooral als het zijn schuld was. Hij wist dat de vaders van andere jongens hen sloegen, omdat ze hem de striemen hadden laten zien — Jar en Kliff en Brak. Zijn papa had hem nooit geslagen, helemaal nooit, maar hij was de koning, en hij kon soms erg kwaad kijken. Maar een pak slaag was het probleem niet vanavond, alleen verdriet. Hij wist zeker dat zijn papa verdrietig was, of straks verdrietig zou zijn, al wist hij niet precies waarom.
In de hoek stond de grote kist waar de kronen werden bewaard. Lang geleden kwam hij hier soms met Kadie en dan stak Kadie het slot open en zetten ze voor de grap de kronen op, maar dat had hij al heel lang niet meer gedaan. Dus dat was het niet. Tenzij Kadie het nog steeds deed. Hij hoopte dat het hem niet gevraagd zou worden.
Hij had het dictee gisteren heel slecht gemaakt. Misschien was het dat. Of zijn gezwollen oog.
Papa plofte neer op de andere stoel. Niet streng, eerder plechtig.
`Er is op geslagen, sire.' Gath hoefde papa niet 'sire' te noemen. Niemand had hem dat gezegd, maar alle anderen deden het en hij vond het eigenlijk wel leuk. Het herinnerde hem eraan dat zijn papa koning was. En natuurlijk ook een geweldige papa.
`Wat is er gebeurd met... dat zie ik. Je zult een pracht van een blauw oog krijgen!'
Gath giechelde. 'Nee.'
`Ik zie je knokkels ook, maar ik neem niet aan dat je jezelf hebt geslagen, wel?'
`Het was Brak.'
`Wie was het en...' De koning krabde door zijn haar. Het was het enige haar in het koninkrijk dat nog slordiger zat dan het zijne, zei mama altijd. 'Brak? De roodharige jotunn? De zoon van de smid?'
Gath knikte slechts. Hij voelde zich weer een beetje verward. Hij had zich vanmiddag al een paar keer verward gevoeld. Misschien had hij zijn hoofd bezeerd toen Brak hem had neergeslagen.
Papa zei: 'Je moet iemand van je eigen postuur kiezen. In ieder geval niet iemand die twee keer zo groot is. Wie is begonnen?'
Gath dacht even over de vraag na. Was degene die begon degene die de eerste klap uitdeelde, of degene die je vader een tovenaar noemde?
`Wie heeft het eerst geslagen?' vroeg zijn vader met koninklijke stem. `Ik. Ik heb hem een stomp op zijn borst gegeven.'
`Idioot stomme plaats om te stompen. Wat had hij gezegd?'
Gath wilde geen antwoord geven, maar iets zei hem dat hij het moest. Terwijl hij nog steeds bij zichzelf overlegde, maakte zijn vader een ongeduldig geluid. 'Je bent geen kind meer, Gath. Dit is een gesprek van man tot man, snap je? Dus vertel me alsjeblieft wat hij gezegd heeft.'
`Hij zei dat u een tovenaar was.'
`O!' zei de koning, en keek allesbehalve vrolijk.
Na een ogenblik zei hij: 'Heb jij me ooit gevraagd of ik een tovenaar was?'
`Kadie, toen we nog klein waren.'
`En wat heb ik toen gezegd?'
U zei dat het een heel brutale vraag was.'
`Heus?' Zijn vader keek weer wat opgewekter. 'De Goden zij gedankt. En waarom is het zo erg als Brak denkt dat ik een tovenaar ben?'
Gath dacht weer na. 'Het lijkt nu niet zo belangrijk, papa, maar toen wel. Het was de manier waarop hij het zei.'
Zijn vader lachte zachtjes. 'Tja, ik weet dat je niet het soort jongen bent die bij het minste of geringste gaat vechten. Morgen... nee, morgenochtend moet ik de messenwerpwedstrijd jureren. Vóór het avondeten gaan we naar de gymzaal en dan zal ik je een paar dingen demonstreren.'
`Wat voor dingen?' vroeg Gath, plotseling opgewonden.
`Wist je dat ik vroeger eens een gevecht heb gehad met Braks vader?'
`En dat hebt u overleefd?' vroeg Gath verbaasd. Hij dacht niet dat Kratharkran de smid ooit echt iemand gedood had, maar hij was zó groot! Misschien was papa werkelijk een tovenaar. Kadie zei van wel, maar Kadie zei zoveel. Gath dacht dat hij het misschien wel kon zijn, maar wilde dat niet hardop zeggen, en het ook niet toegeven aan Brak en de anderen.
Hij was de fijnste papa ter wereld, en bovendien koning. Gath zou hem voor geen enkele andere vader willen ruilen.
Zijn vader grinnikte, zijn tanden blonken in de schaduw. 'Kan me niet herinneren dat ik gestorven ben. Als kind maakten we natuurlijk ruzie, en hij won altijd. Maar een keer heb ik hem eerlijk verslagen in een volwassen vuistgevecht. Eén keer! En ga daar nu niet over opscheppen tegen Brak, hoor je? Krath zou als de bliksem achter me aankomen, en een volgende keer zou ik misschien minder geluk hebben. Maar ik kan je een paar dingen leren die nuttig zijn als je je moet verdedigen. Ik weet dat je er geen misbruik van zult maken.'
Hij zuchtte en ging toen verder. 'Vechten is een nogal dom tijdverdrijf, vind ik. Maar ja, dit is Krasnegar. Maar goed... dat was eigenlijk niet waarover ik met je wilde praten.'
Gath dacht niet langer aan het vooruitzicht Brak te kunnen verslaan. Zo graag wilde hij Brak trouwens niet verslaan. Maar het zou prettig zijn hem te kunnen beletten papa een tovenaar te noemen.
`Ik ben trots op je om wat je gedaan hebt, Gath.'
Oei! 'Wat gedaan, sire?'
`Zieke en oude mensen helpen. Waarom besloot je dat te doen?'
Gath voelde dat hij bloosde. Hij was al tot de conclusie gekomen dat hij nogal stom had gedaan. De andere kinderen lachten hem uit — hij was een paar keer weggelopen om een gevecht erover te vermijden — en na de eerste paar dagen was hij het trouwens vreselijk vervelend gaan vinden. Maar natuurlijk kon hij er toen niet mee ophouden, want dan zouden de anderen misschien denken dat hij dat deed omdat zij er iets van gezegd hadden. Maar als papa het mooi van hem vond, zou hij het natuurlijk volhouden. Prachtig!
Nu moest hij antwoord geven op zijn vraag, en dat was moeilijk. Eigenlijk had het hem een goed idee geleken omdat papa het soms deed, en het was het enige wat hij kon bedenken dat papa als koning deed waarbij hij hem zou kunnen helpen. Waarschijnlijk zou hij op een goede dag zelf koning moeten zijn, dus kon hij maar beter beginnen het vak te leren, dacht hij. Maar dat wilde hij niet zeggen.
`Nou ja, mama kan het nu niet doen, nu Holi nog zo klein is.' `Mm. Is dat alles? Nou ja, laat maar.'
De koning krabde weer op zijn hoofd, alsof het gesprek moeilijk begon te worden. 'Het kon wel eens een probleem worden, Gath. Het is moeilijk uit te leggen. Heb je wel eens gehoord van...'
Ja, sire.'
`Gath!'
`Het zijn geheime woorden die tovenaars kennen. En als een tovenaar je zijn krachtwoorden vertelt, word je zelf ook een tovenaar.'
`Niet slecht!' zei papa op merkwaardige toon. 'Wie heeft je verteld...' Jongens,' zei Gath vaag. Het was een van de dingen waar jongens over praatten, net als meisjes.
Hij moest even wachten op de volgende vraag, en toen zijn papa weer sprak was het geen vraag.
`Gath, ik zal je een geheim vertellen. Een heleboel geheimen. Ik weet dat je het aan niemand zult vertellen als ik je dat vraag — nee toch?'
Gath schudde zijn hoofd. Hij zou het zeer zeker niet aan die kletskous van een Kadie vertellen! Hij begreep niet waarom zijn vader zo opgewekt leek als hij zo verdrietig zou worden. Dit liep op de een of andere manier verkeerd, al wist hij niet hoe of waarom hij dat dacht.
Hij begon zich weer verward te voelen.
`Ik ben echt een tovenaar, Gath. Als ik dat wil. Verbaasd?'
`Nee, sire. Ik dacht eigenlijk wel dat u het was.'
Zijn vader lachte. Je bent een goeie jongen, Gath! Goed, het is een lang verhaal. Mijn moeder is hier heel ver vandaan geboren, in het plaatsje Sys.' `Wat voor soort ziener?' zei Gath opgewonden.
`O, dat heb je gehoord, hè?'
`Nee, sire.'
Er viel een vreemde stilte, tot papa zei: 'Waarom vroeg je dan of je grootmoeder een ziener was?'
`Ik wilde dat u me meer zou vertellen...' Gath voelde de afschuwelijke zekerheid dat hij over een paar minuten zou gaan huilen, wat heel ongepast was voor een man van dertieneneenhalf, en dat hij papa van streek zou maken, al maakte papa zich eigenlijk ongerust over Thrippy, of zou dat doen. Had hij dat al gezegd? Wat viel er trouwens te huilen? Hij was zo verwárd en grote jongens huilden niet aan de borst van hun vader...
`Ik heb je eigenlijk nog niets verteld, Gath.'
`Sorry, papa. Ik probeer het niet te doen.'
`Wát niet te doen?'
`In de rede vallen. Was hij een echte rover? Vermoordde hij mensen en brandde hij steden plat en... Wat is er, papa?'
Zijn vader keek zo verschrikkelijk ernstig — het verdrietige begon. 'Ik weet het niet, Gath. Je schijnt me te snel af te zijn.'
Gath snufte. Hij had een brok in zijn keel. 'Sinds vanmorgen, geloof ik.' `Voel je je niet goed?'
`O, het is alleen Thrippy!'
`Zit iets je dwars?'
`Eerlijk, papa, ik wist niet dat die malle oude man zijn arm om me heen zou slaan en ik hoorde niet echt wat hij zei en ze zal een vreselijke scène maken!'
`Ik denk dat we beter je moeder kunnen halen... Gath, wat zei je daar?' Hij wist dat hij zou gaan huilen, dus vond hij dat hij het maar beter zo snel mogelijk achter de rug kon hebben. Hij sprong op en liep naar de stoel van zijn vader en viel in zijn armen, behalve dat papa ze nog niet naar hem had uitgestrekt, maar dat kwam gauw genoeg in orde...
Hij huilde, of zou huilen, en werd vastgehouden, of zou worden vastgehouden, of was vastgehouden... Na die huilbui had hij zich beter gevoeld, zou zich beter voelen, als ze naar mama zouden gaan en hij hun zou vertellen over Thrippy en wat hij had gefluisterd, en natuurlijk wisten ze dat de oude man was gestorven zou sterven stervende was...
Hij was zo verschrikkelijk verward.

8

Inos liep de salon binnen en deed de deur achter zich dicht. Het vuur was gedoofd tot wat gloeiende as; het was koud in de kamer. Sommige kaarsen waren uitgegaan en andere sputterden.
Rap lag languit in een van de grote stoelen met kussens en leek zo lang als een jotunn. Hij keek somber naar haar op. 'En?'
`Hij slaapt nu,' zei ze. 'Hij was behoorlijk van streek, maar ik geloof dat het wel in orde komt.'
Rap bromde terneergeslagen.
`We kunnen weinig doen,' zei ze, 'behalve hem koesteren en van hem houden en opgewekt blijven.'
Rap keek treurig naar de as op het rooster. 'Nee.'
Ze ging op de leuning van zijn stoel zitten. Ze had nog nooit meegemaakt dat Rap had toegegeven aan zijn wanhoop, en ze zou het ook nu niet dulden.
`Ik weet dat hij groot is,' zei ze, 'maar hij is pas dertien. Een dertienjarige met zorgen heeft zijn moeder nodig.'
Het duurde even voor Rap reageerde, toen keek hij vragend naar haar op. Dat weet ik.'
`Goed. Ik dacht dat je misschien zat te pruilen en je buitengesloten voelde.'
Maar het leverde niet het verontwaardigde antwoord op waarop ze gehoopt had. Rap zei alleen: 'Nee,' en verzonk weer in zijn sombere gepeins.
Ze probeerde het nog eens. 'Je moet een koninkrijk leiden. Je kunt niet al je tijd doorbrengen met het verzorgen van kinderen. Als het iemands schuld is, dan is het de mijne, want ik werd geacht voor de kinderen te zorgen terwijl jij weg was.'
`Het was niemands schuld,' zei Rap tegen de haard.
Ze woelde bedachtzaam door zijn haar. Blijkbaar was er meer aan de hand dan ze wist, en blijkbaar had Rap het opgegeven om net te doen of het niet zo was, anders zou hij wel proberen wat opgewekter te kijken. Het moest heel erg zijn als hij er zo lang over deed om eraan toe te komen. Er was iets gebeurd rond Winterfest, toen Holi werd geboren. Sinds die tijd leek het of de grond onder Raps voeten was weggezakt.
`Het was niet met opzet,' zei ze. 'Dat weet ik zeker. Gath probeerde niet opzettelijk een krachtwoord te leren. Hij zegt van niet, en hij liegt niet. Hij wist niet dat Thrippy een krachtwoord kende. Hoe kon hij? Dat wist niemand. Thrippy heeft voor zover ik weet nooit blijk gegeven van enige occulte kracht. Integendeel, een beetje magie zou zijn werk aanzienlijk verbeterd hebben.' Thrippy had al zo lang in het paleis gediend, dat ze zich niet meer kon herinneren dat hij ooit niet oud was geweest.
Rap kon er niet om lachen. 'Ik ben er naar toe gegaan,' zei hij. 'Hij ligt nu in een coma en zinkt snel weg. Ze denken dat hij de ochtend niet zal halen.' Arme oude Thrippy!
Maar het woord dat niets had gedaan voor de oude man had de jongen ontredderd. Gath moest het vermogen tot magie van zijn vader hebben geërfd, net als zijn stekelhaar. Andere kleur haar; ander talent.
Dus Gath heeft een soort vooruitziende blik? Je moeder was een ziener?'
Ze wachtte heel lang, en ten slotte zei Rap: Dat zeggen ze. Ik kreeg de indruk dat Gath me voortdurend een paar minuten vóór was. Hij beantwoordde vragen voor ik ze stelde.'
`Dat komt omdat hij van streek is. Als hij tot rust komt, is het weer in orde. Als hij eraan gewend raakt.'
Ja.'
`Het duurt even voor je eraan went,' zei ze. 'Zo is magie. Ik herinner het me. Jij moet het je ook herinneren. Er is tijd voor nodig.'
Geen antwoord.
`Rap!'
`Ik was zelfs nog jonger,' mompelde hij. 'Ik wist het op de een of andere manier helemaal buiten te sluiten. Ik wist niet dat ik enige toverkracht bezat voordat ik ouder was dan hij.'
Dat was jij. Dit is Gath.'
Bet is al erg genoeg voor volwassenen. Het moet honderd keer erger zijn voor een kind.' Hij huiverde. 'Hoe kan hij in meer dan één tijd leven? Hij zal gek worden!'
`Ach wat!' zei Inos. 'Kinderen veren op als een bal. Het komt heus in orde met hem, liefste. Over hem maak ik me geen zorgen.'
Rap zuchtte heel diep. 'Sorry. Ik ben gewoon moe. Laten we maar naar bed gaan.'
Hij probeerde overeind te komen in de stoel, maar ze duwde hem terug. `Er zit meer achter dan je laat blijken! Wat verberg je?'
Hij rolde met zijn ogen en staarde haar diepbedroefd aan. 'Ik heb nooit iets voor je geheim gehouden, Inos.'
`Goed. Waarom begin je er dan nu mee? Vertel op.'
`Er valt niets te vertellen.'
`Rap, ik ben ook moe, maar je komt die stoel niet uit voor je gesproken hebt. Straks raak je misschien je ogen of je huid kwijt. En zeg niet: "Er is meer slecht nieuws, maar het is beter dat je het niet weet!' Dat is de beste manier om me het ergste te doen vrezen. Spreek op!'
Hij pakte haar hand vast en kneep erin. 'Je kunt het ergste niet vrezen.' `Vertel het me toch maar.'
`Ik heb een fout gemaakt, liefste.'
`Wanneer? Hoe?'
Dat is de moeilijkheid juist — ik weet niet wanneer. Of hoe. Maar ergens in onze avonturen, toen we nog kinderen waren, heb ik de plank lelijk misgeslagen. En nu moeten we de wrange vruchten daarvan plukken.' Ze voelde een schok van reële angst. Wat voor vruchten?'
Dat weet ik ook niet. Het heeft iets te maken met het eind van het millennium.' Rap keek haar vol smart aan. 'De nacht waarin Holi is geboren heb ik met een God gesproken en Zij zeiden... Ze vertelden me... Ze zeiden dat een van de kinderen... en nu denk ik dat Ze Gath bedoelden...'

Intermezzo

In heel Pandemia ging het voorjaar langzaam over in de zomer.
In Krasnegar bracht de koning minder tijd door op het vasteland dan zijn gewoonte was in dat seizoen, en meer tijd met zijn kinderen. Langzamerhand begon een heel angstige jongen zich aan te passen aan zijn mysterieuze nieuwe talent. Hij werd niet krankzinnig, zoals zijn vader had gevreesd.
In de pracht en praal van het Opalen Paleis klampte de imperator zich aan het leven vast, verzwakte steeds meer en werd zelden gezien. De geruchten — en er waren altijd geruchten in Hub — beweerden dat hij zijn einde naderde en niet langer op kon tegen de enorme taak die hij altijd zo vlot had vervuld. Denkend aan een ongelukkig regentschap, achttien jaar geleden, fluisterden de grappenmakers over een dringende behoefte aan faun-tovenaars.
Prinses Eshiala bleef bijna alle sociale uitnodigingen afslaan en zette haar studie voort in voordrachtskunst, muziek, wellevendheid, jurisprudentie, literatuur, paardrijkunst, poëzie, geschiedenis, binnenhuisarchitectuur, visserij, geografie, staatsrecht, jacht, en de vele andere onderwerpen waarmee een toekomstige imperatrice werd geacht vertrouwd te zijn.
De merkwaardige uitdrukking 'convenant' raakte steeds meer in gebruik, al was niemand bereid toe te geven dat hij wist wat het precies te betekenen had, of dat de nieuwe populariteit het gevolg was van een speciale samenzwering.
In Qoble maakte de imperatoriale prins zich zorgen. Martelende maanden gingen voorbij nadat Eshiala's briefje hem op de hoogte had gesteld van het besluit van zijn grootvader. Toen de oude man eindelijk officieel zijn terugkomst beval en een opvolger aanwees, was het met de uitdrukkelijke bepaling dat Shandie niet per schip mocht terugkeren. Die weigering was zowel onverklaarbaar als onheilspellend.
Het was waar dat de route over zee vanuit Qoble rond Zark of Ilrane voerde. Shandie wist dat hij in geen van beide landen een voet mocht zetten, maar een schipbreuk was iets zeldzaams. Elke behoorlijke tovenaar kon natuurlijk een storm laten opsteken, maar een dergelijke daad tegen de troonopvolger zou een schandelijke schending zijn van het Protocol, en de woede wekken van de Vier. Geen tovenaar die bij zijn verstand was zou dat wagen. Wat vreesde de imperator dan? Was hij volslagen seniel geworden? 
Sneeuwstormen in het Qoblegebergte, abnormaal voor de tijd van het jaar, hielden de passen veel langer dan gewoonlijk onbegaanbaar.
In Thume hadden een jongen en een meisje hun Plaats ingewijd op de manier van de kabouters, en waren begonnen hun hut te bouwen. Hun dagen waren gevuld met vreugde en hun nachten met liefde. De tijd verstreek ongemerkt en niemand kwam hun idylle verstoren.
In Zark bleven de legioenen zich langzaam terugtrekken voor de opmars van de weer op volle sterkte gebrachte legers van de kalif.
De oogst rijpte en wekte gedachten op aan de herfst. Achteraf gezien zou het Impenrijk vol heimwee terugkijken op die laatste zomer van Emshandars regering.