HOOFDSTUK VIJF
Gijzelaars
van de lotsbeschikking
1
De zon keerde terug in
Krasnegar.
Midden in de winter was
er bijna geen daglicht. Het zonlicht verscheen midden op de dag
gedurende korte tijd als een helder vlak en verdween dan als een
korte kaars in een crypt. In het donker van de nieuwe maan was de
lucht een ijzerkleurige koepel met slechts een fonkeling van
sterren en de nachtmerrieachtige lichtstrepen. Die waren te
arrogant om menselijke zaken bij te lichten, alsof de vergrijpen
van het klimaat hen niets aangingen.
Een volle maan ging
echter nooit onder. De sterren en de lichtstrepen ontvluchtten hem.
Hij zweefde door de lucht, groot als een zilveren schotel, en wierp
een behulpzaam blauw licht op de sneeuw, zodat de mens even uit
zijn hol tevoorschijn kon komen om de zwaar beproefde wereld te
aanschouwen.
De tweede volle maan na
midwinter was de traditionele datum van de Houtverzameling. Een
gewoonte die was ontstaan tijdens de regering van Inos. Zij had in
de winter expedities uitgerust om hout te halen uit de bossen in
het zuiden, waarbij paardesleeën werden gebruikt om de boomstammen
over de kale heuvels naar Krasnegar te vervoeren. Helaas behoorden
de bossen aan de kobolden. Kobolden, zoals men Rap had horen
zeggen, waren groen maar niet dom. Toen hij met de koningin was
getrouwd en de leiding van mannelijke aangelegenheden als
expedities om bomen te vellen had overgenomen, was de waarde van
hout als ruilartikel tot de kobolden doorgedrongen.
Die winter werd de eerste
Krasnegarische ploeg die zich naar het zuiden waagde stilletjes
omsingeld door ongeveer vijf keer zoveel kobolden, allen gewapend
met speren of pijl en boog, vol verlangen om de kwestie van de
waarde van het hout op stam te bespreken. De verdiende reputatie
van de kobolden als enthousiaste martelaars oefende een zekere druk
uit op de onderhandelingen.
Er werd een wederzijds
aanvaardbare wijze van betalen afgesproken, en sindsdien was
het uitgegroeid tot een jaarlijks evenement. De kobolden zelf waren
veel efficiënter in de kou dan zelfs de jotanaren, oneindig veel
beter dan impen of paarden. Groepen kobolden hakten de bomen om en
trokken de sleeën bij het licht van de maan naar Krasnegar. Een
enkele sneeuwstorm veroorzaakte weleens wat vertraging, maar als
het weer goed bleef, kwamen de kobolden zonder mankeren op de
Houtverzameling. Ze schenen de kou nauwelijks te merken, al kon die
de longen van een man verbranden. Het gerucht ging dat de
sleeënteams een nonstop driedaagse wedstrijd hielden vanaf de rand
van het bos. Men zei dat de symbolische prijzen die tijdens dat
jaarlijkse evenement werden uitgereikt, bestonden uit nagels of
oren.
Toen Rap over de
verhoogde weg galoppeerde was de zon een heldere vlek in de ijzige
nevel, laag in het zuiden. De maan zou onmiddellijk na
zonsondergang opkomen. Zijn pad kronkelde door een
nachtmerrieachtige wirwar van ijsschotsen, maar de baai zelf was
erger, die bracht het extra gevaar mee dat hij erdoor kon zakken,
een wisse dood tegemoet.
Voor hem rees een enkele
streep rook recht omhoog uit een van de kleine hutten die de kust
markeerden. Drie sleeën met hout stonden te wachten om te worden
uitgeladen, en veertig of vijftig kobolden vormden een donker
patroon tegen het wit. Sommigen van hen waren in beweging, maar de
meesten zaten gewoon in de sneeuw te praten. Als Rap dat zou
proberen, zou hij in tien minuten zijn doodgevroren.
Hevig hijgend bereikte
hij de kust, waar hij gemakkelijker vooruitkwam. Aan de overkant
van de baai stak de onwaarschijnlijke top van Krasnegar omhoog in
de lucht, verdoezeld door alle rook uit de schoorstenen, bekroond
door het kasteel. Zijn kasteel. De stad leek te glanzen in het
waterige zonlicht, te fonkelen achter de ijzige nevel.
Een groep van drie mannen
had zich van de anderen afgescheiden. Hij liep naar hen toe, zich
afvragend of degene in het midden Doodsvogel zelf kon zijn.
Ja, er waren momenten
waarop Rap zijn besluit om tovenaar áf te zijn betreurde. Zelfs met
de zwakke kracht die hij nog over had, zou hij onmiddellijk weten
of de middelste kobold Doodsvogel was. Natuurlijk zou hij ook weten
wat de man dacht en dat zou alle pret van de onderhandelingen
bederven. Soms vroeg hij zich af hoe lang zijn voornemen zou duren
als een bijeenkomst als deze ooit een slechte keer zou nemen. Had
hij de moed om uit principe te sterven als een gewoon mens?
Puffend en hijgend bleef
hij staan en blies buitensporige stoomwolken uit, transpirerend
onder zijn bontkleding — hij was niet meer zo jong als hij geweest
was. Drie paar onvriendelijke, vreemdhoekige ogen keken hem aan
door de spleten van de bukskin maskers. Natuurlijk konden
zij niet méér van hem zien dan hij van hen. Het waren kleine,
brede, geharde mannen; geen van drieën was lang genoeg om
Doodsvogel te kunnen zijn. Rap zocht in zijn geheugen naar het
schone koboldendialect. 'Ben Plat-neus. Spreek voor stad.'
`Spreek aanvoerder!'
snauwde de middelste kobold.
`Ben aanvoerder.'
Op iets gematigder toon
stelde de zegsman zich voor. 'Bloednaald van Egels.' Hij en Rap
deden beiden een stap naar voren en omhelsden elkaar. Rap kromp
ineen bij de harde druk en kokhalsde bijna bij de stank van het
berevet dat kobolden gebruikten bij wijze van winterondergoed.
Bloednaald stelde Zilverflits van Zalmtotem en Nijvere Tand van de
Bevers voor... nog meer bottenkrakende omhelzingen en
maagomdraaiende vleugen van ranzig vet. Hoewel ze ongetwijfeld
opdracht hadden gegeven het vuur in de dichtstbijzijnde hut aan te
steken, nodigden ze Rap niet uit om in de warmte te komen. Dat
betekende dat de onderhandelingen snel moesten worden
afgewikkeld.
`Hebt ruilgoederen
gezien?'
`Rommel!' Bloednaald
haakte zijn masker even los, zodat hij vol afkeer op de grond kon
spuwen. Rap meende het speeksel op het ijs te zien stuiteren.
`Goed zout!' zei hij.
'Mooi glas. Geurige kruiden. Nuttige gespen...' Hij zweeg even en
ging in gedachten de lijst van goederen na die hij de vorige herfst
in de hut had achtergelaten. Zijn voeten waren al ijskoud. `Heb
zwaarden nodig!' zei de kobold, en deed een stap naar voren.
'Bijlen. Veel veel punten voor pijlen.'
Dit was het moment waarop
de onderhandelingen altijd penibel werden. Krasnegar was door een
verdrag met het Impenrijk gebonden de kobolden geen wapens te
leveren. Als Rap dat verdrag schond, zou de imperatoriale handel
worden stopgezet en zou de stad spoedig afsterven, zelfs al zouden
ze de eerste winter nog niet verhongeren. Aan de andere kant, als
hij de kobolden tegen zich in het harnas joeg, kon Krasnegar
weleens van de ene dag op de andere in een stroom van bloed ten
onder gaan. Lang geleden, toen hij nog een tovenaar was, had hij de
verhoogde weg onaanlokkelijk gemaakt voor kobolden, en kobolden
hadden een hekel aan water, maar ze zouden hun grote tanden lang
genoeg op elkaar kunnen klemmen om over het ijs aan te vallen.
Ongeacht de geografie, lag zijn koninkrijk economisch direct tussen
de twee partijen.
`Heb geen zwaarden. Impen
houden zwaarden.' Zijn kobolds was niet zo vlot meer. 'Niet ruilen
ons zwaarden.' Hij ging verder met het aanprijzen van zijn
goederen.
Bloednaald bleef ze
rommel en afval en nog erger noemen. Wolvekeutels!' was zijn
conclusie ten slotte en hij sloeg zijn armen over elkaar.
`Zijn niet. Wil niet meer
spreken.' Rap sloeg eveneens zijn armen over elkaar. Al verzette
hij zich er nog zo hard tegen, hij begon onbedwingbaar te
rillen.
De hoekige ogen van de
kobold flitsten. 'Zullen bomen houden en rommel ook nemen!'
`Zijn dieven?'
`Zullen rommel nemen en
aanvoerder ook! Ruilen met stad voor zwaarden.'
Bloednaald was kennelijk
een harde onderhandelaar. Ontvoering en losgeld, en straks zou hij
ongetwijfeld dreigen de stad plat te branden. Rap besloot dat hij
genoeg had van het stomme spelletje. Zijn tanden klapperden.
`Zal Doodsvogel vragen of
dief?' Hij draaide zich met een ruk om op zijn bevroren tenen en
liep knarsend naar de hut waar het vuur brandde. Hij liep naar
binnen en smeet de deur achter zich dicht. Het was niet meer dan
een doos van vier stenen muren met een open haard en een paar
kleine ramen. De hut bevatte niets anders dan Doodsvogel en een
tobbe vet.
De koning van de kobolden
zat naakt op een vod van een kledingstuk na op de onverharde grond
en smeerde zijn voeten in met berevet. De stank ervan zou de ogen
van een man doen tranen. In de haard brandde vrolijk knetterend een
vuur van sprokkelhout. Hij zat er een eind vandaan, maar de gloed
gaf hem een slijmerige groene glans.
`Trucs!' zei Rap, uit
gewoonte de sneeuw van zijn laarzen stampend. Zelfs hier binnen
blies hij stoomwolken uit. Hij liep naar het vuur en ging er zo
dicht mogelijk bij staan. Hij slaakte een zucht van opluchting toen
hij begon te ontdooien.
De kobold grinnikte, een
zacht, kwaadaardig geluid vol dreiging. 'Bent geen tovenaar? Ziet
door muren?'
`Niet zien door muren...
O, laten we imps spreken, grote stommerd die je bent! Ik had geen
tovenarij nodig. Ik wist dat je ergens in de buurt moest zijn omdat
Raaf Totem eigenaar is van de bomen en er geen zegsman was van de
Raven. Hoe gaat het ermee, lelijke groene verschrikking?'
Doodsvogel lachte om het compliment en krabbelde overeind. Hij was
groot voor een kobold en werd elk jaar groter. Hij was kleiner dan
Rap, maar had de spieren van een trol. Zijn zwarte haar was ingevet
tot het als een touw over zijn linkerschouder hing, bungelend op
zijn uitpuilende buik, en hij had een grotere snor dan de meesten.
Zijn ogen leken bijna vierkant, al was dat gedeeltelijk het effect
van de tatoeëringen eromheen. Grijnzend met een paar slagtanden als
van een wolf, liep hij naar voren om zijn oude vriend te omhelzen.
Rap gebruikte al zijn kracht voor de omarming, maar voelde zijn
ribben kraken.
De eerste koning van de
kobolden.
Een man met een
lotsbestemming die was voorgeschreven door de Goden.
Rap bedacht dat hij zijn
vervuilde bontkleding zou moeten verbranden als hij thuiskwam en
hurkte neer bij het vuur. Hij glimlachte naar zijn voormalige
slaaf. Doodsvogel liep bij de hitte vandaan en begon het vet te
vervangen dat hij aan Rap had afgegeven.
Je wordt dik!' merkte Rap
zelfvoldaan op, zich ervan bewust dat zijn eigen middel goed
verborgen was.
De hoekige ogen knepen
samen. 'Wil je de beste van drie proberen?' `Nee, dank je
wel!'
`Heb je wat bier bij die
rommel gedaan die je mij in de maag wilt splitsen?'
`Nee, maar ik zal een
paar zakken bier sturen voor jou.' Rap wist wie het zou drinken als
het ontdooid was. Niemand anders zou er zelfs maar aan mogen
ruiken. 'Ik heb je voornamelijk aluin gegeven.'
De kobold bromde iets, al
was dat misschien minder een commentaar dan het gevolg van zijn
succesvolle poging bij een moeilijk bereikbaar deel van zijn
lichaam te komen. 'Waarom aluin? Ik heb geen aluin nodig. Weet niet
waar iemand aluin voor gebruikt!' Hij keek achterdochtig naar
Rap.
`Heeft iets te maken met
verfstoffen. Maar ik heb gehoord dat de dwergen er erg op gesteld
zijn, en wie maken betere zwaarden dan zij?'
De kobold onderbrak zijn
toilet en staarde met zo'n duidelijke woede naar Rap, dat ieder
ander zich waarschijnlijk zou zijn doodgeschrokken. Zelfs Rap had
prettiger momenten beleefd.
`Beweer je nog steeds dat
je geen tovenaar bent?'
Gewaarschuwd door de
stank van schroeiend bont, schoof Rap een eindje van het vuur
vandaan. 'Geen tovenarij. Ik hoor dat de impen een muur bouwen over
de Pondague Pas.'
Weer flitsten de grote
slagtanden. 'Voeren ze tenminste geen kattekwaad uit.'
`Terwijl jij onderhandelt
met Dwanenland! Kom nou, Doodsvogel! Het is overduidelijk. Je hebt
al die jaren schijnbewegingen gemaakt op Pondague, zodat je het
lmpenrijk ervan hebt overtuigd dat er geen andere weg is over de
bergen. Maar je maakt mij niet wijs dat je inmiddels niet een paar
andere passen hebt gevonden! Bovendien zijn de dwergen je
natuurlijke bondgenoten. Dat is ook geen geheim. Wanneer val je
aan?' Doodsvogel keek kwaad. 'Jij bent degene die me heeft verteld
over mijn lotsbestemming. Voorspel het zelf maar.'
Rap had niet echt
verwacht dat de ander hem in vertrouwen zou nemen.
Maar het zou niet lang
meer kunnen duren. Doodsvogel had net genoeg van de impse
cultuur opgepikt om een dodelijke vijand te worden voor het
Impenrijk. Hij had zeventien jaar besteed aan de vereniging van
zijn volk en de voorbereiding van de oorlog. Alle grensconflicten
die het Impenrijk belangrijk had gevonden waren alleen maar
oefeningen geweest voor de grote aanval. Dit jaar? Of het volgende?
Of het jaar 3OOO?
Rap huiverde. 'Toevallig
heb ik een profetie voor je. Een oud geloof zegt dat Emijns
Protocol aan het eind van het millennium zal falen. Dat is over
twee jaar. Ik heb uit heel gezaghebbende bron dat er iets van
waarheid in zit.'
De kobold grinnikte en
verried niets. Tevreden over zijn vetlaag begon hij zijn bukskin
kleren aan te trekken. 'Zal leuk zijn Hub terug te zien. Een
feestje voor ze te geven. Eh, met hen, bedoel ik.'
`Misschien. Maar het
betekent tovenarij problemen.'
`Helder Water is dood,
weet je dat?'
`Nee. Maar het verbaast
me niets.' De gekke ouwe heks was sinds 2682 wachter van het
noorden geweest. Wie is haar opvolger?'
Doodsvogels vierkante
ogen fonkelden temidden van de tatoeëringen. Op de een of andere
manier leek zijn gezicht groener nu de rest van hem bedekt was met
bukskin. 'Een dwerg, Raspnex genaamd.'
`Degene die wij ontmoet
hebben?'
`De oom van Zinixo,' gaf
de kobold toe, grijnzend als een hyena. Natuurlijk zou hij blij
zijn als er een dwerg op de Witte Troon kwam te zitten, als hij
verdragen had afgesloten met de dwergen. Het officiële prerogatief
van Noord waren de jotanar rovers, maar ook haar kobolden hadden
bij Helder Water in de gunst gestaan, al was ze te gek om
betrouwbaar te zijn.
Rap dacht aan de tijd van
zijn tovenarij. 'Ik had niet gedacht dat Raspnex voldeed aan de
normen van de magisters, maar hij is niet slecht. Hij was de
sterkste van Zinixo's volgelingen in Faerie. Toen ik Zinixo had
overwonnen en terugkwam, had hij niet geprobeerd een van hen te
imprinten. Ik was onder de indruk.'
Zuid was natuurlijk een
elf. Elfen en dwergen waren geboren vijanden, dus zouden er weer
moeilijkheden komen onder de Vier. Maar om eerlijk te zijn - er
waren altijd moeilijkheden onder de Vier! De heks van het westen
was een trol, Grunth. Ze was niet bijzonder machtig. Dat was
Olybino, magister van het oosten, ook niet. Lith'rian was nu
waarschijnlijk de sterkste, dus was het vreemd dat hij zijn stem
had gegeven aan Raspnex... Rap haalde zijn schouders op en liet de
kwestie voorlopig rusten, terwijl hij zich bezig hield met andere
dingen - zoals zijn rokende linkerbeen, bijvoorbeeld. Hij schoof
opzij.
`Hoe gaat het met die
kleine schoonheid die je verleden zomer bij je had -
Grasklokje?'
`Goed. Niet zo klein
meer.'
`Hoeveel vrouwen zijn dat
nu?'
Doodsvogel ontweek de
vraag. 'Verscheidene.'
`Hoeveel kinderen?'
De kobold grinnikte.
'Staatsgeheim. Hoe gaat het met jouw vrouw?'
`O, goed,' zei Rap. `Ze
heeft net een schat van een zoontje gekregen. We denken dat het een
soort blonde imp wordt, wat goed is, want de ander is een jotunn en
de Goden zij gedankt dat ze geen van allen echt op mij lijken. Maar
ik zal je vertellen wat Kadie laatst heeft gedaan...'
Doodsvogel wachtte met
nauw verholen ongeduld tot Rap zijn verhaal had verteld. Zonder
zelfs maar te glimlachen bij de pointe begon hij een saai en
zinloos verhaal hoe zijn oudste zoon, Bloedbek, zijn eerste beer
had gedood.
2
Zelfs een kabouter kon
eenzaam zijn, en een kabouter zonder eigen Plaats was een
verdwaalde ziel. Naarmate het droge seizoen droger en heter werd,
voelde Thaïle de roep van het verre College met de dag sterker
worden. Het leek haar nu al haar vriendinnen, haar familie en haar
vertrouwde omgeving ontnomen te hebben. Het leek haar al in zijn
occulte, onzichtbare armen te hebben gesloten. Ze kon geen plannen
maken; ze kon niet verder vooruit denken dan het begin van het
volgende regenseizoen, want dan zou ze zestien zijn en ergens
anders wonen en een ander mens zijn, een heel ander leven leiden
dat ze zich nu absoluut niet kon voorstellen. De Plaats van Gaib
was niet langer haar thuis. De weg voor haar verdween over een
heuveltop.
Voordat de archivaris
kwam was ze net begonnen aan de eerste stappen van de vrijage, de
verlegen uitwisseling van geschenken, om blijk te geven van
belangstelling. Jains bezoek had daar een eind aan gemaakt. Alle
buren wisten ervan. Plotseling was ze een vreemde voor haar
vrienden, buiten hun rituelen gesloten. Geen man zou iets van zijn
handwerk verspillen door het aan een vrouw te geven die binnenkort
moest vertrekken. En dus hoefde ook Thaïle geen tijd te verdoen met
het maken van hoeden of handschoenen of een van de gebruikelijke
kledinggeschenken van een vrouw aan een man - ze zouden alleen maar
geweigerd worden met het traditionele vriendelijke smoesje dat ze
niet pasten.
Trouwens, slechts drie
van de jongens die ze kende waren ook maar enigszins de
belangstelling waard, en die waren allemaal al op
verkenningstocht.
Zelfs haar ouders hadden
met een soort afwijzing op haar nieuwe lotsbestemming gereageerd.
Het was beslist niet opzettelijk, en Thaïle zou het misschien niet
eens gemerkt hebben als ze niet het Gevoel had gehad, maar op de
een of andere manier leken Gaib en Frial zich erbij te hebben
neergelegd dat ze voor hen verloren was, zoals ze hun andere twee
kinderen hadden verloren aan een eigen Plaats. Op subtiele wijze
waren ze dichter naar elkaar toe gegroeid, alsof ze een hiaat
moesten opvullen. Misschien was dat gewoon een deel van het leven,
een vorm van zelfverdediging voor ouden van dagen, die hun laatste
jaren niet wilden doorbrengen met een vruchteloos verlangen. Maar
in dit geval was het verloren kind nog niet weg; ze had geen eigen
Plaats die haar beschutting kon bieden en geen vervanging voor de
liefde.
Thaïle had onwillig
geconstateerd dat haar oude leven verwoest was; ze kon maar beter
zo snel mogelijk aan het nieuwe beginnen. Een spoedig vertrek was
misschien minder moeilijk voor haar ouders dan tot het laatste
moment blijven hangen. De koffieoogst was het drukste seizoen van
het jaar. Ze zou blijven om daarmee te helpen en dan zou ze
vertrekken. Intussen, omdat het begin van de zomer een gemakkelijke
tijd was en haar hulp niet noodzakelijk, zou ze vast beginnen met
afscheid nemen door een bezoek te brengen aan haar zuster. Het zou
de eerste keer zijn dat ze in de Plaats van Wide kwam, en vrijwel
zeker de laatste keer. Zoals een vader betaamde, reageerde Gaib op
haar mededeling met voorspelbare zwaarwichtige protesten over de
gevaren van verdwalen, verkracht worden of door beren worden
verscheurd. Frial bekeek het probleem op haar gebruikelijke
nuchtere manier en zei dat ze niet dacht dat iemand met Thailes
Gevoel ooit zou verdwalen en wel ongelooflijk stom moest zijn om
zich te laten verkrachten. En er waren daar niet meer beren dan
hier. Gaib legde zich met tegenzin neer bij haar besluit, zoals
altijd.
Thaïles probleem was dat
wat haar ouders zeiden niet hetzelfde was als wat ze voelden. Onder
hun liefdevolle bezorgdheid voelden ze zich schuldig omdat ze
tekort geschoten waren ten opzichte van hun kind, kwaad omdat ze
niet wisten wat ze verkeerd hadden gedaan, opgelucht dat ze een
tijdje niet in de buurt zou zijn om hen te herinneren aan hun
falen, waarop ze zich dan nog schuldiger voelden omdat ze opgelucht
waren. Van dichtbij, met al hun zorgen zichtbaar, waren mensen
onuitstaanbaar.
Het bezoek was geen
succes. De Plaats van Wide was op zichzelf mooi genoeg, in een
schemerige koelte onder dikke takken verscholen. Het geurde er naar
ceders en was heel intiem en besloten. De noodzakelijke
complimentjes kwamen er gemakkelijk uit.
En toch wist Thaïle al
twee minuten na haar aankomst dat ze niet lang zou blijven. Sheel
had veel meer belangstelling voor haar pasgeboren tweede zoon dan
voor een bijna vergeten zuster, en Wide had veel meer
belangstelling voor de zuster dan hij hoorde te hebben. Zijn
vingers zoemden voortdurend als muggen om haar heen. Zijn erotische
verlangens leken de lucht te vullen als de aromatische geur van de
bomen of het waarschuwende gegons van de bijen.
Binnen een uur wist
Thaïle dat haar zuster spijt had van haar keus. Wide was een
slechte kostwinner gebleken, lui en rusteloos. Hij jaagde als hij
moest oogsten, zat achter vrouwen aan als hij moest planten, net
als de rest van de tijd. Sheel gaf het niet toe, maar haar emoties
deden dat wel. Later op de eerste avond werd het zelfs nog erger.
Thaïle maakte een opmerking over het College. Blijkbaar had Sheel
Wide nooit verteld dat haar familie Begiftigd was. Het beviel hem
allerminst toen hij hoorde dat zijn kinderen op een dag een
dodenwake zouden moeten houden en ze hem door het College konden
worden ontnomen als ze de Gave bezaten.
Eén goed ding — toen hij
hoorde over Thailes occulte vermogens, stopte hij een tijdlang met
het strelen van haar dij onder tafel.
Thaïle wist de spanning,
die haar een barstende hoofdpijn bezorgde, twee dagen uit te houden
en nam toen afscheid. Zelfs thuis was het beter dan in de Plaats
van Wide.
Midden op de tweede dag
van haar terugreis liep ze door het lange gras naast de Grote
Rivier. Er was geen echt pad dat ze kon volgen, omdat kabouters het
zelden nodig vonden om ergens heen te gaan. Ze slenterde tussen
doornstruiken en bamboehalmen. De zon scheen fel.
Op enige afstand, achter
een haag van hoog riet rechts van haar, stroomde de rivier
slingerend over de vlakte, donker en geheimzinnig, breed en
olieachtig, naar men zei vol levensgevaarlijke krokodillen. En er
waren slangen. Links van haar leek de rand van het bos nog
onheilspellender, maar boven de bomen doemden de rotsachtige toppen
op van het Progistegebergte, blauw afstekend tegen de wazige lucht.
Ze waren in het benauwde laagland het enige vertrouwde
oriëntatiepunt voor een meisje uit de bergen.
De vorige nacht had ze
gelogeerd in de Plaats van Shoom, waar een vriendelijk oud
echtpaar, wier kinderen uit huis waren, haar onderdak had
verschaft. Vannacht wilde ze in de Plaats van Gaib op haar eigen
stapel varens slapen, en het was nog ver.
Ze had het warm en ze was
moe. Haar voeten deden pijn, haar benen deden pijn, en de vliegen
maakten haar dol. Het hoogland was heet in het droge seizoen;
als de zon hoog aan de hemel stond was het in de dalen bijna
niet uit te houden van de hitte. Alle verstandige mensen lagen
ergens zonder kleren onder een boom.
In een buidel aan haar
riem had ze een paar sneden hard brood en een dikke kippepoot, die
haar royaal door Shoom en zijn vrouw waren geschonken, maar Thaïle
had het veel te warm om aan eten te denken. Ze werd achtervolgd
door het probleem van het College. En ze had nog een probleem,
namelijk wat ze haar ouders over Sheel moest vertellen. Niemand kon
Frial iets voorliegen.
Maar op dit moment werd
ze hevig geïntrigeerd door een Gevoel. Er was iemand voor haar, die
haar richting uitkwam, iemand die overborrelde van vrolijkheid. Ze
had haar - of misschien hem - nu al langer dan een uur Gevoeld. Ze
wilde die vrolijke man of vrouw ontmoeten, om te ontdekken wat er
zo plezierig kon zijn op zo'n benauwde, snikhete dag. Dat was een
aantrekkelijkere puzzel dan haar eigen zorgen.
Jammer dat ze niet
dezelfde richting uit gingen, zodat ze samen verder konden lopen,
en ze kon delen in de blijheid van de ander. Maar als ze dezelfde
richting waren opgegaan zouden ze elkaar natuurlijk niet ontmoet
hebben.
Vreemden konden
gevaarlijk zijn. Een alleenreizende jonge vrouw was nooit echt
veilig, nergens. Thaïle kende de risico's in theorie; het waren
dingen die haar of iemand die ze kende in de praktijk nooit zouden
overkomen, zoals door de bliksem worden getroffen. Ze negeerde een
dergelijke absurde bezorgdheid omdat ze die beneden de waardigheid
van een vrouw vond.
De gevoelens van de
onbekende kwamen dichterbij en leken toen te stoppen.
Hoogstwaarschijnlijk was de vrouw - of man - gestopt om op het
heetst van de dag te rusten, en dat zou Thaïle de kans geven
ongezien dichterbij te sluipen en haar gade te slaan. Of hem. Het
Gevoel was niet richtinggevend genoeg om iemand te kunnen
besluipen, maar recht voor haar stond een groepje van drie bomen,
geïsoleerd in deze woestenij van gras. Daar zou schaduw zijn. Dat
was een goede plaats om zich op te richten.
Plotseling kwam er
verandering. Opgetogenheid werd woede, kreten van pijn zweefden
door de hete lucht boven de bomen. Thaïle stond op het punt te
vluchten, toen ze besefte dat haar Gevoel geen angst was maar
woede. Een beer of een leeuw of zelfs een slang zou iets veel
ergers hebben veroorzaakt. Ze holde weg om te helpen.
De kreten leidden haar.
Ze holde om een laatste hoge groep bamboehalmen heen en bleef toen
stokstijf staan. Haar prooi danste als een gek in het rond,
piemelnaakt, sloeg zichzelf met een doek, waarschijnlijk zijn
broek, en slaakte onsamenhangende kreten. Een strohoed, een paar
sandalen en een lunch lagen vergeten in de schaduw van de bomen.
Zelfs op die afstand kon Thaïle de mieren over hem heen zien
lopen - grote rode mieren.
Het slachtoffer kwam
hijgend tot staan en begon zichzelf zorgvuldig te inspecteren. Zijn
emoties werden minder krachtig, woede vermengd met spijt en een
tikkeltje zelfspot. Toen hij zich er eindelijk van had overtuigd
dat hij al zijn aanvallers kwijt was, keek hij op en ontdekte zijn
publiek. Hij gaf een gil van ontsteltenis, maakte een sprong in de
lucht, en deed gelijktijdig een poging haar de rug toe te keren en
zijn broek aan te trekken voor hij weer neerkwam. Als gevolg
daarvan viel hij in een wriemelende hoop van opperste verlegenheid
op de grond. Thaïle barstte in een hulpeloze lachbui uit.
Na een paar ogenblikken
besefte ze dat de gêne en het beetje reële lichamelijke pijn die ze
van hem Voelde vermengd waren met geamuseerdheid. Blijkbaar zag hij
de humor ervan in, en dat leek een onwaarschijnlijke mannelijke
reactie onder de gegeven omstandigheden. Ze onderdrukte haar
lachbui toen hij naar haar toe kwam, respectabel in zijn short maar
nog steeds buiten adem, en bestoft en bezweet na zijn
inspanning.
`Ik ben Leéb van de
Plaats van Leet,' kondigde hij aan, 'en... en... O, drommels! O...
drómmels!' Hij zweeg en staarde haar met open mond aan. Een golf
van verbazing en geluk deed haar bijna vallen.
Hij was nog maar een
jongen, ongeveer van haar leeftijd. Hij was klein en mager en op de
een of andere manier komisch. Zijn muiskleurige haar krulde niet
maar golfde; het hing slap omlaag in bezwete pieken. Zijn oren
waren heel groot, maar niet puntig, en staken belachelijk ver uit.
Zijn neus was veel te klein voor hem.
Maar zijn ogen waren van
zuiver goud en opengesperd van verbazing. `Ik ben Thaïle van de
Plaats van Gaib,' zei ze aarzelend.
Hij zei: 'O!' en toen
weer flauwtjes: 'O!'
Wat is er?' riep ze
ontsteld uit.
Je bent... Je bent
mooi!'
Toen werd zijn gezicht
vuurrood onder zijn diepbruine teint, vanaf zijn sleutelbeenderen
tot de punten van zijn absurde oren, en weer Voelde ze
verlegenheid, maar die kon zijn vreugde en verbazing niet maskeren.
Ze voelde haar eigen gezicht ook rood worden. Snel wendde ze haar
blik af. Niemand had haar ooit op die manier mooi genoemd en het
gemeend, maar hij meende het.
Wil je! zeiden zijn
emoties. Wil je! Wil je!
Zelfs de geile Wide had
niet zo'n sterk verlangen uitgestraald, en ze vond dat het haar van
Leéb evenzo hoorde tegen te staan als van Wide. Maar dat deed het
niet. Het was niet hetzelfde. Het was niet Wides
'wil-dat-jeme-gelukkig-maakt' verlangen. Het was anders en deed
haar denken aan het verlangen dat ze van Sheel had gevoeld
toen ze haar baby knuffelde en de borst gaf. Het was een
Wil-je-gelukkig-maken' verlangen - tederheid! Ze had dat nog nooit
van een man meegemaakt. Een beetje van haar moeder misschien. Maar
dat was niet hetzelfde.
Toen ze het eindelijk
waagde op te kijken staarde Leéb naar de grond, onhandig krabbend
over de zwellende mierebeten op zijn knokige ribben. Het willen
werd overstemd door een aanhoudende verlegenheid en schaamte over
zijn woorden - maar het was er nog steeds.
`Als je de sandalen kunt
redden,' zei ze, 'en je hoed - heb ik wat voedsel bij me dat we
kunnen delen.'
Hij keek haar met
knipperende ogen aan. Thaïle? Thaïle, zei je?' Ze knikte.
`Dat is een heel mooie
naam...' Hij keek hoopvol naar haar korte haar. `Vrouwe
Thaïle?'
`Nee. Alleen
Thaïle.'
Hij sloot zijn ogen alsof
hij de Goden dankte.
`Pak je schoenen, Leéb,'
zei ze. 'En vertel.'
Ze zaten in de brandende
zon en kauwden samen op het brood. Ze namen om de beurt een hap van
de kippepoot, en Leéb praatte. En praatte en praatte en
praatte.
Hij kon maar over één
ding praten, de Plaats die hij had gevonden. Die lag bij de rivier,
zei hij, aan een verborgen binnenwater. Er groeiden allerlei
soorten bomen. Er was een heel oude bron die hij gemakkelijk schoon
kon maken. Er was een open terrein dat vroeger een rijstveld was
geweest en dat weer kon worden en alleen daarvan al zou een heel
gezin kunnen leven. Er was vis te kust en te keur! Er was een
overvloed aan brandhout en aan wilgetwijgen om te vlechten, en meer
had je niet nodig om een huis in het dal te bouwen. Hij kon
uitstekend weven en hij zou een enorm huis maken! Er groeiden
fruitbomen in het wild, en bessestruiken. Er was gras voor de
geiten die melk konden geven voor de, eh, kinderen - hij werd weer
vuurrood - en ongeveer een halfuur verderop woonde een oud
echtpaar, dat het fijn zou vinden een jong gezin in de buurt te
hebben en hun een bijl en allerlei andere dingen zou lenen, om hen
op weg te helpen, en hun waarschijnlijk hun meeste huishoudelijke
goederen zou nalaten als ze stierven, omdat hun kinderen allemaal
heel ver weg woonden...
Het was volmaakt, zei
hij. De mooiste Plaats in heel Thume. En zijn Gevoel zei hem dat
zij daar thuishoorde.
`Pas op voor degenen die
snel verliefd worden,' had haar moeder eens tegen haar gezegd,
'want ze vergeten hun verliefdheid weer even snel.' Niet Leéb,
dacht ze. Ze had het Gevoel en ze wist dat zijn emotie
geen wellust was, al was het wel een complimenteus groot deel
ervan. Leéb wist zeker dat hij de perfecte plek had gevonden voor
de Plaats van Leéb en de dag daarna de perfecte vrouw om die met
hem te delen. Als een man in de Goden geloofde, dan moest hij
hierin geloven.
Eindelijk wist Leéb geen
superlatieven meer te vinden. Hij bleef domweg zitten en staarde
haar met blijde verwondering aan.
Ze legde uit dat ze op
bezoek was geweest bij haar zuster en op weg naar huis was.
`Maar ga je mee om mijn
Pl... wil je mee om de plek te zien?' smeekte hij.
Hij was niet wat ze zich
in haar dromen had voorgesteld. Hij had geen dikke armspieren en
brede schouders. Hij was mager en allesbehalve knap. Alledaags, op
zijn best! Maar ze had Gevoel en ze had nooit zo'n man Gevoeld, of
althans niet een die voelde wat hij voor haar voelde. Een
vriendelijke, lieve jongen, die lachte als hij kwaad hoorde te
zijn. Een jongen die zichzelf niet serieus nam maar haar heel
serieus, en die haar gelukkig wilde maken.
Ze wilde huilen. Ze kon
het niet over haar hart verkrijgen hem te vertellen over het
College, en dat ze binnenkort weg moest.
Ze schudde haar
hoofd.
Weer bloosde hij. 'O, ik
weet wel dat we elkaar net ontmoet hebben!' zei hij. 'Ik kan niet
verwachten... Niet zo gauw... lk bedoel, ik wilde het je alleen
maar laten zien. En je erover laten denken natuurlijk. Ik verwacht
niet... dát!'
Ze schudde weer haar
hoofd. Dát was het probleem niet. Als hij haar zijn Plaats liet
zien en die was een fractie zo goed als hij beweerde, zou ze Leéb
ter plekke accepteren — naakte lichamen op het gras. Ze wist het
zeker. En dat kon niet, niet als ze weg moest.
Maar ze kon het niet over
haar hart verkrijgen hem de verschrikkelijke waarheid te vertellen,
want dan zou hij voorgoed uit haar leven verdwijnen, en ze meende
iets even kostbaars in hem te hebben gevonden als hij in zijn
Plaats, ook al zou ze het niet lang kunnen vasthouden.
`Als je twijfelt, vraag
het dan aan je moeder.' Dat was nog een van de gezegden van haar
moeder.
`Waarom ga je niet mee
naar de Plaats van Gaib om mijn ouders te leren kennen?' zei ze ten
slotte.
Voor Leéb was dat het op
één na beste wat ze had kunnen zeggen. Lang voordat de avond viel
liepen ze hand in hand.
3
Prins Holindarn zat te
ontbijten, alweer. Hij ontbeet graag een paar keer, als
voorbereiding op alle lunches waartoe hij zijn moeder maar kon
overhalen. Als gulzigheid een criterium was, was Holi absoluut
imps.
Inos keek op hem neer
terwijl hij gretig dronk en haar borsten kneedde met zijn handjes,
en probeerde er achter te komen of zijn neus nu de neus van een
faun was of een gewoon babyneusje. Zoals gewoonlijk besloot ze dat
ze het niet wist en dat het haar eigenlijk ook niet kon schelen.
Hij kon er absoluut mee door. hups of niet, hij groeide als een
jotunn. Dat kwam door dat vele ontbijten.
Welke illusies de rest
van de wereld ook over het voorjaar mocht koesteren, Krasnegar wist
wel beter. De dagen werden langer, maar de poolwinter hield het
kasteel nog in zijn sombere omhelzing geklemd. Er gierde weer een
sneeuwstorm om het kasteel, en nu en dan kwam er een wolk van rook
uit de grote open haard zodat hun ogen prikten. De koningin zat met
haar voeten bijna in de haard en met haar rug naar de grote hal om
wat privacy te hebben. Intussen ging het leven in het paleis zijn
gewone gang: bedienden kwamen en gingen, iedereen deed angstvallig
of ze niet merkten wat hare majesteit deed.
Ze vroeg zich af hoeveel
regerende monarchen zich ongestraft zo nonchalant konden gedragen.
Zelfs haar ouders zouden geshockeerd zijn, en die stonden er niet
om bekend dat ze erg aan formaliteiten hechtten. Koningin Evanaire
had prinses Inosolan beslist nooit zo in het openbaar de borst
gegeven.
De bron van al die
informaliteit zat naast haar op de bank, keek de andere kant op en
had zogenaamd alleen maar aandacht voor hetgeen zich aan de andere
kant van het grote vertrek afspeelde, maar nu en dan wierp hij
stiekem een bewonderende blik op haar borsten. Hij had het volste
recht dat te doen, en ze genoot ervan.
Rap was de vorige dag
teruggekomen van een zeehondenjacht — hij was ongeveer drie uur
eerder bij de deur dan de sneeuwstorm — en het was heerlijk hem
weer bij zich te hebben. Ze was ook blij dat hij in een opgewekte
stemming was. Sinds Winterfest had hem iets dwars gezeten. Rap was
normaal gesproken geen man die zich veel zorgen maakte. Ze wilde
dat hij het haar vertelde, maar ze wilde hem niet uithoren. Hij zou
zijn mond opendoen als hij zover was.
Hij vond het vreselijk om
voor koning te spelen, maar hij zag er vandaag niet al te sjofel
uit. Zijn wambuis was heel respectabel, ook al waren zijn laarzen
dat niet.
`Nee! Nee! Nee!' riep een
schrille stem vanaf het podium. 'Je moet er meer gevoel in leggen!
Probeer het nog eens!'
Je bent de mooiste vrouw
op de hele wereld!' snauwde een kwade, hoge jongensstem.
'Zo is het iets beter.
Maar je moet er meer overtuiging in leggen.'
De koning en koningin
keken elkaar grijnzend aan. De kinderen van het kasteel moesten
genadeloos repeteren voor de opvoering van een dramatisch stuk, De
Verschrikkelijke Wraak van Allena de Schone, geschreven,
geregisseerd en geproduceerd door prinses Kadie. Met natuurlijk
prinses Kadie in de hoofdrol.
Amateurtoneel was een
oude traditie in Krasnegar, een van de vele manieren waarop de
inwoners zich vermaakten tijdens hun lange gevangenschap in de
winter. Andere verstrooiingen. waren dansen en madrigaalzang en
concerten en diverse speeltoernooien. Of de voorkeur van een man nu
uitging naar boksen of naar luitspelen, hij kon altijd wel iets
naar zijn gading vinden.
In Krasnegar huisden een
paar opmerkelijke talenten, gezien de geringe grootte van het land.
Inos kende vier of vijf schitterende zangers, een jongleur, twee of
drie dansers, en een stuk of zes musici, die in het Impenrijk
allemaal beroemd zouden zijn geworden. Dat was niet altijd zo
geweest. De verandering kon worden teruggevoerd tot een zekere daad
van waanzin door Inos zelf, in... Goden! Waar bleef de tijd? Kadie
en Gath waren nu dertien, dus...
`Waarom zo ongerust,
lief?' vroeg Rap zachtjes. 'Zuigt dat kleine monster het leven uit
je vandaan?'
Holi hield op met werken
en rolde met zijn ogen om te zien waar de stem vandaankwam. Inos
maakte gebruik van de gelegenheid om hem voorzichtig van zich los
te maken en tegen haar schouder te leggen. 'Wil jij mijn haakjes
even dichtmaken, liefste?'
`Eigenlijk,' zei Rap met
een flonkering in zijn ogen, 'ben ik veel beter in losmaken.'
Dan heb je de oefening
hard nodig!' zei ze.
Hij zuchtte en maakte de
haakjes van haar jurk dicht.
Inos legde Holl recht
tegen haar schouder. 'Wat die ongerustheid betreft, dacht ik net...
Volgend jaar is zeker te vroeg voor Kinvale, hè? Misschien het jaar
daarna?'
Rap fronste zijn
wenkbrauwen. 'Het jaar 3OOO? Moet ze er echt wel naar toe?'
Verbaasd over zijn
antwoord ging Inos in gedachten de hele zaak na. Ze had altijd
aangenomen dat Kadie een dezer dagen naar Kinvale zou gaan, net als
zij, om decorum en imperatoriale manieren te leren.
Wat miste ze tante Kade!
Het was nu meer dan een jaar geleden sinds de lieve oude dame
op een ochtend niet meer was ontwaakt en vredig was ingeslapen.
Haar ziel was naar het Goed gegaan. Aquiala had via de magische
poort bericht gestuurd, en Inos en Rap waren incognito naar de
begrafenis gegaan, maar ze miste haar lieve, dappere tante nog
steeds. Kinvale zou nooit meer hetzelfde zijn zonder haar.
`Ik denk dat we beter
eerst de opvolging kunnen regelen, hè?' zei ze. 'Wil je dat Gath de
opvolger is?'
Nu was het Raps beurt om
verbaasd te zijn. Hij keek om zich heen om zeker te weten dat
niemand luisterde; misschien vond hij dat een open haard niet de
geschiktste plaats was om zulke belangrijke zaken te bespreken. Of
misschien zou zoiets niet bij hem opkomen. 'Is er een wet?' vroeg
hij. `Kadie is ouder.'
`Twintig minuten maar!
Traditie - de oudste jongen. Het is de Imperatoriale manier, en zo
is het in Krasnegar altijd gegaan. Zusters worden ingeruild voor
verdragen, jongere zoons worden de oorlog ingestuurd om te worden
gedood, en de oudste zoon erft. Het is wreed, maar het voorkomt
ruzie. Ik had een oudere broer, weet je. Hij is gestorven toen hij
nog een baby was.'
Ja, ik weet het.' Rap
glimlachte. 'Hij had ons een hoop moeite kunnen besparen als hij
was blijven leven!'
Ze maakte een grimas naar
hem en werd afgeleid door een tevreden boer van Holi. Een dezer
dagen zouden ze de opvolging in de raad moeten bespreken - maar Rap
was nog in gepeins verzonken.
`Ik kan me een beetje
moeilijk voorstellen,' zei hij zacht, 'dat Gath het koninkrijk zijn
wil oplegt!'
Het was waar, Gath was
uitzonderlijk vreedzaam.
`Aan de andere kant,'
ging de koning verder, 'is het nog veel moeilijker je voor te
stellen dat het koninkrijk Kadie ooit langer zou tolereren dan de
eerste week.' Hij grinnikte om het venijn uit zijn woorden te
halen. 'Misschien moeten we Kadie naar het Imperatonale Militaire
College in Hub sturen en Gath naar Kinvale, om te leren hoe hij een
gentleman moet worden.'
`Ik geloof dat Gath een
geboren gentleman is. Dat is juist de moeilijkheid!'
`Het is waar. Gath die
jotanaren regeert klopt niet helemaal, hè?' •Hij zuchtte en dacht
ongetwijfeld aan de blauwe plekken en gebroken botten die hij had
opgelopen toen hij zijn eigen recht verdedigde om serieus te worden
genomen als koning van Krasnegar. 'Maar Kadie is een geboren
tiran.' Hij liet zijn stem dalen. 'Pas op. Gezelschap!'
`Papa!' zei de bevelende
stem van een geboren tiran, toen Kadie ruisend in haar
Allena-de-Schone kostuum achter Inos kwam staan. Dit gaat zo
niet!'
`Wat gaat niet,
schat?'
Allena de Schone stampte
met haar voet. `Iggi als magister Thraine. Hij acteert als een
paard!'
Rap zei: 'Ik heb paarden
gekend met een groot dramatisch talent.' Je weet best wat ik
bedoel!'
`Goed, speel jij dan
magister Thraine, dan val ik voor je in als Allena de
Schone.'
Er kwam een koninklijke
stroom van woede uit Kadies mond die haar kleine broertje van
streek bracht. Inos suste hem en berispte haar dochter. Rap keek of
hij misselijk was, wat hij altijd deed als hij moeite had om zijn
lachen te houden.
`Ik heb Gath nodig!'
verklaarde Kadie, en plofte pruilend neer tussen haar ouders. Inos,
die nu weer fatsoenlijk gekleed was, liep om de bank heen, zodat ze
weer met haar gezicht naar de zaal zat en voor de verandering haar
rug kon roosteren. Bovendien hoorde de koninklijke familie een goed
voorbeeld te geven van huiselijke harmonie door allemaal in
dezelfde richting te kijken. Ze zag dat haar juwelenkistje weer was
geplunderd, en het gewaad van paars fluweel van Allena de Schone
angstig veel leek op de gordijnen in de mooiste logeerkamer.
Rap had het
toneelgezelschap geïnspecteerd, dat nu werd weggejaagd door de
bedienden die de tafels wilden dekken. `Waar is Gath?'
`Weet ik niet! Hij wil
het niet zeggen.'
De koning sperde zijn
ogen open. 'Hij treedt niet op in je stuk?'
`Nee.' Kadie bleef
pruilen. 'Hij wil niet! Hij is de halve dag verdwenen en wil niet
zeggen waar hij geweest is! En mams wil niet dat ik hem volg om er
achter te komen.'
Rap floot zachtjes en zei
toen: 'Hé, Pret!'
Een passerende lakei keek
glimlachend naar de koning en kwam naderbij zodat Rap een pul van
zijn blad kon pakken.
`Als Holi de hele dag mag
drinken, zie ik niet in waarom ik dat niet zou doen!' Rap hief de
pul op in een toost voor hij dronk, grinnikend naar Inos. Ze vroeg
zich af waar die plotselinge vrolijkheid van hem aan te danken
was.
Dat stomme toneelstuk
gaat niet door!' zei Kadie. 'Met Iggi als Thraine zou iedereen ons
uitlachen! Dus doe ik het niet!'
Dat is jammer, lieverd,'
zei Inos tactvol. 'Misschien zou je de rol van Thraine kunnen
herschrijven, zodat Iggi hem aankan?'
`Nee! Het is hopeloos!'
De prinses pruilde nog even in stilte, blijkbaar nadenkend over de
leemte die daardoor in het culturele leven van het koninkrijk zou
ontstaan. Maar toen zei ze liefjes: 'Pappie?'
`Als je me zo noemt, weet
ik dat je iets van me wilt waarvan jij weet dat ik weet dat je het
niet hoort te krijgen!' Rap nam weer een slok bier en smakte. 'Ja,
liefje?'
`Is korporaal Isyrano de
beste zwaardvechter in het koninkrijk?'
Haar vader keek over
Kadies hoofd heen verbijsterd naar Inos. 'Ongetwijfeld,' zei hij
behoedzaam.
`Beter dan jij?'
`Ik? Kadie, als
zwaardvechter ben ik een redelijke bandleider! Ik ben geen
schermer. Maar voor zover ik het kan beoordelen is Isyrano
inderdaad heel goed.'
`Ik wil dat je tegen hem
zegt dat hij me schermles moet geven.' `Schermles.' Rap overwoog
haar vraag en keek enigszins onthutst. 'Mag ik vragen waarom je
schermles wilt hebben?'
`Heeft een meisje meer
reden nodig dan een jongen?'
Die twee konden dat uren
volhouden. Inos trok Holi's dekentje recht en wachtte af wie het
als eerste zou opgeven. Ze vroeg zich af of Rap zich realiseerde
dat korporaal Isyrano het soort man was dat een meisje knap zou
vinden. Ze vroeg zich af of Kadie nu al dáarmee begon. En ze vroeg
zich af of het tot Rap doordrong dat zijn Kadie problemen nog maar
nauwelijks begonnen waren.
De koning stelde zich
strategischer op. 'Ach, ik zie niet in waarom niet. Een goeie
oefening. Ik zou de korporaal maar vragen of hij je schermles wil
geven.'
Dat heb ik al gevraagd.
Hij wil niet.'
`O. Heb je het hem
beleefd gevraagd?'
`Natuurlijk!' zei Kadie,
een tikkeltje te snel.
`Of heb je geprobeerd hem
te bevelen je schermles te geven? Kadie, ik heb je al honderd keer
gezegd dat je niet iedereen moet commanderen! Je geeft niemand
bevelen, helemaal niemand! En ik heb tegen iedereen in het
koninkrijk gezegd dat ze je niet moeten gehoorzamen als je het
probeert! Iedereen!'
Kadie negeerde de
mogelijkheden die Raps duidelijke overdrijving haar bood, en zei
nors: 'Hoe krijg ik dan schermles?'
`Door het te vragen.
Vriendelijk en beleefd.'
`Mag ik zeggen dat jij
zegt dat hij...'
`Nee. Je noemt mijn naam
niet.'
Dan doet hij het niet!'
riep Kadie wanhopig uit. Ze sprong op van de bank en liep zo hard
als ze kon weg in haar fluwelen gewaad.
`God van de Waanzin,'
mompelde Rap, zijn pul opheffend. Hij stopte halverwege en draaide
zich grijnzend om naar zijn vrouw. 'Schermen?' De elfenkoningin in
De Heldenmoed van Giapen, denk ik.'
`Ah, mijn literaire
onwetendheid treedt weer eens aan de dag... En hoe zit dat met
Gath? Heeft hij zich eindelijk aan de slavernij weten te
ontworstelen?'
Ze dacht dat ze het hem
verteld had. Het moederschap maakte haar misschien vergeetachtig.
'Vlak voordat je wegging. Gath wijdt zich aan goede werken.'
`Nu breekt mijn klomp.
Wat voor goede werken?'
`Wat ik meestal doe.
Warme soep voor de zieken en zo. Hij kwam bij me en zei dat, nu ik
het niet kan doen zolang Holi nog zo klein is, hij het misschien
van me kon overnemen.'
Het hart van de koning
zwol van trots. 'Zijn eigen idee?'
`Blijkbaar. Hij doet het
nu, geloof ik, al twee weken.'
Dat is prachtig,' zei
Rap, diep onder de indruk. 'En dat heeft hij helemaal zelf bedacht?
Zonder zijn zusje om goedkeuring te vragen? En hij houdt het vol?
Je controleert toch wel of de soep naar de juiste plaats gaat, hè?'
`Natuurlijk! Ik heb wel iets geleerd in die dertien jaar
bemoederen.'
`Geweldig!' zei Rap. Dat
is geweldig! Ik moet hem gelukwensen.'
Ja, laat hem maar blijken
dat je trots op hem bent,' zei Inos. 'Hij was gisteren nogal van
streek. De oude Thrippy is stervende en...'
`God van de Dwazen!' Raps
pul viel kletterend op de grond, en het schuim spatte alle kanten
op. Hij staarde Inos vol ontzetting aan. Zijn gezicht zag zo grauw,
of hij net een draak had gezien.
4
Rap liep te ijsberen.
Inos ging in een van de grote leren stoelen bij de haard zitten en
wachtte tot hij voldoende gekalmeerd was om te spreken. Ze hadden
het bier opgeruimd, Holi aan het kindermeisje gegeven voordat hij
wakker werd en zijn eerste lunch eiste, en zich in hun privé-salon
teruggetrokken. Nu zou Rap het waarschijnlijk uitleggen. De turf
gloeide en de kamer was heerlijk warm, een zeldzaamheid in het
winterse Krasnegar.
Ze nam hem aandachtig op,
maar zorgde ervoor dat hij het niet merkte. Hij leek altijd lang,
tenzij er jotanaren bij waren. Log bijna. Een behoedzaam, gewillig
man, zich niet bewust van zijn eigen kracht. Er zouden niet veel
staljongens zijn die het zouden klaarspelen door de onderdanen van
een koninkrijk als heerser te worden aanvaard, maar Rap was het
gelukt, en ze wist zeker dat hij het had gedaan zonder tovenarij te
gebruiken. En bijna niemand zou hebben kunnen weigeren wat hij had
geweigerd: goddelijkheid, oneindige macht. Ze had alles aan Rap te
danken en ze dankte de Goden dagelijks voor hem.
Als Gath een geboren
gentleman was, had hij dat van zijn vader geërfd. `Korporaal
Isyrano,' zei Rap, nog steeds ijsberend. 'Hij is naar het Impenrijk
gegaan... wanneer? Tien jaar geleden? Kreeg heimwee en kwam
terug... verleden jaar?'
`Het jaar
daarvoor.'
`Precies.' Rap keek met
een dreigende blik naar Inos. 'Weet je dat hij is gedeserteerd uit
het imperatoriale leger?'
Ze had het vermoed. 'Doet
dat er iets toe?'
`Absoluut niet. Verdomd
slim. Ik zou het ook gedaan hebben.' Hij begon weer te ijsberen.
'Maar hij was in een van de goede legioenen. En hij zat in de
schermploeg! En hij is ook geen aristocraat.'
Rap was kennelijk bezig
het voor zichzelf allemaal op een rijtje te zetten en probeerde
niet met opzet geheimzinnig te zijn.
Ja?' drong ze aan.
`Legionairs schermen
niet. Ze gooien met speren en slaan met zwaarden op dingen, maar ze
schermen niet.'
`Nee, lieve.' Wat had de
korporaal met Gath te maken?
`Maar elk legioen heeft
zijn schermploeg. Ze houden toernooien en de mensen gokken
duizenden op hen. Om in een schermploeg van het legioen te komen
moet je verdomde goed zijn!'
`Ja, lieve.'
Verdómmde goed,' mompelde
Rap bij zichzelf. De meesten zijn natuurlijk gentlemen, maar ik
geloof dat Isyrano de leider was van zijn ploeg. Brunrag liet haar
echtgenoot in de steek en ging naar het zuiden... kan me niet
herinneren wanneer. Ze is al drie jaar terug, of is het vier? En
dat kun jij beter beoordelen dan ik - hoe is haar zang?'
`Hub zou aan haar voeten
liggen.'
De koning plofte neer in
de andere grote stoel en liet een wolk van stof opwaaien. 'Ik vraag
me af hoeveel mensen geen heimwee hebben gekregen? Hoeveel we
voorgoed kwijt zijn?'
Je bedoelt dat het
allemaal mijn schuld is?'
`Natuurlijk is het niet
jouw schuld, maar het is door jouw toedoen. Jij bent degene die de
magie overal rondspreidde.'
Inos huiverde bij de
herinnering aan de dag toen ze een tovenares was -ongeveer een uur
lang. Zodra ze Rap zover had weten te dwingen haar vier
krachtwoorden te vertellen, had ze haar koninklijke onderdanen in
het kasteel bijeengeroepen en de woorden uitgeschreeuwd, zodat
iedereen ze kon horen. Het was de ergste ervaring van haar leven
geweest. De pijn had bijna haar dood betekend, maar ze had het
gedaan.
De lampen flakkerden
flauwtjes en een van de ruiten rammelde. De sneeuw lag dicht
opeengepakt tegen het glas.
`Het had natuurlijk geen
lange uitwerking,' zei Rap. Dat weet je.'
Ze hadden het er nooit
over gehad, maar ze had het geraden en haar tante zover weten te
krijgen dat ze het haar vertelde. 'Kade heeft het me in grote
trekken verteld.'
`Ik heb al die jaren
gelogen,' zei hij mistroostig. 'Ik blijf volhouden dat ik geen
tovenaar ben. Maar dat is net of een man zegt dat hij geen geld
heeft, als hij bedoelt dat hij het die dag thuis heeft gelaten. Wat
ik bedoel is "Ik ben op dit moment geen tovenaar'. Ik ben een
doortrapte leugenaar!' `Nee, dat ben je niet! Je omzeilt de vraag
alleen - ik heb het je horen doen. Het gaat niemand iets aan
behalve jou.'
Als hij ook maar één keer
zou hebben toegegeven dat hij magische krachten had, zouden de
mensen altijd met zieke baby's en stervende familieleden bij hem
zijn gekomen en hem de rest van de tijd vermeden hebben, want de
simpele bevolking van Krasnegar was bang voor magie. `Het had bijna
succes,' zei hij. lén ervan heb je vernietigd - het woord van
Kleine Kip. Het was zo verzwakt dat het gewoon ophield te bestaan.
Ik weet niet waarom, want het was waarschijnlijk het sterkste. De
andere heb je verspreid. Die hadden nog maar zo weinig kracht dat
de mensen ze vergaten. De meeste mensen.'
Zijn gezicht stond strak.
Mensen met tovermacht leden eronder als ze over magie
spraken.
Jij niet.'
`Nee. Ik heb een talent
voor magie, dus ik herinnerde me ze beter dan anderen. Toen ze hun
krachten terugkregen, was ik degene die me ze het best herinnerde.
Ze kwamen op mij af. Dus ben ik in zekere zin een tovenaar. Maar
een heel zwakke tovenaar, omdat de woorden zo schaars zijn. Ik heb
drie spookwoorden en één goed woord, het woord dat ik van Sagorn
kreeg, het woord dat ik je niet heb verteld.'
`En wat is het verband
met korporaal Isyrano?' vroeg ze, al wist ze zo goed als zeker dat
ze het antwoord al kende.
`Hij moet erbij zijn
geweest op het binnenhof toen jij je grote scène speelde. Hij was
toen nog maar een kind. Hij herinnerde zich een van de woorden.'
`En hij had talent voor zwaardvechten?'
Rap knikte. 'En voor
magie, net als ik. Dus herinnerde hij zich een woord. Hij werd een
occult begaafde zwaardvechter. Toen hij zijn vermogen ontdekte,
zette hij natuurlijk koers naar het Impenrijk voor een opleiding,
want hier kon niemand hem goed les geven.'
En hoeveel anderen?
Brunrag de zanger, en nog een stuk of twintig die ze kon bedenken.
En, zoals Rap had gezegd, misschien nog meer mensen die naar het
zuiden waren gereisd en niet waren teruggekeerd.
`We hebben misschien ook
experts en magiërs? Misschien zelfs een of twee tovenaars?'
Rap staarde somber naar
de rode gloed van de turf. 'Geen tovenaars. Je hebt vier woorden
gesproken en een ervan schijnt te zijn doodgegaan. Dus slechts drie
hebben het overleefd. Ik heb geen magiërs of experts in de buurt
gezien, maar misschien houden ze zich koest. Als ze een greintje
verstand hebben, doen ze dat.'
Inos stond op en ging op
de leuning van zijn stoel zitten. Ze streek door zijn verwarde
haar. 'En nu sterven ze uit?'
`Sommige. Woorden worden
doorgegeven op het sterfbed. Iedereen kan er een hebben. Voor zover
ik weet heeft de oude Thrippy er een. Begrijp je nu het
probleem?'
`Denk je dat Gath
probeert een krachtwoord te leren?'
Rap kreunde en wreef over
zijn slapen.
`Misschien. Iemand kan
hem erover verteld hebben — de Goden weten wie ervan op de hoogte
kan zijn. Het is alleen... ik weet niet. Gath leek altijd zo'n
eerlijk, openhartig kind.'
Ze zei niet hardop wat ze
allebei dachten — dat Raps zoon zijn gave voor magie kon hebben
geërfd.
`Denk je dat hij het
instinctief doet?' vroeg ze.
Dat lijkt me niet
waarschijnlijk. Zelfs machtige tovenaars, zelfs de wachters kunnen
de kracht niet ontdekken, tenzij hij gebruikt wordt. Dus hoe kan
hij er instinctief door worden aangetrokken?'
Even bleven ze zwijgend
zitten. Rap leunde met zijn hoofd tegen haar aan, vermoeid door de
zorgen.
`Maar is het zo ernstig,
liefste?' vroeg ze. 'Zelfs al pikt hij ze alle drie op en wordt hij
een magiër — is dat zo erg? Jij geeft je woorden toch door aan de
kinderen als je sterft, niet?'
`Ik was nog niet van plan
om dood te gaan, maar ik denk het wel, ja. Misschien doe ik wat
Inisso heeft gedaan en geef ik elk kind één woord. Gath is nog veel
te jong om hem macht toe te vertrouwen. Maar daar gaat het niet
om.'
Er was haar iets ontgaan,
blijkbaar iets ernstigs. 'Waar dan om?'
`Waar het om gaat is, dat
het heel zwakke woorden zijn. Ja, drie ervan maken een magiër van
je, maar een heel zwakke magiër.'
Wat kan een heel zwakke
magiër doen?'
`Niet veel, denk ik. Als
hij probeerde je in een kikker te veranderen, zou je alleen maar
groen worden of zo. Ik weet het niet.'
Dus?'
Dus zou hij een makkelijk
slachtoffer zijn voor elke echte tovenaar, als die toevallig
langskwam en zijn gebruik van de macht aanvoelde. Hij zou hem tot
slaaf kunnen maken, tot een volgeling.'
`Dan moet je eens een
ernstig gesprek hebben met je zoon!'
`Ik denk het, ja.'
laat Kadie erbuiten!' zei
Inos vastberaden. 'Als zij er achter komt, maakt ze alle oude
mensen in het koninkrijk het leven onmogelijk.'
Rap zuchtte. 'Ik heb mijn
vader nooit gekend. Ik ben niet zo goed in een vaderrol.'
Dat was belachelijk. De
kinderen adoreerden hem, net als die tientallen andere
kinderen in het paleis.
`Ik weet zeker dat je het
goed zult doen, schat,' zei Inos zacht. 'Vergeleken met het doden
van thane Kalkor, zal het helemaal niet moeilijk zijn.'
5
Het was allemaal
verkeerd, dacht Frial, verkeerd, verkeerd, verkeerd! Wat een grote
vreugde had moeten zijn die je een of twee keer in je leven
meemaakte, was verzuurd door de vloek van de Gave en veranderd in
een tragedie. Een kostbaar moment was een kwelling geworden.
De onrustige Gevoelens
hadden haar een doffe hoofdpijn bezorgd. Ze was kwaad op Thaïle,
die de jongen meteen de waarheid had moeten vertellen en hem nooit
mee naar huis, naar de Plaats van Gaib had moeten nemen. Ze was
kwaad op Gaib, die onbeholpen en koppig was, omdat hij bang was en
het niet wilde toegeven. Ze was zelfs kwaad op die verliefde jonge
knaap met zijn belachelijke flaporen — vooral kwaad op hem, omdat
hij zo hopeloos dolverliefd was op haar dochter. Kwaad omdat hij er
zo verkeerd uitzag en zo goed Voelde.
Kwaad ook over het nieuws
dat Thaïle had meegebracht. Ze had nooit een goed Gevoel gehad over
die luie Wide, maar Sheel had niet willen luisteren. En wat was ze
nu opgeschoten met haar stommiteit? Elk meisje moest de gevoelens
van haar moeder vertrouwen, vooral als het Gevoelens waren, zoals
de hare. Maar Sheel was een ander probleem, waarover ze later op
haar gemak kon piekeren.
De zon ging net onder
achter de Kestrelketen en de maan kwam op boven de bergen,
goudkleurig en bijna vol. Het was een mooie avond; zelfs de
insekten waren niet te lastig. Alleen de Gevoelens waren slecht.
Als zij er al hoofdpijn van kreeg, wat moest Thaïle dan wel niet
doormaken? Vier mensen die verdrietig voor de hut zaten — zij en
Gaib op de bank met hun rug tegen de wand, het jonge verliefde stel
op de grond tegenover haar, dicht bijeen maar zonder elkaar aan te
raken.
Hij had zijn ideale
Plaats gevonden en wilde die delen met een ideaal meisje. Zij wilde
zich verbergen voor de archivarissen...
Leéb had tot op dit
moment nog nooit van Begiftigde families of de Gave gehoord. Gaib
had het heel onhandig uitgelegd. Frial zelf had het allemaal nog
eens herhaald.
De jongen was radeloos.
Thaïle was bijna in tranen.
Dat mocht ze ook
wel!
Gaib was nu in een kwaad,
verbijsterd zwijgen vervallen. Hij bleef zich onrustig bewegen,
alsof hij verwachtte dat Jam de tovenaar-archivaris elk moment uit
de bomen tevoorschijn kon komen.
`Hoe lang duurt het nog
voor je jarig bent?' vroeg Leéb aan Thaïle.
Ze snufte. 'Een halfjaar.
De eerste nieuwe maan van het regenseizoen.' Hij knikte mistroostig
en plukte aan een blaar op zijn teen.
`En jij?' vroeg ze met
een beverig stemmetje.
`Over een maand word ik
achttien.'
Hij zag er jonger uit,
maar hij bracht geen Gevoel van liegen over. Hij straalde niets
anders uit dan een enorme frustratie, en de onderliggende
verliefdheid natuurlijk.
`Moeder!' jammerde
Thaïle. Wat moeten we doen?'
`Doen? Je weet heel goed
wat je moet doen! Je moet hier nog een maand of twee wachten, en
dan brengen we je naar het College.' Frial probeerde zich in te
denken hoe het zou zijn als Gaib een lange reis ging maken. De
gedachte maakte haar schichtig als een angstige ree. 'Of we zullen
iemand vinden die met je mee kan gaan. Heer Leéb kan vannacht hier
blijven, maar morgen vertrekt hij.'
Een tweeledige pijnscheut
dreigde haar hoofd te doen barsten. Leéb pakte met een uitdagend
gebaar Thaïles hand.
Daar schoten ze ook niets
mee op.
`Er zijn hopen knappe
meisjes op de wereld, jongen,' zei Frial koeltjes. Nog meer
pijn.
Die Plaats van hem,'
snauwde Gaib. Zijn woede werd groter. Die heb je nog niet
gezien?'
`Nee, vader,' zei Thaïle
geduldig. Dat hadden ze al een paar keer uitgelegd. 'Maar ik geloof
wat Leéb erover vertelt.'
`Hopen insekten in het
dal,' zei Gaib peinzend. Hij was er natuurlijk nog nooit
geweest.
`Ik ben een laaglander,
meneer,' zei de jongen nerveus. 'Ik weet het een en ander van
insekten af.'
Frial onderdrukte een
bitse opmerking. Je zou haast denken dat insekten het probleem
waren.
`Ver weg,' mompelde Gaib.
Onder zijn beheerste uiterlijk was hij kwader dan ze hem ooit
Gevoeld had. Ze hoopte dat hij de jongen geen kwaad zou doen. Zijn
enige misdaad was dat hij verliefd was geworden, wat niet meer dan
zijn plicht was.
Ja, het is ver weg,
heer,' snauwde ze. 'Wat maakt dat voor verschil?' `Misschien zullen
ze hen nooit vinden,' zei hij kalm.
De uitbarstingen van
Gevoelens om haar heen deden haar ineenkrimpen - hoop en angst en
verbazing. De verbazing was van haarzelf, besefte ze. En iets van
de angst.
`De archivarissen zullen
hen vinden!' De archivarissen kwamen ongeveer om de twee jaar om te
informeren naar nieuwe Plaatsen en wie daar woonden.
Ja, dat is zo,' gaf Gaib
toe.
`Ik heb nog nooit van
archivarissen gehoord!' zei Leéb plotseling. 'Nou ja, wel erover
gehoord, maar ze zijn nooit in de buurt van de Plaats van Leet
geweest. Niet dat ik weet tenminste. Ze schijnen zich alleen maar
te bekommeren om de gebieden waar Begiftigde families wonen.' Zijn
opwinding kookte bijna over als melk.
Frial Voelde een diepe
voldoening van haar man.
`Zie je,' zei Gaib.
'Misschien vinden ze je helemaal niet. In ieder geval heb je een
halfjaar, jongen. Tot die tijd overtreed je de wet niet. Een
halfjaar in een goede Plaats met een goede man is de moeite waard,
dunkt me. De Goden schenken sommige mensen heel wat minder.'
Frial was verbijsterd. Ze
was vergeten dat hij zo kon zijn. Ze was vergeten dat er vroeger
een vonk was geweest. Jain van het College had iets in de oude Gaib
wakker gemaakt.
`En wij, als ze het ons
vragen?' vroeg ze plotseling angstig.
Gaib draaide zich naar
haar toe en grijnsde naar haar met de tanden die hij nog over had.
'Weet jij waar die Plaats van hen is?'
`Niet precies.'
`Ik ook niet.'
`O, man van me!' zei ze.
Ze wilde huilen en lachen tegelijk.
Thaïle en Leéb staarden
elkaar aan.
`O, zou je dat willen?'
vroeg Leéb. Wil je?'
Thaïle zei niets. Ze
legde alleen haar hand op zijn knie en beiden leken op hetzelfde
moment in elkaars armen te vallen. Toen rolden ze stevig omarmd
achterover in een warreling van strekkende benen.
Frial voelde zich
duizelig worden door de golven van vreugde.
`Hé daar!' bulderde Gaib.
'Gedraag je een beetje! Daar hebben jullie morgen tijd genoeg voor,
als jullie daar zijn. Of wanneer je er ook aankomt...' De geliefden
lieten elkaar met tegenzin los, met blozende wangen en stralende
ogen.
`Zo, vrouwe,' zei hij.
Wat kunnen we hun geven om hen op weg te helpen? Ik heb nog een
spade over en een hamer en ik geloof dat Phoan een bijl heeft die
hij wel zal willen ruilen voor een koppel biggetjes...' Thaïle
krabbelde overeind en holde naar haar vader om hem te omhelzen.
Leéb stond wat behoedzamer op en liep aarzelend naar Frial... zich
afvragend of zij het ermee eens was. Zijn ogen waren van zuiver
goud. Mogen de Goden ons bijstaan!
Ze strekte haar armen uit
om hem te omhelzen en liet haar tranen de vrije loop.
6
Een legioen had zijn
eigen vaandel, evenals alle cohorten en elk van de dertig manipels.
Voeg daarbij de cavalerie en de gespecialiseerde troepen en het
totaal kwam op meer dan vijftig vaandels, elk ervan geheiligd, elk
gedragen door zijn eigen signaleur.
Toen Shandies vier
legioenen op de Neferheide door draken waren verslagen, werd het
incident in het officiële rapport van de imperator aan de senaat
beschreven als een snelle terugtocht, ten gevolge van bosbranden.
In militair opzicht waren de gevolgen niet al te ernstig. Ze hadden
natuurlijk een hoop materieel moeten achterlaten, maar het aantal
gesneuvelden was verrassend laag. Ook hadden ze geen terrein
verloren —'De grenzen van het Impenrijk waren ongeschonden', zoals
het communiqué het uitdrukte, waarbij zorgvuldig vermeden werd te
vermelden dat de legioenen op dat moment wederrechtelijk het
grondgebied van IIrane waren binnengedrongen.
Bosbranden middenin het
regenseizoen? Het leger zelf wist wel beter en het gerucht
verspreidde zich door de legioenen als een epidemie, van Julgistro
tot Zark en van Pithmot tot Guwush — bliksemsnel, van mond tot
mond, zoals alleen slecht nieuws dat kan. Er werden draken genoemd,
maar draken waren bijna te angstwekkend om over te discussieren,
ondenkbaar. Wat echt de aandacht van het leger trok was dat er
bijna tweehonderd vaandels verloren waren gegaan. Veel andere
veldslagen hadden meer levens of terrein gekost, maar op het punt
van pure vernedering had de Neferheide in eeuwen zijns gelijke
niet. Het leger kon raden wat voor 'snelle terugtocht' had geleid
tot het verlies van tweehonderd vaandels.
Van de vier
legioenvaandels zelf waren er maar twee gered. Het XXVste was uit
een wild stromende rivier gevist door een jonge legionair, Ishilo,
die daarmee tot held was verheven. De signaleur werd later
gearresteerd en met traditionele wreedheid ter dood gebracht. De
andere legionaire signaleurs werden in absentia veroordeeld tot
hetzelfde lot, en veel onbelangrijkere signaleurs ondergingen
het.
Alleen het vaandel van
het XIIde was naar Qoble teruggekeerd in de handen van zijn eigen
signaleur, zoals het hoorde. Ylo had geen enkele heldhaftigheid op
het oog gehad. Hij wist dat hij nooit gemotiveerd werd door
heldhaftigheid. Hij was zoveel mogelijk in de buurt van Shandie
gebleven, omdat hij geloofde dat dicht-bij-Shandie de veiligste
plaats was. En omdat hij dicht bij Shandie was gebleven, had hij
geen andere keus gehad dan het lastige vaandel mee te zeulen, want
als hij het had neergegooid zou Shandie het hem alleen maar weer
hebben laten oprapen. Dus had hij dat verdraaide ding nog steeds in
zijn handen toen ze wankelend het bos uit kwamen. Bovendien had hij
in het begin van de vlucht zijn enkel verstuikt en had hij de stok
goed kunnen gebruiken als kruk.
Hij kreeg niet de kans
dat uit te leggen en was te slim om het te proberen. Shandies
populariteit was gedaald, omdat hij tijdens zijn eerste
onafhankelijke bevelvoering een nederlaag had geleden, maar het
leger had wanhopig behoefte aan een held. Shandies signaleur was
beschikbaar. `Laat het niet naar je hoofd stijgen,' waarschuwde
Shandie hem, maar Ylo zag niet in waarom niet. Het zou niet lang
duren, dus waarom zou hij er niet van genieten?
De overlevende troepen
van het XIIde kenden hem een dag soldij de man toe omdat hij hen
voor schande had behoed.
De oude maarschalk Ithy
in Hub stuurde een signaleurscape van zuiver wit wolfsvel, een eer
die niet meer was toegekend sinds de vorige dynastie.
Vaderlandslievende burgers stuurden hem buidels van goud, en de
raadsheren van Gaaze gaven hem een versierde perkamentrol.
Overdag juichten de
troepen hem toe zodra ze de kans kregen.
's Avonds moest hij de
meisjes van zich afslaan - niet allemaal natuurlijk, alleen de
lelijke.
Hij liet het naar zijn
hoofd stijgen. Waar het maar wilde.
Alles goed en wel,
bedacht Ylo slaperig, maar het zou hem niet beschermen tegen de
imperator zelf.
De oude man had zich
waarschijnlijk nooit gerealiseerd dat de signaleur van zijn
kleinzoon een Yllipo was, het laatst overlevende lid van een
vogelvrij verklaarde clan. Shandie had het hem niet verteld. Ylo
had de rapporten over Karthin en de Bottenpas in handen gehad en
hij wist wat er gezegd was - prins Ralpnie was in de strijd
gesneuveld en zijn vervanging was een legionair, Ylo genaamd. Dat
was alles.
Maar nu Ylo een eendaagse
held was, zou de oude tiran er zeker achter komen. Er zouden genoeg
sluwe monden in Hub zijn die bereid waren de waarheid in het dove
imperatoriale oor te schreeuwen.
En Shandie was bezig in
opstand te komen. Misschien zou hij niet zijn eigen hoofd
verliezen, maar heel waarschijnlijk wel dat van Ylo.
Het lag in zijn eigen
handschrift op Ylo's bureau:
Geliefde en geëerbiedigde
grootvader,
Hoeveel verdriet het mij
ook doet me in zulke botte bewoordingen tot u te moeten richten,
voel ik mij toch gedreven tot drastische maatregelen. Ik heb u vele
maanden lang al gesmeekt mijn lieve vrouw verlof te geven zich bij
me te voegen in Gaaze, zodat ik het niet langer zonder haar liefde
en troost hoef te stellen...
Als Eshiala niet
onmiddellijk mocht komen, schreef Shandie, zou hij zijn functie
neerleggen en zijn ontslag persoonlijk in Hub komen
indienen.
Verzet! Verraad! De
bloederige oude despoot zou een moordzuchtige aanval krijgen. In
vijftig jaar had niemand ooit zo'n toon tegen hem durven
aanslaan.
Shandies probleem, dacht
Ylo geeuwend, was monogamie! Goden! De man kon alle vrouwen krijgen
die hij hebben wilde hier in Gaaze. Je kon je principes ook te ver
doordrijven. Veel te ver. Wat kon er zo fantastisch zijn aan één
speciale vrouw?
Erfgenamen waren
natuurlijk een overweging, en belangrijk voor een toekomstige
imperator, maar Shandie had al een dochter. Een volgend kind kon
toch zeker wel even wachten?
Een huiselijk leven had
misschien enige aantrekkingskracht — Ylo had het nooit geprobeerd
en voelde daar op het moment ook niets voor.
En als recreatie viel er
veel te zeggen voor variatie. Waarom zou je elke avond hetzelfde
liedje zingen als er zoveel verrukkelijke melodieèn op de wereld
waren?
Natuurlijk had Shandie
politieke redenen om terug te willen komen in de hoofdstad. De oude
man gaf steeds meer blijk van redeloosheid, en hij zou het beslist
niet lang meer maken. Maar een terugkeer naar Hub was niet wat de
prins eiste.
Ylo keek weer met
knipperende ogen naar het document en las het nog eens door. Hij
keek verlangend naar de deur van Shandies kantoor en vroeg zich af
of hij het zou wagen naar binnen te gaan om te proberen de maniak
tot rede te brengen. Met tegenzin besloot hij dat één toekomstige
onthoofding in Hub gelijk stond aan twee onmiddellijke
onthoofdingen in Gaaze. Shandie zou een dergelijke grove
insubordinatie evenmin tolereren als zijn grootvader.
Het gekrabbelde briefje
dat erop lag was voor Ylo bestemd. Er stond slechts:
'Vertrouwelijk. Persoonlijk coderen.'
Het definitieve document
zou speciaal verzegeld worden en in zijn eigen tas gaan, die met
lood verzwaard was voor het geval het schip zou zinken. Het zou
ongeopend in Emshandars handen komen. Niemand anders zou weten dat
zijn kleinzoon hem een ultimatum had gesteld.
Maar de oude man was
bijna blind. Persoonlijke brieven moesten met een speciaal penseel
en speciale inkt worden geschreven, met enorme letters als op een
poster, een stuk of tien, twaalf woorden per pagina. Dat was Ylo's
taak.
Dus zou de imperator
weten dat althans één man op de hoogte was van zijn schande.
Dat was waarschijnlijk op zichzelf al een doodvonnis, en als
de imperator wist dat de schrijver in kwestie een gehate Yllipo
was, zou zijn wraak onontkoombaar zijn. De brief was Ylo's
doodvonnis, alleen omdat hij hem gelezen had.
O, die plicht! De gevaren
van een militaire loopbaan! Met een zucht pakte hij zijn penseel en
inktpot en zocht het grootste vel velijnpapier dat hij in zijn la
kon vinden.
Het leven was
onbeschrijflijk hectisch geweest in de twee maanden sinds het XIIde
Gaaze was binnengehinkt, verzengd, smerig en uitgeput. Ylo was
sinds die tijd uitgeput gebleven. Toen zijn leger ontwapend en
uiteengejaagd was, had Shandie voor de zware taak gestaan het
opnieuw te moeten uitrusten in de winter, als de passen gesloten
waren, terwijl hij bedacht moest zijn op een tegenaanval van de
elfen, die gelukkig niet gekomen was. Hij had alles van de grond af
herbouwd, ook al gaven geruchten over draken aanleiding tot
deserties op grote schaal. Shandie had gezwoegd tot er nog maar een
schimmetje van hem over was, en van zijn personeel nog
minder.
En Shandie sliep 's
nachts. Ylo nauwelijks.
Ylo had zijn eigen fraaie
kantoor in het proconsulaire paleis. Een zijdeur gaf toegang tot
Shandies kantoor. De hoofddeur leidde naar een zaal waar honderd
schrijvers zaten te ploeteren. Officieus was hij misschien wel de
op één na machtigste man in Qoble.
Vreemd genoeg had hij
zijn macht niet voor eigen baat gebruikt. Hij had er domweg de tijd
niet voor gehad en bovendien had hij op het ogenblik geen behoefte
aan geld. Hij hoopte dat de schimmen van zijn notoire voorouders
zich niet teveel voor hem schaamden. Later, als Shandie op de
Opalen Troon zat en hem benoemd had tot praetor van een of andere
stad, zou hij de plaats plunderen en rijk worden. Dat had hij zich
voorgenomen. Zo gingen de dingen in hun werk, en alle Yllipo's
waren geboren met een talent voor ambtsmisbruik. Intussen weigerde
hij beleefd alle omkoperijen en plaatste de willige donateurs
onderaan de lijst. Hij had daarmee grote verwarring geschapen in de
lokale aangelegenheden, omdat niemand enige ervaring had in de
omgang met eerlijke gezagsdragers. Hij geeuwde weer.
`Slaapziekte?' vroeg een
giftige stem. De kleine sir Acopulo stond op de drempel en pruilde
als een ongetrouwde tante.
`Nee, het komt omdat ik
de hele nacht op was.' Ylo schonk hem zijn engelachtige
glimlach.
De pruillip werd een
frons. Signaleur, je lijdt aan een volledig gebrek aan morele
rechtschapenheid.'
`Lijd eraan? Ik geniet er
enorm van!'
De frons werd een grimas.
'Heb je nog post ontvangen?'
`Twee uitnodigingen voor
een bal, een dreigbrief van een echtgenoot, en drie bedankbriefjes,
maar ik denk dat ik het wel aankan...'
`Hou je niet van de
domme, signaleur. Je doet het te overtuigend.'
`Ik begrijp niet wat u
bedoelt, meneer.' Ylo sperde zijn ogen open om zijn verbijstering
duidelijk te maken. Hun dagelijkse schermutseling was een traditie
geworden. Hij vermoedde dat de preutse politieke adviseur het veel
ernstiger opvatte dan hij.
`Ik vroeg of er post voor
me is?'
Ylo krabde op zijn hoofd.
'Ja, er was iets bij dat aan u geadresseerd was... Nee, misschien
was dat gisteren, of eergisteren.' Hij geeuwde zo hard hij
kon.
De geleerde keek kwaad en
leek op het punt te staan om te vertrekken. `Probeer wat meer slaap
te krijgen, jongen. Je bent soms volledig in de war.'
`O, nu weet ik het weer!
De prins vroeg me u te vragen of Raspnex een dwergnaam is.'
Acopulo kneep zijn kleine
ogen halfdicht. 'Waarom wil hij dat weten?' Hij sprak veel liever
rechtstreeks met Shandie en had er een hekel aan om via Ylo te
communiceren.
Ylo haalde zijn schouders
op, glimlachte onschuldig en wachtte. De geleerde wist zich
verslagen. 'Ja.'
`Dank u. Ik zal het hem
vertellen.' Ylo pakte zijn penseel weer op, alsof het gesprek
voorbij was. Hij wist dat het dat niet was.
`Waarom wilde hij dat
weten?'
Dat herinner ik me niet
meer.'
Dan zal ik het hem zelf
vragen,' zei de kleine man achterdochtig.
Ylo meesmuilde. 'Ga uw
gang.' Waarmee hij bedoelde dat hij de vraag natuurlijk niet had
verzonnen.
Acopulo snoof en draaide
zich om naar de deur.
`Ruilen?' vroeg Ylo
zachtjes.
`Hoe bedoel je?'
`Ik beantwoord uw vraag,
en u beantwoordt er een van mij.'
`Ik ben altijd bereid bij
te dragen tot je opvoeding, aangezien je daaraan dringend behoefte
hebt.'
`Hm. Ik herinner me nu
weer dat lord Umpily een gerucht had gehoord dat Raspnex de naam is
van de nieuwe wachter van het noorden.'
De kleine man knikte.
'Dat vermoedde ik al.'
Ylo had hem willen vragen
dat te bewijzen, maar dat zou niet diplomatiek zijn. 'En nu mijn
vraag! Dwergen en elfen vechten als kat en hond. Waarom zou
magister Lith'rian er in vredesnaam in hebben toegestemd een dwerg
op de Witte Troon te plaatsen?'
`Misschien is hij
weggestemd.'
`Maar hij was sterk
genoeg om zijn draken te gebruiken tegen de legioenen in weerwil
van de beide anderen! Dus waarom zou hij zich door hen een dwerg
laten opdringen?'
`Ba! Hij heeft Raspnex
natuurlijk geaccepteerd in ruil voor de draken. Raspnex was
kennelijk de prijs die de elf heeft betaald om jullie uit Ilrane te
kunnen jagen.' Acopulo's dunne lippen vertrokken in een soort
glimlach. 'Niet zo'n hoge prijs misschien?' Hij verdween uit de
deuropening.
Maar het bleef bij
gissingen. Niemand zou het ooit zeker weten. Ylo zuchtte en ging
aan het werk met zijn penseel.
Hij maakte een enorme
vlek op het derde woord. Hij wiste de eerste twee uit, gooide het
vel velijn opzij en pakte een nieuw vel.
Hij werd gestoord door
een klop op de deur. Hij keek op en ontwaarde met half
dichtgeknepen ogen een jonge opper, die zenuwachtig een postzak
tegen zich aanklemde.
`Breng die zak hier!'
snauwde Ylo geërgerd. 'Als je daar blijft staan kan ik ze niet
lezen!'
De jongeman liep haastig
door het grote vertrek.
`Sorry,' mompelde Ylo,
bedenkend dat Shandie nooit zijn geduld verloor, al was hij nog zo
moe of overwerkt. 'Neem me niet kwalijk. Maak hem maar open en haal
de belangrijke dingen eruit.'
Stralend bij de eer die
hem was vergund trok de jongen zijn zwaard om de zegels te
verbreken. Hij knoopte de zak open, gooide de inhoud op de grond en
knielde neer. Een voor een legde hij de brieven op een rij langs de
rand van het bureau. Eindelijk stond de opper op.
`Er zijn er nog veel
meer, signaleur.'
`Mooi zo, Hul,' zei Ylo,
blij dat hij de naam van de jongen nog wist. 'Dank je. Dat is
alles.'
De jongen salueerde en
liep naar de deur.
Nu Ylo erover nadacht,
was Hul waarschijnlijk ouder dan hijzelf. Ylo voelde zich gewoon
oud vandaag, dat was het.
Aha! Top prioriteit! Zijn
geoefende oog haalde het privé-zegel van prinses Eshiala eruit. Hij
nam het pakje op en liep ermee naar de tussendeur. Het kantoor van
de proconsul was een kleine balzaal. Ylo marcheerde over een weide
van mozaïek naar het bureau in het midden, waar Shan-die in
conferentie was met een paar burgerlijke gezagsdragers. Hij keek
fronsend op, maar glimlachte toen hij het zegel zag. Hij mompelde
een excuus tegen de bezoekers en sneed de brief open.
Ylo was nog maar net bij
de deur toen hij een kreet hoorde. Met een ruk draaide hij zich om.
Shandie de Ondoorgrondelijke? Shandie de Onverstoorbare?
`Ylo! Moet je dit zien!'
Shandie de Ondoorgrondelijke holde door de balzaal, zwaaiend met
zijn brief en de civiele dignitarissen vergetend. Hij hield hem
onder de neus van zijn signaleur. 'Ik word teruggeroepen!'
fluisterde hij dringend. 'Zie je? Ze zegt dat die ouwe schurk me
terugroept! Zodra mijn vervanger... Het is zover, Ylo! Eindelijk!'
Hij sloeg zijn signaleur zo hard op zijn rug dat Ylo
wankelde.
Nog nooit had hij de
prins zo opgewonden gezien. 'Gefeliciteerd, meneer. Dus die brief
aan zijne majesteit...'
`Welke brief?' Shandie
las haastig de rest van de brief van zijn vrouw door en keek niet
op.
`Uw brief aan de
imperator waarin u dreigt... ik bedoel, vraagt...'
`O, die? Verbranden!
Alsjeblieft! We gaan terug naar Hub, Ylo!' Hij grijnsde
triomfantelijk.
Het nieuws drong
eindelijk door tot Ylo's benevelde brein. Hub! Eindelijk!
Geweldig!
`Mijn vrouw!' Shandie
zuchtte. 'Heb ik je weleens verteld dat ze de mooiste vrouw ter
wereld is?'
`Ik geloof dat u dat
weleens hebt opgemerkt, meneer.' Een miljoen keer. Er waren een
miljoen mooie meisjes in Hub. Shandie mocht die ene hebben, als Ylo
de rest kon krijgen.
7
Dit beloofde niet veel
goeds; Gath wist het. Hij wist niet precies hoe hij het wist, maar
hij wist het. Het gekke was echter dat hij niets had gedaan dat hij
niet mocht doen.
Hij kon zelfs niets
bedenken dat hij vroeger had gedaan en dat hem had achterhaald,
behalve de stroop die hij en Kadie op de w.c.-brillen van het
keukenpersoneel hadden gesmeerd — maar dat was twee jaar geleden en
allang vergeten. Toch voelde hij zich nog steeds schuldig.
De kamer was
schemerachtig, vol verschietende schaduwen, slechts verlicht door
de lantaarn in papa's hand en kleine rode gloeiwormpjes tussen de
turf. Het was er ook koel en het stonk er naar rook.
Gath ging op de stoel van
zijn moeder zitten, terwijl papa de lantaarn op de hoge
schoorsteenmantel zette en in het vuur pookte.
`Ga daar zitten,' zei
papa, en zwaaide zonder achterom te kijken met zijn hand.
Gath vond het een
afschuwelijke gedachte dat zijn papa van streek was, vooral als het
zijn schuld was. Hij wist dat de vaders van andere jongens hen
sloegen, omdat ze hem de striemen hadden laten zien — Jar en Kliff
en Brak. Zijn papa had hem nooit geslagen, helemaal nooit, maar hij
was de koning, en hij kon soms erg kwaad kijken. Maar een pak slaag
was het probleem niet vanavond, alleen verdriet. Hij wist zeker dat
zijn papa verdrietig was, of straks verdrietig zou zijn, al wist
hij niet precies waarom.
In de hoek stond de grote
kist waar de kronen werden bewaard. Lang geleden kwam hij hier soms
met Kadie en dan stak Kadie het slot open en zetten ze voor de grap
de kronen op, maar dat had hij al heel lang niet meer gedaan. Dus
dat was het niet. Tenzij Kadie het nog steeds deed. Hij hoopte dat
het hem niet gevraagd zou worden.
Hij had het dictee
gisteren heel slecht gemaakt. Misschien was het dat. Of zijn
gezwollen oog.
Papa plofte neer op de
andere stoel. Niet streng, eerder plechtig.
`Er is op geslagen,
sire.' Gath hoefde papa niet 'sire' te noemen. Niemand had hem dat
gezegd, maar alle anderen deden het en hij vond het eigenlijk wel
leuk. Het herinnerde hem eraan dat zijn papa koning was. En
natuurlijk ook een geweldige papa.
`Wat is er gebeurd met...
dat zie ik. Je zult een pracht van een blauw oog krijgen!'
Gath giechelde.
'Nee.'
`Ik zie je knokkels ook,
maar ik neem niet aan dat je jezelf hebt geslagen, wel?'
`Het was Brak.'
`Wie was het en...' De
koning krabde door zijn haar. Het was het enige haar in het
koninkrijk dat nog slordiger zat dan het zijne, zei mama altijd.
'Brak? De roodharige jotunn? De zoon van de smid?'
Gath knikte slechts. Hij
voelde zich weer een beetje verward. Hij had zich vanmiddag al een
paar keer verward gevoeld. Misschien had hij zijn hoofd bezeerd
toen Brak hem had neergeslagen.
Papa zei: 'Je moet iemand
van je eigen postuur kiezen. In ieder geval niet iemand die twee
keer zo groot is. Wie is begonnen?'
Gath dacht even over de
vraag na. Was degene die begon degene die de eerste klap uitdeelde,
of degene die je vader een tovenaar noemde?
`Wie heeft het eerst
geslagen?' vroeg zijn vader met koninklijke stem. `Ik. Ik heb hem
een stomp op zijn borst gegeven.'
`Idioot stomme plaats om
te stompen. Wat had hij gezegd?'
Gath wilde geen antwoord
geven, maar iets zei hem dat hij het moest. Terwijl hij nog steeds
bij zichzelf overlegde, maakte zijn vader een ongeduldig geluid.
'Je bent geen kind meer, Gath. Dit is een gesprek van man tot man,
snap je? Dus vertel me alsjeblieft wat hij gezegd heeft.'
`Hij zei dat u een
tovenaar was.'
`O!' zei de koning, en
keek allesbehalve vrolijk.
Na een ogenblik zei hij:
'Heb jij me ooit gevraagd of ik een tovenaar was?'
`Kadie, toen we nog klein
waren.'
`En wat heb ik toen
gezegd?'
U zei dat het een heel
brutale vraag was.'
`Heus?' Zijn vader keek
weer wat opgewekter. 'De Goden zij gedankt. En waarom is het zo erg
als Brak denkt dat ik een tovenaar ben?'
Gath dacht weer na. 'Het
lijkt nu niet zo belangrijk, papa, maar toen wel. Het was de manier
waarop hij het zei.'
Zijn vader lachte
zachtjes. 'Tja, ik weet dat je niet het soort jongen bent die bij
het minste of geringste gaat vechten. Morgen... nee, morgenochtend
moet ik de messenwerpwedstrijd jureren. Vóór het avondeten gaan we
naar de gymzaal en dan zal ik je een paar dingen
demonstreren.'
`Wat voor dingen?' vroeg
Gath, plotseling opgewonden.
`Wist je dat ik vroeger
eens een gevecht heb gehad met Braks vader?'
`En dat hebt u
overleefd?' vroeg Gath verbaasd. Hij dacht niet dat Kratharkran de
smid ooit echt iemand gedood had, maar hij was zó groot! Misschien
was papa werkelijk een tovenaar. Kadie zei van wel, maar Kadie zei
zoveel. Gath dacht dat hij het misschien wel kon zijn, maar wilde
dat niet hardop zeggen, en het ook niet toegeven aan Brak en de
anderen.
Hij was de fijnste papa
ter wereld, en bovendien koning. Gath zou hem voor geen enkele
andere vader willen ruilen.
Zijn vader grinnikte,
zijn tanden blonken in de schaduw. 'Kan me niet herinneren dat ik
gestorven ben. Als kind maakten we natuurlijk ruzie, en hij won
altijd. Maar een keer heb ik hem eerlijk verslagen in een volwassen
vuistgevecht. Eén keer! En ga daar nu niet over opscheppen tegen
Brak, hoor je? Krath zou als de bliksem achter me aankomen, en een
volgende keer zou ik misschien minder geluk hebben. Maar ik kan je
een paar dingen leren die nuttig zijn als je je moet verdedigen. Ik
weet dat je er geen misbruik van zult maken.'
Hij zuchtte en ging toen
verder. 'Vechten is een nogal dom tijdverdrijf, vind ik. Maar ja,
dit is Krasnegar. Maar goed... dat was eigenlijk niet waarover ik
met je wilde praten.'
Gath dacht niet langer
aan het vooruitzicht Brak te kunnen verslaan. Zo graag wilde hij
Brak trouwens niet verslaan. Maar het zou prettig zijn hem te
kunnen beletten papa een tovenaar te noemen.
`Ik ben trots op je om
wat je gedaan hebt, Gath.'
Oei! 'Wat gedaan,
sire?'
`Zieke en oude mensen
helpen. Waarom besloot je dat te doen?'
Gath voelde dat hij
bloosde. Hij was al tot de conclusie gekomen dat hij nogal stom had
gedaan. De andere kinderen lachten hem uit — hij was een paar keer
weggelopen om een gevecht erover te vermijden — en na de eerste
paar dagen was hij het trouwens vreselijk vervelend gaan vinden.
Maar natuurlijk kon hij er toen niet mee ophouden, want dan zouden
de anderen misschien denken dat hij dat deed omdat zij er iets van
gezegd hadden. Maar als papa het mooi van hem vond, zou hij het
natuurlijk volhouden. Prachtig!
Nu moest hij antwoord
geven op zijn vraag, en dat was moeilijk. Eigenlijk had het hem een
goed idee geleken omdat papa het soms deed, en het was het enige
wat hij kon bedenken dat papa als koning deed waarbij hij hem zou
kunnen helpen. Waarschijnlijk zou hij op een goede dag zelf koning
moeten zijn, dus kon hij maar beter beginnen het vak te leren,
dacht hij. Maar dat wilde hij niet zeggen.
`Nou ja, mama kan het nu
niet doen, nu Holi nog zo klein is.' `Mm. Is dat alles? Nou ja,
laat maar.'
De koning krabde weer op
zijn hoofd, alsof het gesprek moeilijk begon te worden. 'Het kon
wel eens een probleem worden, Gath. Het is moeilijk uit te leggen.
Heb je wel eens gehoord van...'
Ja, sire.'
`Gath!'
`Het zijn geheime woorden
die tovenaars kennen. En als een tovenaar je zijn krachtwoorden
vertelt, word je zelf ook een tovenaar.'
`Niet slecht!' zei papa
op merkwaardige toon. 'Wie heeft je verteld...' Jongens,' zei Gath
vaag. Het was een van de dingen waar jongens over praatten, net als
meisjes.
Hij moest even wachten op
de volgende vraag, en toen zijn papa weer sprak was het geen
vraag.
`Gath, ik zal je een
geheim vertellen. Een heleboel geheimen. Ik weet dat je het aan
niemand zult vertellen als ik je dat vraag — nee toch?'
Gath schudde zijn hoofd.
Hij zou het zeer zeker niet aan die kletskous van een Kadie
vertellen! Hij begreep niet waarom zijn vader zo opgewekt leek als
hij zo verdrietig zou worden. Dit liep op de een of andere manier
verkeerd, al wist hij niet hoe of waarom hij dat dacht.
Hij begon zich weer
verward te voelen.
`Ik ben echt een
tovenaar, Gath. Als ik dat wil. Verbaasd?'
`Nee, sire. Ik dacht
eigenlijk wel dat u het was.'
Zijn vader lachte. Je
bent een goeie jongen, Gath! Goed, het is een lang verhaal. Mijn
moeder is hier heel ver vandaan geboren, in het plaatsje Sys.' `Wat
voor soort ziener?' zei Gath opgewonden.
`O, dat heb je gehoord,
hè?'
`Nee, sire.'
Er viel een vreemde
stilte, tot papa zei: 'Waarom vroeg je dan of je grootmoeder een
ziener was?'
`Ik wilde dat u me meer
zou vertellen...' Gath voelde de afschuwelijke zekerheid dat hij
over een paar minuten zou gaan huilen, wat heel ongepast was voor
een man van dertieneneenhalf, en dat hij papa van streek zou maken,
al maakte papa zich eigenlijk ongerust over Thrippy, of zou dat
doen. Had hij dat al gezegd? Wat viel er trouwens te huilen? Hij
was zo verwárd en grote jongens huilden niet aan de borst van hun
vader...
`Ik heb je eigenlijk nog
niets verteld, Gath.'
`Sorry, papa. Ik probeer
het niet te doen.'
`Wát niet te doen?'
`In de rede vallen. Was
hij een echte rover? Vermoordde hij mensen en brandde hij steden
plat en... Wat is er, papa?'
Zijn vader keek zo
verschrikkelijk ernstig — het verdrietige begon. 'Ik weet het niet,
Gath. Je schijnt me te snel af te zijn.'
Gath snufte. Hij had een
brok in zijn keel. 'Sinds vanmorgen, geloof ik.' `Voel je je niet
goed?'
`O, het is alleen
Thrippy!'
`Zit iets je
dwars?'
`Eerlijk, papa, ik wist
niet dat die malle oude man zijn arm om me heen zou slaan en ik
hoorde niet echt wat hij zei en ze zal een vreselijke scène
maken!'
`Ik denk dat we beter je
moeder kunnen halen... Gath, wat zei je daar?' Hij wist dat hij zou
gaan huilen, dus vond hij dat hij het maar beter zo snel mogelijk
achter de rug kon hebben. Hij sprong op en liep naar de stoel van
zijn vader en viel in zijn armen, behalve dat papa ze nog niet naar
hem had uitgestrekt, maar dat kwam gauw genoeg in orde...
Hij huilde, of zou
huilen, en werd vastgehouden, of zou worden vastgehouden, of was
vastgehouden... Na die huilbui had hij zich beter gevoeld, zou zich
beter voelen, als ze naar mama zouden gaan en hij hun zou vertellen
over Thrippy en wat hij had gefluisterd, en natuurlijk wisten ze
dat de oude man was gestorven zou sterven stervende was...
Hij was zo
verschrikkelijk verward.
8
Inos liep de salon binnen
en deed de deur achter zich dicht. Het vuur was gedoofd tot wat
gloeiende as; het was koud in de kamer. Sommige kaarsen waren
uitgegaan en andere sputterden.
Rap lag languit in een
van de grote stoelen met kussens en leek zo lang als een jotunn.
Hij keek somber naar haar op. 'En?'
`Hij slaapt nu,' zei ze.
'Hij was behoorlijk van streek, maar ik geloof dat het wel in orde
komt.'
Rap bromde
terneergeslagen.
`We kunnen weinig doen,'
zei ze, 'behalve hem koesteren en van hem houden en opgewekt
blijven.'
Rap keek treurig naar de
as op het rooster. 'Nee.'
Ze ging op de leuning van
zijn stoel zitten. Ze had nog nooit meegemaakt dat Rap had
toegegeven aan zijn wanhoop, en ze zou het ook nu niet
dulden.
`Ik weet dat hij groot
is,' zei ze, 'maar hij is pas dertien. Een dertienjarige met zorgen
heeft zijn moeder nodig.'
Het duurde even voor Rap
reageerde, toen keek hij vragend naar haar op. Dat weet ik.'
`Goed. Ik dacht dat je
misschien zat te pruilen en je buitengesloten voelde.'
Maar het leverde niet het
verontwaardigde antwoord op waarop ze gehoopt had. Rap zei alleen:
'Nee,' en verzonk weer in zijn sombere gepeins.
Ze probeerde het nog
eens. 'Je moet een koninkrijk leiden. Je kunt niet al je tijd
doorbrengen met het verzorgen van kinderen. Als het iemands schuld
is, dan is het de mijne, want ik werd geacht voor de kinderen te
zorgen terwijl jij weg was.'
`Het was niemands
schuld,' zei Rap tegen de haard.
Ze woelde bedachtzaam
door zijn haar. Blijkbaar was er meer aan de hand dan ze wist, en
blijkbaar had Rap het opgegeven om net te doen of het niet zo was,
anders zou hij wel proberen wat opgewekter te kijken. Het moest
heel erg zijn als hij er zo lang over deed om eraan toe te komen.
Er was iets gebeurd rond Winterfest, toen Holi werd geboren. Sinds
die tijd leek het of de grond onder Raps voeten was
weggezakt.
`Het was niet met opzet,'
zei ze. 'Dat weet ik zeker. Gath probeerde niet opzettelijk een
krachtwoord te leren. Hij zegt van niet, en hij liegt niet. Hij
wist niet dat Thrippy een krachtwoord kende. Hoe kon hij? Dat wist
niemand. Thrippy heeft voor zover ik weet nooit blijk gegeven van
enige occulte kracht. Integendeel, een beetje magie zou zijn werk
aanzienlijk verbeterd hebben.' Thrippy had al zo lang in het paleis
gediend, dat ze zich niet meer kon herinneren dat hij ooit niet oud
was geweest.
Rap kon er niet om
lachen. 'Ik ben er naar toe gegaan,' zei hij. 'Hij ligt nu in een
coma en zinkt snel weg. Ze denken dat hij de ochtend niet zal
halen.' Arme oude Thrippy!
Maar het woord dat niets
had gedaan voor de oude man had de jongen ontredderd. Gath moest
het vermogen tot magie van zijn vader hebben geërfd, net als zijn
stekelhaar. Andere kleur haar; ander talent.
Dus Gath heeft een soort
vooruitziende blik? Je moeder was een ziener?'
Ze wachtte heel lang, en
ten slotte zei Rap: Dat zeggen ze. Ik kreeg de indruk dat Gath me
voortdurend een paar minuten vóór was. Hij beantwoordde vragen voor
ik ze stelde.'
`Dat komt omdat hij van
streek is. Als hij tot rust komt, is het weer in orde. Als hij
eraan gewend raakt.'
Ja.'
`Het duurt even voor je
eraan went,' zei ze. 'Zo is magie. Ik herinner het me. Jij moet het
je ook herinneren. Er is tijd voor nodig.'
Geen antwoord.
`Rap!'
`Ik was zelfs nog
jonger,' mompelde hij. 'Ik wist het op de een of andere manier
helemaal buiten te sluiten. Ik wist niet dat ik enige toverkracht
bezat voordat ik ouder was dan hij.'
Dat was jij. Dit is
Gath.'
Bet is al erg genoeg voor
volwassenen. Het moet honderd keer erger zijn voor een kind.' Hij
huiverde. 'Hoe kan hij in meer dan één tijd leven? Hij zal gek
worden!'
`Ach wat!' zei Inos.
'Kinderen veren op als een bal. Het komt heus in orde met hem,
liefste. Over hem maak ik me geen zorgen.'
Rap zuchtte heel diep.
'Sorry. Ik ben gewoon moe. Laten we maar naar bed gaan.'
Hij probeerde overeind te
komen in de stoel, maar ze duwde hem terug. `Er zit meer achter dan
je laat blijken! Wat verberg je?'
Hij rolde met zijn ogen
en staarde haar diepbedroefd aan. 'Ik heb nooit iets voor je geheim
gehouden, Inos.'
`Goed. Waarom begin je er
dan nu mee? Vertel op.'
`Er valt niets te
vertellen.'
`Rap, ik ben ook moe,
maar je komt die stoel niet uit voor je gesproken hebt. Straks raak
je misschien je ogen of je huid kwijt. En zeg niet: "Er is meer
slecht nieuws, maar het is beter dat je het niet weet!' Dat is de
beste manier om me het ergste te doen vrezen. Spreek op!'
Hij pakte haar hand vast
en kneep erin. 'Je kunt het ergste niet vrezen.' `Vertel het me
toch maar.'
`Ik heb een fout gemaakt,
liefste.'
`Wanneer? Hoe?'
Dat is de moeilijkheid
juist — ik weet niet wanneer. Of hoe. Maar ergens in onze
avonturen, toen we nog kinderen waren, heb ik de plank lelijk
misgeslagen. En nu moeten we de wrange vruchten daarvan plukken.'
Ze voelde een schok van reële angst. Wat voor vruchten?'
Dat weet ik ook niet. Het
heeft iets te maken met het eind van het millennium.' Rap keek haar
vol smart aan. 'De nacht waarin Holi is geboren heb ik met een God
gesproken en Zij zeiden... Ze vertelden me... Ze zeiden dat een van
de kinderen... en nu denk ik dat Ze Gath bedoelden...'
Intermezzo
In heel Pandemia ging het
voorjaar langzaam over in de zomer.
In Krasnegar bracht de
koning minder tijd door op het vasteland dan zijn gewoonte was in
dat seizoen, en meer tijd met zijn kinderen. Langzamerhand begon
een heel angstige jongen zich aan te passen aan zijn mysterieuze
nieuwe talent. Hij werd niet krankzinnig, zoals zijn vader had
gevreesd.
In de pracht en praal van
het Opalen Paleis klampte de imperator zich aan het leven vast,
verzwakte steeds meer en werd zelden gezien. De geruchten — en er
waren altijd geruchten in Hub — beweerden dat hij zijn einde
naderde en niet langer op kon tegen de enorme taak die hij altijd
zo vlot had vervuld. Denkend aan een ongelukkig regentschap,
achttien jaar geleden, fluisterden de grappenmakers over een
dringende behoefte aan faun-tovenaars.
Prinses Eshiala bleef
bijna alle sociale uitnodigingen afslaan en zette haar studie voort
in voordrachtskunst, muziek, wellevendheid, jurisprudentie,
literatuur, paardrijkunst, poëzie, geschiedenis,
binnenhuisarchitectuur, visserij, geografie, staatsrecht, jacht, en
de vele andere onderwerpen waarmee een toekomstige imperatrice werd
geacht vertrouwd te zijn.
De merkwaardige
uitdrukking 'convenant' raakte steeds meer in gebruik, al was
niemand bereid toe te geven dat hij wist wat het precies te
betekenen had, of dat de nieuwe populariteit het gevolg was van een
speciale samenzwering.
In Qoble maakte de
imperatoriale prins zich zorgen. Martelende maanden gingen voorbij
nadat Eshiala's briefje hem op de hoogte had gesteld van het
besluit van zijn grootvader. Toen de oude man eindelijk officieel
zijn terugkomst beval en een opvolger aanwees, was het met de
uitdrukkelijke bepaling dat Shandie niet per schip mocht
terugkeren. Die weigering was zowel onverklaarbaar als
onheilspellend.
Het was waar dat de route
over zee vanuit Qoble rond Zark of Ilrane voerde. Shandie wist dat
hij in geen van beide landen een voet mocht zetten, maar een
schipbreuk was iets zeldzaams. Elke behoorlijke tovenaar kon
natuurlijk een storm laten opsteken, maar een dergelijke daad tegen
de troonopvolger zou een schandelijke schending zijn van
het Protocol, en de woede wekken van de Vier. Geen tovenaar
die bij zijn verstand was zou dat wagen. Wat vreesde de imperator
dan? Was hij volslagen seniel geworden?
Sneeuwstormen in het
Qoblegebergte, abnormaal voor de tijd van het jaar, hielden de
passen veel langer dan gewoonlijk onbegaanbaar.
In Thume hadden een
jongen en een meisje hun Plaats ingewijd op de manier van de
kabouters, en waren begonnen hun hut te bouwen. Hun dagen waren
gevuld met vreugde en hun nachten met liefde. De tijd verstreek
ongemerkt en niemand kwam hun idylle verstoren.
In Zark bleven de
legioenen zich langzaam terugtrekken voor de opmars van de weer op
volle sterkte gebrachte legers van de kalif.
De oogst rijpte en wekte
gedachten op aan de herfst. Achteraf gezien zou het Impenrijk vol
heimwee terugkijken op die laatste zomer van Emshandars
regering.