HOOFDSTUK DRIE

Profeterende stemmen

1

De Slag bij de Bottenpas bracht de kalif niet ten val, zoals de imperator had voorspeld, maar vernietigde zijn macht. Halverwege de zomer waren de legioenen tot achter Charkab opgetrokken zonder veel tegenstand te ontmoeten en er stroomde een enorme hoeveelheid buit naar Hub om de oorlog te financieren.
Het XIIde werd afgelost en teruggeroepen naar de thuisbasis in Gaaze, in Qoble. Qoble behoorde tot het Impenrijk. Het was een strategisch centrum, van waaruit strijdkrachten een aanval konden doen op Zark, of op de elfen in Ilrane, of zelfs op het merovolk van de Kerith Eilanden, hoewel het Impenrijk nooit veel succes had gehad met zijn veldslagen tegen het merovolk.
Het XIIde was blij om weer thuis te zijn. Gaaze was de plaats waar de mannen hun vrouwen, hun maîtresses en hun kinderen hadden. Hier woonden ze in permanente barakken in plaats van in tenten die vergeven werden van de insekten. Hier konden ze op verhaal komen en hun gelederen versterken en trainen voor het volgende conflict.
Ylo verlangde naar Hub, maar was liever in Gaaze dan op het slagveld. Hij hield van de geciviliseerde omgeving, het schitterende klimaat, het luxueuze verblijf. De vrouwen van Qoble waren impen, geen djinns. Ze droegen mooie jurken in plaats van zwarte gewaden en sluiers. Ze waren zichtbaarder en toegankelijker.
In Gaaze was Shandie nog steeds legaat van het XIIde, maar hij was ook de prins imperatoriaal. Rijke burgers probeerden een wit voetje bij hem te halen en nodigden hem uit op een eindeloze reeks schitterende party's en bals. Hij weigerde wanneer hij maar enigszins kon, maar zijn plicht eiste dat hij vele ervan bijwoonde, en zijn signaleur was altijd aan zijn zijde. De blozende debutantes werden voorgesteld, en als ze omhoogkwamen uit hun revérence viel hun oog onveranderlijk op de metgezel van de prins, de knappe man in de romantische cape van wolfsvel die het kenmerk was van een held.
Ylo genoot van Gaaze. Gaaze was goed voor Ylo.
Het Jaar van de Overwinningen liep ten einde. In het verre Hub zou het weer nu verslechteren en de dagen zouden korter worden. In Qoble scheen de zon nog steeds even fel.
Op een vroege ochtend zat Ylo, zoals altijd vroeg in de ochtend, achter zijn bureau. Hij zat bij de deur van het grote vertrek dat gevuld was met de gebogen hoofden van de kopiisten, die in nijvere stilte brieven en rapporten kopieerden. Er waren er twintig, slechts een klein deel van de staf waarover hij de scepter zwaaide. Achter hem was de deur naar de privé-studeerkamer van de prins. Hij had vrij uitzicht op de wachtkamer, die al vol begon te lopen met hoopvolle petitionarissen.
Hij was een belangrijk persoon geworden. Shandies dag was gevuld met bezoekers en documenten, maar Ylo koos wie of wat voorrang had. Hij was de rechterhand van de legaat, zijn zwaard en zijn schild. Hij werkte hard en loyaal. Oude dromen om de troonopvolger te vermoorden waren nu nog slechts schrikwekkende nachtmerries in het donker. Hij was volledig in Shandies ban geraakt. Hij wist het en het deerde hem niet in het minst.
Als de imperator was gestorven en een nieuwe imperator op de Opalen Troon zat, zou zijn signaleur naast hem staan en de Yllipo-clan in ere worden hersteld. Shandie had het beloofd.
Intussen moest Ylo het vertrouwen en het oordeel van de prins waarmaken. Hij moest de wereld ook bewijzen dat de Yllipo's hun succes niet alleen te danken hadden aan historisch geluk, en dat zou hij!
In het afgelopen uur had hij zitten klikken met de codeerstaafjes, om een missive van de imperator te ontcijferen. Hij had zachtjes gefloten toen de betekenis uit de wartaal duidelijk begon te worden. En toen - onvermijdelijk precies op het moment waarop hij bij het werkelijk interessante deel kwam - was de tekst verworden tot gebrabbel. Zachtjes vloekend controleerde hij zijn werk. Hij kon geen vergissing vinden. Dat betekende dat de onbekende klerk in Hub een verkeerde berekening had gemaakt, of een woord in de sleutel had overgeslagen, of bij één van een tiental manieren in de fout was gegaan. Ylo zou misschien uren bezig zijn om het probleem op te lossen, door het te raden of met hulp van de Goden. In het ergste geval zou hij zijn nederlaag moeten erkennen en om een herhaling verzoeken, en dat zou weken kunnen duren. God van het Geduld!
Hij leunde achterover en wreef in zijn ogen, en keek toen fronsend om zich heen in het grote vertrek, zoekend naar soortgelijke tekenen van laksheid of gebrek aan aandacht bij zijn ondergeschikten, maar ze leken allemaal verdiept in hun werk. De zon scheen door de enorme ramen naar binnen en een zachte zeebries deed de papieren ritselen. Weer een mooie dag... Het werd hoog tijd dat hij eens wat vakantie kreeg.
`Goeiemorgen, signaleur,' zei een stem met een ruis die aan dorre bladeren deed denken.
Ylo schrok op en keek toen fronsend naar de weinig indrukwekkende gestalte van Shandies politieke adviseur. Hij stond niet op - hij was een militair en Acopulo niet. `Mogge.'
Acopulo was een kleine, vogelachtige man, een van die impse fanatiekelingen die weigerden iets anders te dragen dan de standaard Hubbaanse kleding, in wat voor klimaat ze ook leefden. Nu plakte zijn zilvergrijze haar aan zijn hoofd door het zweet en doorweekten donkere plekken zijn wambuis. Zijn in een broek gestoken benen waren zo dun als rijsthalmen. Hij keek afkeurend naar Ylo.
`Is er nog post voor me?'
`Vandaag niet.'
`Nou ja - geduld is een schone zaak.' De kleine geleerde zag er niet alleen uit als een gepensioneerde priester, hij klonk vaak ook zo. Hij had een onuitputtelijke voorraad gemeenplaatsen. 'Is er nog nieuws?'
`Wel...' Ylo wreef over zijn kin en keek fronsend naar zijn inktstel. 'In Hub... Nee, dat zijn maar geruchten. Van generlei waarde tot ze bevestigd zijn.'
`Als jij jouw werk eens deed en mij het mijne liet doen?'
`Mijn taak is niet het doorgeven van geruchten, sir Acopulo.' `Vertel het me toch maar.'
Ylo probeerde nog een andere afleidende tactiek te bedenken, maar hij was vanmorgen te slaperig om het spel met oprecht enthousiasme te kunnen spelen. 'Er is een bericht dat graaf Hangmore de nieuwe consul wordt.'
De mond van de kleine man vertrok in een spottende grimas. Dat heb ik weken geleden al voorspeld. Weet je niets beters?'
Ylo knarste met zijn tanden. 'Niets dat ik mag onthullen.'
Dus je bedoelt helemaal niets.' Acopulo was leraar geweest, een van de gouverneurs van het kind Shandie, en behandelde Ylo soms als een uiterst domme leerling. 'Te oordelen naar je gezicht toen ik kwam, moet je een verminkt codebericht ontcijferen. Ik zal je daarmee achterlaten.' Hij liep met grote stappen weg en liet een boze signaleur achter, die hem nors nakeek.
Ylo richtte zijn aandacht weer op het vervloekte bericht. Hij was nog niets opgeschoten toen een andere, grotere gestalte zijn bureau overschaduwde.
De chef protocol, lord Umpily, zou waarschijnlijk gesmolten zijn tot een poel zuivere olie als hij geprobeerd had een wambuis te dragen in Qoble. In plaats daarvan droeg hij een wijde Zarkiaanse kaftan van ongebleekt katoen, die hem op een wandelende tent deed lijken. Maar de donkere ogen die door de rollen vet tuurden waren scherp — en uitermate nieuwsgierig toen hij Ylo aandachtig opnam, om te zien of hij tekenen van uitputting kon ontdekken.
Wie was het? De weelderige Opia of de verleidelijke Effi?'
Ylo deed net of hij nadacht en legde zijn armen op het papier dat voor hem lag, omdat hij het sterke vermoeden had dat Umpily woorden ondersteboven kon lezen. 'Ik vrees dat ik geen idee heb wat uwe lordship bedoelt.'
In feite waren het beiden geweest. Hij voelde zich voortreffelijk vanmorgen. Een beetje vermoeid misschien, maar over het geheel genomen erg goed.
Umpily zuchtte weemoedig, met trillende kaken. 'Geniet ervan zolang je jong bent, m'n jongen.'
`O... dat doe ik, dat doe ik,' zei Ylo met een tevreden grijns.
Umpily keek hem peinzend aan en liet zijn stem dalen. 'Ken je legaat Arkily?'
`Niet goed.'
`Zijn zuster?'
De jongste?' zei Ylo met enig enthousiasme. 'Lang zo goed niet als ik zou willen.'
`Haar man is weer de stad uit, en ik weet niet waar hij naar toe is.' IJ denkt dat hij niets goeds in de zin heeft?'
Dat denkt Acopulo. Ik geloof dat hij alleen maar smokkelt.'
Ylo dacht even na over de dartele zuster van legaat Arkily. 'Als mijn plicht eist dat ik me moet vernederen tot spionagewerk, dan zal dat wel moeten, veronderstel ik.'
`Denk je dat je tot de kern van de zaak kunt doordringen?'
`In ieder geval de naakte feiten onthullen.'
Umpily schudde met een vinger als een komkommer. 'Denk eraan, zaken gaan voor het genot!'
`Nee. Helaas komt het genot eerst. Anders werkt het niet.' Ylo wisselde een grijns met de chef protocol en pakte toen een zakje dat onder het bureau stond. 'Uw net is vol vanmorgen, my lord.'
Umpily scheen te corresponderen met de helft van de onderdanen van de imperator en daarbij nog duizenden anderen. Hij was een eenmans roddelfabriek. Met een stralende lach waggelde hij weg met zijn buit en Ylo wijdde zich aan zijn codeerstaafjes
Shandie kon nu elke dag imperator worden. Dan zou Umpily zo goed als zeker de leiding krijgen van het Bureau Statistieken, de inlichtingendienst van de geheime politie. Acopulo hoopte waarschijnlijk minister van buitenlandse zaken te worden. En Ylo... Wat voor geneugten had de toekomst in petto voor Ylo? Het kon nu elke dag gebeuren. Het kon niet lang meer duren.
Toen hoorde hij een opgewonden geroezemoes in de wachtkamer. Met een gemompelde klacht aan het adres van de Goden keek hij op en liet zijn blik door het grote vertrek dwalen. Centurio Hardgraa had hij gauw genoeg ontdekt, en een handvol van zijn zwaardvechters, maar Shandie zag hij niet. Verbaasd stond hij op en keek nog twee keer rond voor hij de prins in het oog kreeg. Hij was in burger, in een wambuis en cape, wat ongebruikelijk was, maar het opmerkelijke van Shandie zonder uniform was dat er absoluut niets opmerkelijks aan hem was. Hij had een willekeurige goedgeklede jongeman van het Impenrijk kunnen zijn.   
Ylo had gehoopt dat hij meer tijd zou hebben voor het codebericht. Hij vond het vreselijk om half afgemaakt werk in te leveren, maar hij zou moeten vertellen wat hij ontdekt had. Hij keek toe terwijl Shandie zich tussen de mensen bewoog die hem het beste wensten, en hun begroetingen beantwoordde op een manier die hartelijk genoeg was om niemand te beledigen, maar officieel genoeg om een gesprek te ontmoedigen. Zijn geheugen voor namen en gezichten was fenomenaal. Na een paar minuten was hij ontsnapt aan de menigte en kwam hij het vertrek binnen, waar hij voor Ylo's bureau bleef staan.
Ylo salueerde.
`Goedemorgen, signaleur.'
`Goedemorgen, hoogheid.'
Zoals gewoonlijk was Shandies gezicht even ondoorgrondelijk als dat van een dwerg, maar hij zag Ylo's opwinding. 'En je hebt iets belangrijks!'
Ja, meneer...'
`Mijn vrouw? Komt ze?'
`Eh... Nee, meneer. lk ben bang van niet.'
De prins zuchtte en fronste zijn wenkbrauwen. Maandenlang had hij zijn grootvader gesmeekt prinses Eshiala naar hem toe te laten komen in Gaaze, maar de oude man gaf zelfs geen antwoord meer op zijn verzoeken. 'Heb ik weleens gezegd dat ze de mooiste vrouw ter wereld is?'
`Ik geloof het wel, meneer.'
Maar vreemd genoeg was dat alles wat hij ooit over haar zei. Hij had nooit gezegd dat ze van dansen hield of van muziek of reizen - of van wat dan ook. Evenmin trouwens dat ze een hekel aan hem had. Shandie leek merkwaardig blind voor vrouwen. Op het bal van de vorige avond bijvoorbeeld hadden minstens zes mooie vrouwen laten blijken dat ze beschikbaar waren, maar het was zelfs niet te merken dat de signalen tot hem waren doorgedrongen. Hij was een groot leider van mannen, maar of zijn uitzonderlijke zelfdiscipline beheerste zelfs zijn liefdesleven, of hij was gewoon ongelooflijk onschuldig. Ieder ander zou Ylo een paar lessen hebben aangeboden.
`Wat is het grote nieuws dan?'
`De tweede helft is verminkt, meneer. De eerste helft is uw bevordering tot proconsul.' Ylo vertrouwde op hun steeds groter wordende vriendschappelijke verhouding en voegde eraan toe: 'Gefeliciteerd!'
Shandie had een onmenselijke zelfbeheersing, of misschien betekende zo'n eer niet veel voor een man die voorbestemd was om imperator te worden. 'Dank je. Laat me weten wanneer je het hebt uitgewerkt. Tot dan gaan we op de oude voet verder.'
`Ik zal het zo vlug mogelijk doen.'
Dat weet ik. Al een aanwijzing tot dusver?'
`Ik geloof dat het weer een veldtocht is, meneer. Tegen de elfen deze keer.' De prins mompelde iets heel lelijks, draaide zich met zwaaiende cape om, en liep met grote stappen weg naar zijn eigen kantoor.
Ylo bleef met open mond zitten.
Zijn oren hadden hem toch zeker bedrogen? De prins kon zijn leenheer en grootvader, imperator Emshandar IV, toch niet een bloeddorstige, seniele, ouwe schurk hebben genoemd?

2

Prinses Eshiala had een hekel aan officiële diners. De meeste uitnodigingen weigerde ze automatisch, maar de imperator kon ze niet afwijzen. Gelukkig was het een heel bescheiden gebeurtenis, alleen familie Emshandar gaf geen banketten meer; hij vertoonde zich nauwelijks meer in het openbaar. Vanavond zaten ze met acht man aan tafel. Zijn oudste nicht, markiezin Affaladi, werd geëscorteerd door de gardist met wie ze zo'n schandaal veroorzaakt had. De oude man had aangenomen dat de vrijpostige jongeman een van haar kleinzoons was, en niemand durfde die vergissing recht te zetten. Zijn eigen kleinzoon, prins Emthoro, had zijn huidige maîtresse meegebracht, die het gezicht van een kind had en de zelfverzekerdheid van een centurio.
De eregasten waren senator Oupshiny en zijn nieuwe bruid, de beeldschone Ashia. Ashia kwam in aanmerking als lid van de imperatoriale familie omdat ze de zuster van Eshiala was. Ze was nu ook hertogin Ashia van Hileen, want Oupshiny was behalve senator ook hertog. Haar eerste echtgenoot was een schoenmakersleerling geweest, en was dat ongetwijfeld nog steeds.
Kaarsen flonkerden, gouden borden schitterden, en een leger bedienden bewoog zich als witte spoken op de achtergrond. Het kleine orkest achter het scherm speelde heel zachtjes, zonder het gesprek te storen.
Met de kosten van de kleding en de opschik van de gasten hadden ze een heel legioen kunnen uitrusten en een jaar lang onderhouden. De oude Emshandar kleedde zich de laatste tijd erg excentriek, maar vanavond was zijn wambuis even luxueus en kostbaar als van de anderen, beladen met juwelen en onderscheidingen.
Eshiala was de enige uitzondering, zoals gewoonlijk. Ze droeg een eenvoudige witte tuniek met goudgarnering en bijna geen juwelen. Toen ze pas aan het hof kwam was ze onbekend met de dolle carrousel van de mode, dus had ze die genegeerd en was ze haar eigen gang gegaan. Dat was haar eerste en enige rebellie geweest, en die was haar opgedrongen omdat ze absoluut niet overweg had gekund met hoepelrokken en kapsels als hooibergen en hakken als stelten. Shandie had gezegd dat ze alles kon dragen wat ze wilde, en de imperator had opgemerkt dat ze er fantastisch uitzag, en daarmee was de kous af.
Ieder ander die zich zoiets aanmatigde zou met de nek zijn aangezien, want iedereen die niet aan het spelletje meedeed werd onmiddellijk ervan verdacht het te bespotten. Van een dame werd verwacht dat ze elke maand een vermogen besteedde aan haar garderobe en allerlei luxeartikelen; veel vrouwen hadden een kamermeisje voor de oorbellen, een voor de schoenen, en zo verder, zoals een heer een speciale knecht kon hebben om zijn das te strikken. Elke week was er een nieuwe rage in waaiers of kant of mouwen, en iedereen die de laatste mode niet onmiddellijk volgde werd ervan verdacht te bezuinigen. Dat betekende een totale afgang. Een vermoeden van zuinigheid deed een reputatie meer kwaad dan openlijke incest.
Maar het hof kon de vrouw van de prins imperatoriaal niet domweg negeren. Ze konden moeilijk fluisteren dat haar man moeilijke tijden doormaakte en uit de gunst was geraakt. Haar lage afkomst was algemeen bekend, dus daar konden ze niet op voortborduren - ze was buiten het bereik van de klauwen van de douairières. Ze durfden de toekomstige imperatrice niet openlijk tot vijand te maken. Ze hadden een hekel aan haar, maar ze tolereerden haar omdat ze wel moesten. Maar ze had geen vrienden of vriendinnen.
Soms ving ze de blik op van een van de gasten en las de minachting en de haat erin. Boerenmeid, ga naar huis!
Ze was blij dat Emshandar een van zijn goede dagen had - als hij een slechte dag had zag hij eruit of hij al een maand dood was. Vanavond, misschien een week. Hij at lusteloos en nam een enkele keer een slokje wijn. Hij had geen tanden meer, zodat zijn neus en kin elkaar bijna raakten. Er was helemaal niets tussen zijn beenderen en zijn huid, en hij kon op armslengte afstand geen gezicht herkennen. Zijn ogen lagen in tunnels op de loer en draaiden grillig rond terwijl hij zijn best deed de conversatie te volgen.
Ze vond de oude man bijna aardig. Hij was de enige aan het hof die zei wat hem voor de mond kwam. Zij was misschien wel de enige aan het hof die niet bang voor hem was. Ze was de imperator trouw en deed haar plicht, en ze had een goed geweten.
Rechts van haar was de senator rood aangelopen en sprak met schone stem; zijn witte haar was verward en zijn gezicht glom. Hij ging gretig in op alle dubbelzinnigheden en overtroefde ze, luid lachend om zijn eigen vulgariteit.
Tegenover hem flirtte zijn jonge vrouw met iedereen, zelfs met de imperator, wat geen geringe prestatie was; ze verrukte de mannen en tergde de vrouwen. Ashia beheerste de mode en haar omgeving; tenminste, dat dacht ze. Niemand maakte een opmerking als ze een woord verkeerd uitsprak of een toespeling niet begreep, vooral haar smoorverliefde man niet. Niemand vroeg haar hoe de kleinkinderen van de oude dwaas over haar dachten.
Hoe was het mogelijk dat twee zusters zo weinig op elkaar leken? Ashia was de echte schoonheid van de familie. Dat had Eshiala altijd geweten. Zij was zwijgzaam en verlegen, Ashia was levendig en sensueel.
Eshiala was stil, zoals haar gewoonte was. Ze antwoordde hoffelijk op de conversatie van haar tafelgenoten en zorgde ervoor dat ze het bestek precies zo gebruikte als de ware aristocraten. Ze liet zich niet verleiden over gevaarlijke onderwerpen te praten of haar zuster een standje te geven omdat ze zich gedroeg als een snol. Ze straalde rust en gereserveerdheid uit, en verhief haar stem alleen als ze zich richtte tot de dove, oude mummie tegenover haar aan tafel, en iedereen moest gillen als hij of zij het woord richtte tot de imperator.
Niemand kon weten dat haar hoofd bonsde, of dat ze doodsbang was dat ze zou moeten overgeven. Ze vond het vreselijk om tentoongesteld te worden. Op dit moment werd ze geacht een of ander soort vogeltje in een machtige saus te eten, het te ontleden als een chirurg, terwijl ze het niet eens behoorlijk kon zien. De anderen schenen er niet de minste moeite mee te hebben. De imperator had iets gekregen dat hij met een lepel kon eten.
Ze zag haar uitbundige zuster een opvoering ten beste geven in haar zijde en glitter als een soort eenmanscircus, en kon alleen maar denken dat ze het niet slecht hadden gedaan, voor de dochters van een provinciale kruidenier.
Een huwelijk met gewone burgers was traditie geworden in de dynastie. Emshandar zelf was getrouwd met de dochter van een nederige professor aan een of andere kleinsteedse universiteit en zijn zoon Emthoro met de dochter van een soldaat, die door het hof was uitgestoten als soldatenhoer. Shandie had de jongste dochter van een kruidenier gekozen.
`En hoe gaat het met Uomaya de Eerste?' vroeg haar tafelgenoot links van haar.
De man links van haar was prins Emthoro, Shandies neef. Hij was een donkere, broodmagere, sombere man met een scherpe neus, die trilde als hij boosaardig was. Ze was bang voor hem. Zijn glinsterende, bruine ogen waren rusteloos en stonden merkwaardig schuin. Ze vreesde de eerzucht die er achter verscholen lag, want hij was de derde in de rij van troonopvolgers, na haar kind. In haar hart was ze gaan geloven dat Emthoro, meer dan wie ook, haar vermomming zou kunnen afrukken en haar aan de kaak stellen als de bedriegster die ze was.
Maar hij was de derde troonopvolger en ze gunde hem haar vierde glimlach van de avond. 'Het gaat heel goed met Maya, dank je.'
`Groeit als een trol, neem ik aan?'
`Groeit zo snél als een trol.'
De prins grinnikte. 'Ik wilde niet insinueren dat ze eruit zou gaan zien als een trol. Dat zou insubordinatie zijn. Wanneer ga je naar Qoble, naar Shandie?'
Ze had het gevoel dat haar maag werd samengeknepen. Dat moet zijne majesteit beslissen. Hij weet hoe Shandie en ik erover denken.'
Eshiala was van nature een kluizenaarster. Zes weken na hun huwelijk was Shandie ten strijde getrokken, en soms dacht ze weleens dat ze vergeten was hoe hij eruitzag. Ze had nachtmerries dat ze met hem herenigd zou worden en een revérence zou maken voor de verkeerde man Gelukkig had hij haar zwanger achtergelaten, en een prinses mocht zich tijdens haar zwangerschap uit de openbaarheid terugtrekken. Zelfs toen dat excuus niet meer opging was ze zoveel mogelijk uitnodigingen blijven weigeren, zoveel ze maar durfde. Na twee jaar was ze nog steeds een vreemde aan het hof.
De afgelopen tien maanden had ze zich gelukkig gevoeld met het zorgen voor haar baby. Hoewel ze haar hadden verboden het kind de borst te geven, was ze verzot op de kleine Maya. Ze kon urenlang tevreden stilzitten met het kind in haar armen. Maar nu was Shandie benoemd tot proconsul in Qoble en hij wilde dat ze bij hem kwam. Maya zou in Hub achterblijven. Ze was nog te jong, te kwetsbaar, te belangrijk om op reis te gaan.
Emthoro scheen haar gedachten te hebben gelezen. 'De plaats van een vrouw is toch zeker naast haar man?' vroeg hij zoetsappig.
`Natuurlijk,' jokte ze. Waarom, waarom moest ze haar baby opgeven en samenleven met een man die ze nauwelijks kende?
`Hé!' bulderde de imperator. 'Wat zeg je daar?' Ogenblikkelijk werd het doodstil aan tafel.
De prins rolde bijna onmerkbaar met zijn ogen, net voldoende dat het de andere gasten opviel, maar natuurlijk niet Emshandar. Hij verhief zijn stem tot een gebulder. 'We hadden het erover dat Eshiala zich bij haar man zou voegen, sire! In Qoble.'
Shandie?' De mond van de oude man vertrok even. 'Hij zal het wel overleven. Hopen mooie meisjes in Qoble! De plaats van een moeder is bij haar kind!'
Emthoro's neus trilde. Dat was precies wat ik tegen Eshiala zei, sire!' schreeuwde hij zonder blikken of blozen terug.
De imperator plukte iets uit zijn mond, wendde zich tot de bedienden en gebood zijn bord met die niet te kauwen, smakeloze rommel weg te halen en hem nog een kom soep te brengen, en deze keer wat gekruider. De andere gasten, die tot de slotsom kwamen dat hij verder niets te zeggen had, hervatten hun conversatie.
Emthoro was nog niet klaar met Eshiala. 'Ben je weleens in de Imperatoriale Bibliotheek geweest, nicht?'
Ze kon het zich niet herinneren. Het Opalen Paleis was zo enorm groot dat ze niet meer wist welke gedeelten ze haar hadden laten zien en welke niet. 'Ik weet het niet,' bekende ze aarzelend.
`O, ik denk dat je je die wel herinnerd zou hebben. Een grote zaal met rijen en rijen balkons en een reusachtige roze raam aan het eind.'
Dan weet ik zeker dat ik er nog nooit ben geweest.'
Emthoro glimlachte geheimzinnig. 'Heb je nooit gehoord van de Puun'lyn-beelden?'
`Moet dat?' Hij was kennelijk van plan een langdurig verhaal te houden, dus moest ze proberen te luisteren en tegelijkertijd te eten. Ze hervatte haar aanval op de leeuwerik, of wat het mocht zijn.
De imperator Umpily III wilde een paar beelden,' legde de prins uit, terwijl hij deskundig een stukje vlees ontleedde van het kleine karkas op zijn bord. 'Voor een of andere openbare plaats... ik ben vergeten waar... en gaf een opdracht aan de grootste beeldhouwster van die tijd, Puun'lyn. Dat is een elfennaam.'
Dat wist ze natuurlijk, maar ze knikte slechts.
`Er moesten vijf mannelijke en vijf vrouwelijke beelden komen,' ging Emthoro verder, op de toon van iemand die aan een humoristisch deel van zijn verhaal komt. `Umpily's vijf directe voorgangers en hun echtgenotes, in Tewper marmer, dat een soort roze-bruine kleur heeft en fijn-geaderd is. Het geeft een beeld een heel levensecht karakter. Blijkbaar was er wat onenigheid over de voorwaarden... ik ben de details vergeten. En in het contract stond niet hoe de figuren gekleed moesten zijn. In ieder geval toen Puun'lyn haar beloofde beelden afleverde, waren er tien naakten en...' hij grinnikte, '...niet bepaald het soort naakten dat je in het openbaar tentoon kon stellen!'
Eshiala glimlachte beleefd, onzeker waar dit alles toe moest leiden. Emthoro legde zijn mes en vork neer, en een lakei griste zijn bord weg. `Grote kunst natuurlijk, maar zo erotisch als maar kan. Misschien nog wel meer... Dus werden de Puun'lyn-beelden haastig naar de Imperatoriale Bibliotheek gebracht, waar ze sinds die tijd verborgen zijn gebleven. Gelukkig zijn de meeste geleerden die daar werken te oud en te krakkemikkig om zich van hun studie te laten afleiden.'
Je waarschuwt me dus dat ik de bibliotheek moet vermijden, zodat ik niet ga blozen?'
`O, dat wilde ik niet suggereren. Hun grootste aantrekkingskracht is natuurlijk voor opgroeiende jongens. Als kind kwamen Ralp en ik een of twee keer per jaar in Hub, en de beelden in de Imperatoriale Bibliotheek waren het hoogtepunt van de reis. Shandie wist een manier om binnen te komen zonder dat de curator het merkte. We waren altijd van plan om verf mee te nemen en een paar details wat op te luisteren, maar gelukkig hebben we nooit de moed opgebracht.'
Ze had geen idee waarom hij haar dat allemaal vertelde, of wat voor reactie van haar verwacht werd. Alle andere gasten waren al klaar met deze gang, en zij was nog maar nauwelijks begonnen. Verslagen legde ze haar mes en vork neer. Het bord verdween gelukkig.
Emthoro grinnikte. `Ze wekten verwachtingen bij ons die de tijd niet heeft weten te vervullen - zowel mannen als vrouwen niet.'
Ik begrijp niet...' Ze werd verondersteld niet te begrijpen wat er ook mocht volgen.
`Shandie,' zei de prins met trillende neusvleugels, `was vooral verliefd op de middelste figuur van de vrouwen. Hij heeft ons meer dan eens verteld dat hij zou trouwen met een vrouw die even mooi was als dat beeld.' Wat had ze Emthoro ooit misdaan dat hij zo zijn best deed haar te kwetsen? Ze had natuurlijk een erfgenaam geproduceerd, en daarmee Emthoro als troonopvolger van de tweede plaats naar de derde verdreven. Ze wist dat haar gezicht vuurrood was en dat de anderen het merkten en meeluisterden - en zich verkneukelden.
Wil je daarmee zeggen dat ik je doe denken aan een beeld?'
`Een beetje. Er is een zekere overeenkomst in de gelaatstrekken. Misschien kunnen we eens naar de bibliotheek gaan om het te bekijken? Shandie moet... maar misschien verbeeld ik het me maar.' Hij glimlachte vals.
`Beelden,' zei Eshiala ijzig, `brengen geen baby's ter wereld.'
Emthoro ontblootte verbaasd zijn tanden. `Dat is waar,' zei hij, en draaide zich om naar de markiezin.
Eshiala ontspande zich met een zucht van opluchting, naar ze hoopte onhoorbaar. Een ander gouden bord werd voor haar neergezet.
Aan de overkant van de tafel gierde Ashia van het lachen om een of andere kwinkslag die ze onmogelijk kon begrijpen.
Eshiala vroeg zich af of prins Emthoro misschien dichter bij de waarheid was dan hij zelf wist. Ze was een bedriegster. Ze zat hier alleen omdat ze Shandie had verteld dat ze van hem hield en dat was niet waar.
Op een dag stond ze ham te snijden in de winkel van haar vader, in Thumble, toen een groep bezwete en naar paarden ruikende soldaten binnenkwam. Ze had gemerkt dat een van hen met bevreemde blik naar haar staarde. Natuurlijk probeerden alle mannen met haar te flirten, maar ze had toen al, die eerste dag, het verschil in Shandies aandacht bespeurd. Op weg naar huis van het slagveld, een maand later, kwam hij weer door Thumble en bleef een hele week. Op de derde dag vertelde hij haar dat hij van haar hield. Op de vijfde vroeg hij haar ten huwelijk.
Haar moeder zei dat ze niet zo stom moest zijn, dat ze nooit een betere partij zou vinden dan een imperatoriale legaat. Haar vader beweerde dat het weigeren van een aanzoek van een belangrijke imperatoriale officier bijna gelijk stond aan hoogverraad. Ashia liep paars aan en gilde dat ze het haar familie verschuldigd was.
Eshiala vroeg haar aanbidder meer tijd om na te denken en hem te leren kennen. Op de zevende dag liet hij zich ontvallen wie hij in werkelijkheid was. En dat gaf natuurlijk de doorslag. Alle impen waren trouw aan het Impenrijk en de imperator.
Ze geloofde niet dat ze van haar man hield. Ze vermoedde dat ze niet in staat was van enige man te houden. Ze had geen hekel aan hem. Ze was dankbaar voor Maya. Ze had een hekel aan Hub en het hof, maar ze had zich daarin geschikt. Ze verafschuwde pracht en praal en openbare vertoningen en plechtigheden. Ook daarin had ze zich geschikt.
Ze deed haar plicht, als een trouwe onderdaan van het Impenrijk, en als vrouw. En als beeldhouwwerk? En binnenkort zou ze worden ingehaald als imperatrice.

3

In Krasnegar liep de korte noordelijke zomer ten einde. Wagens reden over de geplaveide weg en brachten de oogst naar de stad. De oude Foronod, de zaakgelastigde, was nog steeds de officiële controleur. Hij zat elke dag in zijn kantoor, smeet met papieren om zich heen, schreeuwde tegen zijn personeel en was in het algemeen een vervloekte lastpost. Het echte werk werd door de koning zelf gedaan. Hij schiep orde in de chaos tijdens de grote jaarlijkse drukte, als de oogsten en de voorraad vlees en turf van twaalf maanden moesten worden verzameld en opgeslagen, wat twee of drie weken voortdurend sloven en zwoegen betekende. Krasnegar had veel hongerige monden te voeden, zestien jaar na een geboortegolf. Dit jaar constateerde Rap een verbazingwekkende verbetering. Alles ging van een leien dakje; het leek haast of de oogst zichzelf binnenhaalde, en het karwei was bijna een week eerder geklaard dan hij had verwacht. De grote oogst aan jonge kinderen was plotseling groot genoeg geworden om nuttig te zijn, en ze stonden allemaal klaar om te helpen, waardoor hij ongeveer vier maal zoveel werkkrachten had als normaal. Ze waren onervaren en soms onhandig, maar bereidwillig en opgewekt en zo overtuigd dat ze nu volwassen waren en plezier hadden dat iedereen om hen heen ook plezier had.
Dus alles ging goed en toen de eerste grote sneeuwstorm van de winter arriveerde, was Krasnegar goed voorbereid. De luiken waren gesloten, de boten waren veilig, en de poorten gebarricadeerd tegen beren. Nu was er weinig meer te doen behalve eten en drinken, dansen en feestvieren, studeren en onderwijzen, vechten en vrijen. En kinderen krijgen.
`Ik zal dit niet laten vallen, hoor,' zei de koning stoer, maar zijn handen trilden toen de vroedvrouw hem de kostbare bundel overhandigde. Hij was altijd weer verbaasd hoe ongelooflijk klein die tere wondertjes waren als ze net tevoorschijn kwamen. Hij hield de baby in de kromming van zijn linkerelleboog, trok de rand van de deken rond het gezichtje en liep naar de deur.
Natuurlijk was het middenin de nacht — baby's kwamen nooit op een ander tijdstip. Het lamplicht weerkaatste als een aureool rond het dikke, goudblonde haar op het kussen. Inos zag bleker dan gewoonlijk en haar onderlip was gezwollen, maar ze glimlachte trots, waar ze het volste recht toe had.
Twee van elk nu.
Rap knielde naast het bed, boog zich heel voorzichtig over zijn nieuwe zoon heen en kuste haar. 'Knappe meid,' mompelde hij.
`Ik had heel deskundige hulp.'
`Het was een genot voor me. Maar lief van je om het te zeggen.'
`Ik bedoelde niet in het begin. Een dolle boel, denk ik...' Ze glimlachte veelbetekenend. 'Ik bedoel aan het eind.'
`We doen allemaal ons best,' zei hij zachtjes.
`Toch bedankt, liefste.'
`Graag gedaan.' De vroedvrouw zou natuurlijk roddelen. Hij kon niets doen om het geroddel tegen te gaan. Hij grinnikte en veranderde van onderwerp. Dit is het mooiste Winterfestgeschenk dat een man ooit heeft gekregen.'
`Noem het dan niet "dit"... Ik bedoel, noem het 'hem".'
"Hem"? Geen mooie naam! Laat eens kijken. Ik kan nog niet goed zien wat voor teint hij zal krijgen, maar ik denk dat hij meer imp zal zijn dan Jotunn.'
Dat dacht ik ook. Maar hij heeft jouw neus, liefste.'
Rap tuurde verontwaardigd naar het kleine gezichtje, dat vertrokken was in een frons, maar in diepe slaap. `Ze hebben allemaal mijn neus op die leeftijd! Of misschien heeft hij hem net tussen de deur geklemd.'
`Doe niet zo grof!' zei de koningin vanaf haar kussen. 'Hoe wil je je zoon noemen, my lord?'
`Beslis jij maar!'
Er volgde een korte discussie over voorrang.
`Holindani,' zei Rap ten slotte.
`Kadie en Eva zijn naar mijn familie genoemd. Nu is jouw familie aan de beurt. Waarom noem je hem niet naar je vader? Hoe heette hij eigenlijk?'
`Grossnuk.'
Inos zei: 'O?' Het klonk niet erg enthousiast.
`Ik kan me niet veel van hem herinneren.' De koning porde met zijn vinger tegen het kinnetje van de baby. 'Hé, Grossy! We willen dat je opgroeit als je opa de slavenhandelaar! De dronken rover die in het donker van een kade viel. Net zo groot en gemeen en sterk als de moordende, verkrachtende, vrouwen mishandelende...'
`Aan de andere kant,' zei de koningin peinzend, 'als hij de trekken van een imp krijgt, is een impse naam misschien geschikter.'
`Zie je, je verandert alweer van mening!' zei de koning. 'Vrouwen!' Hij gaf haar weer een zoen. 'Hallo, Holi!' Hij gaf de baby ook een zoen. Die fronste, maar werd niet wakker. 'Als je ook maar half de man wordt die je naamgenoot was, sta je er niet slecht voor.'
'Holi dus.' lnos geeuwde — een monsterachtige, ondamesachtige, langgerekte geeuw, een koningin waardig.
`Ga nu slapen, liefste,' zei Rap en stond op. 'Hoe laat wil je dat de klok begint te luiden?'
'nos kreunde. 'Moet dat? Ik associeer het altijd met begrafenissen.' `Nee. Je moet denken aan feesten en huwelijken en leven!'
`Ik denk dat ze ze zullen luiden of we dat willen of niet,' stemde ze slaperig toe. 'Hou Holi tot de lunch staatsgeheim als je kunt.'
`Vertel hem dat maar!' zei de koning. Hij vertrok, met hun zoon en de lamp.

4

Hij liet baby prins Holindarn achter bij de vrouwen en slenterde in zijn eentje weg, veel te opgewonden om te kunnen slapen. Misschien was er nog wat te doen aan de voet van de heuvel, in de taveernes, maar hij voelde er niets voor om te worden lastiggevallen door een stel dronken kerels. Morgen misschien. Al zijn vrienden waren allang naar bed. Het zou niet aardig zijn om ze wakker te maken alleen om te kunnen vertellen over die ongelooflijke mooie en intelligente nieuwe baby. De rest van de nacht had hij voor zichzelf, en hij zou van elke minuut genieten.
De huidige koning en koningin hadden de oude traditie afgeschaft waarbij de heersende monarch bovenin de grote toren sliep. Er waren veel comfortabeler en warmere kamers beschikbaar.
Hij deed een deur open en liep op zijn tenen naar binnen. Een kleine lamp flakkerde hoog op een plank en verlichtte drie bedden en drie jonge gezichten op drie kussens.
Het dichtst bij de deur lag Eva, met vlasblond haar en een ivoorkleurige winterhuid. De koning trok haar gewatteerde deken recht.
Hallo kleintje, dacht hij. Je hebt nu een broertje. Je zult niet meer al die trucjes kunnen uithalen. Het leven valt niet mee, Eva! Je moet er nu tegenaan zonder dat je het jongste lievelingetje bent. Acht jaar, en nu al verdrongen en afgewezen! Afschuwelijk. Wat zul je het te kwaad hebben! Maar ik zal proberen daaraan te denken, en ik weet zeker dat je moeder dat ook zal doen.
Hij liep de kamer door naar de tweeling.
Die met dat donkere haar... Prinses, je hebt een klein broertje. Weer iemand voor je om te bedillen, imp. Een nieuwe slaaf om je grillen te bevredigen en naar je pijpen te doen dansen. Hij sprak niet hardop, dus het kind kon hem niet horen, maar toch bewoog ze even onrustig op het kussen.
Droom je, Kadie? Waar kun jij nog over dromen? Je hele dag is één lange droom, voor zover ik het kan beoordelen. Je leven is gevuld met Allena de Schone en de Witte Dame van de Periculeuze Toren en de Wilde Ruiters van de Zeewind... Je leven is één eindeloze romance. Je hebt nooit tijd om gewoon jezelf te zijn, Kadie. Doe je dat soms in je dromen? Droom je krachtig en praktisch en eenvoudig, terwijl anderen dromen over mooie en fantasievolle dingen? Hij grinnikte, nog steeds in stilte. Droom dan maar verder, kleine schoonheid. En als je je leven 's nachts kunt ontdoen van de realiteit en je dagen altijd als één lange droom kunt blijven beleven, dan zul je inderdaad gezegend zijn door de Goden.
Gath, met plukjes haar die aan alle kanten uitstaken als een gouden stekelvarken... Je hebt nu een broer, zoon. Jij bent een stuk ouder, en je zult een voorbeeld voor hem moeten zijn. Ik zal je dat morgen uitleggen. Op je verjaardag zullen we een paar veranderingen aanbrengen, jongen. Jij en je zuster krijgen vanaf die tijd je eigen kamer, en deze keer duld ik geen tegenspraak. Jullie vormen een goed team, dat weet ik. Jij doet al het zware werk en zij het denkwerk. Ik weet niet hoe ik daar een eind aan moet maken, Gath. Ik maak me er een beetje bezorgd over. Je doet nooit iets uit jezelf, tenminste niet voor zover ik kan zien, en dat begrijp ik niet, want ik was juist erg op mezelf aangewezen toen ik zo oud was als jij. O, ik had vrienden, maar op mijn dertiende was ik al jaren een werkend man. Als je niet achter Kadie aanloopt, loop je achter mij of je moeder aan. Wat gaat er om in dat zwijgzame hoofd van je? Wat voor jotunn verliest nooit zijn geduld? Je bent beslist geen imp, want je bemoeit je met je eigen zaken. Ben je innerlijk misschien een faun?
Rap wist heel weinig over faunen. Maar men zei dat ze koppig waren, en Gath was nooit koppig. Gath was de hoffelijkste en behulpzaamste jongen ter wereld. Het paste niet in het patroon. En op de een of andere manier leek het niet gezond.
De koning dwaalde doelloos door donkere gangen en kwam ten slotte in de grote hal, met een latwerk van maanlicht, zwijgend en spookachtig. Hij begon het koud te krijgen en liep naar de reusachtige open vuren in de keuken. Zelfs als de laatste sintels verkoold waren, bleven de stenen nog warm. Hij vond een verlaten bank die bijna in de as stond, dus een andere nachtuil was hem al voor geweest. Een paar stukjes drijfhout gloeiden nog als de ogen van knaagdieren. Hij ging zitten en koesterde zich in de uitstralende warmte, snoof de oude vertrouwde geuren op van turf en as en oud vet, en luisterde naar de in de wind rammelende luiken.
Dit herinnerde hij zich nog het best van zijn jeugd. Hij kon zich bijna alles herinneren van vroeger, voordat zijn vader was gestorven en zijn moeder was verhuisd naar het kasteel. Op zijn tiende was hij gaan werken in de stallen, maar achteraf gezien had hij de indruk dat hij voor die tijd een groot deel van zijn jeugd had doorgebracht bij deze gigantische haarden.
Achter hem, aan het eind van de hal, was het podium. Daar zat hij tegenwoordig naast de koningin, en speelde voor koning omdat het haar genoegen deed. Hij voelde zich nog steeds geen koning.
Van alle mannen en vrouwen die regeerden in Pandemia, of die ooit in Pandemia hadden geregeerd, was Inos misschien de enige die de liefde van haar onderdanen genoot.
Niemand hield meer van haar dan hij. Per slot was hij degene die met haar naar bed mocht. Wat had hij ooit gedaan om dat te verdienen? Hij zou alles voor haar doen.
Het volk accepteerde hem nu. Ze deden net of ze alles over tovenarij waren vergeten, en hij wist zeker dat het terwille van Inos was. De wereld was ongelooflijk vriendelijk. Hij was zo gelukkig dat hij het niet kon geloven. Hij had niets gedaan om al dat geluk te verdienen. Van staljongen tot koning. Van spade tot scepter.
Het leven was zo goed dat het op een of andere manier niet juist leek. `Goed voor kwaad en kwaad voor goed.' Hij huiverde. Dat was een van de uitspraken van zijn moeder geweest. Het leek in te houden dat extreem goed voor extreem kwaad kwam, en...
Er bewoog iets en hij sprong overeind. Een gnoom kwam uit de schaduw naderbij geslopen, op zoek naar warmte, net als hij. Hij was in dik bont gewikkeld, waarschijnlijk niet erg aangenaam om dicht in de buurt te hebben.
Toen de Sea Beauty uit de haven van Krasnegar was weggevaren, hadden ze de gnomen achtergelaten. Rap had de vier de verrukkelijk muffe kelders onder het kasteel laten zien en ze hadden gretig besloten het klimaat te trotseren en dienst te nemen als koninklijke rattenvangers. Omdat ze het liefst 's nachts leefden, hadden ze zich daarna zelden meer laten zien.
Je laat me schrikken!' zei Rap. 'Eh... Tush, geloof ik?'
`Posh,' zei de gnoom. 'Waarom is een dagman nu wakker?'
`Ik heb een baby gekregen.'
Het licht van het vuur scheen op de glanzende zwarte knopen van de ogen van de kleine man. 'IJ maakt gekheid, koning?'
Ja, ik maak gekheid. De koningin heeft al het werk gedaan. Maar ik heb een nieuwe zoon. Ongeveer zo groot.'
`Ik was al minstens vijf toen ik zo groot was,' zei Posh droog. 'Breng Koningin alstublieft onze beste wensen over.' Het kleine volkje scheen niet veel te begrijpen van rangen of titels, of hoe ze verschilden van persoonlijke namen.
`Ik zal het doen en ik dank je. Ik wilde je spreken. Jij en de anderen doen goed werk. We hebben een grote verbetering geconstateerd.'
`We hebben het aantal tot bijna onder de veiligheidsgrens gereduceerd,' gaf de gnoom toe, in zijn handen wrijvend om ze te verwarmen. Posh was ongeveer van Raps leeftijd, al was hij niet groter dan Eva en had hij nog minder neus dan Rap. Tush en de twee vrouwen waren jonger. De gnoombevolking van Krasnegar zou zich van nu af aan ongetwijfeld uitbreiden, en dat zou wel eens nieuwe problemen kunnen opleveren...
`Welke veiligheidsgrens?'
`Als we er teveel doden, zullen ze hun aantal niet kunnen handhaven.
Natuurlijk zijn er nog genoeg in de lagere gebouwen, waarvan u zei dat ze niet van u waren.'
`Ik kan waarschijnlijk wel regelen dat jullie... eh, daar ook kunnen werken,' zei Rap, zich afvragend hoe de bewoners van Krasnegar zich aan de gnomen zouden aanpassen, of hoe hij de gnomen zou kunnen overhalen de ratten en muizen volledig uit te roeien.
Dat doen we al,' zei Posh. 'De grote mensen zijn altijd bereid ons binnen te laten om de ratten voor ze te verwijderen.'
`O, dat is geweldig! De paleisdienaren moeten het hebben doorgegeven. Maar het zal wel moeilijk voor jullie zijn om in de stad rond te lopen met dit weer?'
`Helemaal niet,' zei de kleine man zelfingenomen. 'De tunnels doen goede diensten en zijn heel warm.'
Tunnels? Rap kende geen tunnels in Krasnegar. Toen besefte hij dat er riolen moesten zijn, al had hij daar nooit eerder aan gedacht. Zijn maag draaide zich om.
`O, mooi,' zei hij snel. 'Zijn er geen... eh, anti-gnoom gevoelens?'
De gnoom grinnikte. `Ze zijn zo onwetend in deze stad! Ze hebben nog nooit een gnoom gezien! Ze behandelen ons als echte mensen en praten beleefd tegen ons. Ze geven ons zelfs geld.'
`Eh, juist. Nou, ik ben blij dat ik heb kunnen helpen. Maar er is één ding, Posh.'
`En dat is, Koning?'
`Katten. Niet de katten, Posh.'
U hebt de katten nu niet nodig,' protesteerde de gnoom met schrille stem. 'Niet nu wij er zijn om het werk te doen!'
`Daarvoor niet, maar een hoop mensen hebben graag katten om zich heen om...' Waarom wilden mensen graag katten hebben? `Ze houden van katten.'
Wij houden ook van katten!'
`Niet op dezelfde manier. En de honden ook.'
`De honden laten we met rust als ze ons met rust laten.'
`Goed. Maar handen af van de katten.'
`O, best! Ik zal het tegen de anderen zeggen. Wat moeten we met het geld doen, Koning?'
`Hou het bij je tot je een probleem krijgt.'
`Wat kunnen gnomen nu voor problemen hebben?' vroeg het ijle stemmetje.
Voordat Rap een antwoord kon bedenken, was de gnoom verdwenen. Er bleef niets achter dan een vage geur. Jammer van die stank! Gnomen waren beste mensen als je daar eenmaal overheen was. Rap had hun uitgelegd wat wassen was en ze hadden beloofd erover na te denken — de volgende zomer of de zomer daarna. Maar beslist niet in de winter. Maar ja, sommige dagmensen in Krasnegar waren niet zoveel beter.
Wat voor problemen konden gnomen hebben?
Wat voor problemen kon een koning hebben?
Tovenarij misschien.
Hij begon zich slaperig te voelen. Hij stond op en begon te ijsberen door het resonerende halfduister van het kasteel. Zijn kasteel. Koning Rap van Krasnegar! Zelfs na al die jaren kon hij zich daar nog niet in vinden. Als de imperator schreef, sprak hij Rap aan als zijn koninklijke neef.
Koninklijke tovenaar.
Hij haatte het om een tovenaar te zijn. Hij had het altijd verschrikkelijk gevonden. Hij haatte het om mensen te kunnen manipuleren, of mensen te zien als speelgoed, en voor een tovenaar betekenden ze niet meer dan dat. Inos had vroeger zijn krachten weggenomen, maar ze waren gedeeltelijk teruggekomen. Hij was niet almachtig, zoals vroeger, maar hij was nog steeds een tovenaar.
Dus had hij een uitweg gevonden. Hij had een magisch schild om zich heen gecreëerd, zoals het onzichtbare schild dat Inisso eeuwen geleden om het hele kasteel had aangebracht. Zijn krachten waren nu bedwongen. Hij kon er niet mee voelen en hij kon ze niet gebruiken.
Natuurlijk kon geen enkele tovenaar een ban scheppen die zo krachtig was dat hij die zelf niet kon verbreken, maar Rap had zijn krachten slechts drie keer hersteld. Een keer voor de tweeling, een keer voor Eva, en vannacht voor Holi... Hij verkneukelde zich - een nieuwe zoon, nieuwe vreugde.
En terwijl de vrouwen de baby hadden gewassen had hij zichzelf weer teruggestopt in zijn fles. Nu was hij weer aards, een aardse koning. Misschien was het de herinnering aan die korte glorie die hem nu zo rusteloos maakte.
Het was natuurlijk gevaarlijk om te toveren. Het gebruik van de krachten bracht de atmosfeer in beweging, en hoe groter de gebruikte kracht, hoe groter de afstand waarin die kon worden ontdekt. Elke wachter, of zelfs elke machtiger tovenaar, kon de gebruiker ervan opsporen en een loyaliteitsbezwering over hem uitspreken. In de loop der jaren hadden alle vier wachters zo volgelingen verzameld die hen dienden - Helder Water had er tientallen. Dat was de reden waarom veel tovenaars verkozen hun krachten niet te gebruiken, en waarschijnlijk verborgen velen zich in dezelfde soort beschermende ban als Rap. Hij had niets nieuws uitgevonden.
Maar de ethiek van de tovenarij bezwaarde hem meer dan de gevaren ervan. Als hij de pijn van zijn eigen vrouw bij de bevalling kon wegnemen, waarom dan niet bij de vrouwen van andere mannen? Waarom de zieken niet genezen, brandschade herstellen, wonden helen? Waarom de dronkaards niet hervormen, de stervenden doen herrijzen, de zeelieden waarschuwen voor de storm?
Waarom geen god zijn?
Waar zou het eindigen?
En waarom ophouden bij Krasnegar?
Eén keer was hem een wachterschap aangeboden. Hij had magister van het westen kunnen worden, de machtigste van de vier, rechter en heerser over heel Pandemia, machtiger zelfs dan de imperator. Hij had de eer geweigerd, een besluit waarvan hij nooit spijt had gehad.
Het was een pad dat geen gezond einde had. Wachters leefden eeuwenlang, beheersten de wereld terwille van hun eigen comfort en amusement. Gelukkig had hij die keus niet meer. Hij was niet meer de halfgod die hij eens was geweest. Inos, o, Inos! Mijn liefste, mijn koningin.
Hij stond voor een deur waar hij bijna nooit kwam. Dus dat hield hem bezig?
Waarom niet? Impulsief deed hij de deur open. Hij kraakte.
Het was ijskoud in de kleine kapel, maar niet volslagen donker. Voor de andere deur lag een dun laagje ongesmolten sneeuw, door de poolwind via onzichtbare spleten naar binnen gewaaid. Op de tafel aan het verste eind gloeide een enkele lamp. De lamp ernaast was uit. Een van de ramen was vaag verlicht door het schijnsel van de maan; het raam ernaast was ondoorzichtig en altijd zwart... Het Goede en het Kwade - Machten die zelfs de Goden moesten dienen.
Hij was geen man die vaak bad, hij was niet religieus. Hij deed mee aan de plechtigheden waarvan Inos beweerde dat ze van souvereinen geëist werden, maar alleen uiterlijk. Hij opende nooit zijn hart voor de Goden. De enige keer dat hij met hen had gesproken was de discussie niet bepaald vriendschappelijk geweest.
Geamuseerd bij de gedachte hoe verbaasd zijn vrouw zou zijn, liep hij door het middenpad tot hij alle banken gepasseerd was en voor de tafel stond, die bedekt was met een schitterende zijden doek. Om de een of andere reden besteedde Inos een vermogen aan dergelijke onbelangrijke details.
Hij ging op zijn knieën liggen. Zoveel geluk! Hij boog zijn hoofd. Dank u! dacht hij. Het leek niet helemaal toereikend. Verlegen zei hij hardop: `Dank u.' Een memorabele gelegenheid! Hij had waarschijnlijk geen echt gebed meer gericht tot de Goden sinds zijn moeder was gestorven.
`Het zal tijd worden,' zei een mannenstem.
Van schrik verloor hij zijn evenwicht en viel bijna om. Hij steunde met zijn hand op de grond. Even ving hij een glimp op van prachtig glanzen de blote voeten, zo helder als de zon maar zonder enige warmte, en toen sloot hij zijn ogen in een tranende, ondraaglijke pijn. Het beeld van de voeten stond nog op de binnenkant van zijn oogleden gebrand, en hij was zich intens bewust van het felle licht voor hem.
IJ hebt mij geroepen?' Woede vermengde zich met angst.
`Misschien. Of je had berouw. In ieder geval kwam je dankzeggen, en geen gunsten vragen. Je kwam omdat je gelukkig was, niet omdat je iets nodig had. Dat waarderen we. Wees gelukkig zolang je kunt, koning Rap.'
`O, natuurlijk!' snauwde hij. 'IJ kunt geen sterveling gelukkig zien, hè? Vannacht is mijn hart boordevol geluk, dus moet u het zo nodig komen bederven!'
Hij hoorde een zucht, en toen de stem boven hem weer sprak klonk hij vrouwelijk, droevig en melodieus, als een oude klaagzang.
`Tijd en promotie hebben je humeur er niet beter op gemaakt. Kun je ons niet één keer het voordeel van de twijfel gunnen?'
Hij bewoog onrustig, niet in staat een antwoord te bedenken op dat goddelijke verwijt. Hij keek op, beschutte zijn gezicht met zijn hand en probeerde zijn ogen een haarbreedte te openen. Zinloos — één glimp van die stekende felle gloed deed ze volstromen met tranen. Toch was de rest van de kapel donker, onberoerd door het glorieuze licht.
Toen de Goden zich weer lieten horen, was het nog steeds met de vrouwelijke stem. 'Waarom gebruik je je krachten niet om je volk te helpen, koning Rap? Waarom wend je de stormen niet af van Krasnegar, vul je niet eigenhandig de provisiekasten, roei je de ziekten niet uit? Je zou een paradijs kunnen maken van je stad.'
Hadden de Goden zijn gedachten afgeluisterd?
`Is dat een bevel?'
`Nee. Maar we eisen een antwoord.'
`Omdat... Omdat ik denk dat ik er een natie van leeglopers en dégénérés van zou maken. Ik zou ten slotte al het werk doen en waarschijnlijk weinig dank ervoor krijgen, omdat iedereen mijn zegeningen vanzelfsprekend zou gaan vinden.'
Na een ogenblik voegde hij eraan toe: De mensen waarderen geluk aan de hand van wat het hun kost.'
`Zouden ze het begrijpen als je hun dat uitlegde?'
`Waarschijnlijk niet. Maar ik geloof dat ze op den duur niet gelukkiger zouden zijn. Ik geloof dat ik oprecht hun welzijn op het oog heb.'
Toen besefte hij dat stervelingen niet hoorden te discussiëren met Goden.
`Zo gaat het ook bij ons. Ook wij moeten soms handelen of afzien van handelen, om redenen die je misschien niet zou begrijpen.'
`Het spijt me,' mompelde hij.
Even bleef het stil in de kapel, en hij vroeg zich af of ze weg waren. Hij huiverde toen de kou door zijn kleren heendrong. De vloer was hard en koud onder zijn knieën.
`Probeer het dan nu te begrijpen. We geven een waarschuwing. Je zult een van je kinderen moeten verliezen.'
Nee! Nee! Nee! Iets leek hem bij de keel te grijpen tot hij dacht dat hij zou stikken. 'Welk?'
`Het zou nóg onvriendelijker zijn je dat te vertellen.' Een lange zucht leek als een verloren ziel door de kapel te zweven.
`Waarschijnlijk wel. Maar waarom vertelt u het me? Alleen om me te kwellen? Als ik de toekomst wilde weten, kon ik mijn krachten wel gebruiken - vooruitziendheid of voorgevoel.' Op het moment zag hij niets anders dan het groene nabeeld aan de binnenkant van zijn oogleden. Zijn ogen deden nog steeds pijn.
`Maar je gebruikt die krachten niet! En ondanks je pogingen om onwetend te blijven, heb je de nadering van het kwaad al gevoeld.'
`Het jaar 3OOO?'
De stem werd weer streng en mannelijk, somber en met een ondertoon van macht en plicht. De stem donderde, maar wekte geen echo in de kleine kapel. 'Dat is een deel ervan. De tijden waren kwetsbaar en jij hebt geblunderd, Rap.'
`Ik?'
Ja, jij! Je hebt je bemoeid met de ordelijke toestand van de wereld en omdat de millennia in evenwicht waren, zullen de gevolgen onvoorstelbaar ernstig zijn. Het stelsel begint nu al te wankelen.'
Rap had een lage dunk van de Goden, maar geloofde hij dat ze tegen hem zouden liegen? Ja, was zijn slotsom, ze zouden het doen als het hun zo uitkwam. Niet alle goden dienden het Goede. Of als ze het deden, was het onderscheid niet altijd duidelijk voor een sterveling.
`Wat moet ik doen?' vroeg hij kwaad. Hij wilde hen vervloeken en hij wist niet hoe je Goden moest vervloeken.
Niets,' zeiden ze. 'Je kunt niets doen. Je hebt een fout gemaakt, en de minste vergelding moet een van je kinderen zijn.'
`Neem mij! Neem mij in plaats daarvan!'
`Misschien is dat ook noodzakelijk. De straf kan veel en veel groter zijn dan we hebben gezegd. We kunnen je niet beschermen tegen de prijs van je eigen dwaasheid.'
`Zeg me wat ik moet doen! Alles! Wat dan ook!'
`Niets. Voorlopig zul je nog een gelukkige tijd hebben. Koester die zoals stervelingen horen te doen. En als het offer noodzakelijk is, probeer dan te begrijpen dat goede bedoelingen nooit een excuus zijn. God zijn is niet alleen maar vreugde, Rap. Macht brengt niet alleen vreugde, maar ook verdriet. Dat weet je.'
`Zeg het me!' schreeuwde hij.
Deze keer kwam er geen antwoord. De Goden waren verdwenen. Rap bleef in de kapel tot hij bijna bevroren was, smekend op zijn knieën of languit op de ijzige tegels, maar ze kwamen niet terug. Het bleef stil in de kapel, op de echo van zijn snikken en het gehuil van de wind na. En al zijn geluk was vergaan tot stof.

5

Het Jaar van de Overwinningen was bijna voorbij; Ylo droeg een witte vlag. Nog drie dagen, en de wereld zou het Winterfest vieren met dansen en eten en drinken. Hij liep met een krankzinnige zijn dood tegemoet.
Dit hoorde een tijd van vrede en vreugde te zijn, maar de God van de Oorlog haalde nog steeds zijn oogst binnen. Vele, vele mannen zouden nog eerder dan het jaar hun einde vinden.
Waanzin! Fatale waanzin...
Het begon te schemeren en het had de hele dag geregend; een miezerige, koude, meedogenloze regen, die recht omlaagviel en alles doorweekte. De lucht was grauw. Dunne modder maakte het pad verraderlijk glibberig en spatte bij elke stap om je oren. Voor het eerst in... hoe lang?... tien of elf maanden?... was hij blij met de capuchon van het wolfsvel. Zo lang moest het wel geleden zijn dat hij signaleur van die maniak was geworden, en dit was de eerste keer dat hij dat belachelijke bontvel waardeerde als beschutting tegen de regen. Als bescherming tegen de zon, prachtig - als een soort zonnescherm was hij er vaak dankbaar voor geweest. Als aantrekkingskracht op de meisjes... nou ja, ook in dat opzicht hielp het wel wat. En nu was het een goed regenkostuum. Behalve dat het stonk en zo zwaar woog dat het leek of er nog een wolf in zat.
De helling was bezaaid met struikgewas en groepjes bomen, onheilspellende, nevelige plekken die wel honderd gewapende krijgers konden verbergen, en waarschijnlijk ook deden. Hij hield de vlag in de ene hand en een lantaarn in de andere, een geel oog met een vage krans van regen. Reflecties fonkelden in de plassen terwijl hij de prins imperatoriaal steeds dieper in zijn eigen val leidde.
Ylo was ervan overtuigd dat het een val was. In het kamp had hij het zelfs gewaagd zijn bevelen in twijfel te trekken - meestal overleefde een imperatoriale soldaat zoiets niet. Waanzin om alleen naar die afspraak te gaan, had hij gezegd. De erfgenaam van de Opalen Troon had niet het recht het toekomstig welzijn van het Impenrijk op het spel te zetten door zo'n krankzinnig en onbesuisd optreden.
Een minder nobel man zou hem hebben laten onthoofden voor zijn onbeschaamdheid, maar niet Shandie. Hij had alleen maar zijn schouders opgehaald en kalm gezegd dat het waanzin zou zijn om iemand anders in dergelijke omstandigheden te vertrouwen. Bovendien pleegden elfen geen verraad als ze eenmaal hun woord hadden gegeven. Hij had ook gezegd dat centurio Hardgraa hem zou vergezellen als Ylo liever niet meeging. Dat had natuurlijk de doorslag gegeven, zoals Shandie heel goed had geweten.
En dus liepen ze nu glijdend en glibberend omlaag over dit naar Kwaad riekende pad langs deze verdoemenis uitstralende berghelling, op weg naar een stipje lamplicht en een onderhandeling over een wapenstilstand.
Ergens achter hen, aan de andere kant van de top, huiverden de legioenen in hun doorweekte bivak, waar ze ineengedoken in hun natte kleren koud voedsel aten, ongetwijfeld hevig vloekend en zwerend dat iemand hiervoor zou boeten.
Ergens achter de top voor hen waren de elfen gelegerd, die waarschijnlijk precies hetzelfde deden en dezelfde vloeken gebruikten.
Ergens rechts van hen maar onzichtbaar, hief het Qoblegebergte zijn besneeuwde bolwerken omhoog naar het dak van de hemel. Als het ophield met regenen zouden de toppen ongetwijfeld een spectaculaire aanblik bieden voor degenen die nog leefden om het te kunnen bewonderen.
En ergens in de buurt lag de grens tussen Qoble en Ilrane. Om de paar eeuwen verschoof de grens. Qoble was een klein deel van het Impenrijk dat was afgesneden door de bergen. In de winter was de weg rond het westelijke deel van die bergen sinds mensenheugenis prioriteit van de impen. Vele malen hadden ze een zee van bloed verspild om die weg te bemachtigen, zonder hem ooit lang te kunnen houden, omdat de elfen om esthetische redenen prijs stelden op dat armzalige stukje land.
Op de kaarten werd de open ruimte tussen het Nefer- en het Qoblegebergte aangegeven als de Neferheide. Misschien was het open terrein geweest toen het die naam kreeg, maar nu bestond het voornamelijk uit dichte bossen. Een bebost terrein was gunstiger voor de lichtvoetige elfen dan voor de logge legioenen, maar toch hadden al die weken die ze in de regen hadden gemarcheerd eindelijk succes opgeleverd. Shandie had de elfen op briljante wijze in een hoek gedreven. Deze keer konden ze niet ontsnappen. De geschiedenisboeken vermeldden zeven veldslagen op de Neferheide; de achtste zou een totale nederlaag worden.
Regen en invallende duisternis en kou en modder.
`Is dat een licht daar voor ons, of alleen maar modder in mijn oog?' vroeg Shandie achter hem.
`Het is een licht, meneer.' Het lokaas van de val.
Zijn stem moest zijn gedachten verraden hebben, want Shandie zei: 'Je gelooft nog steeds niet dat we hen kunnen vertrouwen, hè?'
`Nee, meneer. Met ieder ander zou ik ze vertrouwen, maar u bent te waardevol.'
Een gegrinnik. 'Levend heb ik meer waarde voor ze dan dood, Ylo. Eén ding moet je nooit doen in een oorlog, en dat is een martelaar een motief scheppen! Begrijp je wat ik wil zeggen?'
Ylo zei: 'Nee, meneer,' op hetzelfde moment dat zijn voet uitgleed op het glibberige gras en hij met wild zwaaiende armen zijn evenwicht dreigde te verliezen. Hij steunde op de vlaggestok en voelde tientallen nieuwe stroompjes ijskoud water langs zijn huid druipen. Zijn sandalen waren doorweekt.
Dit is maar een gewoon grensconflict,' zei de prins. 'Politiek, meer niet. Dat weten de elfen. Maar als ze mij vermoorden, word ik een martelaar. Dan halen ze zich de woede van het hele Impenrijk op hun hals! Ilrane zou van begin tot eind onder de voet worden gelopen. Het ergste wat ze kunnen doen.' Voor zover Ylo bekend was had niemand de elfen ooit van logisch denken beschuldigd. En als ze Shandie eens als gijzelaar gevangen namen? `Maar waarom moeten we onderhandelen?' vroeg hij. 'IJ hebt alles in handen! U hebt hun oren aan het hakblok gespijkerd!'
De prins lachte zowaar, alsof het een wandelingetje in de zomer was, en geen begrafenistocht. Bet op één na beste moment om te onderhandelen, Ylo, is als je weet dat je kunt winnen. Geeft je de kans om het allemaal voor niets te krijgen. Daarom zijn we hier.'
Maar zo luidde zijn opdracht niet. Ylo had de bevelen gedecodeerd en hij wist dat ze strenge maatregelen eisten. Dat was een nette manier om te zeggen dat de imperator een paar bloedbaden verlangde. Geen gevangenen! Leer die spleetogen een lesje! Emshandar zou het absoluut niet eens zijn met vredesonderhandelingen als de vijand hulpeloos was.
Dat kon Ylo niet zeggen. Shandie was een vriendelijke en geduldige bevelhebber, maar Ylo kon de man moeilijk zijn eigen opdracht voor de voeten werpen.
`En wat is het allerbeste moment om te onderhandelen?' vroeg hij.
`Als je zeker weet dat je verliest. Dan kun je misschien nog iets redden, nietwaar? En daarom zijn zij hier!'
`Denkt u dat ze zich zullen overgeven...' vroeg Ylo, en voegde er haastig aan toe: 'meneer?' toen hij zich realiseerde dat hij zijn vraag richtte tot een proconsul.
`Ik hoop het. Dat zouden ze eigenlijk wel moeten!' Shandie zuchtte. 'Ik hoop alleen maar dat ze niet in een van hun nukkige zelfmoordbuien zijn vervallen.'
De lantaarn van de elfen, die op een open plek op een boomstronk stond, was nu duidelijk zichtbaar. Twee mannen stonden ernaast. Hoeveel honderden loerden er in het struikgewas om hen heen?
Ylo week van het pad af en sjokte door het lange natte gras naar die twee roerloze gestalten. Ze zagen eruit als jongens, lang en slank, beiden blootshoofds, met krullend elfenhaar, dat in de regen glansde of ze gouden helmen droegen. Eén van hen had een witte vlag in de hand. Geen van beiden leek gewapend.
En slechts één van hen droeg een wapenrusting onder zijn cape, en dan nog alleen een maliënkolder. In het halfduister van de avond waren de kleuren van hun kleding vaal en onduidelijk, maar ongetwijfeld somberder dan de gebruikelijke kleurrijke tooi van de elfen.
Het was een vreemde omgeving voor een historische ontmoeting! Ylo zou er misschien trots op zijn geweest dat hij eraan deel mocht nemen, als hij zich niet zo vervloekt koud en nat had gevoeld. Hij liep naar de stronk en zette zijn lantaarn naast de andere. Toen deed hij een stap achteruit en plantte de vlaggestok op gepast militaire wijze. Shandie stond naast hem. De elfen keken behoedzaam en zwijgend toe. Vanonderen belicht waren hun gezichten cryptische maskers van gehamerd goud, hun enorme ogen fonkelden in steeds veranderende opaalachtige tinten.
Ylo had lang geleden in Hub een paar elfen gekend. Hij mocht ze niet erg, al had hij niets specifieks tegen hen. Het was onmogelijk de leeftijd van een elf te schatten, wat op zichzelf al verwarrend was. Het waren vaak artistieke mensen, belachelijk onpraktisch, maar als ze wilden konden ze goed vechten. De geschiedenis was bezaaid met de beenderen van impse generaals die de elfen hadden onderschat. Hij hoopte maar dat Shandie daar niet bij zou behoren.
De elf met de wapenrusting hief groetend zijn hand op. 'Welkom, hoogheid!'
De stem was hoog en lieflijk. Goden! Een vrouw! Ylo keek even naar haar metgezel en kwam tot de conclusie dat het een man was.
`Ik groet u,' zei Shandie scherp. Hij zette zijn helm af, om op gelijke voet te komen met de oppositie. Hij veegde zijn gezicht af met een natte arm. `Ik ben proconsul Emshandar, gouverneur van Qoble, legaat van het XIIde legioen.'
`Ik ben Pul'stor, sirdar van het Leger van Gerechtigheid, president van de Raad voor Noodgevallen, opperbevelhebber van Aliath Gens, plaatsvervangend syndicus en presentator van Aims van de Stor Clan, exarchus van Aniel Sept.'
Onder andere omstandigheden zou Ylo hebben gelachen om die flauwekul, maar hij bleef voor standbeeld spelen. Hij was slechts decoratie op deze bijeenkomst, geen onderhandelaar. De geschiedenisboeken zouden zijn naam helaas niet vermelden - tenzij hij later natuurlijk beroemd werd: 'De prins vergezeld van de toekomstige consul Ylo...' Zijn vingers rond de vlaggestok begonnen gevoelloos te worden.
'U hebt zich buiten uw jurisdictie begeven, proconsul.'
Dat is het doel van deze ontmoeting, om dat te beslissen, nietwaar?'
De elf lachte, en het tinkelende geluid leek haast onfatsoenlijk in deze morbide omgeving. 'Goed gezegd, prins! Het is een gure avond, dus laten we het kort houden en dan wegwezen. Ik moet een lied instuderen, dat ik morgen graag wil zingen.'
Het kon maar beter een treurzang zijn.
'U hebt om deze onderhandeling verzocht,' zei ze. Wat hebt u te bieden om onze genade te verdienen?'
`Ik vind uw humor ongepast,' zei Shandie. 'Ik probeer bloedvergieten te vermijden. U hebt zevenduizend man...'
`Vijf. Tweeduizend zijn vrouwen.'
`Goed, u hebt zevenduizend soldaten, en ze zitten in de val. Ik heb twee legioenen achter me en nog twee achter u. De weg naar het meer is geblokkeerd. Uw beroemde elfenboogschutters zijn nutteloos in dit weer. Vergeef me het cliché, sirdar, maar u bent aan mijn genade overgeleverd.'
Ze betwistte de feiten niet. 'En uw aanbod?'
`Ik zal u toestaan zich terug te trekken, op uw erewoord.'
Ylo, die een eis tot overgave had verwacht, kon nauwelijks een kreet onderdrukken. De imperator zou het hoofd van zijn kleinzoon laten afhakken!
De vrouw gaf ternauwernood blijk van verbazing. Ze trok een glanzende gouden wenkbrauw op. 'Woord van eer? Wat betekent dat? En wat gebeurt er daarna?'
`Ik verlang alleen uw erewoord dat al uw soldaten naar huis terugkeren, tot na Winterfest. Ze mogen hun wapens behouden. Ik zal Fairgan bezetten, maar ik geef u mijn woord dat ik niet verder zal gaan. Het dal van de Linder zal de grens zijn, net als vroeger.'
Shándie! De oude heer zal een vloermat maken van je huid!
Pul'stor dacht na en hield haar hoofd schuin als een vogel. 'En als we uw voorwaarden afwijzen?'
`Mijn opdracht luidt u af te slachten.'
Ze wreef met slanke vingers over haar wang. Ylo kon zich haar niet als soldaat voorstellen, al zei zijn gezonde verstand hem dat ze dat wel moest zijn, en een goeie ook. Ze was mooi, en onder andere omstandigheden zou hij plannen hebben gemaakt om zijn kennis van de elfen uit te breiden.
`Het is verleidelijk,' zei ze.
Verleidelijk. Ze moest haar woorden in brons laten gieten. Het was krankzinnige edelmoedigheid, zonder meer!
`U kunt niets doen om me te beletten te nemen wat ik wil hebben,' zei Shandie. 'Ik verafschuw onnodig bloedvergieten, dat is alles.'
`Ik vermoed dat u meer scrupules hebt dan u wilt toegeven, hoogheid. U bent een uitstekend militair. U hebt me op schitterende wijze overtroefd. Wij elfen veronderstellen altijd dat impen geen fantasie hebben. Dat komt ons vaak duur te staan.'
`Wij onderschatten vaak de hardnekkigheid van elfen.'
`De wachter van het oosten heeft u natuurlijk al onze geheimen onthuld?' Shandie aarzelde. 'Natuurlijk.'
De sirdar glimlachte spottend. Ylo vroeg zich af hoe magister Olybino over deze onderhandeling zou denken. Hij genoot van bloedvergieten, zolang 'zijn' legioenen uiteindelijk maar wonnen. Hij was minstens drie keer tijdens deze campagne in Shandies tent verschenen en misschien ook nog wel een paar keer als Ylo er niet bij was.
Shandie was een perfecte leider, omdat hij trouw kon inspireren. Ylo wist dat beter dan wie ook. Maar Ylo wist ook wat bijna niemand anders wist — dat de reputatie van de prins als militair genie uitsluitend berustte op de occulte hulp van de wachter van het oosten. Zonder Olybino zou hij een gewone legaat zijn.
Dus hoe dacht de magister over deze ontmoeting?
`Ik was al bang dat u met een dergelijk aanbod zou komen,' zei Pul'stor bedroefd. 'Maar ik had gehoopt dat de prins imperatoriaal meer een man van eer zou zijn.'
`Mevrouw!'
`Uw zaak deugt niet, prins! Deze campagne is uitgelokt door verraad.' `Absoluut niet!'
O, jawel, dacht Ylo.
`Kom nou!' zei de elf. 'We zijn hier alleen. Laten we eerlijk zijn in het aangezicht van de dood. De elfen hebben Fort Exern niet aangevallen. Het garnizoen werd niet vernietigd door elfen, maar door imperatoriale valsheid. Ik vermoed... Ik hoop dat de lijken van ordinaire criminelen zijn, want ik kan niet geloven dat het Impenrijk in staat zou zijn...'
`Wat u suggereert is niet wat mij is gerapporteerd!' schreeuwde Shandie. Ylo wierp hem een zijdelingse blik toe; het flakkerende licht gaf zijn natte gezicht een merkwaardig gekwelde uitdrukking.
'U bent een dwaas!' De stem van de vrouw klonk zo tragisch en haar gezicht was zo kletsnat van de regen dat het leek of ze huilde; het was onmogelijk te zeggen. 'Vertel me niet dat u dat van leugens aan elkaar hangende verzinsel gelooft?'
`Ik ben een militair, mevrouw. Ik gehoorzaam bevelen.'
`Niet toen u hier kwam.'
Ze had natuurlijk gelijk. Zij had Shandies knagende schuldbesef geraden, in tegenstelling tot Ylo. Daarom had Shandie zulke buitensporige voorwaarden aangeboden. Belachelijke voorwaarden.
`Zelfs al zou het waar zijn wat u zegt, sirdar, dan kan ik niet meer doen dan ik al gedaan heb. Ik kan niet meer bieden dan ik al geboden heb. Spaar uw leven en ga heen in vrede, opdat het Kwaad niet verder voortwoekert dan nodig is.'
Ylo had Shandies stem nog nooit zo horen trillen. Hij keek even naar de tweede elf, de jongen, maar die staarde ingespannen naar zijn leidster; het griezelige, vanonder schijnende licht gaf een vreemde, gruwelijke glans aan zijn gezicht. Een van hun nukkige zelfmoordbuien, had Shandie gezegd. O, God van de Slachting! Ylo hoopte dat het de bijtende kou was die hem zo deed huiveren. Het land zou overstroomd worden door bloed. Pul'stor sloeg haar ogen neer en staarde naar de lantaarns die flakkerden en sisten in de regen. Ze wrong haar handen. 'Als er ook maar een spoor van rechtvaardigheid aan uw kant was, zou ik uw voorwaarden graag aanvaarden, want ze zijn ongelooflijk edelmoedig. Maar ik kan niet berusten in de triomf van een zo gecorrumpeerde zaak.'
Alle discipline vergetend, staarde Ylo openlijk naar Shandie en zag dat het gezicht van de legaat vertrok van verdriet.
`Mevrouw, ik smeek u op uw besluit terug te komen.'
Ze schudde diepbedroefd het hoofd. 'Ik zal niet terugtrekken. Voer uw slachting uit, prins Emshandar.'
IJ bereikt niets met deze waanzin.'
`Misschien niet, maar we moeten trouw blijven aan het lied van onze ziel. Ik zal aankondigen dat iedereen die uw aanbod wil accepteren dat kan doen, maar ik weet dat niemand het zal willen.'
En als zevenduizend elfen tot de laatste man vochten, hoeveel impen zouden dan samen met hen sterven? God van de Slachting! De eerste gesneuvelde zou een zekere signaleur zijn, doodgevroren nog voor de strijd was begonnen.
Shandie zette zijn helm weer op. 'Hun bloed komt op u neer, mevrouw.' `Nee, op u, want u bewandelt een kwade weg. Wat in het kwaad is verwekt zal meer kwaad voortbrengen.' De sirdar zweeg even en keek naar de jongen naast haar. 'Ik wil u echter om een gunst verzoeken.'
`Vraag maar!' zei Shandie.
Joal is een beroemd minstreel. Laat hem vanavond met u meegaan en vrij uit dit veld van droefenis vertrekken, zodat tenminste één getuige kan terugkeren naar de boom van mijn voorvaderen en ons heengaan registreren.'
Shandie boog zijn hoofd. 'Als u dat wenst.'
Wat voelde een man die gekozen was tot Enig Overlevende — onuitsprekelijke opluchting of diepe schaamte? Ylo keek nieuwsgierig naar het jongensachtige gezicht, maar dat was volkomen uitdrukkingsloos. Joal moest dus ouder zijn dan hij eruitzag. Hij was misschien wel even oud als de imperator. Je wist het nooit bij elfen.
Even was alleen het gemis van de regen op het gras te horen. Toen zei Joal: 'Nee!' Zijn stem klonk als een akkoord op een harp in het gewelf van een basiliek.
De sirdar draaide zich ontsteld naar hem om. 'Liefste! Terwille van de kinderen!'
Hij keek haar niet aan; hij stond zo onbeweeglijk als een imperatoriale schildwacht, al zagen zijn knokkels rond zijn vlaggestok wit. 'Nee,' herhaalde hij.
Ze zuchtte en richtte haar blik weer op Shandie. Dan is de zaak afgehandeld, proconsul.'
IJ wilt zich niet bedenken?' vroeg Shandie met een hees fluisterende stem.
De sirdar schudde haar hoofd.
De onderhandelingen waren afgelopen; Shandie salueerde. De imperator zou zijn bloedbad krijgen, de achtste veldslag op de Neferheide, en het zou hem geen goed doen. Hij zou de fout hebben begaan waarvoor Shandie nog geen twintig minuten geleden had gewaarschuwd — hij zou een martelaar hebben gecreëerd.
Dráken!' zei een nieuwe stem.
In een reflex deed Ylo een stap achteruit. Bijna had hij de vlag laten vallen. Het hart zonk hem diep in de laarzen.
Een derde elf stond naast de beide anderen. Hij droeg een glinsterende zilveren cape en een zwierige muts. Het was nog niet donker genoeg op de open plek om ongezien naderbij te kunnen komen. Hij was niet uit het gras opgerezen.
Shandie deed ook een stap achteruit. Nu salueerde hij, met een plotseling grimmig gezicht.
`Zullen uw legioenen tegen dráken vechten?' vroeg de nieuwkomer kwaad. Hij zag eruit als vijftien. Een fatje. Een onderdeurtje.
In de afgelopen maanden was Ylo erg blasé geworden ten opzichte van de Vier, hoewel hij behalve Olybino geen van hen ontmoet had. Hij had bestudeerd wat er in het algemeen over hen bekend was en had een paar vertrouwelijke toespelingen opgevangen van Shandie. Hij wist dat Olybino al vierenveertig jaar Oost was geweest, dus veel ouder was dan zijn occulte gedrag suggereerde. Hij wist dat de wachter van het zuiden een elf was en twee keer zo lang op de Blauwe Troon als Olybino op de Gouden. Zuid moest daarom meer dan honderd jaar oud zijn, en zijn prerogatief was de occulte beheersing van de sterk verminderde drakenbevolking die nog steeds in de Drakenstreek huisde.
Deze jongen zag eruit als vijftien, maar hij dreigde Shandie met draken. Hij was de wachter van het zuiden.
De Drakenstreek was niet ver weg - in drakenvlucht.
Het Goede behoede ons!
`Weet u wie ik ben?'
Shandie had zich hersteld van de schrik. 'Magister Lith'rian. Ik herinner me u.'
De jongen glimlachte minachtend. 'Dat mag ik wel hopen! En ik vroeg of u bereid was morgen tegen draken te vechten?'
Ylo keek stiekem om zich heen, in de hoop magister Olybino te zien. Lith'rian blufte toch zeker? Natuurlijk kon hij draken inzetten als hij dat wilde - en niemand anders kon dat - maar niet in deze oorlog! Niet tegen het imperatoriale leger. De legioenen waren onaantastbaar. Waarom voelde de nederige Ylo zich dan zo naakt en sterfelijk?
Shandie zei kalm: 'Ik vertrouw op het Protocol om me te beschermen tegen de draken, Omnipotentie.'
Dan zult u teleurgesteld worden! Ik heb genoeg van het dieet van bloed waar dat oude monster in zijn dementie naar hunkert. Ik veracht zijn valse methodes en zijn slinkse bedoelingen.' De magister keek naar de vrouw. 'Ik juich het besluit van de sirdar toe! Zij bewijst ons dat er nog eergevoel bestaat op deze wereld.'
Ze boog. 'ti eert mij, Omnipotentie.'
`U eert ons ras en de Goden. Hulp is onderweg.'
Draken.
Ylo kon het klapperen van zijn tanden nauwelijks bedwingen. Hij hoopte dat Shandie zou begrijpen dat de kou en de regen de oorzaak ervan waren; dat er maar heel weinig angst bijkwam.
`En hoe zit het met het Protocol, Omnipotentie?' vroeg Shandie.
Ja, hoe zit het daarmee?' snauwde Lith'rian. 'IJ durft zich op het Protocol te beroepen? U koestert het als het u helpt en u verkracht het als het dat niet doet!'
`Ik heb niets gedaan om...'
`Wettelijk niet, nee! U houdt zich aan de letter en u vertrapt de geest ervan. Het is nooit Emijns bedoeling geweest dat het Protocol zulke verderfelijke ondernemingen als de uwe steunt.'
Shandie trok zijn schouders recht. 'Ik had niets te maken met wat er gebeurd is in Fort Exern. Ik heb tot vanavond mijn plicht als soldaat gedaan. Vanavond heb ik mijn bevelen genegeerd in een poging het leven van mannen te sparen. En van vrouwen.'
`Dus dan voelt u zich beter als u in Hub uw triomf viert?'
De prins zuchtte. 'Ik neem aan van wel.'
`En ik vraag u nogmaals of u bereid bent tegen draken te vechten?'
Ja,' zei Shandie. 'Als het moet. Morgen marcheer ik het dal van de Linder binnen en bezet Fairgan, of sterf in de poging.'
Hij meende het.
God van de Waazin! Nu waren het de impen die zelfmoordneigingen kregen.
Lith'rian trok zijn zilverkleurige cape recht. Hij leek droog, in weerwil van de regen. 'Ik veronderstel dat u hulp verwacht van die playboy soldaat met de gele helm? U denkt dat hij mijn draken voor zijn rekening zal nemen, terwijl u de elfen afslacht? Ik adviseer u niet teveel op hem te rekenen. Olybino is nooit zo'n geweldige tovenaar geweest, en hij weet het. Reken niet op hem, prins Emshandar. Ik heb hem uitgenodigd op deze bijeenkomst. Ik heb hem uitgenodigd in mijn sector: En hij was te bang om te komen!'
`Ik ben er,' zei Olybino, die naast Shandie verscheen.
Lith'rian lachte spottend. 'Voor een klein deel.'
Het beeld van een reusachtige, jonge krijger was doorzichtig. De regen viel door hem heen. 'Ik ben niet geneigd een man te vertrouwen die probeert de wet te verkrachten. Het Protocol is ons schild en jij wilt het vernietigen!'
De elf trok een gezicht of hij misselijk was. 'Opgeblazen luchtspiegeling! Ik zeg dat het Protocol werd ontworpen om de wereld te beschermen tegen het politieke gebruik van tovenarij en dat jij het hebt misbruikt door die puisterige prins van je in een wereldveroveraar te veranderen! Ik zeg dat het Protocol een misdadige bedriegerij als Exern niet rechtvaardigt, evenmin als het bloedbad dat je koninklijke held voor morgen plant. Je probeert zijn vriendschap te winnen, zodat hij in de raad jouw partij zal kiezen als hij straks op de Opalen Troon zit.'
Shandie haalde adem, alsof hij iets wilde zeggen, maar scheen zich te bedenken.
Je elfenverstand is zoals gewoonlijk beneveld.' Er klonk een vreemde echo in Olybino's stem, alsof hij schreeuwde in een kathedraal. 'Je weet dat de raderen van de geschiedenis beginnen te draaien en de doodsklok van het millennium luidt. En hoe zit het met het Convenant, broeder? Nooit is er een groter gevaar geweest, een grotere noodzaak om ons aaneen te sluiten. Roep je wormen terug!'
`Roep je legioenen terug!' riep Lith'rian. Zijn hoge elfenstem klonk zo klaaglijk als het lied van de regen in het nachtelijke woud.
Je brengt het Protocol in gevaar op een dergelijk tijdstip?' dreunde Oost. `Wat is dit voor dwaasheid, broeder van het zuiden?'
`Niet ik breng het Protocol in gevaar, jij hebt het met voeten getreden! Je bronskleurige beulen zijn een smet op mijn velden - haal ze weg of ik brand ze eraf?'
Je bent gek! Je richt ons allemaal te gronde!'
`Het zij zo!' Lith'rian sloeg uitdagend zijn armen over elkaar.
Wat was hier aan de hand? Ylo keek naar alle gezichten, maar kon op geen ervan iets ontdekken dat hem kon helpen. Tovenaars bevochten duels - volgens de oude verhalen - en de sterkste vernietigde de zwakste of maakte hem tot slaaf. Ze konden legers van occulte volgelingen oproepen en een hellevuur van verschrikkingen ontketenen. De stad Ginlish lag nu onder een berg... Maar het principe achter het Protocol was dat de vier machtigste tovenaars ter wereld elkaar reglementeerden en tezamen toezicht uitoefenden op alle anderen. Ze hadden de middelen om overeenstemming af te dwingen - waarom werd er geen beroep op hen gedaan? En Oost leek te zinspelen op nog grotere gevaren. Onverklaarde mysteries. Juist toen zijn gedachten zover gevorderd waren, bracht Shandie de vraag onder woorden.
`Heren, hoe staat het met uw associés? Moeten de Vier in dergelijke ernstige kwesties niet met elkaar beraadslagen?'
Or zei Lith'rian, zonder zijn ogen van de spookachtige gestalte van Olybino af te wenden. 'Na vanmorgen zijn we nog maar met z'n drieën.'
`De wachter van het noorden is dood,' voegde de andere magister eraan toe. Tovenares Helder Water was eeuwen oud, dat wist Ylo. Haar overlijden was nauwelijks verbazingwekkend en hoefde waarschijnlijk ook niet betreurd te worden, als zelfs de helft maar waar was van de verhalen die over haar de ronde deden.
Shandie floot zachtjes. 'Is er nog geen opvolger benoemd?'
Nog niet.' De vreemde elfenogen van Zuid keken nog steeds gespannen naar Oost.
Dan kan de kwestie toch door een eenvoudige stemming worden opgelost? Mag ik vragen waar de wachter van het westen is?'
Je matigt je heel wat aan, kleine prins!' snauwde Lith'rian, al zag hij er tien jaar jonger uit dan Shandie. 'Je bent nog geen imperator!'
`Ik maak geen aanspraken op rechten in deze kwestie! lk probeer alleen te helpen.'
`De aardling is verstandiger dan wij, broeder Zuid.' Olybino's stem klonk magistraal als altijd, maar toch meende Ylo er een smekende klank in te ontdekken. 'Laten we onze geschillen voorleggen aan onze zuster van het westen.'
Lith'rian fronste zijn wenkbrauwen en trok zijn cape strak om zich heen. Zijn woede was tegen Shandie gericht, maar in zijn geval leek woede teveel op jeugdige nukkigheid. 'Trek je legioenen terug, prinsje!'
`Omnipotentie, ik heb een eed gezworen dat ik mijn grootvader de imperator zal gehoorzamen.'
`Flikflooier!' snauwde de magister. 'Handlanger!' Toen vervaagde hij en viel er alleen nog maar regen op de plaats waar hij had gestaan. Het gras leek onberoerd.
Dit was een kwade nacht!' zei Olybino. 'Zie je nu wat je dwaze scrupules teweeg hebben gebracht?' Toen was ook hij verdwenen.
De vier aardlingen bleven alleen achter op de kletsnatte open plek -maar waren de magisters werkelijk aanwezig geweest? Het was nu volslagen duister en buiten de geruststellende gloed van de lampen was niets meer zichtbaar, zelfs de boomtoppen staken niet af tegen de lucht. Ylo had het vreemde gevoel dat hij wakker werd uit een nachtmerrie. De sirdar liet een woordloos geluid van opluchting horen. 'Nou!' Ze glimlachte grimmig. ge hebt een slecht moment gekozen om Ilrane binnen te vallen, prins!'
`Misschien,' zei Shandie. 'Maar ik denk dat Lith'rian bluft. Zelfs al is hij tegen de andere twee opgewassen, dan zou het misdadig stom zijn om het Protocol te negeren, zoals hij dreigt te zullen doen. Ze zullen gauw genoeg een opvolger benoemen voor Helder Water, en het evenwicht herstellen.'
Ze haalde haar schouders op. 'Morgen zullen we zien wie bluft en wie niet, hoogheid. Tot dan - vaarwel!'
`Vaarwel, sirdar. Ik hoop nog steeds dat u van gedachten zult veranderen en zult proberen het Goede te bevorderen.'
`En ik hoop hetzelfde van u, proconsul.'
`Laten we gaap, signaleur,' zei Shandie.
De nacht was een ondoorzichtige duisternis, die de flauwe gloed van de lantaarn opslokte. Struikelend en glijdend ging Ylo voorop, bang dat hij van het vage pad zou afwijken, bang dat hij zou vallen en de lamp zou uitgaan... bang in het algemeen. En hij rilde. En voelde zich afgrijselijk onbeduidend. Zijn droom om deel te nemen aan historische gebeurtenissen was nu nog slechts een bittere herinnering. De Vier kregen altijd hun zin, had zijn vader gezegd. Een nederige signaleur was nooit belangrijk geweest op het gebied van de strategie, en blijkbaar betekende een prins niet veel meer, als de wachters zich ermee bemoeiden. Dráken?
Maar nu waren de Vier de Drie geworden, en het evenwicht was verstoord. Zonder het Protocol dat het politieke gebruik van magie verbood, zou de wereld weer terugvallen in de Donkere Tijden, voor Emijn Drieduizend jaar beschaving zouden teniet worden gedaan. Er zou weer oorlog worden gevoerd met tovenarij, met vuur en aardbevingen - en met draken.
`Oost had gelijk,' zei Shandie plotseling. `Dit was een kwade nacht. Heb ik er verkeerd aan gedaan om genade aan te bieden, Ylo?'
Ylo bleef verbaasd staan en hief de lamp op om het gezicht van zijn legaat te kunnen zien. `Vraagt u mijn mening, meneer?'
Shandie was eveneens blijven staan. Hij wreef met zijn handen over zijn gezicht - om zijn ogen af te vegen of zijn gelaatsuitdrukking te verbergen. 'Ik geloof van wel. Geef antwoord.'
`Ik...' Ylo raakte bijna in paniek, en probeerde de juiste woorden te vinden.
`We kunnen beter in beweging blijven,' zei Shandie, 'anders vriezen we nog dood. Je twijfelt kennelijk.'
Ylo begon weer te lopen. 'Ik ben niet bevoegd om te oordelen, meneer. Dat is niemand. "Als" is een spelletje voor de Goden.'
Shandie volgde. 'Ik geloof dat ik er misschien toch verkeerd aan heb gedaan. Als ik overgave had verlangd, zouden ze dat van de hand hebben gewezen, maar misschien zouden ze voor onze aanval morgen op de vlucht zijn geslagen. Nu zullen ze dat niet doen. Als ik helemaal niet had onderhandeld, hadden ze misschien geprobeerd uit te breken en had ik ze kunnen laten gaan. Door te proberen hen allen te redden, heb ik hen allen veroordeeld. Koppige, gele excentriekelingen! Elfen zijn de meest verwrongen denkers van heel Pandemia. En ik heb de magister van het Oosten tegen me in het harnas gejaagd.'
Ylo maakte een vrijblijvend geluid en concentreerde zich op het vinden van de weg. Als Shandie behoefte had om te praten, was dit een veiliger plaats om zijn hart uit te storten dan in het kamp, waar overal oren waren. `Erger nog. Ik heb me Zuid tot vijand gemaakt!'
Ja, dat zou wel eens de angel kunnen zijn. De geschiedenis verhaalde over veel imperators die magisters van zich hadden vervreemd en dat duur hadden moeten betalen.
Even mompelde Shandie iets onverstaanbaars. Ylo liep door, starend naar de glinstering van reflecties op het water dat vlak voor zijn laarzen over het pad stroomde.
`Meneer? Wat is het Convenant?'
`Geen idee,' zei Shandie verstrooid. 'Convenant is een wettelijke term voor afspraak.'
`Maar...' Misschien had Ylo het verkeerd gehoord. Hij had gedacht dat Olybino dat woord had gebruikt. Hij had zelfs gedacht dat de magister het had gebruikt alsof het de naam van iets angstwekkends was. Belachelijk! Waar zou een magister bang voor kunnen zijn?
Shandie was met zijn gedachten bij andere dingen. Lith'rian denkt rechtlijniger dan de meeste elfen, geloof ik, Ylo. Ik zal mijn ontslag indienen.'
`Meneer?'
`Ik weet niet wat mijn grootvader de laatste tijd bezielt. Hij is nooit een oorlogsstoker geweest. Hij ging er prat op dat hij een vredelievend man was. En dit afgelopen jaar... Mijn plaats is in Hub.'
Dat was de plezierigste opmerking die Ylo in weken gehoord had. Ja, Hub zou een heel aangename verandering zijn na dit.
`De tijd van het opvolgen van bevelen is misschien voorbij,' zei Shandie. God van Genade! Wat was hij van plan? Dat was geen goede gedachte. Shandie had een dochter in de hoofdstad, een dochter die hij nog nooit had gezien. Een dochter kon de dynastie voortzetten als... als Shandie een opstand probeerde en faalde. Het Goede sta ons bij! Wilde hij soms proberen de troon onrechtmatig in bezit te nemen? Ylo moest er niet aan denken. Hij was al een keer op een haar na aan de bijl van de beul ontkomen.
`Het regent niet meer!' zei hij hardop. `Dat is goed!'
`Nee,' zei Shandie. Dat is slecht. Heel slecht. Ik was al bang dat dat zou gebeuren.'

6

De regen was opgehouden. Toen Ylo en Shandie werden aangeroepen door de buitenposten, stak de wind op. Tegen de tijd dat ze bij het verblijf van de commandant waren, gierde hij in harde vlagen langs de tenttouwen en scheurde de wolken weg voor de sterren.
De legioenen waren in paraatheid voor de strijd; sinds zonsondergang brandden er geen vuren meer. Maar een hoge rang had zijn compensaties, wat onder meer een paar zwakke lampen en een houtskoolkomfoor inhield. Centurio Hardgraa was druk bezig warme dranken te maken voor de koude officieren, omdat hij niets beters te doen had en een van die voortdurend actieve mensen was die Ylo nooit had begrepen. Je kon je onmogelijk voorstellen dat die menselijke houthandel ooit zijn arm om een vrouw zou slaan en zich zou ontspannen. Hij betuttelde Shandie als een gepantserde hen, vooral als ze in het veld waren, waar militaire procedures geen persoonlijke lijfwachten toestonden. Opluchting stond op het knoestige gezicht van de centurio te lezen toen hij zijn geliefde prins ongedeerd zag terugkomen, maar hij zei niets. In plaats daarvan stak hij een tak uit met een kroes die uitnodigend dampte.
Shandie mompelde dank je wel, gaf de drank aan Ylo en wachtte op de volgende. Echt iets voor Shandie.
De mok voelde heerlijk warm aan in zijn bevroren vingers en rook naar geurige kruiden. Het smaakte naar specerijen en honing. Ylo brandde zijn mond en het kon hem niet schelen. Hij meende ijskristallen in zijn lichaam te horen kraken toen de hete vloeistof omlaagvloeide, en alle haartjes op zijn armen kwamen overeind om het te vieren.
De tent liep vol. Wapenrustingen rinkelden. De lucht werd gevuld met de geuren van nat leer, nat paardehaar, natte mannen. Natte wolf, plaatselijk.
Shandie gaf zijn lege mok terug, keek om zich heen naar de vage gezichten die zich aan alle kanten om hem heen verdrongen. De flap van de tent wapperde luid, wat betekende dat de touwen al opdroogden en de wind nog steeds toenam. God van Genade!
De proconsul verhief zijn stem, met de harde toon van het gezag. 'Iedereen hier? Goed. Ik heb voorwaarden aangeboden. Die zijn afgewezen.' Hij zweeg even, alsof hij wachtte op commentaar, of zijn volgende woorden zorgvuldig wilde kiezen. Dus het plan blijft zoals het was, heren... met twee kleine toevoegingen. Ten eerste: geen genade.'
Een of twee haalden hoorbaar adem. Misschien was het alleen zijn verbeelding, maar Ylo meende dat de stilte veranderd was. Een slachting was nooit populair, al was het alleen maar omdat het betekende dat de andere partij ook geen gevangenen zou maken.
De tent bolde en kraakte.
Ten tweede. Er kan een verandering in de plannen komen, hetzij voor-hetzij nadat de strijd is aangebonden. Ik ben me ervan bewust dat we tegenover een verslagen, omsingeld, in aantal overtroffen troep elfen staan, heren. Maar er zouden zich onverwachte ontwikkelingen kunnen voordoen. Is dat duidelijk? Wat voor bevelen ik ook geef, schrijf me niet een brief om te vragen of mijn signaleur aan de rol is geweest.'
Een paar mannen grinnikten, zoals hij moest hebben geweten. `Iets grappigs?'
Stilte.
U zult geen enkel signaal in twijfel trekken! Ik hoop dat dat duidelijk is? Probeer dan allemaal wat te slapen. Moge het Goede ons bijstaan.'
Goed gedaan, dacht Ylo - zoals altijd. Shandie had hen zoveel hij durfde gewaarschuwd. Natuurlijk had hij de signaleurs kwetsbaar gemaakt, geen vragen, geen herhalingen. Ylo moest maar zorgen dat hij zijn rechterhand deze keer niet verwarde met zijn linker.
De bezoekers vertrokken, op legaat Arkily van het XXVste na. Shandie negeerde hem en begon zijn wapenrusting uit te trekken. Ylo ging hem helpen. Hij zou alles onmiddellijk daarna weer aan moeten trekken, maar het zou hem goed doen zich even flink te kunnen afdrogen. Arkily bleef achter omdat hij de onderbevelhebber was en daarom het recht had alles te weten wat Shandie wist.
Maar niets ter wereld kon Shandie ertoe bewegen wartaal te gaan uitkramen over draken, zelfs niet tegen Arkily.
Tijdens de paraatheid sliep Ylo op een veldbed in de tent van de commandant. Ylo kon altijd slapen, zelfs in een vochtige maliënkolder in een opstekende storm vlak voor een veldslag — het was een gave. Hij kon ook ogenblikkelijk wakker worden, zoals hij deed toen Shandie bij het eerste ochtendgloren het tentzeil optilde om naar buiten te kijken.
De signaleur hief zijn hoofd op en snoof. Onmogelijk! Een seconde later stond hij naast de proconsul, enigszins wankelend op zijn benen, huiverend in de kilte van de ochtend. Hij snoof nog eens.
`Hij bluft!' mompelde Shandie woedend. 'Hij zou niet durven!' Maar het scheen dat de magister wel degelijk durfde.
Het had al wekenlang geregend op de Neferheide. De beken waren tot aan de rand gevuld, snelle en krachtige bruine stromen. De bomen, het gras, zelfs de bodem — alles was doorweekt, en toch was de geur van rook onmiskenbaar. Het elfenleger lag in het westen en de wind kwam uit het westen. Ylo slikte hoorbaar toen de consequenties tot hem doordrongen.
Shandie gromde van frustratie. 'Het is een bluf!'
Misschien. Misschien was het vuur maar een illusie. Misschien was er echt brand en was die door mensenhanden aangestoken, ook al leek dat onmogelijk. Maar de enige manier om daar achter te komen was een detachement mannen de vlammen in te sturen. Als het Protocol nog standhield, zou geen tovenarij hen deren. De elfen natuurlijk wel. En aardse vlammen.
Als het geen bluf was, waren er draken tussen de beide strijdkrachten en zouden de verkenners wegsmelten.
Draken zochten naar metaal. Het liefst goud, maar brons was ook goed. Vier legioenen in dit kamp — twintigduizend mannen met helmen en maliënkolders, met zwaarden en schilden, officieren in kurassen... honderden tonnen metaal. Een draak werd krankzinnig zodra hij metaal proefde, en zou het landschap verwoesten.
`Als daar draken zijn,' mompelde Ylo met een samengetrokken, droge mond, 'kan hij ze dan in bedwang houden? Kan zelfs een magister ze in bedwang houden?'
Dat zullen we moeten ontdekken, nietwaar?'
Shandie was het soort commandant die zou overwegen zich aan het hoofd van de Eerste Cohort te plaatsen en persoonlijk op onderzoek uit te gaan. En als hij dat deed, zou Ylo voorop lopen.
Dat zou zijn naam in de geschiedenisboeken kunnen brengen. Als er dan nog geschiedenisboeken waren.
Tromgeroffel dreunde door het kamp en mannen in wapenrusting stroomden uit de tenten de ochtendschemering in. Zelfs ervaren soldaten werden snel wakker op de ochtend van een veldslag, en het was geen geheim dat de legioenen de elfen eindelijk in het nauw hadden gedreven. De weken van in kringen over de Neferheide marcheren waren voorbij.
Reveille was het ergste moment van de dag voor Ylo, als al zijn diverse verantwoordelijkheden op hetzelfde moment zijn aandacht opeisten. Hij moest zelf toilet maken, zich zelf aankleden, Shandie helpen met zijn wapenrusting, erop toezien dat de noodzakelijke signalen werden doorgegeven, en nog een tiental andere problemen het hoofd bieden voordat hij zelfs maar aan een ontbijt kon gaan denken. De belangrijkste taak was de parade van de vaandels. Alle lagere signaleurs van cohort en manipel kwamen met hun eigen vaandels om te worden gezegend, maar Ylo was degene die de Goden bij elke dageraad begroette, Ylo die zwoer dat het legioen het Goede zou dienen, een belofte waarvan hij vond dat de legaat die de bevelen gaf dat beter kon doen. In dit kamp was hij het hoofd van vier legioensignaleurs, en alles duurde vier keer zo lang.
De vaandels wapperden ongeduldig in de storm. Halverwege de incantatie begon hij te hoesten. Zijn ogen brandden al een tijdje. In de verte hinnikten de paarden in doodsangst. Nat hout produceert veel rook.
Zijn gezicht was naar het noordwesten gericht, naar Hub. Vanuit zijn ooghoek kon hij de besneeuwde grandeur zien van de Qobles. De bergen waren nog indrukwekkender dan hij verwacht had. Links van hem zag hij alleen maar rook, maar bij tijden wist hij zeker dat er flikkeringen van vuur zichtbaar waren - geen draken te zien nog, de Goden zij gedankt! Hij kon het gebulder van vlammen horen, bomen horen exploderen in de hitte. Die drassige open plek waar hij de magisters had ontmoet stond misschien al in brand. Hij hoestte. Hij bevond zich vele marsdagen diep in een woud, in de windrichting van een vlammenzee. Hij had zich zorgen gemaakt over de draken zelf. Hij was vergeten wat een intense hitte een draak verspreidde.
Hij hoestte weer.
Signaleur
Ylo knipperde zijn tranen weg en draaide zich verbaasd om. Een onderbreking van het gebed tot de Goden was een belangrijke schending van de discipline, behalve wat het verder nog mocht zijn, en hij zou dat van Shandie niet verwacht hebben. 'Meneer?'
`Kamp opbreken!' beval de prins, en kreeg toen zelf een hevige hoestbui. Ylo rukte het vaandel uit de houder en gaf het signaal. Legaten en tribunen en signaleurs renden al heen en weer.
De magister had gewonnen.
Shandie liep terug naar zijn tent met een gezicht zo zwart als een grot. Misschien vroeg hij zich net als Ylo af hoeveel dagen marcheren er lagen tussen de legioenen en de rand van de Neferheide. Het was waar dat niet de hele heide dicht bebost was, maar wel het grootste gedeelte. Bosbranden rukten niet alleen overdag maar ook 's nachts op.
Zou magister Lith'rian genade schenken, of zou de elf met de impen doen wat zij voor de elfen hadden gepland?
Een onderdeurtje. Hij had eruitgezien als vijftien.
Het gebulder van de vlammen was nu duidelijk hoorbaar, het vuur zichtbaar. Hele bomen vlogen in brand. Waar bleef magister Olybino? Shandie holde zijn tent binnen en liep naar de kisten waar de geheime documenten werden bewaard. Hij smeet het deksel open en begon weer te hoesten. Zelfs in de tent was de rook dicht genoeg om te kunnen zien.
Hij draaide zich om naar Ylo. 'Haal een bugelblazer!' Ylo holde weg en botste bijna tegen centurio Hardgraa op, die het paard van de proconsul voorleidde. Ondanks de blinddoek worstelde en trapte het paard, gek van angst. Onder normale omstandigheden zou een worsteling van een paard met Hardgraa interessant zijn om te zien.
Een kamp opbreken in een storm was nooit eenvoudig; het was onmogelijk in een verstikkende mist van houtrook. De muilezels waren even bang als de paarden en het was onmogelijk ze te beladen. Shandie zag het onvermijdelijke waarschijnlijk even snel in als alle anderen en gaf het veel eerder toe dan de meeste commandanten zouden doen. Hij liet de bagage in de steek, en beval een kolonne te formeren. Zelfs toen was hij al te laat.
Terugtrekken werd een aftocht. Aftocht werd een vlucht.
De vlammen kwamen sneller dan een man kon lopen; de rook alleen al was dodelijk. Voordat de doffe rode zon boven de horizon was gerezen, waren vier legioenen gereduceerd tot een in paniek geraakte troep die naar het oosten vluchtte. Telkens opnieuw vonden mannen hun weg geblokkeerd door overstroomde beken. Telkens opnieuw trokken mannen over een veilige, grazige heuveltop en zagen ze de vuurtongen al kronkelen in het dal voor hen. Sommigen beweerden dat ze draken hadden gezien, maar die beweringen werden in twijfel getrokken - in die ontstellende rook was een man al blij als hij zijn eigen laarzen kon onderscheiden. Wat de oorzaak van de bosbrand ook was, het vuur alleen was al genoeg om de elfen te redden.
Sinds de Oorlog van de Vijf Magisters was geen imperatonaal leger meer blootgesteld geweest aan tovenarij. Er waren verrassend weinig slachtoffers, maar de overlevenden strompelden in lompen terug naar Qoble, een verhongerende menigte die half gek was van angst. De andere twee legioenen werden door de elfen aangevallen onder sirdar Pul'stor en met zware verliezen uit Ilrane verdreven.
De Zeven Overwinningen waren gevolgd door een verpletterende nederlaag. Voor het eerst in bijna duizend jaar had het Protocol de legioenen in de steek gelaten.