HOOFDSTUK NEGEN

Ongeheiligde grond

1

Aquiala, de hertogin van Kinvale, had een stuk of twaalf vrienden uitgenodigd voor het diner. Ze was zich niet bewust van de man die zojuist boven uit een muur was gestapt, maar ze zou niet verbaasd zijn geweest, want ze kende de magische poort.
Rap bleef even staan om op adem te komen en begon toen zijn bontkleding uit te trekken. Kades privé-zitkamer was donker en muf. Als eerbewijs aan haar was hij in precies dezelfde toestand gelaten als zij gekend had - een goed ontworpen, smaakvol ingerichte damessalon, hier en daar een beetje versleten. Haar laatste breiwerk lag nog op een tafel naast haar favoriete stoel, maar ze zou niet tevreden zijn geweest over de bedomptheid, of het stof. Ze zou de gordijnen en ramen hebben opengegooid en de huishoudster laten komen om de twijgjes in het haardrooster te inspecteren, een duidelijk teken dat kraaien bezig waren hun nest te bouwen in de schoorsteen.
Van tijd tot tijd glipten Rap en Inos weg naar Kinvale om een diner of een bal bij te wonen, hoewel de laatste tijd niet zo vaak meer, besefte hij. Was dat een teken van ouderdom? Kade was de koninklijke inkoopster geweest, en nu vervulde Aquiala die functie.
De buren kenden Inos van vroeger, maar niemand was er zich van bewust dat ze koningin van Krasnegar was geworden, of kon zich herinneren ooit van Krasnegar te hebben gehoord. Ze werd gezien als een prinses van een of ander klein koninkrijk in het grensgebied, die getrouwd was met een teruggetrokken plaatselijke heer van faunse afkomst.
Een aristocraat uit Hub zou Kinvale pittoresk, rustiek en ouderwets vinden, een afgelegen rustig gebied van het Impenrijk. Naar plaatselijke normen was het reusachtig en luxueus. Rap vond het belachelijk pretentieus of zelfs decadent, maar hij tolereerde het omdat Inos er graag op bezoek ging en omdat hij Aquiala's goede humeur en zeldzame gezonde verstand op prijs stelde. En ze gaf geweldige feesten.
Hij voelde een mooie herfstavond achter de muren. De stormen van Krasnegar waren vijfhonderd leagues verderop, achter de bergen en de taiga. De ontstellende, mondiale dreiging doemde nog steeds onheilspellend op in zijn voorgevoel, afschrikwekkend en onmogelijk te negeren.
Wat nu? Een tovenaar kon zich lichamelijk verplaatsen zonder de noodzaak van een magische poort of ander mechaniek, maar een dergelijke brute-kracht-tovenarij was erg opvallend. Hij zou de atmosfeer in de halve wereld in beweging brengen. Hij zou de aandacht vestigen op zichzelf, op Kinvale, en op de magische poort achter hem.
Hij speurde het schaduwvlak van de atmosfeer af, zoekend naar een teken dat er krachten aan het werk waren. Hij voelde niets, maar hij wist niet zeker hoe groot zijn bereik nu was. Zijn gezonde verstand zei hem dat hij zich op veilige afstand moest bevinden voor hij tovenarij op grote schaal toepaste.
Het diner was kennelijk nog lang niet afgelopen. Hij kon de hertogin oproepen met een occult duwtje, maar het leek hem niet nodig haar avond te verstoren. Op het bureau lag schrijfpapier. Hij krabbelde haastig een kort briefje: 'Heb een paard gestolen. Ben over een paar dagen terug. Groeten van Inos. Rap.' Aquiala zou merken dat de deur niet op slot was en het briefje vinden.
Hij liep naar de deur en stak zijn hand uit naar de knop.
Een prikkeling van onzekerheid liep over zijn rug.
De atmosfeer was uitzonderlijk kalm. Hij had Kinvale als tovenaar niet meer bezocht sinds zijn trouwdag, en dat was zeventien jaar geleden. Hij wist niet hoeveel van Pandemia hij van hieruit kon peilen, maar toch zeker zo ver als Shaldokan, een redelijk grote stad, waar een paar adepten moesten wonen en misschien een of twee magiërs, of zelfs een tovenaar. Natuurlijk konden ze in bed liggen.
Of niet.
Met een belachelijk onbehaaglijk gevoel, alsof hij de regels overtrad van een of ander geheimzinnig tovenaarsgilde, pakte hij de sleutel die op de boekenplank lag en maakte de deur als een gewoon mens open. Toen liep hij haastig door de gang naar de personeelstrap. Hij kon vooruitzien waar de bewoners van het huis zich bevonden — vooruitzien was bijna niet te ontdekken, vooruitzien was veilig. Hij moest zich in een nis verbergen toen een bejaarde kokkin haar pijnlijke voeten naar bed sleepte. Hij camoufleerde zich even met een inattentie-formule toen hij langs de deur van het vertrek van de butler liep. Toen hij bij de stallen kwam, maakte hij gebruik van een toverstoot om een afgesloten deur open te maken.
Hij had meer kracht nodig om de geschrokken paarden te sussen, maar nog steeds niet veel. Hij genoot van het voelen van hun nerveuze, nieuwsgierige, jeugdige geest, hun simpele zorgen en ijdelheden. Het was net als vroeger. Zijn band met de paarden had hij nog het meest gemist. Hij koos een jonge kastanjebruine ruin die pittiger was dan de meeste anderen, en besloot bit en teugels te gebruiken, om niet de aandacht te trekken als hij in Hub arriveerde. Paard en ruiter reden in een nevelige stilte het erf over en de poort door, en gingen toen in galop.
Lang geleden had Rap paarden gestolen in Krasnegar en was met Andor op een avontuur uit gegaan dat hen naar de uiteinden van de wereld had gebracht. Hij hoopte dat dit uitstapje een stuk korter zou zijn. Hij wilde dat hij zijn terugkeer kon voorzien.
Het was een donkere nacht, dus hij moest kracht blijven uitoefenen op zijn paard, het ervan overtuigen dat het kon zien waar het liep. Hij dempte de hoeven als hij langs huizen kwam. Deze tovertrucjes zouden beter te ontdekken zijn dan zijn vooruitzien, maar waren nog steeds gering. Toch moest hij opvallen in deze vreemd stille atmosfeer.
Waar was iedereen?
Vroeger had hij eens in een paar uur in een rijtuig van Hub naar Kinvale gereden. Het was een kwestie van manipuleren van de atmosfeer, eenvoudig genoeg te begrijpen voor een tovenaar, maar onmogelijk te beschrijven voor een gewoon burger. Misschien zou hij die tijd nu niet halen, maar te paard kon hij toch zeker over een dag of zo in de hoofdstad zijn.
Op ruim een uur afstand van Kinvale, had hij toverkracht kunnen gebruiken zonder de aandacht te vestigen op de magische poort. Maar hij deed het niet. Hij had nog steeds geen teken opgevangen dat er een andere kracht aan het werk was. Tot die tijd was hij niet van plan tegen de stroom in te zwemmen.
Hij hield de ruin in en bereidde zich voor op een lange nachtelijke rit.
Elke stad die dicht bij zee lag was ommuurd, al vonden jotanaren de muren waarschijnlijk eerder een compliment dan een beletsel. Een uur na zonsondergang draafde Raps paard door de poorten van Shaldokan.
Hij koos de stalhouderij die er het best uitzag en trof een regeling om zijn paard te laten terugbrengen naar Kinvale. Hij schreef een discreet briefje aan Aquiala met het verzoek zijn gezin te verwittigen dat hij voor Winterfest misschien niet thuis zou zijn.
Hij had nog steeds geen werkende kracht kunnen ontdekken - geen en-
kele. Er was iets heel erg mis met het occulte in deze hoek van het Im-
251
penrijk. Tenzij hij in conflict wilde komen met hetgeen ervoor verantwoordelijk was, zou hij zelf een alledaags mens moeten blijven.
Toen hij goed had ontbeten in de herberg ernaast, gingen de markten open. Hij kleedde zich in de hedendaagse sportmode voor heren en wandelde naar de veerboot.
Aan de andere kant van de rivier maakte een mijlpaal voor de postherberg bekend dat hij 693 leagues van Hub verwijderd was.
Gelukkig was het mooi weer die dag. Hij hoopte dat het zo zou blijven in de komende maand, maar in deze tijd van het jaar was dat niet erg waarschijnlijk.

2

Drie weken voor Winterfest woedde er een ongekende sneeuwstorm in Hub, de luide klachten van de inwoners negerend. Zelfs sneeuw in geringe hoeveelheden was zeldzaam in de hoofdstad en zo vroeg in de winter volkomen ongehoord.
Toen Ylo haar in het rijtuig hielp stappen, tilde Eshiala de zoom van haar cape zorgvuldig op. Het was een prachtige lange mantel van hermelijn, waar ieder spatje op te zien was. Hij glinsterde van de kleine sneeuwvlokjes, hoewel ze maar een paar treden was afgelopen. Ze ging op de vuurrode kussens zitten en stopte haar handen in haar mof, zodat Ylo niet zou zien dat ze beefden. Ze beefden nu bijna voortdurend.
Ylo ging elegant op de plaats tegenover haar zitten. Hij was in uniform, met wolfsvel en glanzend borstschild, als altijd verblindend knap.
De zweep klapte, het paardetuig tingelde en het rijtuig kwam met een schok in beweging. Ze probeerde uit het raam te kijken, zodat ze zijn grijns niet hoefde te zien, maar de jachtsneeuw verduisterde alles.
Bet hoort nog niet zo koud te zijn, zo vroeg in het seizoen,' zei ze met hopelijk vaste stem. Haar hart bonsde en haar keel voelde samengeknepen. Ze had geen idee waar ze naar toe gebracht werd, of wat er van haar verlangd zou worden. Shandie had gezegd dat ze na de lunch klaar moest zijn, meer niet.
Jij ook niet!'
`Ik ook niet wat? Wat heeft die slimme opmerking te betekenen?' snauwde ze. Hij bracht haar nu al uit haar evenwicht.
`Hoe weet je dat het slim is, als je niet weet wat het betekent? Ik bedoelde dat je te jong bent om voortdurend zo koud te zijn. Aha! Ik zie dat ik wat kleur op je wangen heb gebracht.'
Je bent wel erg brutaal,' mompelde ze, wetend dat het zinloos was om hem een standje te geven.
`Ik kan nog veel erger zijn. Geef me één glimlachje en ik hou op.'
Ze probeerde de spot met hem te drijven met een onnozel grijnslachje. Maar plotseling werd het een oprechte glimlach. Ze vond Ylo's impertinentie moeilijk te weerstaan, terwijl alle anderen altijd zo formeel tegen haar deden, zelfs... Nou ja, niet aan denken! Ze kon niet ontkennen dat ze zijn gezelschap op prijs stelde, al was het ongehoord. Dit was hun vierde gesprek onder vier ogen in twee maanden, en ze schaamde zich dat ze zich erop verheugde. Het scheen Ylo altijd te interesseren wat ze dacht. Niemand anders... Nou ja, laat maar!
Je hebt de mooiste glimlach van iedereen in het Impenrijk, Eshiala ' Hij zuchtte. 'Maar je troep ganzen leek ongewoon stuurs vandaag, vond ik. Niet één heeft me zelfs maar even geknepen.'
`Ze ergeren zich omdat ze niet mee mogen en niet weten waar ik naar toe ga.
`Mooi. Hebben ze iets om over na te denken.' Hij sloeg zijn armen over elkaar en grinnikte weer.
Het was erg moeilijk die vrolijke grijns te negeren. Hoe heerlijk moest het zijn om je niet voortdurend bezorgd te voelen! Hoe heerlijk om zonder nachtmerries te slapen.
`Deze keer zul je niet lang het genoegen van mijn gezelschap hebben,' zei hij peinzend. 'Laten we gauw de thali-stenen tevoorschijn halen, dan win ik de kroonjuwelen van je.'
`Dus - waar gaan we naar toe?' vroeg ze.
`Weet je dat niet?' Hij keek verbaasd en het was beslist de eerste keer dat ze erin geslaagd was Ylo verbaasd te doen staan.
Ze schudde haar hoofd. 'Ik had het waarschijnlijk moeten vragen.' `Grote Goden! Vertelt hij je dan helemaal nooit iets?'
`Niet veel,' bekende ze, met het gevoel dat ze hem ontrouw was. `We gaan naar een repetitie, dat is alles.' Ylo zweeg met een frons. Ze ontspande zich enigszins. 'Repetitie waarvan?'
`Een paar dingen. Je weet dat de imperator nog steeds in een coma ligt?' Ze knikte. Ze wist ook dat ze niet zwanger was, zoals ze een maand of twee geleden gehoopt had. Staatsbegrafenis, kroning, en de rest van alle verschrikkingen - het zou nu niet lang meer duren. Het afschuwelijke vooruitzicht hing als het zwaard van de beul boven haar hoofd, dag en nacht. Shandie leek bijna even bezorgd als zij, maar waarschijnlijk om andere redenen.
Ylo zei: 'Het Impenrijk kan niet functioneren zonder staatshoofd. Zelfs Shandie geeft dat toe. Hij zal hoogstens nog twee dagen wachten. Dan zal hij om een regentschap verzoeken.'
Ze voelde haar zenuwen samentrekken als een boodschappennet, met haar hart er binnenin. Ze vermeed zijn blik; ze wist zeker dat hij het zou hebben gemerkt.
`Aan de andere kant,' zei hij, 'kan de oude man eerder doodgaan. In dat geval wordt Shandie tot imperator uitgeroepen en krijgen we de begrafenis.'
Ze knikte, veegde het raam schoon met haar vingers en deed of ze naar buiten keek. Ze bevonden zich nog steeds op het terrein van het paleis. `En de kroning.'
`Nee. De kroning komt pas na de officiële rouwperiode, misschien pas over een jaar. Kroningen moeten goed worden voorbereid, en niemand kan zich de laatste herinneren. Maar we krijgen wel de troonsbestijging.' Hij fronste weer. 'De begrafenis zal niet zo erg zijn. Je wordt gesluierd.'
Ja, dat zal wel.'
`Massa's zwarte zij! Ik kan je plaats wel innemen, als je wilt. Niemand zal het merken!'
Ze probeerde geshockeerd te kijken bij zijn macabere humor, maar het absurde idee was geruststellend, en ze glimlachte voor ze er erg in had.
`De troonsbestijging is een dag na de begrafenis,' zei Ylo. 'In de Rotonde natuurlijk. Als Shandie regent wordt, duurt de plechtigheid korter, maar is ongeveer hetzelfde. Dat gaan we repeteren. In ieder geval moeten de wachters zijn gezag bevestigen in de Rotonde.'
Ze sloot haar ogen en prevelde in stilte een gebed. Hovelingen die haar stonden aan te gapen waren er al genoeg, maar tovenaars...!
Ylo zuchtte. 'Je hebt echt niets te vrezen, Eshiala! Je ziet er altijd vorstelijk en prachtig uit, wat je ook voelt. Hoor eens, ik wil een suggestie doen. Ken je gravin Eigaze?'
`Ik geloof het niet.'
`Waarschijnlijk heb je haar nog niet ontmoet. Haar man is teruggeroepen. Hij wordt consul. Ionfeu is een opgeblazen hoogdravende ouwe snuiter, maar betrouwbaar. Een van Shandies mannen. Zijn vrouw is heel aardig.'
Waren er zulke vrouwen in Hub?
`Ze was een vriendin van mijn moeder,' ging Ylo verder. 'Ze is met bijna iedereen bevriend. Je krijgt natuurlijk twee hofdames tijdens de plechtigheid. Ik neem aan dat je zuster er één van is?'
`Ik denk het.' Shandie had het er niet over gehad.
`Kies Eigaze dan als de andere. Je vindt haar vast aardig. Ze kwettert en ze kan haar leeftijd niet langer verbergen, vrees ik, maar ze is veel slimmer dan ze voorwendt.'
`En betrouwbaar?'
Hij knikte plechtig. Je kunt je hart bij haar uitstorten als je dat wilt... Ze praat niet!'
Dat geloof ik niet!'
Nou ja, natuurlijk moet je haar niet over ons vertellen, maar...'
`Daar mag je geen gekheid over maken!' riep ze uit, en sloeg onmiddellijk ontsteld een hand voor haar mond. God van de Waanzin!
Ze had Ylo weer verbaasd doen staan, dacht ze. 'Je bedoelt dat je het serieus wilt laten worden?' vroeg hij snel, maar zijn vlotte grijns bedekte iets dat veel dieper ging. Voldoening waarschijnlijk.
Ze stopte haar handen weer in haar mof om het trillen te verbergen. `Zo'n gerucht kan zich gemakkelijk verspreiden!'
Ja,' zei hij met een somber gezicht. 'We willen geen geruchten, hè?' `Ylo,' zei ze. 'Ik ben blij met je gezelschap, dat geef ik eerlijk toe. Ik heb niet veel vrienden en jij vrolijkt me op. Maar maak alsjeblieft geen grapjes over... over iets meer dan dat!'
Hij staarde haar zo intens aan dat ze weer een vuurrode kleur naar haar wangen voelde stijgen en haar blik moest afwenden. 'Ik ben voorlopig blij je vriend te zijn, prinses,' zei hij zacht. 'Maar je bent onweerstaanbaar mooi. In de tijd van de narcissen word ik je minnaar, ik zweer het je.'
Je bent onaardig!' mompelde ze.
`Ik zal heel zacht en teder zijn.'
`Als ik dit aan mijn man vertel...'
Dan raak ik de grond niet meer aan deze kant van de Mostreek! Maar ik heb je vaak genoeg verteld wat ik van plan ben. Waarom heb je je nooit bij hem beklaagd?'
Ze beet op haar lip en gaf geen antwoord.
Het rijtuig kwam hotsend tot stilstand. Ylo zei: `Emijns Rotonde, hoogheid.'

3

Emijns Rotonde was het hart van het Impenrijk, het middelpunt van het paleis, van Hub, van de wereld. Het was zo oud dat de juiste leeftijd ervan onzeker was, maar de betegelde gangen waren uitgehold tot goten door de ontelbare voeten die daar in drie millennia waren gepasseerd.
Eshiala had de Rotonde al eens eerder bezocht, toen Shandie haar het paleis had laten zien. Toen was de zaal verlaten, een reusachtige, galmende leegte. Nu waren er hopen mensen; sommigen stonden in groepjes, anderen liepen bedrijvig heen en weer, en toch leek de grote zaal alleen maar nog groter door hun aanwezigheid. Ze waren zo onbelangrijk als mieren; het gemompel van stemmen ging verloren in een bevroren tijdloosheid.
Boven hen torste de hoge koepel een donkere kap van verse sneeuw. Aan de zijkanten liet het glas nog licht door, maar het was het schemerige licht van een wintermiddag, diffuus en zonloos, en zelfs voor die vensters lag opgehoopte sneeuw op de vensterbanken.
Ylo bracht haar binnen door de noordelijke ingang. Ze kwamen tevoorschijn uit de overdekte gang achter de Witte Troon die op het één tree hoge podium stond. Ze moesten er omheenlopen om een goed overzicht te krijgen van de grote arena. Ze bleven staan en keken om zich heen, zoekend naar Shandie.
Er stond helemaal niemand bij de Opalen Troon in het midden. Onderaan de trap wezen de punten van de vierkleurige imperatoriale ster in het mozaïek van de vloer naar de vier tronen van de wachters. Daarbuiten rees een kring van zetels bijna tot aan het dak van de koepel. Ze waren nu leeg, maar de aanblik ervan herinnerde haar eraan hoeveel ogen haar opvoering zouden bekijken. Ze huiverde en trok haar witte cape dichter om zich heen.
`Nee, nee, nee!' riep een kwade heraut, die voorbij schreed met een entourage van geïrriteerde lakeien. 'De tijdelijke zitplaatsen moeten verder naar voren.' Hij en zijn klachten leken snel te vervagen, alsof de nevelen van de geschiedenis ze hadden opgeslokt. Een peloton praetorianen kwam binnengemarcheerd, op weg naar het midden, en werd al snel even onbelangrijk.
De meeste aanwezigen waren praetorianen, vervangers voor de senatoren, ministers en vele anderen. Het was bitter koud in de rotonde. Ze dacht dat het binnen kouder was dan buiten. De gardesoldaten hadden blote armen en benen. 'Heb je het niet koud?' vroeg ze aan Ylo.
Hij keek op haar neer, schijnbaar zonder zijn hoofd te bewegen, met een geamuseerde glinstering onder de donkere wimpers. 'Ik mag het niet koud hebben! Het imperatoriale leger laat de discipline nooit verstoren door het klimaat. Ik heb dezelfde kledij gedragen in Zark, en voelde me gekookt. Ik denk dat ik het ook zou moeten dragen in een winterveldtocht tegen kobolden en ik allerlei dingen kwijt zou raken omdat ze er afvroren.'
Dat is niet zo praktisch, hè?'
`Een leger is niet praktisch. De taak van een leger is om oorlog te voeren, en oorlog is om te beginnen al een vorm van waanzin.'
`Is Shandie het daarmee eens?'
Dat weet ik niet. Ik ben maar zijn signaleur.'
De spot was cru, maar misschien niet onverdiend. Ze wachtte even tot haar gêne gezakt was en zei toen: 'Ik geloof niet dat hij hier is.'
`Wil iemand me alsjeblieft vertellen waar de bugelblazers moeten staan?' vroeg een kwade mannenstem achter haar. Ze hoorde het klepperen van militaire sandalen langs haar gaan, maar draaide zich niet om.
De laatste keer dat ik hier was,' zei ze, 'was de Opalen Troon naar het oosten gericht.'
`Ze draaien hem elke dag een kwartslag om, zodat niemand bevoorrecht wordt. Vandaag is het het noorden. Morgen is het weer het oosten.'
De Opalen Troon was een bijzonder lelijk geval, een massief stenen stoel van onbepaalde kleur, maar overwegend groen. In haar herinnering was hij blauwer. Ze wist zeker dat hij tonnen moest wegen.
`Goeie oefening voor iemand.'
`Ik vraag me af of ze er trollen voor gebruiken,' zei Ylo peinzend. 'Of denk je dat dat heiligschennis is?'
`Of tovenarij? Ze moeten trouwens wel tovenarij gebruiken om de ruiten schoon te maken.'
`Getrainde vleermuizen.'
Ze babbelde maar wat om een beetje in de stemming te blijven. Ylo speelde mee, om het haar naar de zin te maken. Ashia zou haar ronduit zeggen dat ze zich moest beheersen en wat opgewekter moest kijken. Shandie... Shandie zou het niet merken.
`Daar gaat hij,' zei Ylo. 'In de groep bij de Rode Troon.'
Ze zag hem. Ze had zich moeten herinneren dat hij vanmorgen in wambuis en broek was vertrokken, niet in uniform. Gekleed in een grijze cape en een slappe bepluimde hoed, was hij opvallend anoniem temidden van een tiental soldaten en burgers. Ze schenen een kaart te raadplegen en er was een verhitte discussie aan de gang — voor zover iets verhit kon zijn in dit ijshuis, dacht ze.
Ze wilde net weglopen, toen Ylo zijn hand op haar arm legde. 'Hij laat je wel halen als hij je nodig heeft.'
`Misschien weet hij niet dat ik er ben.'
Doe niet zo belachelijk. Je verlicht de hele ruimte.'
Ze keek hem even aan en zei toen triest: 'Dank je, Ylo.'
`Elke man weet dat een vrouw regelmatig complimentjes nodig heeft.' `Niet elke man.'
De meesten dan. Kom, daar is iemand die je moet ontmoeten. Ik heb je over ze verteld, weet je nog?'
Hij bracht haar naar een bejaard echtpaar dat apart stond. De man was lang, maar zo gebogen dat hij permanent halverwege een buiging leek te zijn. Hij had wenkbrauwen als witte veren. En op zijn gerimpelde gezicht lag een ironische, vriendelijke glimlach. De vrouw naast hem was klein, maar dijde uit in andere dimensies. Ze was gehuld in een volumineuze sabeljas, die haar ongeveer dezelfde vorm gaf als de zakken bonen in kruidenierswinkels, maar veel groter. Haar glimlachende mollige gezicht stak er in het midden bovenuit. Een heel klein bijpassend sabelmutsje stond wankelend op haar witte krulhaar.
Dit waren natuurlijk proconsul Ionfeu en zijn vrouw. Eshiala vermande i. zich om haar gebruikelijke bedrieglijke koninklijke rol te spelen. Als prinses moest ze het gesprek leiden - ze hadden haar geleerd hoe ze mensen op hun gemak moest stellen, geschikte onderwerpen moest uitzoeken, ervoor zorgen dat niemand zich buitengesloten voelde... Ze haatte de hele huichelachtige procedure. En in dit geval ging er al heel gauw iets mis.
Ylo had gezegd dat lady Eigaze kwetterde, en dat deed ze. Ze kwebbelde en babbelde en ratelde aan één stuk door, maar geen van haar woorden bevatte de bitse boosaardigheid waarmee ze zo vertrouwd was geraakt aan het hof. Ze mopperde op het slechte weer en maakte ondeugende grapjes over het kippevel van de praetorianen en het lawaai dat hun wapenrusting maakte als ze bibberden. Ze riep onwaarschijnlijke beelden op door te suggereren dat ze op zo'n dag toestemming moesten krijgen om lang wollen ondergoed te dragen. Ze merkte op dat zij en Eshiala ongeveer de enige vrouwen waren in de zaal en beweerde dat als er meer zouden zijn, ze de procedure beslist zouden verhaasten en iedereen naar huis laten gaan. En toen opperde ze dat Shandie iedereen drie keer de Rotonde rond moest laten hollen om warm te worden.
Intussen was Eshiala zover dat ze hartelijk stond te lachen. Zij was degene die op haar gemak was gesteld. Ze had plezier, een verbluffend ongewone ervaring. Als ze die lessen niet had gehad, zou ze nooit hebben beseft hoe kundig en geraffineerd de ander tewerk was gegaan. De nieuwgekozen consul luisterde met een glimlach van geamuseerde berusting naar het optreden van zijn vrouw.
Eigaze draaide haar omvangrijke lijf om naar Ylo, die toegeeflijk glimlachend op de achtergrond stond. Blijkbaar was hij een oude vriend, want ze gebood hem de prinses zijn wolfsvel te lenen. Ylo wierp Eshiala een uiterst dubbelzinnige blik toe en bood aan van kleding met haar te wisselen.
`Ik wil zo graag je dochter leren kennen!' ging Eigaze verder. 'Ik ben dol op kleuters. Mag ik een middagje langskomen om te worden voorgesteld aan de volgende prinses imperatoriaal? Al mijn kleinkinderen zijn me nu al boven het hoofd gegroeid, maar ik zal toch nog een tijdje moeten wachten op de volgende generatie, de Goden zij dank. Neem een chocolaatje, kindlief.'
Ze presenteerde een grote doos dure bonbons, al was het een mysterie voor Eshiala waar die vandaan was gekomen. Ze nam er een, enigszins verbijsterd, en bijna gelovend dat lady Eigaze het echt meende dat ze Maya wilde ontmoeten.
`Het enige goede van al die onzin,' merkte Eigaze op tussen twee chocolaatjes door, 'is dat het me bevrijdt van een verschrikkelijk saaie theemiddag. Ik weet dat ik vijftien seconden zou hebben gekregen om verslag uit te brengen over onze ervaringen in Pithmot, en daarna zouden de anderen ieder een uur nodig hebben gehad om me alles te vertellen wat er de laatste twee jaar in Hub is gebeurd, wat ik allemaal al weet. Wat had jij anders gedaan? Neem nog een chocolaatje.'
`Ik had moeten poseren voor mijn portret,' bekende Eshiala.
`Vreselijk! Opgetut in lagen smoorhete kleren en bezwijkend onder tonnen juwelen. Zo stram als een standbeeld natuurlijk?'
`Precies.'
`Ik moet er niet aan denken. Wie is de schilder? Neem een ronde, daar zit gember in.'
`Ongeveer twintig schilders. Ze klagen voortdurend over het licht.' `Elfen!' zei Eigaze meelevend. 'Charmant volkje, maar soms erg lastig. Was er een jotunn bij?'
Jotunn? Een jotunnse schilder?'
Ja, kindlief. Hij is de beste van allemaal. Een heel kleine jotunn — ik denk dat hij elfenbloed heeft. Hoe heet hij ook weer, Ion?'
Jalon,' zei haar man.
Ja, dat is het, Jalon! We hebben al onze kinderen door hem laten schilderen toen ze klein waren, en onze kleinkinderen ook.'
Jalon? Waarom kwam die naam haar zo bekend voor? Dan moet hij al oud zijn?' zei Eshiala.
`Hij ziet er niet naar uit. Dat is waarschijnlijk een van de redenen waarom ik denk dat hij gedeeltelijk een elf is.'
`Neem me niet kwalijk, mevrouw,' vroeg Ylo op scherpe toon. 'Is hij toevallig de schilder van dat landschap in de Troonzaal?'
Eigaze knipperde met haar ogen en stopte nog twee chocolaatjes in haar mond, waarschijnlijk om even tijd te krijgen om na te denken. Ze nam hem onderzoekend op. 'Ik ben nog niet in de Troonzaal geweest sinds we terug zijn, en ze hangen er steeds andere schilderijen op. Maar ik zou niet weten waarom niet. Er zijn beslist geen twee schilders met jotunnse namen, denk je wel?'
Ylo keek opgewonden. 'Nee, waarschijnlijk niet. Was hij een van uw groep, hoogheid?'
`Ik heb geen jotanar gezien,' zei Eshiala. 'Maar ik moet voortdurend glimlachen naar een heel lelijke marmeren urn, dus ik weet het niet zeker.' `Is er iets bijzonders met die man?' informeerde Ionfeu zachtjes.
Ylo knikte. 'Ik moet hem spreken.'
`Herinner jij je nog waar hij woont, lieve?' vroeg de oude man.
Eigaze fronste haar wenkbrauwen. 'Ik zou het kunnen opzoeken. Acacia-straat, geloof ik. Nummer zeven, of negen? Dat is in de buurt van de Tempel van Voorspoed, als ik me goed herinner.' Blijkbaar verborg Eigazes ronde gestalte een scherp verstand.
`Heel erg bedankt!' Ylo keek met een stralend gezicht naar Eshiala, alsof zij zijn opwinding hoorde te begrijpen.
`O, wat vervelend!' klaagde Eigaze. De chocolaatjes zijn op. Lieve, denk je dat we iemand naar het rijtuig kunnen sturen... Mmm... De prins!' ging ze haastig verder. De lege doos verdween achter haar rug en ze maakte met volle mond een revérence.
Shandie zag er afgemat uit. Hij beantwoordde haar groet, keek met een vluchtige, verwelkomende glimlach naar Eshiala en richtte zich toen tot Ylo. 'Heb je sir Acopulo ergens gezien?'
Ja, meneer.'
`Ga hem halen, wil je? Proconsul, gravin... Het spijt me dat het zo lang duurt.'
`Straks is er geen licht meer, prins...'
Eshiala keek Ylo na, die door de grote zaal liep. Nu herinnerde ze zich de betekenis van de schilder Jalon — het schilderij in de Troonzaal was een afbeelding van Shandies visioen in de preflecterende poel. Ze zou liever willen dat het hele macabere incident werd vergeten. Vooral de narcissen.
Eindelijk stond de repetitie op het punt te beginnen en al haar angst voor pronkerige plechtigheden kwam met één klap terug. Een ongemakkelijk uitziende stoel stond op het podium naast de Opalen Troon. Dat was haar plaats. De omhooglopende rijen stoelen in de Rotonde leken zich te vullen met spookachtige gezichten, en denkbeeldige tovenaars bezetten de lege tronen en staarden minachtend naar de kruideniersdochter.
Een oude heraut kwam aangeschuifeld om zich aan te sluiten bij de groep. Hij leek verpletterd te worden onder het gewicht van zijn rijk versierde kostuum. Ylo kwam terug met de kleine Acopulo naast zich, die met zijn welwillende gepensioneerde-priester-glimlach stralend om zich heen keek. Eshiala wantrouwde hem, al wist ze niet goed waarom. Hij negeerde haar meestal, en als hij sprak, was het gewoonlijk om te preken.
`We zijn gereed, hoogheid,' zei de heraut piepend en hijgend.
'Eén ding nog,' zei Shandie scherp. 'Als het weer niet volkomen omslaat, zal ik moderne hofkleding voorschrijven.'
De oude man kromp ineen of hij een schunnigheid had gehoord.
`Nou?' vroeg Shandie. Eshiala had hem nog nooit zo kwaad zien kijken. Zijn ogen fonkelden. Dit was de regerende Shandie aan het werk. `Maar_ Maar officiële hofkleding, hoogheid... Het is traditie!' De heraut leek op het punt in tranen uit te barsten.
Shandie liet zijn tanden zien. 'Ik haat het!' snauwde hij. Hij draaide zich met een ruk om naar Acopulo. Wat zeg jij ervan? Toga's lijken me niet zo onredelijk, al zien ze er belachelijk uit, maar ik wil niet dat mijn vrouw doodvriest in een van die stomme chitons!'
Eshiala staarde hem met open mond aan en alle anderen keken even verbaasd, zij het misschien om een andere reden.
Acopulo kuchte beleefd. 'Ik geef toe dat de gebruikelijke kleding onpraktisch is voor de winter, maar traditie heeft zijn waarde.'
`Zoals?'
Het gezicht van de kleine man kreeg een lijdzame uitdrukking. 'Uiterlijk vertoon bijvoorbeeld. De plechtigheid zal een Winterfestbal worden, waarbij iedereen elkaar wil overtreffen in pracht en praal. De dames, de Goden mogen hen zegenen, zullen meer belangstelling hebben voor elkaars kleren dan voor de plechtigheid van de gebeurtenis. Officiële hofkleding maakt dat iedereen min of meer gelijk is. Het herinnert ons eraan dat we allen gelijk zijn voor de Goden.'
Shandie rimpelde dreigend zijn voorhoofd.
`En de tegenwoordige mode!' ging Acopulo verder, niet in het minst uit het veld geslagen. 'Geen gebrek aan respect, meneer, maar elke adellijke dame zal drie keer zoveel ruimte nodig hebben om te gaan zitten. En de ruimte is al ontoereikend.'
`Ik haat toga's!'
`Trek dan uw uniform van opperbevelhebber aan. Ik weet zeker dat het College van Herauten daar geen bezwaar tegen zal hebben.'
`Het College kan...' viel Shandie uit, en haalde toen zijn schouders op. `Goed dan. Een uniform is heel geschikt, denk ik. Ga door, lord heraut.' Eshiala vroeg zich af wat er gebeurd was met haar dood-door-bevriezing in een chiton. Shandie had dat deel van het probleem blijkbaar heel snel vergeten.
Ironisch genoeg was de stijl van de hofkleding haar minste zorg. Een chiton was een simpel geval, dat leek op haar gebruikelijke dracht. Ze zou zich in de officiële hofkleding een stuk beter op haar gemak voelen dan alle andere vrouwen in de Rotonde.

4

Ylo begon zich enorm te vervelen op wat hij zelf een verspilde middag vond. Hij troostte zichzelf met het besef dat de repetitie hoogstens nog een uur kon duren; daarna zou het volslagen donker zijn in de Rotonde.
Het volgende punt van het programma was de Opstelling voor de Processie bij de zuidelijke gang. Die was nu al bijna zo donker als een kelder, wat niet bevorderlijk was voor de zenuwachtige herauten die probeerden de dingen te organiseren; ze leken allemaal ervaren en seniel, of te jong en onwetend om door de anderen te worden vertrouwd. Daar de meeste notabelen die aan de plechtigheid zouden deelnemen op de repetitie werden vertegenwoordigd door praetoriaanse gardisten, werd hij sterk herinnerd aan zijn vroegere leven in de praetoriaanse barakken. In elk leger dat Pandemia ooit had gekend, was Les Eén altijd geweest: Wachten in de Rij.
Les Twee was: Gevorderd Wachten in de Rij.
Herauten kwamen en gingen in de schemering, en deden hun best hun lijsten te lezen. Ze verschoven Ylo verscheidene keren heen en weer. Toen drong het verwarde gebabbel verder de gang in, en hij veronderstelde dat hij nu op zijn plaats stond.
`Mag ik vragen tot wie ik de eer heb de vraag te richten tot wie ik de eer heb mij te richten?' vroeg hij aan de twee lange gardesoldaten vóór hem.
De grootste van de twee bekeek hem afkeurend. 'Als je een man was met een beter karakter, die regelmatig in de tempel kwam, zoals hij hoort te doen, zou je ogenblikkelijk het heilige gedrag hebben herkend van de aartsbisschop van Ambel.'
`Heiligheid, ik sta versteld en verootmoedigd. Ik had altijd gedacht dat uwe heiligheid een vrouw was.'
`Dat is hij ook,' zei de ander. 'En hetzelfde geldt voor de heilige abdis van het Zusterschap van Zuiverheid, dat ben ik namelijk, en wat doe je vanavond, mooierd?'
Tribuun Uthursho was weer de stad uit. Zijn vrouw had ongelooflijke borsten. Vanavond zou Ylo hun kennismaking hernieuwen.
`Ik ben van plan de avond in aanbidding door te brengen,' legde hij spijtig uit. 'Misschien een andere keer, uwe losbandigheid - liefst kort nadat u uw benen hebt geschoren.'
`Ach! Ik wist dat ik vanmorgen iets was vergeten.'
`Ik geloof dat wij elkaar eens in een onprettige omgeving hebben ontmoet, signaleur,' zei de aartsbisschop.
`Heel goed voor onze ziel, vermoed ik,' gaf Ylo toe. Als jong rekruut had hij een tijdje in de petoet gezeten; waarschijnlijk zinspeelde de ander daarop. Nu hij een beroemdheid was, wilde iedereen die hem vroeger had gekend dat feit graag demonstreren.
`Vertel eens...' De gardist liet zijn stem dalen. 'Ik heb begrepen dat centurio Hithi zijn normale taken weer heeft hervat.'
`Dat is waar,' zei Ylo opgewekt.
`Er doet een vreemd gerucht de ronde,' zei de abdis nog zachter. `Wat voor gerucht, uwe maagdelijkheid?'
`Men zegt - en ik moet er de nadruk op leggen dat ik slechts iets herhaal dat ik heb horen zeggen en dat ik absoluut geen geloof hecht aan dergelijke fabeltjes - men zegt dat de centurio, om te worden ontslagen uit zijn tijdelijke aanstelling bij het Bureau voor Correspondentie, heeft moeten knielen en iemands sandaal kussen.'
`Daar zit geen woord van waarheid in!' zei Ylo. 'Een flagrante leugen. Je zei: één sandaal?'
`Misschien vergis ik me in het aantal. Misschien waren het twee sandalen. Een linkervoet en een rechtervoet. Zou jij zo'n verhaal geloven?' Ylo zuchtte spijtig. 'Ik vrees dat ik plechtig heb gezworen geen commentaar te geven over deze kwestie, dames.'
De gardisten wisselden een blik en tuitten hun lippen in een zwijgend fluiten.
Ylo had het verhaal tevoren overal rondgestrooid, dus het deed er weinig toe of Hithi daadwerkelijk over de grond was gekropen om zijn ontslag uit de schrijfkamer te bewerkstelligen. Iedereen zou aannemen dat hij het had gedaan. Hithi had dat pas ingezien toen het al te laat was.
Wat een verrukkelijke wraak!
Geschreeuw aan de voorkant deed vermoeden dat de stoet zich weldra in beweging zou zetten. Ylo draaide zich om en stelde zich voor aan de beide mannen achter hem, burgers, en blijkbaar hoge leden van de aristocratie met het erfelijke recht Emijns zwaard en schild te mogen dragen als die tevoorschijn werden gehaald voor een openbare vertoning, zoals nu.
`Bedoel je dat dit de echte zijn?' riep Ylo uit, met een verachtelijke blik op de gehavende, bronzen relikwieën, die de nobele lords vasthielden. De zwaarddrager werd nijdig en legde uit dat het een smet op zijn eer zou zijn als van hem geëist werd dat hij een replica zou moeten dragen. Dat kon sommige mensen zinnig voorkomen - elfen bijvoorbeeld -maar niet Ylo.
Toen werd het geschreeuw luider en de stoet kwam moeizaam en slordig in beweging. Het was nu schemerdonker in de Rotonde. Hij vroeg zich af of een werkelijk zware sneeuwval de ramen van de koepel volledig zou kunnen bedekken. In dat geval zou de zaal onbruikbaar zijn, want hij was veel te groot om kunstmatig te worden verlicht. Bij de ingang splitste de stoet zich. Hij werd naar rechts verwezen. Even later stopten ze, toen degenen die voorop liepen naar hun plaatsen werden geleid. Daarna bewogen de rijen zich onregelmatig voort.
Hij keek goedkeurend naar prinses Eshiala in haar hermelijnen cape, die aan het hoofd van de verste rij liep. Ze leek precies op de IJsprinses zoals haar bijnaam luidde. Ze was een ongelooflijk mooi meisje, van maar net twintig jaar. Hij wist hoe zenuwachtig ze moest zijn, maar hij betwijfelde of veel anderen dat zouden merken. Als ze eens wist hoe goed ze iedereen voor de gek hield! Haar onzekerheid was haar niet aan te zien.
Ze was veel te goed voor Shandie, die geen flauw idee had van vrouwen. Als hij ook maar enig raffinement bezat, zou zijn vrouw niet zo goed reageren op Ylo's complimentjes. Ze begon al aardig te ontdooien en hij had het volste vertrouwen dat ze in de tijd van de narcissen de zijne zou zijn. Hij voelde zijn huid tintelen bij het vooruitzicht. Hij vroeg zich vaak af of hij zich al die inspanning zou hebben getroost als de preflecterende poel haar niet aan hem beloofd had. Waarschijnlijk niet — veel te gevaarlijk en veel te veel werk. Hij had nog nooit zoveel tijd aan één vrouw gespendeerd. Maar bij alle Goden, ze zou het waard zijn!
Zonder die profetie zou hij nu hertog van Rivermead zijn, feestend op zijn landgoederen — jacht, party's, en vrouwen zoveel hij maar wilde. Hij had die voldoening uitgesteld, maar Eshiala zou alles goedmaken.
Ten slotte bevond hij zich aan het hoofd van de rij, en de herauten gingen confereren. Blijkbaar maakte Shandies besluit om in uniform te komen een verandering in het programma noodzakelijk. Er werd eenstemmigheid bereikt — zijn signaleur zou naast de troon moeten staan. Ylo vroeg zich af hoe het vaandel van een opperbevelhebber eruit zou zien. Misschien was het wel zo bliksems zwaar dat het niet te tillen was.
Hij werd als een getransplanteerd jong boompje naast het centrale podium neergezet. Boven hem zat Shandie op de Opalen Troon. Naast hem, in een stoel op de bovenste tree, zat Eshiala. Ze keek naar Ylo, dus knipoogde hij. Ze fronste koeltjes haar wenkbrauwen en wendde haar blik af.
Lady Eigaze stond als twee hofdames achter de troon. Al dat staan moest slecht zijn voor haar voeten, dacht Ylo. Tante Eigaze had hij haar als kind genoemd. Maar gelukkig voor haar was ze geen echte tante geweest, geen familie, anders zou ze misschien ook zijn omgekomen bij de massamoord van het Yllipo Complot.
Langzamerhand naderde de rest van de twee stoeten. Dignitarissen of hun plaatsvervangers werden naar hun plaatsen verwezen. De enorme ruimte begon bevolkt te raken.
De erfelijke dragers legden Emijns zwaard en schild op een tafel naast het podium en trokken zich terug. Het was bijna donker in de Rotonde. `Lord Heraut!' bulderde Shandie kwaad. 'We zullen deze bijeenkomst heel binnenkort moeten verdagen!'
Het hoofd van de herauten jammerde, en al zijn ondergeschikten dwarrelden als muskieten zenuwachtig rond.
Ylo verstarde. Er stond iemand naast de Witte Troon en zwaaide om zijn aandacht te trekken, of misschien die van Shandie. Hij dacht dat het Hardgraa kon zijn. Wat nu?
Ylo keek op. Shandie had niets gezien. Hij zat zelfs met zijn vrouw te praten!
De nieuwkomer liet zijn poging varen om te worden opgemerkt en liep naar voren, met zijn arm een heraut uit de weg duwend. Ja, het was Hardgraa. Hij kwam waarschijnlijk een boodschap brengen. Boodschappen waren Ylo's verantwoordelijkheid. Hij liep weg van zijn plaats de centurio tegemoet, de luide klachten van de functionarissen negerend. Hij kon maar één bericht bedenken dat belangrijk genoeg zou zijn om de repetitie te verstoren.
Ze ontmoetten elkaar halverwege. Hardgraa's gezicht stond strak. `Het is gebeurd.'
De wereld schokte. Wanneer?'
`Ongeveer twintig minuten geleden.'
`Ik zal het hem vertellen.' Ylo draaide zich om en liep terug naar het midden. Het was zo stil geworden in de koepel dat hij de centurio achter zich kon horen weglopen.
Ylo bleef aan de voet van de twee treden staan en keek naar Shandie, die verbleekte, wat zelfs in het schemerdonker zichtbaar was. Eshiala sloeg beide handen voor haar lippen.
Zachtjes zei hij: 'Sire... Uw grootvader is overleden.'
Shandie knikte. Hij draaide zich om en strekte zijn hand uit naar zijn vrouw. Ylo voelde een onlogische steek van ergernis.
Eshiala stond op van haar stoel en ging naast haar echtgenoot staan. Zelfs in het bijna donker kon Ylo de verwondering zien op haar gezicht. Ze bukte zich en kuste de nieuwe imperator, die een arm om haar heen sloeg. Wat nu? Ylo draaide zich weer om, zocht het hoofd van de herauten en wenkte hem ongeduldig.
Shandie zei kalm: 'De imperator is dood. My Lord, ik vrees dat we dit zullen moeten uitstellen.'
De oude man was zelfs al vóór deze plotselinge mededeling steeds incoherenter geworden. Nu kon hij alleen nog maar stotteren. 'Hoogheid... Sire?...'
U zult nodig zijn,' zei Shandie hees, 'voor de proclamatie.'
Ze hadden het allemaal maandenlang verwacht, maar nu het zover was konden ze het bijna niet beseffen. Emshandar had de wereld eenenvijftig jaar geregeerd. Zijn heengaan liet een hiaat in hun aller leven achter. Bijna niemand kon zich het Impenrijk herinneren zonder Emshandar IV. Ylo haalde zich de kist met ijzeren banden voor de geest die hij het Strijdplan noemde en vroeg zich af of hij iets kon hebben vergeten. Alles wat iemand maar had kunnen bedenken lag daarin te wachten om te worden gedateerd en gezegeld - aankondigingen aan alle proconsuls en praetorianen en legaten, Ionfeus benoeming in de senaat, een miljoen andere dingen. Natuurlijk zou er wel iets ontbreken.
En in de hele zaal moest iedereen het nieuws hebben geraden en zijn best doen het te verwerken. Van nu af aan zou de naam Emshandar niet een sluw, oud karkas betekenen, die als een spin in zijn web zat, maar een dynamische jongeman met frisse ideeën en nieuwe adviseurs - een jongeman die op ironische wijze was opgevolgd terwijl hij daadwerkelijk op de troon zat. Als hij net zo oud werd als zijn grootvader, zou hij langer dan zestig jaar regeren.
Toen scheen er plotseling een fel licht in de Rotonde.

5

De Witte Troon gloeide in een nimbus van wit vuur dat het ivoren snijwerk leek te doen bewegen. Een man stond ervoor, op het lage podium. Hij was heel klein, had grijs haar en was grotesk dik. Hij droeg haveloze werkmanskleren en zware laarzen, en hij gloeide ook.
Hij boog.
Shandie sprong onmiddellijk overeind en boog eveneens. De Rotonde zoemde als een bijenkorf.
`Doe het nu, imperator!' bulderde de nieuwkomer met een stem om molenstenen te slijpen. 'Snel! Er is geen moment te verliezen!'
Ylo's schedel prikte - de magister van het noorden... Raspnex! `Wat?' mompelde Shandie overrompeld.
`Proclamatie en troonsbestijging! Gauw!' Het occulte licht leek sterker te worden en een dieprode tint aan te nemen.
Ylo keek naar het hoofd van de herauten, die met open tandeloze mond en een uitdrukking van volslagen idiotie op zijn oude gezicht stond toe te kijken.
Geen soldaat!
Ylo sprong langs hem heen, de twee treden op, tot hij naast Shandie stond. Hij herinnerde zich haastig de woorden op honderd perkamentrollen die hij had goedgekeurd, en draaide zich om naar de magister en de verzamelde menigte.
`Bij de gratie van de Goden!' schreeuwde hij zo hard hij kon, en hoorde de echo weergalmen. Imshandar de Vijfde, Rechtmatige Imperator van Pandemia, Heer van de Vier Oceanen, Opperrechter, Strijder voor het Goede! Goden, behoedt de Imperator!' Hij had ongeveer tien andere titels weggelaten, maar die waren onbelangrijke rompslomp.
Met een enkele sprong stond hij weer op de grond, terwijl de congregatie in een reflex de woorden bulderend herhaalde: 'Goden, behoedt de Imperator!' Hij greep schild en zwaard van de tafel en holde de trap weer op.
Shandie nam ze aan, drong zich langs Eshiala en keerde zijn gezicht naar het oosten. Hij sloeg met het oude zwaard tegen het schild. Béng! Er gebeurde niets.
Ylo stapte terug op de grond, zich afvragend wat hij zojuist in de geschiedenisboeken had geschreven.
Shandie wachtte ongeveer drie hartslagen, toen stond hij weer achter de troon, met het gezicht naar het zuiden.
Béng! deden zwaard en schild.
Weer niets.
West...
Shandie sloeg een derde keer op het schild.
Een seconde lang omgaf een roze gloed de Rode Troon. Een donkere gestalte stond ervoor — reusachtig en log, met witte haren en een bleke huid. Een oude vrouwelijke trol, die boog voor Shandie.
En in het duister verdween.
Twee van de wachters hadden hem als imperator aanvaard. Het was voldoende. De plechtigheid was bliksemsnel in zijn werk gegaan, maar wettelijk was Shandie de imperator opgevolgd.
Hij liet het zwaard kletterend vallen en sloeg een arm om Eshiala heen. Met zijn andere arm hief hij het schild op, alsof hij hen beiden ermee wilde bedekken. Alle ogen gingen weer naar het noorden, naar de dwerg.
`Neem je vrouw en kind en ga heen, want de stad is niet langer veilig voor je.' Er galmden naargeestige echo's, en zijn dreunende stem klonk nog luider, om ze te overstemmen: 'Het Protocol is verbroken en Chaos heerst in de wereld!'
Met een oorverdovend gekraak explodeerden de vier tronen van de wachters. Gekleurde vuren laaiden een ogenblik op de vier platformen, verlichtten de zaal en weerspiegelden in het glas en de sneeuw van de koepel. Mannen gilden toen ze werden getroffen door rondvliegende fragmenten, terwijl een puinhoop van goud en steen en ivoor ratelend over de grond rolde. De dwerg was verdwenen en de Rotonde was in duisternis en verschrikking gehuld.