Pokémon

Dieren eten geregeld hun eigen jongen op en als moeder begrijp ik steeds beter waarom. Emma en Alec maken mij momenteel helemaal gek met hun obsessie voor Pokemonkaarten. De Pokemonhype schijnt in grote delen van Nederland alweer enige tijd voorbij te zijn, maar bij ons op school floreert het als nooit tevoren. Nagenoeg alle kinderen verzamelen de kaarten alsof hun leven ervan afhangt. Het extra zakgeld dat Emma en Alec met allerlei klusjes verdienen, wordt in een rechte streep naar de speelgoedwinkel gebracht. Sindsdien wordt ons huis bevolkt door een wonderlijke verzameling fantasiefiguurtjes, zoals Jigglypuff, het roze uiltje met de Elvis-krul, en Seedot, het boze eikeltje met de grote voeten. Pokemonkaarten zijn eigenlijk geen ruil- of verzamelkaarten, zoals voetbalplaatjes. Ze maken onderdeel uit van een ingewikkeld spel, waarvoor zelfs internationale wedstrijden worden georganiseerd. Niet dat mijn kinderen daar ook maar enig idee van hebben. Zij spelen volgens zelfbedachte regels een tamelijk ondoorgrondelijke variatie van ‘handjeklap’ met hun Pokemonkaarten, waarbij je als volwassene alleen maar hoofdschuddend kunt toekijken.

De kaarten worden met de geïllustreerde kant tegen elkaar geslagen, waarbij luidkeels de naam van het karaktertje wordt geroepen: Ratata! Lickitung! Rydon! Degene wiens kaart drie keer met het plaatje naar boven is gevallen, wint. “Aha,” zei ik tegen Emma, “het is dus gewoon kop of munt?” “Nee-hee,” verzuchtte zij geïrriteerd, “jij snapt er ook niks van. De kaarten hebben ieder hun eigen krachten. Kijk maar naar de HP.” HP? Dat was vroeger toch de afkorting voor, eh, harde politiefilm? Niet meer. Kaarten met 120,140 of 160 HP zijn het sterkst, net als de zogeheten ‘ex’-en: relatief zeldzame kaarten met extra krachten. “Dus je kunt twee kaarten van 60 HP tegen een kaart van 120 HP klappen?” vroeg ik. Ongeduldig schudde Alec zijn hoofd: “Mamaaa, als het zo simpel was... De kaarten hebben onderin een ruitje, een rondje of een sterretje. De sterretjes zijn het meeste waard. Met twee ruitjes kun je tegen een sterretje. Vier rondjes zijn een sterretje, drie rondjes zijn een ruitje en twee rondjes weer een sterretje. Snap je?” Nee. Wie verzint die onzin?

Dan is er nog de foute klap, zoals de ‘plak’, waarbij de kaarten aan elkaar blijven kleven en de ‘aanraak’, waarbij bijvoorbeeld de muur wordt geraakt. Of je zegt van tevoren ‘alles telt’ en dan mag zowel de plak als de aanraak. Of zoiets. Je kunt ook ‘met afkap’ klappen, dan mag je je voor de laatste klap terugtrekken. Dit alles is uiteraard hoogst subjectief, waardoor er geregeld huilpartijen uitbreken op het schoolplein. Dan worden de Pokemonkaarten weer een tijdje verboden, maar het helpt allemaal niks. Rest de vraag: is dat hele Pokemongedoe nu wel zo’n leuke hobby? Of haalt het het slechtste in de kinderen naar boven? Onder de moeders op het schoolplein circuleren inmiddels allerlei wilde verhalen over kinderen die de dure ex-en illegaal onder de kleurenprinter leggen, die “honderdtwintigjes” bij hun klasgenoten uit de tas jatten of chronisch valsspelen. Let wel: dit zijn altijd andermans kinderen. De eigen bloedjes doen zoiets natuurlijk niet. “Ach weet je,” zei een moeder tegen mij, “kinderen zijn net scheten. Die van jezelf trek je nog net, maar de rest is niet te harden.”