Poison a la carte

Rex Stout

De verbazingwekkende Nero Wolfe - verbazingwekkend vanwege de geniale manier waarop hij misdaden oplost, maar ook vanwege zijn voorkomen: met zijn lengte van l,78m weegt hij maar liefst een zevende deel van een ton! - is beslist de lekkerbek onder de detectives. Hij heeft niet alleen een kok in dienst, Fritz Brenner, om de epicuristische gerechten te bereiden waar hij van houdt, maar ook eenfull-time assistent, Archie Goodwin, om het benenwerk voor hem te doen, zodat hij zijn flat in New York alleen maar hoeft te verlaten als dat absoluut noodzakelijk is. Goodwin beweert:'Ik draag alleen maar mijn vet om mijn gevoelens af te schermen.' Het kookboek van Nero Wolfe is al lange tijd favoriet bij de bewonderaars van de detective. Zo'n groep, bekend als de Wolfe Bende, komt eens per jaar bijeen voor een feestmaaltijd, die volgens dat boek wordt bereid. In tegenstelling tot zijn schepping of zijn naam was Rex Stout (1886-1975) een mager, pezig mannetje, maar net als Nero Wolfe met een voorliefde voor eten en orchideeën. In de meeste verhalen over Nero Wolfe speelt lekker eten een grote rol, maar in het volgende verhaal zijn er een paar van die epicuristische heerlijkheden met nog extra veel zorg bereid.


Ik sloeg mijn ogen neer om in haar grote bruine ogen te kunnen kijken, die ze opgeslagen had. 'Nee,' zei ik, 'Ik ben geen producent en ook geen agent. Mijn naam is Archie Goodwin, en ik ben hier, omdat ik een vriend ben van de kok. Ik wil het om zuiver persoonlijke redenen.'

'Ik weet het,' zei ze, 'het zijn de kuiltjes in mijn wangen. Daar vallen mannen vaak op.'

Ik schudde mijn hoofd. 'Het zijn je oorbellen. Ze doen me denken aan een ongelukkige liefde. Misschien als ik je goed genoeg ken-wie zal het zeggen?'

'Mij niet gezien,' verklaarde ze. 'Laat me met rust. Ik ben zenuwachtig en ik wil geen soep morsen. De naam is Nora Jaret, en het nummer is Stanhope vijf, zes-zes-twee-een. De oorbellen heb ik van Sir Laurence Olivier gekregen. Ik zat toen op zijn knie.'

Ik schreef het nummer in mijn agenda, bedankte haar en keek om mij heen. De meeste aantrekkelijke jongedames stonden bijeen in een nis tussen twee kasten, maar een van hen stond bij een tafel te kijken hoe Felix in een kom roerde. Ze had een mooi profiel en haar van de kleur van maïspluimen, vlak voordat ze verkleuren. Ik stapte op haar af, en toen ze haar hoofd omdraaide, zei ik: 'Goedenavond, juffrouw - juffrouw...?'

'Annis,' zei ze. 'Carol Annis.'

Ik schreef het op en vertelde haar hoe ik heette. 'Ik ben van nature niet zo bot,' zei ik, 'maar je hebt het zo druk, en anders krijg je het straks nog wel druk, en dan is er geen tijd meer om te praten. Ik stond naar je te kijken en plotseling kreeg ik de ingeving om je telefoonnummer te vragen. Ik ben heel slecht in het onderdrukken van ingevingen. Nu je dichterbij staat is die ingeving nog sterker, en ik denk dat we daar iets aan moeten doen.'

Maar misschien wek ik de verkeerde indruk. Feitelijk had ik die dinsdagavond weinig behoefte aan nieuwe telefoonnummers; ik deed het voor Fritz. Maar ook dat zou een verkeerde indruk kunnen wekken, dus moet ik het uitleggen.

Op een dag in februari had de miljonair en orchideeënliefhebber voor wie Nero Wolfe eens een moeilijk probleem had opgelost, tegen Nero Wolfe gezegd dat het Tienmanschap voor Aristologie wilde dat Fritz Brenner hun jaarlijkse diner zou bereiden. Dat diner zou net als anders plaatsvinden op de eerste april, de verjaardag van Brillat-Sa-varin. Toen Wolfe zei nog nooit van het Tienmanschap voor Aristologie te hebben gehoord, vertelde. Hewitt hem dat het een groep was bestaande uit tien mannen, die perfectie van eten en drinken nastreefden en dat hij tot die tien behoorde. Wolfe was meteen in het woordenboek gedoken dat in een hoek van de kamer op een standaard lag. Daarin stond dat met 'aristologie' de wetenschap van het dineren wordt bedoeld, en vandaar dat het Tienmanschap kennelijk leuk probeerde te zijn, aangezien dineren geen wetenschap maar een kunst is. Na een lange discussie had Hewitt toegegeven dat het hem boven de pet ging en dat de naam veranderd diende te worden, waarna Wolfe hem toestemming had gegeven Fritz te vragen het diner te bereiden.

Eigenlijk was Wolfe blij, al zou hij daar natuurlijk niet voor uitkomen. Een groot gedeelte van zijn inkomen als privé-detective ging op aan het salaris van Fritz Brenner, kok en huishouder in het oude, voorname huis aan West 35th Street - ongeveer evenveel als mij, zijn assistent-detective op vrijdag, zaterdag, zondag, maandag, dinsdag, woensdag en donderdag toekwam - om nog maar niet te spreken van het geld dat nodig was om de keuken te voorzien van de grondstoffen die nodig waren voor de gerechten van Fritz. Aangezien ik tevens boekhouder ben, kan ik verklaren dat de keuken en Fritz in het jaar 1957 net iets minder hebben gekost dan de plantenkamers op het dak, die stampvol orchideeën zaten.

Toen Hewitt dus duidelijk had gemaakt dat het Tienmanschap dan misschien slecht was in het kiezen van namen, maar dat het verder echte, betrouwbare fijnproevers waren; dat het diner gehouden zou worden ten huize van Benjamin Schriver, de scheepsinagnaat, die ieder j aar op de eerste september een brief schreef aan de Times, waarin hij het gebruik van mierikswortel op oesters aanprees; de kok het menu zelf mocht samenstellen en dat het Tienmanschap voor alles zou zorgen wat hij nodig had - toen drukte Wolfe op de knop om Fritz te roepen. Het werd even moeilijk toen Fritz zich nog niet wilde binden voordat hij de keuken van Schriver had gezien, maar Hewitt loste dat op door met hem naar zijn stadsauto van het merk Heron te gaan en hem naar de Eleventh Street te rijden om de keuken te bekijken.

Daar was ik op die dinsdagavond, de eerste april, telefoonnummers aan het verzamelen - in de keuken van het vier verdiepingen tellende huis van Schriver aan de Eleventh Street ten westen van Fifth Avenue. Wolfe en ik waren door Schriver uitgenodigd, en hoewel Wolfe er niet van houdt met onbekenden te eten en hij vindt dat meer dan zes mensen aan een tafeltje funest is voor een maaltijd, weet hij dat Fritz zich gekwetst zou voelen als hij niet zou gaan. Wie moest er bovendien voor hem koken als hij thuis zou blijven? Verder zou hij waarschijnlijk hebben geweigerd als hij had geweten, wat Fritz en ik wel wisten, maar zorgvuldig voor hem verzwegen hadden: dat er aan tafel bediend zou worden door twaalf jonge vrouwen, één voor elke gast.

Toen Hewitt me dat had verteld, had ik geprotesteerd dat ik niet instond voor het gedrag van Wolfe als de orgie op gang kwam, dat hij waarschijnlijk met grote stappen het huis uit zou lopen als de meisjes begonnen te gillen. Allemachtig, zei Hewitt, zo was het niet; dat was helemaal niet de bedoeling. Het was alleen zo dat het Tienmanschap niet alleen voor de naam naar het oude Griekenland was gegaan, maar ook voor andere gebruiken. Hebe, de godin van de jeugd, had voor de goden de wijn ingeschonken, en dus was het bij het Tienmanschap voor Aristologie de gewoonte geworden zich door jongedames in passende kleding te laten bedienen. Toen ik vroeg hoe hij aan die dames kwam, zei hij via een theateragentschap, en hij voegde eraan toe dat er om deze tijd van het jaar altijd honderden jonge toneelspeelsters zonder werk zaten en blij waren met de kans vijftig gulden te verdienen, en daarbij een goede maaltijd, met een avondje bord voor bord eten rondbrengen. Oorspronkelijk hadden ze ervaren serveersters van een agentschap gehuurd, maar die waren over hun stola's gestruikeld.

Wolfe en ik waren om precies zeven uur gearriveerd en na onze gastheer en de rest van het Tienmanschap te hebben begroet, de oesters te hebben geproefd en onze keus uit vijf witte wijnen te hebben kenbaar gemaakt, ging ik naar de keuken om te zien hoe Fritz het maakte. Hij stond te proeven uit een pan op het fornuis, en hij was even kalm als wanneer hij thuis voor Wolfe en mij had gekookt. Felix en Zoltan, van Rusterman, waren er om te helpen, dus vroeg ik niet of ik nodig was.

En dan waren er de Hebe-dames, die de goden wijn inschonken, twaalf in getal, met donkerpaarse stola's en zwierige kleding, die tot aan hun enkels reikte. Heel mooi. Dat bracht me op een idee. Fritz doet graag voorkomen alsof hij reden heeft om aan te nemen dat er binnen een afstand van anderhalve kilometer geen dame voor mij veilig is, wat niet logisch is, omdat je op die afstand nog niets over hen kan zeggen, en het leek me goed als hij mij op korte afstand aan het werk zou zien. Het was tevens een uitdaging en een sociologisch experiment. De eerste twee waren een makkie: de één heette Fern Faber, vertelde ze, een lange blondine met een brede, luie mond, en dan was er nog Nora Jaret met de grote bruine ogen en kuiltjes in haar wangen. Nu zat ik achter die Carol Annis met haar als maïspluimen aan.

'Ik heb geen gevoel voor humor,' zei ze en draaide zich weer om naar Felix.

Daar zat ik dan. 'Dat is een ander soort humor en een ingeving als de mijne is niet grappig. Die doet pijn. Misschien kan ik het raden. Is het Hebe één, 0-0-0-0?'

Geen antwoord.

'Kennelijk niet. Plato twee, drie-vier-vijf-zes?'

Zonder haar hoofd om te draaien, zei ze: 'Het staat in de gids. Gor-ham acht, drie-twee-een-zeven.' Met een ruk draaide ze haar hoofd naar mij om. 'Alstublieft?' En terug draaide het hoofd weer.

Het klonk alsof ze wilde zeggen: ga alstublieft weg, en niet: bel alstublieft zo snel mogelijk, maar ik schreef het toch op, voor de zekerheid en liep weer verder. De rest van de dames stond nog steeds in de nis en ik liep erheen. Het donkerpaars van de stola's stak goed af tegen de knappe jonge gezichtjes met daarboven negen verschillende kleuren kapsels. Toen ik dichterbij kwam, stokte het gesprek en draaiden de gezichtjes naar mij toe.

'Rustig maar,' zei ik tegen hen. 'Ik heb geen officiële positie. Ik ben maar een van de gasten, uitgenodigd omdat ik bevriend ben met de kok en zelf zit ik met een probleem. Ik zou dat het liefst met eenieder van jullie afzonderlijk bespreken, maar aangezien mij de tijd daarvoor ontbreekt...'

'Ik weet wie u bent,' zei één van hen. 'U bent een detective en u werkt voor Nero Wolfe. U bent Archie Goodwin.'

Ze had rood haar en een melkwitte huid. 'Dat ontken ik niet,' zei ik, 'maar ik ben hier niet beroepsmatig. Ik vraag niet of ik u ontmoet heb, want als dat het geval zou zijn, was ik dat beslist niet vergeten...'

'U heeft mij niet ontmoet. Ik heb u gezien en ik heb uw foto gezien. U bent wel blij met uzelf, nietwaar?'

'Beslist. Ik schaar me achter de meerderheid. Zullen we eens stemmen? Wie is ingenomen met zichzelf? Manden opsteken.'

Er ging een hand omhoog met een blote arm die uit de donkerpaarse vouwen te voorschijn schoot, daarna nog twee, gevolgd door de rest, met inbegrip van de dame met het rode haar.

'Goed,' zei ik, 'dat is dan geregeld. Met algemene stemmen. Mijn probleem is dat ik besloot jullie eens allemaal te bekijken en degene die ik het meest onweerstaanbaar, het knapst en het boeiendst vind om haar telefoonnummer te vragen, maar ik weet het niet meer. Dat zijn jullie allemaal. Jullie schoonheid en betovering overtreffen zelfs de wildste dromen van een dichter, en ik ben geen dichter. Het is dus duidelijk dat ik nu in het nauw zit. Hoe kan ik nu een van jullie uitzoeken, wie dan ook, als...'

'Die is gek,' klonk de stem van de roodharige dame. 'Dan moet u mij toch hebben, Peggy Choate. Argyle twee, drie-drie-vier-acht. Gelieve niet te bellen voor twaalf uur.'

'Dat is niet eerlijk,' protesteerde een diepe stem, die afkomstig bleek te zijn van iemand die iets te oud en iets te dik leek voor Hebc. Die stem ging verder: 'Mag ik je Archie noemen?' 'Natuurlijk, zo heet ik.'

'Goed, Archie, je moet eens naar de oogarts.' Ze tilde een blote arm op en raakte een schouder naast de hare aan. 'We geven toe allemaal mooi te zijn, maar we zijn niet van dezelfde klasse als Helen lacono. Kijk eens naar haar!'

Dat deed ik, en ik moet zeggen dat de diepe stem wel gelijk had. Helen Iacono, met de donkere ogen, de donkere fluwelen huid en het golvende, zijdeachtige haar dat nog donkerder leek dan de ogen of de huid, was ontegenzeglijk heel apart en bijzonder. Haar lippen weken net genoeg van elkaar om de glans van witte tanden te tonen, maar ze lachte niet. Ze reageerde helemaal niet, wat opmerkelijk was voor een actrice.

'De mogelijkheid bestaat,' gaf ik toe, 'dat ik zo verblind ben door de pracht van jullie allemaal, dat ik blind was voor de glorie van een enkele ster. Misschien ben ik toch een dichter, zo te horen wel. Het gevoel dat ik het telefoonnummer van jullie allemaal moet hebben, is beslist geen reactie op Helen Iacono. Ik geef toe dat daarmee mijn probleem nog niet is opgelost, want morgen zit ik met de vraag wie ik als eerste zal bellen. Als ik me dan voel zoals nu, zal ik alle nummers gelijktijdig moeten bellen en dat kan niet. Ik hoop nu maar dat ik zo niet op een dood punt beland. Wat moet ik doen als ik niet kan beslissen wie ik als eerste zal bellen? En als ik daar nu eens gek van word? En als ik weer langzaam tot rust kom...?'

Ik draaide me om om te zien wie er aan mijn mouw trok. Het was Benjamin Schriver, de gastheer, met een grijns op zijn blozende, ronde gezicht. Hij zei: 'Ik val je niet graag in de rede, maar misschien kun je je toespraak later afmaken. Wc kunnen aan tafel. Ga je mee?'

De eetzaal, op dezelfde verdieping als de keuken, ruim een meter beneden straatniveau, zou mij te somber zij n geweest als de meeste donkere lambrizering niet behangen was met platen van ganzen, fazanten, vissen, fruit, groenten, en andere eetbare zaken. Het was ook maar gelukkig dat het tafelkleed zo wit was als sneeuw, de zeven wijnglazen bij elk bord glinsterden in het zachte licht dat van boven kwam, en het gepoetste zilver prachtig glom. In het midden stond een lage vergulde schaal, of misschien was hij wel van goud, zestig centimeter lang, gevuld met bosjes Phalaenopsis Aphrodite, die ze van Wolfe hadden gekregen en die diezelfde middag nog door hem van zijn kostbaarste planten waren geknipt.

Toen hij ging zitten, keek hij er met gefronst voorhoofd naar, maar die frons was niet voor de orchideeën bestemd; het was voor de stoel die, hoewel heel leuk, prima was voor u of mij, maar niet voor zijn gewicht. Zijn billen hingen er aan weerszijden overheen. Hij streek zijn voorhoofd weer glad, toen Schriver, die aan het eind van de tafel zat, hem een compliment maakte over de bloemen en Hewitt, die tegenover hem zat, meende nog nooit een mooiere Phalaenopsis te hebben gezien. De anderen vielen hem bij, op de aristoloog na die tussen Wolfe en mij inzat. Hij was zo.'n Wall Street-figuur en een bekend sponsor van theaterprodukties. Zijn naam was Vincent Pyle en hij maakte zijn naam waar oorspronkelijk te zijn, door een jacquet te dragen, met bijpassende das, die zwart leek, totdat het licht er in een bepaalde hoek op viel en je zag dat hij groen was. Met zijn hoofd schuin en een getuit mondje bekeek hij de orchideeën. Hij zei: 'Ik houd niet van bloemen met stippen en strepen. Ik vind ze rommelig.'

Val dood, dacht ik, maar zei het niet. Als ik had geweten dat hij dat over een uur of drie inderdaad zou doen, had ik het misschien niet eens durven denken. Er werd op gereageerd, niet door Wolfe en mij, Schriver of Hewitt, maar door drie anderen die bloemen met stippen en strepen juist prachtig vonden: Adrian Dart, de acteur die een aanbod van Hollywood van ongeveer een miljoen per week had afgeslagen; Emil Kreis, voorzitter van het bestuur van de uitgevers van Codex Pers; en Harvey M. Leacraft, bedrijfsjurist.

De Hebes schonken overigens helemaal geen wijn in. De wijnen, beginnend met de Montrachet bij de eerste gang, werden door Felix ingeschonken; de meisjes brachten echter het eten binnen, met voor de verschillende onderdelen ook andere regels. De eerste gang werd al in de keuken op de afzonderlijke borden gelegd en elk meisje bracht een bord binnen voor haar eigen aristoloog. Het gerecht bestond uit kleine blinis, bestrooid met gehakte olijven, met daarop kaviaar en zure room - Fritz was die ochtend al om elf uur aan de blinis begonnen en die stonden dus al klaar, dat gold ook voor de zure room, waaraan hij die zondagavond was begonnen. De zure room van Fritz is heel bijzonder, maar Vincent Pyle moest er weer een grapje over maken. Nadat alle blinis waren rondgedeeld, maakte hij een opmerking die luid genoeg was om door iedereen aan tafel gehoord te worden: 'Dat is zeker iets nieuws. Zand erin. Knap bedacht. Goed voor kippen, want die hebben dat nodig.'

De man links van mij, Emil Kreis, de uitgever, mompelde in mijn oor: 'Let maar niet op hem. Hij heeft dit seizoen al drie floppen gehad.'

De meisjes, die die middag door Fritz en Felix geïnstrueerd waren, serveerden de groene schildpadsoep zonder een druppel te morsen. Nadat zij de soepborden hadden neergezet, kwam Felix met de soepterrine binnen en schepte elk meisje eruit op, terwijl Felix de terrine bij het bord hield. Ik vroeg vriendelijk aan Pyle: 'Zit hier ook zand in?' maar hij zei nee, de soep was heerlijk en helemaal schoon.

Tot mijn opluchting zag ik dat de meisjes de vis - in droge witte wijn gepocheerde bot, met een mossel-en-champignonsaus, een specialiteit van Fritz - niet opdienden. Felix had alles op een zijtafel neergezet en de meisjes hoefden het bord alleen maar te dragen. Zodra weer iemand een hapje had genomen van de saus, hoorde je waarderend gemompel, en Adrian Dart, de acteur, die tegenover Wolfe zat, riep: 'Voortreffelijk!' Met diverse geluiden werd uiting gegeven aan de tevredenheid. Leacraft, de advocaat, vroeg aan Wolfe of Fritz hem het recept zou willen geven, toen Pyle, rechts van mij, een lelijk gezicht trok en kletterend zijn vork op zijn bord liet vallen.

Ik dacht dat hij zich aanstelde, en dacht dat nog steeds toen zijn hoofd vooroverviel en ik hem met zijn tanden hoorde knarsen, maar toen zakten zijn schouders en sloeg hij een hand voor zijn mond, en dat leek me toch een beetje overdreven. Een stuk of twee, drie van de aanwezigen zeiden iets, en hij duwde de stoel waarop hij zat achteruit, stond op en zei: 'U moet me excuseren, het spijt me,' waarna hij naar de deur tot de hal liep. Schriver kwam overeind en volgde hem. De anderen keken elkaar aan en zeiden iets tegen elkaar.

Hewitt zei: 'Het is zonde, maar ik eet het wel op,' en gebruikte zijn vork. Iemand vroeg of Pyle een zwak hart had, en iemand anders zei nee. Ze gingen allemaal verder met de bot en het gesprek, maar de stemming was veranderd.

Toen de meisjes op een teken van Felix de borden begonnen weg te halen, stond Lewis Hewitt op en verliet de zaal om een paar minuten later weer binnen te komen, te gaan zitten en zijn stem te verheffen. "Vineent heeft flink veel pijn. We kunnen niets doen en Ben wil dat we doorgaan. Zodra hij kan, komt hij weer hierheen.'

'Wat heeft hij?' vroeg iemand.

Hewitt zei, dat de dokter dat niet wist. Zoltan kwam binnen met een enorme schaal met deksel en de Hebes kwamen allemaal bij de zijtafel staan. Felix haalde het deksel eraf en begon de gebraden fazant uit te serveren, die was gelardeerd met repen varkensvlees, dat twintig uur in een Tokay had gelegen, en toen - maar nee. Wat had het voor zin? Het jaarlijkse diner van het Tienmanschap voor Aristologie was een flop. Aangezien ik al jaren drie door Fritz Benner bereide maaltijden per dag nuttig, zou ik weleens mijn waardering willen tonen door op papier te zetten wat hij met drank allemaal kan doen, maar hier lukt dat niet. Natuurlijk was de fazant goed genoeg voor de goden, als die er zouden zijn, en dat gold ook voor het speenvarken, en de salade met een dressing die Fritz de Regen van de Duivel noemt, en de kroketten van kastanjes, en de kaas- slechts één soort die onder toezicht van Fritz in New Jersey was gemaakt door een man die Bill Thompson heet. En alles werd min of meer opgegeten. Maar Hewitt verliet de zaal nog een keer of drie en bleef de laatste keer ruim tien minuten weg. Schriver kwam helemaal niet terug bij de groep, en terwijl de salade werd opgediend ging Emil Kreis weg en kwam niet meer terug.

Toen de koffie en cognac werden ingeschonken en sigaren en sigaretten rondgingen, verliet Hewitt zijn stoel voor de vijfde keer, maar toen stond ook Nero Wolfe op om hem te volgen. Om maar iets te doen te hebben, stak ik een sigaar op, en probeerde gezellig te doen door te luisteren naar een verhaal van Adrian Dart, maar tegen de tijd dat ik mijn koffie op had, begon ik onrustig te worden. Te oordelen naar de blik op het gezicht van Wolfe, die het afgelopen uur steeds norser was gaan kijken, wist ik dat hij kookte, en vooral als hij niet thuis was, wist je dan niet wat je aan hem had. Die norse blik zou hij dan zelfs kunnen toeschrijven aan Vincent Pyle, voor het bederven van de maaltijd van Fritz. Dus legde ik het restant van de sigaar in een asbak, stond op, en liep naar de deur. Ik was halverwege toen hij, nog steeds met die norse blik, achter mij aankwam.

'Kom mee,' beet hij mij toe.

De weg van de eetzaal naar de keuken voerde door een voorraadkamer van zes meter lang, met aan weerszijden toonbanken, planken en kasten. Wolfe stapte erdoorheen met mi j achter zich aan. De meisjes zaten verspreid over de keuken op stoelen en krukken aan tafels en bars te eten. Een vrouw was druk bezig aan het aanrecht. Zoltan was bij de koelkast bezig. Fritz, die waarschijnlijk voor zichzelf een glas wijn inschonk, draaide zich om toen Wolfe binnenkwam en zette de fles neer.

Wolfe liep naar hem toe, bleef staan en zei: 'Fritz. Ik bied je mijn verontschuldigingen aan. Ik heb je door Hewitt laten ompraten. Ik had beter moeten weten. Neem me niet kwalijk.'

Met het wijnglas in de ene hand, maakte Fritz een gebaar met zijn andere hand. 'Ik neem u helemaal niets kwalijk, ik vind het alleen jammer. De man is misselijk geworden, dat is jammer, maar niet door mijn koken. Dat verzeker ik u.'

'Dat hoeft niet. Niet door jouw koken, zoals jij het hebt afgeleverd, maar zoals het hem bereikte. Ik herhaal dat het mij verweten kan worden, maar daar ga ik nu niet verder op in; dat kan wachten. Er is iets dat veel dringender is.' Wolfe draaide zich om. 'Archie, zijn die vrouwen er nog allemaal?'

Ze zaten verspreid over een halve cirkel.' Ja, meneer. Ze zijn er nog allemaal. Twaalf.'

'Haal ze bij elkaar. Ze kunnen daar' - en hij wees op de nis - 'wel staan. En haal Felix.'

Het was niet te geloven. Ze zaten te eten; en het was voor hem ongehoord om een man, of zelfs een vrouw, bij de maaltijd te storen. Dat zou hij ook bij mij niet doen. Zelfs in uiterste noodgevallen had hij mij nooit gevraagd het eten te laten staan voor ik klaar was. Maar hij kookte en dat was nog zacht uitgedrukt. Zonder ook maar een wenkbrauw op te tillen, draaide ik me om en riep: 'Het spijt me, dames, maar als meneer Wolfe zegt dat het dringend is, is het dat ook echt. Daarheen, alstublieft. Allemaal.'

Daarna liep hij door de gang van de voorraadkamer, duwde tegen de deur die naar twee kanten openging, ving de blik van Felix op en wenkte hem met zijn vinger, waarna hij kwam. Toen we weer in de keuken kwamen, waren de meisjes opgestaan van hun stoelen en krukken en gingen bij elkaar in de nis staan, maar met weinig enthousiasme. Er werd gemompeld en ik werd vuil aangekeken, toen ik met Felix aankwam. Wolfe kwam met Zoltan en stond met zijn lippen op elkaar naar hen te kijken.

'Ik moet er jullie aan herinneren,' zei hij, 'dat de eerste gang die jullie naar de tafel hebben gebracht, bestond uit hapjes met kaviaar en zure room. In de portie die Vincent Pyle kreeg en die hij opat, zat arsenicum. Meneer Pyle ligt nu boven in bed en er zijn drie artsen bij hem. Hij zal waarschijnlijk binnen het uur sterven. Ik...'

Hij stopte en keek hen woest aan. Ze reageerden zeer verschrikt of deden alsof. Er werd gesnikt en geroepen, een van hen greep naar haar keel, iemand anders ontblootte haar armen en sloeg haar handpalmen tegen haar oren. Toen met de woeste blik de orde was hersteld, ging Wolfe verder. 'Willen jullie allemaal stil zijn en luisteren. Ik heb het nu over conclusies die ik heb getrokken. Mijn conclusie dat Pyle arsenicum heeft gegeten is gebaseerd op symptomen - een brandende keel, zwakte, een hevige, brandende pijn in de maag, een droge mond, een koele huid en overgeven. Mijn conclusie dat dat arsenicum in de eerste gang moet hebben gezeten, is in de eerste plaats gebaseerd op de tijd die arsenicum nodig heeft om te werken; in de tweede plaats op het feit dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het in de soep of op de vis is gedaan; en in de derde plaats omdat Pyle erover klaagde dat er zand in de room of de kaviaar zat. Ik geef toe dat de mogelijkheid bestaat dat ik het bij het verkeerde eind heb, maar daar houd ik geen rekening mee en ik handel ernaar.' Hij draaide zijn hoofd om. 'Fritz. Ik wil alles van de kaviaar weten, vanaf het moment dat het op de afzonderlijke borden is gelegd. Wie deed dat?'

Ik heb eens tegen Fritz gezegd dat ik me geen situatie kon voorstellen waarin hij er echt ongelukkig zou uitzien, maar dat was nu anders. Hij beet op zijn lippen, eerst op de onderlip, daarna op de bovenlip. Hij begon: 'Ik kan u verzekeren...'

'Je hoeft mij niets te verzekeren, Fritz. Wie heeft het op de borden gelegd?'

'Zoltan en ik,' en met een vingerwijzend: 'Aan die tafel.'

'En heb je die borden daar laten staan? Werden ze door de vrouwen van die tafel meegenomen?'

'Ja, meneer.'

'Nam elke vrouw één bord?'

'Ja, meneer. Ik bedoel, dat is hun wel gezegd. Ik stond bij het fornuis.'

Zoltan verhief zijn stem. 'Ik heb naar ze zitten kijken, meneer Wolfe. Ze namen elk een bord. En neem van mij aan, niemand heeft er arsenicum...'

'Toen nou, Zoltan. Ik voeg er nog een conclusie aan toe: dat niemand arsenicum heeft gedaan in een portie en het aan het toeval overliet wie van de gasten dat zou krijgen. Degene die wilde vergiftigen wilde daarmee een bepaald persoon bereiken - Pyle, of als alternatief iemand anders en bereikte het per vergissing Pyle. Het vergif zat in ieder geval in de portie die Pyle at, en het is niet belangrijk of dat ook de bedoeling is geweest of dat hij gewoon pech heeft gehad.' Zijn ogen waren op de meisjes gericht. 'Wie van jullie heeft dat bord naar meneer Pyle gebracht?'

Geen antwoord. Geen geluid, geen beweging.

Wolfe gromde. 'Poe. Als jullie niet wisten hoe hij heet, weten jullie dat nu. Het is de man die tijdens de vis de tafel verliet en die nu ligt dood te gaan. Wie heeft hem bediend?'

Geen antwoord; en ik moet toegeven dat niemand de ogen afwend-de om naar de roodharige Peggy Choate te kijken. Ik wel. 'Verdomme,' zei ik, 'Vooruit, juffrouw Choate, zeg iets!'

'Ik was het niet!' riep ze.

'Dat is dom. Natuurlijk was jij het wel. Twintig mensen kunnen daar een eed op doen. Terwijl jij de soep opschepte zat ik naar je te kijken. En toen jij de vis binnenbracht...'

'Maar dat eerste gerecht heb ik hem niet gebracht. Dat had hij al.'

Wolfe nam het over. 'Jij heet Choate?'

'Ja.' Haar kin ging omhoog. 'Peggy Choate.'

'Jij ontkent dus dat eerste bord met kaviaar, de eerste gang, naar meneer Pyle te hebben gebracht?'

'Dat ontken ik, ja.'

'Maar dat had je wel moeten doen. Jij moest hem toch bedienen?'

'Ja. Ik pakte het bord van die tafel daar en ging ermee naar binnen. Ik liep naar hem toe, maar zag toen dat hij al een bord had en ik dacht een vergissing te hebben gemaakt. We hadden de gasten van tevoren niet gezien. Die man,' en ze wees naar Felix, 'had ons de stoel gewezen waarop onze gast zou zitten, en de mijne zat als tweede van rechts gerekend van de kant waar ik binnenkwam. Maar die persoon had al een bord voor zich staan en ik dacht dat iemand anders een vergissing had gemaakt of dat ik in de war was. Enfin, ik zag dat de man rechts van hem nog niets had, en dus heb ik het bord voor hem neergezet. Dat was u. Ik heb het bord aan u gegeven.'

'Inderdaad.' Wolfe keek haar met gefronste wenkbrauwen aan. 'Door wie moest ik worden bediend?'

Dat sloeg niet aan. Hij wist het werkelijk niet. Hij had nooit naar haar gekeken. Hij had het al irritant gevonden door dames bediend te worden, en bovendien had hij er een hekel aan zijn nek om te draaien. Ik had het hem natuurlijk kunnen vertellen, maar Helen Iacono zei: 'Dat was ik.'

'Je naam, alsjeblieft.'

'Helen Iacono.' Ze had een diepe stem, die goed paste bij haar donkere ogen en donkere, fluweelzachte huid en golvende, zijdezachte haar.

'Heb jij me de eerste gang gebracht?'

'Nee. Toen ik binnenkwam, zag ik dat Peggy u al bediende, en een man aan de linkerkant vlak naast het eind van de tafel had nog niets, en dus heb ik hem het bord gegeven.'

'Weet je hoe hij heet?'

'Ik wel,' zei Nora Jaret. 'Van het kaartje. Hij was van mij.' Ze had haar grote, donkere ogen recht op Wolfe gericht. 'Hij heet Kreis. Toen ik bij hem kwam, had hij al. Ik wilde ermee teruggaan naar de keuken, maar toen dacht ik dat iemand misschien plankenkoorts had, maar dat heb ik niet, dus gaf ik het bord aan de man aan het eind van de tafel.'

'Welk eind?'

'Het linkereind. Meneer Schriver. Hij kwam vanmiddag nog even met ons praten.'

Wat ze zei werd bevestigd door Carol Annis, het meisje met haar als maïspluimen, maar zonder gevoel voor humor. 'Dat is zo,' zei ze. ik heb haar gezien. Ik wilde haar nog tegenhouden, maar ze had het bord al neergezet, dus liep ik maar naar de andere kant van de tafel toen ik zag dat Adrian Dart nog niets had. Het kon me niet schelen, omdat hij het was.'

'Had jij meneer Schriver moeten bedienen?'

'Ja. Ik heb hem wel de andere gangen gebracht. Tot hij vertrok.'

Het begon zo langzamerhand op een kinderspelletje te lijken, maar er moest nog gehurkt worden. Wolfe hoefde alleen maar iemand te vinden die geen bord had weggebracht , en dat zou haar verdacht maken. Ik hoopte alleen dat het de volgende niet zou zijn, want het meisje met de diepe stem had Adrian Dart moeten bedienen, en ze noemde mij Archie en ze had Helen lacono een aardig compliment gemaakt. Zou zij beweren Dart zelf bediend te hebben?

Nee. Ze gaf al antwoord zonder dat iemand haar iets had gevraagd. 'Mijn naam is Lucy Morgan,' zei ze, 'en ik had Adrian Dart, maar Carol was me net voor. Er was nog maar één persoon die niets had en dus zette ik daar mijn bord neer. Dat was links van Dart, de op één na volgende. Ik weet niet hoe hij heet.'

Ik hielp haar. 'Hewitt, de heer Lewis Hewitt.' Ze hadden dat kinderspelletje beter zakdoekje-leggen kunnen noemen. Ik keek naar Fern Faber, de lange, blonde vrouw met de brede, luie mond, die ik tijdens mijn jacht op telefoonnummers als eerste had aangeschoten. 'Het is jouw beurt, juffrouw Faber,' zei ik tegen haar. 'Jij had toch meneer Hewitt? Ja toch?'

'Inderdaad,' zei ze met zo'n hoog stemmetje, dat het bijna op gillen leek.

'Maar je bracht hem zijn kaviaar niet?'

'Dat deed ik zeker niet.'

'Aan wie gaf je die kaviaar dan?'

'Aan niemand.'

Ik keek naar Wolfe. Met half dichtgeknepen ogen keek hij naar haar. 'Wat heb je ermee gedaan, juffrouw Faber?'

'Ik heb er niets mee gedaan. Er was niets.'

'Onzin. Jullie zijn met z'n twaalven, er zaten twaalf mensen aan tafel en iedereen kreeg een portie. Hoe kun je dan zeggen dat er niets was?'

'Omdat er niets was. Ik was mijn haar aan het kammen en toen ik terugkwam, pakte zij net het laatste bord van de tafel en toen ik vroeg waar het mijne was, zei ze dat ze dat niet wist. Ik ging naar de eetzaal en iedereen bleek al iets te hebben.' 'Wie pakte het laatste bord van de tafel?'

Ze wees op Lucy Morgan.

'Aan wie vroeg je waar het jouwe was?'

Ze wees op Zoltan. 'Aan hem.'

Wolfe draaide zich om. 'Zoltan?'

'Ja, meneer. Ik bedoel, ja, meneer, zij vroeg waar haar bord was. Ik stond met mijn rug naar de tafel toen het laatste bord werd weggehaald. Ik bedoel niet dat ik weet waar ze was geweest, maar alleen dat ze het me vroeg. Ik vroeg aan Fritz of ik naar binnen zou gaan om te kijken of er een bord te kort was, maar hij zei nee, Felix was er en die zou daar wel op letten.'

Wolfe ging terug naar Fern Faber. 'Waar bevindt zich de kamer waar jij je haar hebt gekamd?'

Ze wees op de voorraadkamer. 'Daar.'

'De deur is om de hoek,' zei Felix.

'Hoe lang ben je er geweest?'

'Lieve hemel, weet ik veel? Denkt u dat ik de tijd bijhoud? Toen Archie Goodwin een praatje met ons maakte en meneer Schriver naar ons toe kwam en zei dat we moesten beginnen, ben ik snel gegaan.'

Het hoofd van Wolfe ging met een ruk naar mij toe. 'Daar was je dus. Ik had kunnen weten dat er jonge vrouwen in de buurt waren. Laten we eens aannemen dat juffrouw Faber kort nadat jij bent weggegaan - laten we zeggen drie minuten - haar haar is gaan kammen. Hoe lang is ze daar dan mee bezig geweest, als het laatste bord al was weggehaald toen zij terugkwam in de keuken?'

Ik dacht er even over na. 'Een minuut of twintig.'

Hij keek haar nijdig aan. 'Wat mankeerde er aan je haar?'

'Ik heb niet gezegd dat er iets aan mankeerde.' Ze begon zich te ergeren. 'Moet je horen, mister, wil je alle bijzonderheden weten?'

'Nee.' Wolfe bleef nog even, niet vriendelijk, naar hen staan kijken. Hij zoog zijn longen vol, blies de lucht er weer uit, keerde hun de rug toe, zag het glas wijn dat Fritz op een tafel had laten staan, ging erheen en pakte het op, rook eraan, ging geluiden staan maken en toen hij die hoorde, zette hij het glas weer neer en kwam terug.

'Je zit lelijk in de knoei,' zei hij. 'En ik ook. Je hoorde hoe ik mijn verontschuldigingen aanbood aan meneer Brenner en toegaf er verantwoordelijk voor te zijn dat zijn onderneming die maaltijd bereidde. Toen ik boven zag dat meneer Pyle stervende was en de conclusie trok, die ik je later vertelde, voelde ik mij verplicht de schuldige te ontmaskeren. Ik dacht het al te weten. Toen ik hier beneden kwam, dacht ik dat het eenvoudig te achterhalen zou zijn wie meneer Pyle het vergiftigde eten had voorgezet, maar ik heb me vergist.

Het is me nu wel duidelijk dat ik hier te maken heb met iemand die niet alleen vindingrijk en ingenieus is, maar ook vlug van begrip en brutaal.

Toen ik zoeven dichter bij haar ging staan en dacht onverbiddelijk het punt te naderen waarop zij een van jullie zou tegenspreken of zou ontkennen iemand de eerste gang te hebben gebracht, lachte ze me stiekem spottend uit, en terecht, want ze had haar doel bereikt. Ze was door mijn vingers geglipt en...'

'Maar dat is niet zo!' Het kwam van één van de meisjes wier naam ik nog niet had. 'Ze zei niemand te hebben bediend!'

Wolfe schudde zijn hoofd. 'Nee. Juffrouw Faber niet. Zij is de enige die we kunnen uitschakelen. Volgens haar zeggen was ze al die tijd dat de borden van de tafel werden gepakt, niet in de kamer aanwezig en ze zou het niet durven zeggen als ze werkelijk hier was geweest, een bord had gepakt en ermee naar Pyle was gegaan. Eén van jullie zou haar zeker hebben gezien.'

Hij schudde nogmaals zijn hoofd. 'Zij niet. Maar eenieder van jullie zou het kunnen zijn geweest. Jij - en ik heb het nu tegen iemand, wier naam ik nog niet ken - jij moet wel heel veel vertrouwen hebben in jouw beschermengel, ook gezien je vaardigheid. Want je nam grote risico's. Je nam een bord van de tafel - waarschijnlijk niet het eerste, maar één van de eerste - en deed onderweg naar de eetzaal arsenicum in de room. Zo moeilijk was dat niet; als dat arsenicum in een stukje papier zat, kan je het zelfs onder het lopen hebben gedaan. Dat papiertje heb je later laten verdwijnen, misschien wel in de kamer waar juffrouw Faber het over had. Jij bracht het bord naar meneer Pyle, kwam onmiddellijk terug, pakte nog een bord, bracht dal naar de eetzaal, en gaf het aan iemand die nog niets had. Ik zit niet te gissen; zo moet het zijn gegaan. Het was een bijzonder handige truc, maar ook jij kunt door de mand vallen.'

Hij wendde zich tot Zoltan. 'Jij zegt te hebben gezien hoe de borden werden meegenomen, en hoe ieder van hen er slechts één nam. Is één van hem soms teruggekomen om er nog één op te halen?'

Zoltan keek even ongelukkig als Fritz. 'Daar dacht ik juist over na, meneer Wolfe. Ik kan proberen heel goed na te denken, maar ik vrees dat dat niet helpt. Ik heb niet naar hun gezichten gekeken en ze waren allemaal hetzelfde gekleed. Ik denk dat ik niet zo goed heb opgelet.'

'Fritz?'

'Nee, meneer. Ik stond bij het fornuis.'

'Dan proberen we het eens op een andere manier, Zoltan. Wie hebben als eersten een bord gepakt - de eerste drie of vier?'

Zoltan schudde langzaam zijn hoofd, ik vrees dat het geen zin heeft, meneer Wolfe. Ik kan erover na gaan denken, maar zeker kan ik er niet van zijn.' Hij bewoog zijn ogen van rechts naar links en weer terug naar de meisjes. 'Zoals ik al zei, ik heb niet op hun gezichten gelet.' Hij stak zijn handen uit, met de handpalmen naar boven. 'Ik heb natuurlijk niet aan vergif gedacht, meneer Wolfe. Ik lette er alleen op dat de horden goed werden gedragen. Denk je er dan aan dat iemand misschien arsenicum hij zich heeft? Nee.'

Ik pakte het eerste bord,' riep een meisje-weer iemand van wie ik de naam niet wist. ik bracht het naar binnen en gaf het aan de man in mijn stoel, de man in de linkerhoek aan de andere kant van de tafel, en ik bleef daar. Ik heb de eetzaal niet meer verlaten.'

'Hoe heet jij?'

'Marjorie Quinn.'

'Dank je. Nu het tweede bord. Wie heeft dat meegenomen?'

Niemand kennelijk. Wolfe gaf ze tien seconden. Zijn ogen gingen heen en weer om niemand uit het oog te verliezen; zijn lippen hield hij stijf op elkaar, ik raad jullie aan eens goed in jullie geheugen te spitten, want anders zou het weieens nodig kunnen zijn de volgorde waarin de borden zijn binnengebracht door die uit jullie te trekken. Ik hoop dat het zover niet zal komen.' Hij draaide zijn hoofd om. 'Felix, ik heb jou bewust even buiten schot gehouden, om je de tijd te geven na te denken. Jij bevond je in de eetzaal. Ik had verwacht dat als iemand had verklaard dat zij de eerste gang aan Pyle had gebracht, jij dat zou kunnen bevestigen, maar er valt nu niets te bevestigen en dus moet ik het van jou horen. Ik moet je verzoeken haar aan te wijzen.'

Wolfe was in zekere zin de baas van Felix. Toen de oudste en beste vriend van Wolfe, Marko Vukcic, die eigenaar was van Rustermans restaurant, kwam te overlijden, had hij het restaurant nagelaten aan het personeel, met Wolfe als beheerder en Felix als maitre d'hotel. In die baan in het beste restaurant van New York was Felix natuurlijk zowel vriendelijk als gebiedend, maar daar was nu niets meer van te merken. Als hij zich net zo voelde als hij eruitzag, moest hij zich ellendig voelen.

'Dat kan ik niet,' zei hij.

'Poe! En dat terwijl je erin getraind ben alles te zien?'

'Dat is zo, meneer Wolfe. Ik wist dat u mij dit zou vragen, maar ik kan het niet. Ik kan het alleen uitleggen. De jonge vrouw, die net aan het woord was, Marjorie Quinn. kwam als eerste binnen met een bord, zoals ze al zei. Wat ze niet zei was, dat toen ze het wilde neerzetten, een van de blinis van het bord af op tafel gleed. Toen ik op haar afvloog, wilde ze hem net met haar vingers oppakken, maar ik trok haar weg, legde hem met een vork weer op het bord en keek haar woedend aan. Vrouwelijke obers is al erg genoeg, maar als ze dan ook nog geen ervaring hebben... Toen ik mezelf weer in de hand had, zag ik dat meisje met het rode haar, Chaote, achter meneer Pyle staan met een bord in haar hand, en dat klopte, want zij moest hem bedienen. Maar ik zag toen ook dat hij al bediend was. Toen ik naar haar toe wilde lopen, deed ze al een stap naar rechts en zette het bord voor u neer. Alles ging toen verkeerd, en ik wist niet wat ik moest doen. Het meisje met de donkere huid, Iacono, die u had moeten bedienen, bediende nu meneer Kreis, en het...'

'Laat maar.' Wolfe deed nogal kortaf. 'Ik heb het al van haar ge-hoord en jij ook. Ik heb altijd gedacht dat jij te vertrouwen was, maar zou de mogelijkheid bestaan dat jij in je hoge positie van maitre d'hotel van Rustermans restaurant er liever omheen draait dan betrokken te raken bij een vergiftigingszaak? Draai je eromheen, Felix?'

'Allemachtig, meneer Wolfe. Ik ben er al bij betrokken!'

'Goed. Ik heb gezien hoe de vrouw knoeide met die blinis en er met haar vingers aankwam, en ik heb gezien hoe jij dat overnam. Ja, je bent erbij betrokken, maar niet zoals ik.'Hij richtte zich tot mij. 'Ar-chie. Meestal kom ik eerst bij jou, maar nu ben je mijn laatste. Jij zat naast Pyle. Wie heeft dat bord voor hem neergezet?'

Ik wist natuurlijk dat ik dat kon verwachten, maar het had geen zin mijn hersens te pijnigen. Heel beslist zei ik alleen maar: 'Nee.' Hij keek me aan en ik voegde eraan toe: 'Gewoon nee, maar net als Felix kan ik dat uitleggen. In de eerste plaats had ik me moeten omdraaien om haar gezicht te kunnen zien, en dat zijn slechte tafelmanieren. Ten tweede zat ik te kijken hoe Felix die blinis redde. In de derde plaats werd er gepraat over bloemen met spikkels en strepen, en daar zat ik naar te luisteren, maar dat deed jij ook. Ik heb haar arm niet eens gezien.'

Wolfe stond te zuchten. Hij deed zijn ogen dicht en weer open en zuchtte nog eens. 'Niet te geloven,'mompelde hij. 'Dat secreet heeft ongelooflijk veel geluk gehad.'

'Ik ga naar huis,' zei Fern Faber, 'ik ben moe.'

'Ik ook,' zei iemand anders, die meteen wilde weglopen, maar door de ogen van Wolfe werd tegengehouden. 'Dat zou ik je niet aanraden,' zei hij. 'Het is waar dat juffrouw Faber als schuldige niet meer meedoet, en dat geldt ook voor juffrouw Quinn, aangezien zij onder toezicht stond van Felix toen Pyle werd bediend, maar ik raad ook hun aan te blijven. Wanneer Pyle sterft, zullen de artsen zeker de politic erbij halen, en dan kunnen jullie maar beter allemaal hier zijn. Ik had gehoopt ze te kunnen verblijden met een schuldbekentenis. Verdraaid nog aan toe! Er is nog een kans! Archie, kom mee. Fritz, Felix en Zoltan blijven bij deze dames. Als één van hen erop staat te vertrekken, houd je ze niet met geweld tegen, maar je schrijft hun namen en vertrektijden op. Als ze willen eten, geef je ze iets. Ik zal...'

'Ik ga naar huis,' zei Fern Faber koppig.

'Goed, ga dan maar. Voor de ochtend word je toch weer door een politieman uit bed gehaald. Ik ben in de eetzaal, Fritz. Kom mee, Archie.'

Hij liep weg en ik ging achter hem aan, door de gang van de voorraadkamer en door de klapdeur. Onderweg wierp ik een blik op mijn polshorloge: tien over elf. Eigenlijk had ik verwacht dat er niemand in de eetzaal zou zijn, maar dat was niet zo. Ze waren met z'n achten, de enigen die nog ontbraken, waren Schriver en Hewitt, die wellicht boven waren. Er hing een dikke sigarerook. Op Adrian na zaten ze allemaal met een cognacglas en een sigaar aan tafel, met de stoelen in diverse hoeken achteruitgeduwd. Dart stond met zijn rug naar een schilderij met vliegende ganzen te oreren. Toen we binnenkwamen, draaiden alle hoofden naar ons toe.

Emil Kreis zei: 'O, zijn jullie daar. Ik kwam al naar de keuken, maar wilde niet storen. Schriver vroeg me Fritz Brenner zijn verontschuldigingen aan te bieden. Het is onze gewoonte de kok te vragen een glas champagne met ons te drinken, wat barbaars en leuk is, maar onder de gegeven omstandigheden...' Hij maakte zijn zin niet af. 'Zal ik het hem uitleggen of doe jij dat?'

Ik doe het wel.' Wolfe liep naar het eind van de tafel en gingzitten. Hij was al bijna twee uur op de been - dat gaf niet als het erom ging een paar uur in zijn kassen door te brengen, maar niet ergens anders. Hij keek om zich heen. 'Leeft Pyle nog?'

'Dat is te hopen,' zei iemand. 'Dat hoop ik van harte.'

Ik had al thuis in bed moeten liggen,' zei iemand anders. 'Ik heb morgen een zware dag. Maar het ziet er niet naar uit...' Hij nam een trekje aan zijn sigaar.

De hand van Emil Kreis ging naar de cognacfles. 'Sinds ik weer beneden ben, hebben we niets meer gehoord.' Hij keek op zijn horloge. 'Dat is bijna een uur geleden. Ik denk dat ik maar weer eens boven ga kijken. Het is ook zo vervelend!' Hij schonk de cognac in.

'Afschuwelijk,' zei iemand. 'Heel vervelend. Ik begrijp dat je de meisjes hebt gevraagd wie van hen de kaviaar heeft binnengebracht. Kreis vertelde dat je hem dat hebt gevraagd.'

Wolfe knikte. 'Dat heb ik ook aan Schriver en Hewitt gevraagd. En Goodwin en Brenner, en de twee mannen die op mijn verzoek kwamen helpen. En de vrouwen. Na ruim een uur ben ik nog niets wijzer geworden. Ik heb wel ontdekt hoe de schuldige het heeft gedaan, maar weet nog niet wie het is.'

'Ben je niet een beetje voorbarig?' vroeg Leacraft, de advocaat.

'Onzin. Ik ben veel te kwaad voor plichtplegingen, Leacraft. Alles wijst op arsenicum, en je hoorde Pyle klagen over zand, maar dat is nog niet alles. Ik zei de truc te hebben ontdekt. Niemand zal toegeven hem de eerste gang te hebben voorgezet. Degene die hem had moeten bedienen, ontdekte dat hij al was voorzien en bediende toen mij maar. Er is inderdaad een schuldige. Zij deed en passant arsenicum in de room, zette die Pyle voor, ging terug naar de keuken voor nog een portie, kwam terug en zette het voor iemand anders neer. Dat staat vast.'

'Maar dan moet er iemand zijn,' voerde de advocaat aan, 'die niemand heeft bediend. Hoe kan dat?'

'Ik weet best waar ik het over heb, Leacraft. Als je wilt, zal ik het je later uitleggen, maar nu wil ik doorgaan. Het staat wel vast dat Pyle vergif heeft gekregen van de vrouw die hem de kaviaar heeft gebracht; dat is een feit. Maar door een opmerkelijke combinatie van sluwheid en geluk is ze tot dusver niet geïdentificeerd, en ik doe nu een beroep op jou. Op jullie allemaal. Ik verzoek je de ogen te sluiten en het gebeurde terug te halen in je herinnering. We zitten hier aan tafel te praten over orchideeën - de stippen en strepen. De vrouw die daar bedient' - en hij wees de plaats aan - laat een blinis van het bord glijden en Felix legt hem terug. Doe gerust je ogen dicht, dat helpt. Op dat moment komt er een vrouw binnen met een bord, zij gaat naar Pyle, en zet het voor hem neer. Nu vraag ik je: wie was die vrouw?'

Emil Kreis schudde zijn hoofd. 'Ik heb je boven al gezegd, dat ik dat niet weet. Ik heb haar niet gezien. En als ik haar wel heb gezien, is dat niet tot me doorgedrongen.'

Adrian Dart, de acteur, stond met zijn ogen dicht, zijn kin omhoog en zijn armen gevouwen, een mooie houding om je te concentreren. De anderen, zelfs Leacraft, hadden hun ogen ook dicht, maar haalden het niet bij Dart. Na enige tijd gingen de ogen weer open en werden er hoofden geschud.

'Ik weet het niet meer.' zei Dart met zijn welluidende baritonstem. 'Ik moet het hebben gezien, omdat ik tegenover hem zat, maar ik weet het niet meer. Echt niet.'

Ik heb het niet gezien,' zei iemand anders, ik heb het gewoon niet gezien.'

'Ik heb een vaag gevoel,' zei iemand anders, 'maar het is veel te vaag. Nee.'

Ze waren eensgezind.

Wolfe plantte zijn handpalmen op tafel. 'Dan doe ik mee,' zei hij grimmig, ik ben jullie gast, heren, en ik wil niemand beledigen, maar het is mijn schuld dat Fritz Brenner dit jammerlijke fiasco heeft geleden. Als Pyle sterft, wat zeker zal gebeuren...'

De deur ging open en Benjamin Schriver kwam binnen. Daarna Le-wis Hewitt, gevolgd door de bekende, gezette gestalte van inspecteur Purley Stebbins van de moordbrigade van Manhattan West.

Schriver liep naar de tafel en zei: 'Vincent is dood. Een half uur geleden. Dokter Jameson heeft de politie gebeld. Volgens hem is het praktisch zeker dat...'

'Stop,' gebood Purley vlak achter hen. 'Als u het niet erg vindt, ga ik nu verder.'

'Mijn God,' kreunde Adrian Dart, hevig huiverend.

Dat was het laatste wat ik er van een aristoloog over hoorde.

'Dat is niet zo!' bulderde inspecteur Cramer. 'Verdraai mijn woorden niet voortdurend! Ik beschuldig je niet van medeplichtigheid! Ik zeg alleen dat je iets verbergt, en wat schieten we daar nou mee op? Dat doe je altijd!'

Het was woensdagmiddag kwart voor twee. We bevonden ons in het kantoor op de eerste verdieping van een herenhuis aan West 35th Street - Wolfe zat in zij n te grote stoel. Het dagelijkse programma was helemaal in de war gestuurd. Toen wc 's ochtends om vijf uur eindelijk thuiskwamen, had Wolfe tegen Fritz gezegd, dat hij tot nader order dat ontbijt maar moest vergeten, en mij had hij naar de plantenkassen gestuurd om er een briefje neer te leggen voor Theo waarop stond dat hij 's ochtends om negen uur niet zou verschijnen en wellicht helemaal niet. Dat laatste was het geval geweest. Om halftwaalf had hij via de huistelefoon Fritz gebeld om te zeggen dat hij een ontbijt kon brengen bestaande uit vier eieren en tien plakken bacon in plaats van twee en vijf, en pas na een uur klonk het geluid van de lift, gevolgd door zijn voetstappen in de hal, richting kantoor.

'Als u denkt dat een probleemkind moeilijk is, probeer dan een olifant eens. Zelfs als hij zichzelf is, is hij lastig, en dat was vooral die dag het geval. Na de post te hebben doorgekeken, op de kalender op het bureau te hebben gekeken en de drie cheques te hebben getekend die ik op zijn bureau had gelegd, beet hij mij toe: 'Een mooi vooruitzicht. Ze één voor één pakken duurt veel te lang. Wil je ze om zes uur allemaal tegelijk hier laten komen?'

Ik bleef rustig. Ik vroeg alleen: 'Wie allemaal?'

'Dat weet je best. Die vrouwen.'

Ik bleef nog steeds rustig. 'Tien lijkt me voldoende. U heeft zelf gezegd dat twee van hen doorgestreept kunnen worden.'

'Ik heb ze allemaal nodig. Die twee kunnen me helpen de volgorde te bepalen waarin de borden naar binnen werden gebracht.'

Ik gaf het niet op. Ik had te kort geslapen, nog korter dan hij en ik had nog geen zin in ruzie, ik heb een voorstel,'zei ik. 'Ik stel voordat u de werkzaamheden uitstelt tot u alles weer op een rijtje heeft staan. Tot vijfhonderd tellen helpt misschien. U weet heel goed dat ze alle twaalf de hele middag bij de officier van justitie zullen zitten of thuis officieel bezoek zullen ontvangen - de meesten van hen zitten misschien nu al bij de officier van justitie. En misschien zitten ze daar vanavond ook nog wel. Wilt u een aspirientje?'

'Ik wil die vrouwen!' gromde hij.

Ik had natuurlijk weg kunnen gaan om te wachten tot hij weer normaal kon doen en naar mijn kamer kunnen gaan om een dutje te doen, maar hij betaalde toch mijn salaris. Dus pakte ik het vel papier, waar ik op getypt had, stond op en gaf het hem. Er stond op:

                                                                Moest bedienen                      Bediende

Peggy Choate                                           Pyle                                         Wolfe

Helen Iacono                                             Wolfe                                       Kreis

Nora Jaret                                                  Kreis                                       Schriver

Carol Annis                                                Schriver                                   Dart

Lucy Morgan                                             Dart                                          Hewitt

Fern Faber                                                 Hewitt                                      Niemand

'Fern Faber doet niet meer mee,' zei ik, 'en ik besef dat het niet één van die vijf hoeft te zijn. ook al bracht Lucy Morgan het laatste bord binnen. Misschien waren er een paar anderen die na Peggy Choate de borden binnenbrachten en de mannen bedienden, die zij hadden moeten bedienen. Maar het schijnt...'

Ik stopte omdat hij het papier verkreukte en in de papierbak gooide. ik heb ze gehoord,' mopperde hij. 'Er mankeert niets aan mijn zintuigen, ook niet aan mijn geheugen. Ik erger me alleen geweldig.'

Dit was voor zijn doen een futloze verontschuldiging en het teken dat hij zichzelf weer in de hand begon te krijgen. Maar een paar minuten later, toen de bel ging, en na een blik door de ruit van de voordeur waar je maar aan één kant doorheen kon kijken, vertelde ik hem dat het Cramer was. Hij zei dat ik hem binnen moest laten en even later stapte Cramer binnen, ging op de roodleren stoel zitten en begon met een onbeleefde opmerking over het achterhouden van feiten, die Wolfe had ontdekt, en die met een moord te maken hadden. Cramer vroeg hem hoe hij het in zijn hoofd haalde zo'n lulverhaal op te hangen, wat ik toch wel een vulgaire uitdrukking vond voor een inspecteur. Die had hij zeker van de een of andere crimineel.

Het deed Wolfe goed dat Cramer zich zo geweldig ergerde. Hij leunde achterover in zijn stoel, iedereen verbergt wel iets,' zei hij rustig. 'Of verzwijgt iets, al was het alleen maar om niet uit te sluiten dat alles mogelijk is. Tijdens die vermoeiende uren, het waren er zes, beantwoordde ik alle vragen, evenals Goodwin. Ik dacht inderdaad dat we daarmee hielpen. Ik dacht dat we wat puin hadden geruimd.'

'Ja.' Cramer was hem niet dankbaar. Als hij Wolfe aanviel, was zijn grote roze gezicht altijd iets rozer dan anders, maar dat was niet van plezier. 'Jij was er getuige van dat iemand een moord pleegde, en jij hebt niemand in kennis gesteld...'

'Het was pas een moord toen hij stierf.'

'Goed, een misdaad dan. Je hebt dat niet gemeld, je...'

'Dat er een misdaad was gepleegd, was een conclusie die ik trok. Andere aanwezigen waren het niet met me eens. Een paar minuten voor de heer Stebbins de kamer betrad, trok de heer Leacraft, aangesloten bij de balie en daarom zelf wetsdienaar, mijn conclusie nog in twijfel.'

'Je had het moeten melden. Je bent een bevoegd rechercheur. Je bent ook aan een onderzoek begonnen, bent verdachten gaan ondervragen...'

'Alleen om mijn conclusie te testen. Het zou wel heel zwak zijn geweest als ik dit had gemeld, voordat ik...'

'Verdomme,' bulderde Cramer, 'wil je mij mijn zin laten afmaken? Al was het er maar één?'

De schouders van Wolfe gingen een centimeter omhoog en weer omlaag. 'Als het belangrijk is, natuurlijk. Ik probeer u niet op stang te jagen, meneer Cramer. Maar ik heb op deze aantijgingen al antwoord gegeven, aan u en de heer Stebbins en aan een substituut-officier van justitie. Ik heb niet ten onrechte de melding van een misdaad vertraagd, en heb niet zomaar het werk van de politie in eigen hand genomen. Maar goed, maak uw zin maar af.'

'Je wist dat Pyle stervende was. Dat heb je zelf gezegd.'

'Dat is eveneens mijn eigen conclusie. De artsen probeerden zijn leven te redden.'

Cramer haalde diep adem. Hij keek naar me, zag iets dat hem op een idee brachten wendde zich weer tot Wolfe. 'Ik zal je vertellen wat ik hier kom doen. Die drie mannen - de kok, de man die hem hielp en de man in de eetzaal - Fritz Brenner, Felix Courbet en Zoltan Mahany werden alle drie door jou aangebracht. Ze hadden alle drie iets met je van doen. Ik wil iets meer over hen weten, tenminste over twee van hen. Fritz kunnen we wel buiten beschouwing laten. Het is om te beginnen moeilijk aan te nemen dat Zoltan niet weet wie de eerste twee of drie borden heeft meegenomen of wie van hen is teruggekomen om een tweede bord op te halen, en het is even moeilijk aan te nemen dat Felix niet weet wie Pyle bediend heeft.'

'Dat is ook zo,' beaamde Wolfe. 'Het zijn zeer ervaren mensen. Maar ze zijn al ondervraagd.'

'Dat bedoel ik. Het is ook moeilijk te geloven dat Goodwin niet heeft gezien wie Pyle heeft bediend. Hij ziet altijd alles.'

'De heer Goodwin is er ook. U kunt dit met hem bespreken.'

'Dat heb ik al gedaan. Ik wil nu jouw mening horen over een theorie. Ik ken die van jou en ik wijs die niet af, maar er zijn nog andere mogelijkheden. Om te beginnen, een feit. In een metalen prullenbak in de keuken - niet de vuilnisbak - hebben we een rolletje papier gevonden, gewoon wit papier, met tape bijeengehouden, en spits toelopend. Het laboratorium heeft daarin sporen van arsenicum gevonden. De enige twee vingerafdrukken die goed zijn, komen van Zoltan. Hij beweert het na aanvang van het diner enige tijd onder tafel te hebben zien liggen, hij kan niet precies zeggen hoe lang, en heeft het toen opgeraapt en in de prullenbak gegooid. Zijn vingerafdrukken staan erop, omdat hij wilde voelen of er iets inzat.'

Wolfe knikte. 'Net wat ik dacht. Een stukje papier.'

'Ja. Ik zeg nu niet dat daarmee jouw theorie niet opgaat. Ze had het ook zonder afdrukken achter te laten door de room kunnen roeren, en zou het zeker niet op de grond hebben laten vallen, als er enige kans zou bestaan dat haar afdrukken daarop te zien zouden zijn. Maar die van Zoltan staan er wel op. Wat mankeert er aan de theorie dat Zoltan een van de porties heeft vergiftigd en er daarna voor heeft gezorgd dat het door een bepaald iemand zou worden meegenomen? Ik zal daar zelf het antwoord op geven. Twee dingen kloppen niet. Ten eerste beweert Zoltan niet te hebben geweten welk meisje welke gast moest bedienen. Maar Felix wist dat wel en die twee zouden weleens onder één hoedje hebben kunnen spelen. In de tweede plaats beweren de meisjes dat Zoltan niet het bord heeft aangewezen dat zij moesten meenemen, maar je weet hoe dat gaat. Dat kan ongemerkt zijn gebeurd. Wat mankeert er nog meer aan?'

'Het is niet te verdedigen, maar wel opmerkelijk,' verklaarde Wolfe. 'Waarom zou één van hen in dat geval een ander bord zijn komen halen?'

'Ze was in de war. Zenuwachtig. Dom.'

'Tjonge. Waarom geeft ze dat dan niet toe?'

'Bang.'

'Daar geloof ik niets van. Ik heb ondervraagd voordat u dat deed,' wuifde Wolfe de bewering weg. 'Volslagen onzin, en dat weet u best. Mijn theorie is geen theorie; het is een met reden omklede overtuiging. Ik hoop dat ernaar gehandeld wordt. Ik stelde aan Stebbins voor om hun kleding eens te bekijken om te zien of er niet een soort zak in is gemaakt. Ze moest er toch snel over kunnen beschikken.'

'Dat heeft hij gedaan. Ze hadden allemaal zakken. Het laboratorium heeft er geen sporen van arsenicum in aangetroffen.' Cramer zette zijn benen weer naast elkaar neer. 'Maar ik wilde het over die mannen hebben. Je kent ze.'

'Dat is zo, ja. Maar ik ben niet verantwoordelijk voor hen. Ze kunnen wel tien moorden op hun geweten hebben, maar met de dood van Pyle hebben ze niets te maken. Als jullie mijn theorie - ofte wel mijn overtuiging- volgen, denk ik dat jullie de volgorde te weten zijn gekomen waarin de vrouwen de borden hebben binnengebracht.'

Cramer schudde zijn hoofd. 'Dat is niet zo, en ik betwijfel of we daar ooit achterkomen. We hebben alleen maar een aantal tegenstrijdigheden. Jij had ze al de stuipen op het lijf gejaagd voor wij konden beginnen. We hebben wel de laatste vijf gehoord, te beginnen met Peggy Chaote, die ontdekte dat Pyle al bediend was en dat aan jou vertelde, en daarna - maar dat heb je zelf al ontdekt.'

'Nee. Ik heb die vijf gehoord, maar wist niet dat zij de laatsten waren. Misschien zijn er nog anderen tussendoor gekomen.'

'Nee. Het is vrij zeker dat die vijf de laatsten waren. Na Peggy Cha-ote werden de laatste vier borden weggehaald door Helen lacono, Nora Jaret, Carol Annis en Lucy Morgan. Dan was er nog Fern Faber, die op de plee zat, maar er was geen bord meer voor haar. Het komt op de volgorde van de eerste zeven aan waarin de borden daarvoor zijn weggenomen, en daar kunnen we niet achter komen. We weten alleen dat Marjorie Quinn de eerste was. Dat heb jij ook niet kunnen achterhalen.'

Wolfe draaide zijn handpalm naar boven, ik werd onderbroken.'

'Dat is niet waar. Dicht bij elkaar en doodsbang heb je ze achtergelaten en bent de eetzaal binnengegaan om met de mannen te beginnen. Je eigen privé-moordonderzoek. Weg met de wet. Ik was verbaasd Goodwin hier te zien toen ik zoeven aanbelde. Ik had verwacht dat je hem wel met een boodschap had weggestuurd, naar het agentschap bijvoorbeeld, waar jullie de meisjes vandaan hadden gehaald. Of om te kijken of Pyle soms iets te maken had met een van de meisjes. Of ben je niet meer geïnteresseerd?'

'Of ik het wil of niet, ik ben geïnteresseerd,' verklaarde Wolfe. 'Zoals ik al tegen de substituut-officier van justitie heb gezegd, is het door mijn toedoen dat iemand werd vergiftigd met voedsel dat door Fritz Brenner werd klaargemaakt. Maar ik stuur Goodwin niet met zinloze boodschappen weg. Jullie hebben tientallen mensen, en als een bezoek aan het agentschap of een onderzoek naar de relaties van Pyle iets zouden kunnen opleveren, zal uw korps dat zeker boven water krijgen. Ze zijn er natuurlijk al mee bezig, maar als ze een spoor hadden gevonden, zou u hier niet zijn. Als ik Goodwin wegstuur...'

De bel ging en ik stond op om naar de hal te gaan. Achter in de gang naar de keuken ging een deur een stukje open, Fritz stak zijn hoofd om de hoek, zag mij en trok zijn hoofd weer terug. Ik draaide me weer naar de voordeur, keek door de glazen ruit en zag dat ik had overdreven toen ik zei dat ze alle twaalf andere afspraken zouden hebben. Eén van hen in ieder geval niet. Op de stoep stond Helen lacono.

Ik had het idee dat als Cramer zijn zegje zou hebben gedaan en weldra weer was weggegaan, hij tegen Helen lacono was opgelopen. Zij zou zich dan zo opgelaten hebben gevoeld dat ze me haar telefoonnummer niet had gegeven, als ze daarvoor was gekomen. Toen ik de deur opende, legde ik daarom mijn vinger op mijn mond om haar het zwijgen op te leggen en wenkte haar daarna met diezelfde vinger binnen te komen. Ze keek een beetje verschrikt uit haar donkere ogen, maar ze stapte toch over de drempel naar de voorkamer. Ik gebaarde haar binnen te gaan, liep achter haar aan en deed de deur dicht.

'Wat is er?' fluisterde ze.

'Nog niets,' vertelde ik haar. 'Het is hier geluiddicht. Er is een politie-inspecteur in het kantoor bij meneer Wolfe en ik dacht dat je voorlopig genoeg agenten hebt gezien. Maar als je hem wilt spreken...'

'Nee. Ik wil Nero Wolfe spreken.'

'Goed. Ik zal het hem zeggen zodra die agent weg is. Ga zitten. Het zal niet lang duren.'

Er is een verbindingsdeur tussen de voorkamer en het kantoor, maar ik ging door de hal en daar kwam Cramer aan. Hij liep langs mij heen zonder ook maar de beleefdheid te hebben iets tegen mij te grommen, maar ik liep naar de voordeur om hem uit te laten, waarna ik terugging naar het kantoor en tegen Wolfe zei: 'Eén van die meisjes zit in de voorkamer. Helen Iacono, met die donkere huid, die jou moest bedienen, maar haar kaviaar aan Kreis gaf. Zal ik haar hier houden, terwijl ik de anderen ga ophalen?'

Hij trok een lelijk gezicht. 'Wat moet ze?'

'Ze wil jou spreken.'

Hij slaakte een zucht. 'Verdraaid nog aan toe! Breng haar binnen.'

Ik deed de verbindingsdeur open, zei tegen haar dat ze binnen kon komen en liep met haar naar de roodleren stoel. Ze kwam er beter in tot haar recht dan Cramer, maar maakte toch niet half zoveel indruk als die eerste keer. Ze had dikke ogen en haar huid had alle glans verloren. Tegen Wolfe zei ze dat ze niet had geslapen. Ze zei net bij de officier van justitie vandaan te komen, en bang te zijn dat haar moeder haar thuis allerlei vragen zou stellen, en haar broers en zussen thuis zouden komen en herrie zouden maken, enfin, ze had toen maar besloten naar Wolfe te gaan. Haar moeder was ouderwets en wilde niet dat zij actrice werd. Het begon erop te lijken dat ze een plaats zocht om een dutje te doen, maar toen nam Wolfe het woord over.

Hij zei droog: 'Ik neem niet aan, juffrouw Iacono, dat je bij mij bent gekomen om over je loopbaan te praten.'

'O, nee, ik kom omdat u een detective bent en omdat u heel knap bent en ik heel bang. Ik ben bang dat ze achter iets zullen komen dat ik heb gedaan, en als dat gebeurt, kan ik die carrière wel vergeten. Zelfs als ik dan nog leef, zullen mijn ouders mij dat verbieden. Ik had het al bijna gezegd, toen ze me vragen stelden. Dus besloot ik het aan u te vertellen en als u mij dan wilt helpen, help ik u. Als u belooft mijn geheim te bewaren.'

'Dat kan ik niet beloven als het iets met schuld te maken heeft - als je een misdaad bekent of beweert er iets meer vanaf te weten.'

'Dat is het niet.'

'Dan heb je mijn belofte en die van meneer Goodwin. We hebben al zoveel dingen geheimgehouden.'

'Goed. Ik heb Vincent Pyle met een mes gestoken en ik kreeg bloed op mij.'

Ik keek haar verbaasd aan. Even dacht ik nog dat ze bedoelde dat hij helemaal niet door vergiftiging om het leven was gebracht, maar dat zij naar boven was geslopen en hem met een mes had gestoken, wat me niet waarschijnlijk leek, daar de artsen dan toch een gat zouden hebben gevonden.

Ze was kennelijk niet van plan verder te gaan en dus zei Wolfe: 'Gewoonlijk, juffrouw Iacono, wordt het steken van een man als een misdaad beschouwd. Waar en wanneer is dat gebeurd?'

'Het was geen misdaad want het was zelfverdediging.' Haar welluidende diepe stem klonk zo rustig alsof ze de tafels opzei. De modulatie bewaarde ze kennelijk voor haar carrière. Ze ging verder. 'Het gebeurde in januari. Ongeveer drie maanden geleden. Natuurlijk had ik weieens iets over hem gehoord - net zoals iedereen in de showbusiness. Ik weet niet of het waar is dat hij shows steunt, alleen om aan meisjes te komen, maar het zou best kunnen. Er wordt veel gepraat over de meisjes die hij pakt, maar niemand weet er het fijne van, omdat hij er altijd heel behoedzaam mee omgaat. Er zijn meisjes die hebben gepraat, maar hij nooit. En nu heb ik het er niet over ze mee uit nemen, maar ik bedoel die laatste kans. Zo zeggen we dat op Broad-way. U weet wel wat ik bedoel.'

'Ik kan het wel raden.'

'Soms zeggen we de laatste dans, maar het betekent hetzelfde. Aan het begin van afgelopen winter begon hij met mij. Ik kende zijn reputatie natuurlijk, maar hij steunde Jack in the Pulpit en de rollen zouden verdeeld worden. Ik wist toen nog niet dat het een flop zou worden, en als een meisje aan een carrière denkt, moet ze ook een beetje gezellig zijn. Ik ging een paar keer met hem uit, een dineetje, dansen en zo, en toen nodigde hij mij uit in zijn flat en ik ging. Hij kookte zelf - ik zei immers dat hij heel voorzichtig was?'

'Ja.'

'Nou, dat was hij ook. Hij bewoont een dakwoning aan Madison Avenue, maar er was verder niemand. Ik liet me door hem kussen. Ik bekeek het zo: een actrice wordt op het toneel, het scherm en de tv voortdurend gekust, en dit was niet anders. Ik ben drie keer naar zijn flat geweest en er deden zich geen echte moeilijkheden voor, maar de vierde keer - dat was in januari - veranderde hij voor mijn ogen in een beest en moest ik iets doen. Ik pakte een mes van tafel en stak hem ermee. Ik had bloed op mijn jurk. Thuisgekomen, probeerde ik het eruit te wassen, maar het bleef een vlek. De jurk kostte zesenveertig dollar.'

'Maar Pyle herstelde.'

'O, ja. Daarna heb ik hem nog een paar keer gezien, ik bedoel, bij toeval, maar hij zei haast niets en ik ook niet. Ik denk niet dat hij het ooit tegen iemand heeft gezegd, maar stel dat hij dat wel heeft gedaan? Wat gebeurt er als de politie hierachter komt?'

Wolfe gromde wat. 'Dat zou zeker heel jammer zijn. Ze zouden je nog meer lastig vallen dan nu al gebeurt. Maar als je eerlijk tegen mij bent geweest, loop je niet echt gevaar. De politie is niet gek. Ze zouden je niet arresteren voor het vermoorden van Pyle gisteravond, laat staan veroordelen, alleen omdat je hem in januari uit zelfverdediging hebt gestoken met een mes.'

'Natuurlijk niet,' beaamde zij. 'Daar gaat het ook niet om. Het gaat om mijn vader en moeder. Zij zouden erachter komen omdat de politie hun vragen zou gaan stellen en als ik carrière wil maken, zal ik mijn huis en familie moeten verlaten en dat wil ik niet. Begrijpt u het?' Ze schoof naar voren in haar stoel. 'Maar als ze meteen horen wie het heeft gedaan, wie hem heeft vergiftigd, is het daarmee afgedaan en heb ik er geen last van. Ik ben alleen bang dat ze dat niet meteen te horen krijgen, maar ik denk dat u dat wel kan als ik u help, en u zei gisteravond dat u ermee bezig bent. Ik kan de politie niet gaan helpen, want dan zouden ze zich afvragen waarom ik dat doe.'

'Ik begrijp het.' Wolfe kneep zijn ogen halfdicht. 'Hoe denk je mij te gaan helpen?'

'Nou, ik zie het zo.' Ze ging op het puntje van haar stoel zitten. 'Zoals u het gisteravond uitlegde, moet een van de meisjes hem vergiftigd hebben. Zij was een van de eersten die een bord naar binnen bracht, en daarna kwam ze terug voor nog een bord. Ik begrijp niet helemaal waarom ze dat deed, maar goed, u kennelijk wel. Maar als ze is teruggegaan voor nog een bord, dan moet ze een van de laatsten zijn geweest. En de politie heeft uitgezocht wie de laatste vijf waren. Ik weet dat vanwege de vragen die ze mij de laatste keer gesteld hebben. Het moet dus Peggy Choate of Nora Jaret of Carol Annis of Lucy Morgan zijn geweest.'

'Of jij.'

'Nee, ik ben het niet geweest.' Als vanzelfsprekend. 'Dus moet het een van hen zijn geweest. En ze zal hem niet voor niets hebben vergiftigd. Je moet een goede reden hebben om iemand te vergiftigen, ik tenminste wel. Wat we dus moeten doen, is die goede reden opzoeken, en daar kan ik mee helpen. Ik ken Lucy Morgan niet, maar ik ken Carol een beetje, en Nora en Peggy zelfs beter. Nu we hier allemaal bij zijn betrokken, kan ik doen of ik erover wil praten. Ik kan over hem praten omdat ik aan de politie moest vertellen dat ik een paar keer met hem ben uit geweest, omdat ik met hem was gezien en ze er toch achter zouden komen, dus dat het me maar beter leek het ze zelf te vertellen. Tientallen meisjes zijn met hem uit geweest, maar hij was zo voorzichtig, dat niemand wist met wie hij de laatste kans heeft genomen, afgezien van de meisjes die hebben gepraat. En ik kan erachter zien te komen wie van die vier meisjes een reden had, ik vertel het u en daarmee is de zaak afgedaan.'

Ik was blij dat ze mij haar telefoonnummer nog niet had gegeven; en als ik het had gekregen, zou ik het zonder moeite hebben doorgestreept. Ik zeg niet dat een meisje een echt nobel karakter moet hebben, wil ik haar op een lunch trakteren, maar er zijn grenzen. Omdat ik dacht dat Wolfe onaardig genoeg zou zijn om mijn gedachten onder woorden te brengen, ging ik me ermee bemoeien. 'Ik heb een voorstel, juffrouw Iacono. Je zou ze alle vier hier kunnen brengen, dan kan meneer Wolfe er met ze over praten. Je zei het al, hij is erg knap.'

Ze leek te aarzelen. 'Dat lijkt me geen goed idee. Ik denk dat ze veel eerder iets tegen mij zeggen, ieder afzonderlijk. Denkt u niet, meneer Wolfe?'

'Jij kent ze beter dan ik,' mompelde hij. Hij hield zich in.

'En als we dan hebben ontdekt wie van hen een reden had,' zei ze, 'en we zeggen het tegen de politie, dan kan ik zeggen dat ik haar voor nog een bord naar de keuken heb zien gaan. Waar ik haar zag, waar ze was en waar ik was, is natuurlijk afhankelijk van wie ze is. Ik heb gezien, meneer Wolfe, wat voor gezicht u trok toen ik zei dat ik u zou kunnen helpen. U had niet gedacht dat iemand van twintig u zou kunnen helpen, is 't wel?'

Ik had medelijden met hem. Wat hij natuurlijk had kunnen zeggen was, dat het goed mogelijk was dat een twintigjarige meid hem zou kunnen helpen, maar dat zou niet tactvol zijn.

'Misschien was ik een beetje sceptisch,' bekende hij. 'Het kan ook zijn dat je het probleem onderschat. We moeten met alle factoren rekening houden. Neem het eerste probleem bijvoorbeeld: ze moet haar plan niet alleen hebben voorbereid, maar ook goed overdacht hebben, want ze had het gif bij de hand. Ze moet dus hebben geweten dat Pyle een van de gasten was. En wist ze dat?'

'O ja. Dat wisten we allemaal. Meneer Buchman van het agentschap heeft ons een lijst met namen laten zien en erbij verteld wie het waren, alleen hoefde hij ons natuurlijk niet te vertellen wie Vincent Pyle was. Dat was ongeveer een maand geleden, dus had ze tijd genoeg om aan het gif te komen. Is het zo moeilijk om aan arsenicum te komen?'

'Helemaal niet. Het wordt gebruikt voor allerlei doeleinden. Daar gaat de politie natuurlijk vragen over stellen, maar dat wist ze en ze is geen sufferd. En dan nog iets: toen Pyle haar daar zag bedienen, zou hij toen niet op zijn hoede zijn geweest?'

'Maar hij heeft haar niet gezien. Voor die tijd hebben ze geen van ons gezien. Ze kwam achter hem staan en gaf hem dat bord. Natuurlijk zag hij haar naderhand, maar toen had hij het al opgegeten.'

Wolfe drong verder aan: 'Maar toen? Hij had pijn, maar was bij zijn volle bewustzijn en kon spreken. Waarom heeft hij haar toen niet aangewezen?'

Ze maakte een ongeduldig gebaar. 'Ik denk dat u gewoon niet zo knap bent als u zou moeten zijn. Hij wist toch niet wat ze had gedaan? Toen hij haar zag, bediende ze iemand anders...'

'Wie was dat dan?'

'Hoe weet ik dat nou? U was het in ieder geval niet, want ik bediende u. En bovendien wist hij niet dat ze hem wilde doden. Ze had er natuurlijk een goede reden voor, dat weet ik, maar misschien wist hi j niet dat zij zich zo voelde. Een man weet niet wat een meisje voelt -dat gaat in ieder geval bij sommige meisjes op. Neem mij nou. Hij had nooit gedacht dat ik er niet over peinsde die laatste kans te nemen. Hij had gedacht dat ik mijn eer en mijn deugd zou opgeven voor een rol in het stuk dat hij steunde, enfin, dat is toch een flop geworden.' Ze maakte weer een gebaar, ik dacht dat u haar wilde hebben. U maakt alleen maar bezwaren.'

Wolfe veegde langs zijn neus. 'Ik wil haar hebben, juffrouw Iacono. Dat is wel de bedoeling. Maar net als Pyle ben ik voorzichtig, al is het uit een ander oogpunt gezien. Ik kan me niet veroorloven er een puinhoop van te maken. Ik stel het op prijs dat je ons wilt helpen. Je vond het voorstel van meneer Goodwin om ze als groep hier te laten komen, niet goed, en misschien heb je gelijk. Maar ik voel ook niets voor jouw plan om ze afzonderlijk te benaderen en ze uit te horen. Degene die wij zoeken, is slecht en een geraffineerde feeks, en ik wil je niet aan gevaar blootstellen. Ik heb een ander voorstel. Regel het zodat je ze samen met meneer Goodwin ontvangt. Hij is een geoefend ondervrager en hij weet hoe hij de aandacht kan afleiden, en zo er al sprake is van gevaar, dan is dat het gevaar dat hij loopt. Als ze nu niet kunnen, regel het dan voor vanavond - maar niet hier. Misschien heeft een van hen een geschikte flat, zo niet, dan is een afgesloten ruimte in een restaurant ook goed. Op mijn kosten natuurlijk. Wil je dat doen?'

Nu was het haar beurt om bezwaren te maken en ze had er een paar. Maar nadat Wolfe ze had aangehoord en haar had verteld dat hij haar alleen als collega zou zien als zij op zijn alternatief inging, nam ze het voorstel aan en gaf zich eindelij k gewonnen. Ze zou me nog bellen om te vertellen wat ze had geregeld. Aan de manier waarop ze opstond, zou je zeggen dat ze voor een kleinigheid was gaan winkelen, laten we zeggen een handtas, en zich op een elegante manier had geschikt naar de mening van de bediende. Nadat ik haar netjes naar buiten had gebracht en haar de zeven treden naar het trottoir had zien aflopen, liep ik terug naar het kantoor, waar ik Wolfe aantrof met gesloten ogen en met zijn handen gebald op de armleuningen.

'Zelfs voor geld,' zei ik.

'Waarvoor?' gromde hij.

'Voor haar tegenover de rest. Ze weet verdomd goed wie er een goede reden had en wat die reden was. Het werd haar te heet onder de voeten en dus besloot ze dat ze daar het beste onderuit kon door de een of andere vriendin verdacht te maken.'

Hij deed zijn ogen open. 'Dat zou ze inderdaad willen doen. Een vrouw zonder geweten staat nergens voor. Maar waarom komt ze dan naar mij? Waarom heeft ze haar eigen boontjes niet gedopt en die de politie voorgezet?'

'Ik weet het niet, maar misschien was ze bang dat de politie te nieuwsgierig zou worden en tot de ontdekking zou komen dat ze haar eigen eer en deugd wilde redden, en dat ze het tegen haar vader en moeder zouden zeggen, en dat ze dan van haar vader een pak slaag zou krijgen. Maar zal ik nu eens raden waarom jij met een alternatief voorstel kwam in plaats van ze door haar bij jou te laten brengen?'

'Dat wilde ze niet. Dat zei ze zelf.'

'Natuurlijk zou ze dat wel hebben gedaan, als jij erop aangedrongen had. Dat was jouw gok. Ik denk dat jij nog niet wanhopig genoeg bent om vijf vrouwen tegelijk onder handen te nemen. Toen jij tegen mij zei dat jij ze alle twaalf wilde zien, wist je verdomd goed dat dat onmogelijk was, dat zelfs ik dat niet kon doen. Goed, kom maar op met je instructies.'

'Straks,' mompelde hij en deed zijn ogen dicht.

Het gebeurde op de vierde verdieping van een oud flatgebouw zonder lift in de West Nineties nabij Amsterdam Avenue. Ik weet niet of er een keuken was of een slaapkamer - of slaapkamers - want de enige kamer die ik heb gezien was de kamer waarin we zaten. Het was een middelgrote kamer, en de bank, de stoelen en de tapijten zagen er huiselijk uit, het soort huiselijkheid dat meubilair uitstraalt als het een jaar of zestig door verschillende mensen is gebruikt. De stoel waarop ik zat, wiebelde, maar dat geeft niet als je er rekening mee houdt en geen plotselinge bewegingen maakt. Ik maakte me meer zorgen om het tafeltje met de dunne pootjes bij mijn elleboog waarop mijn glas melk stond. Ik kan altijd melk drinken en had er de voorkeur aan gegeven boven Bubble-Pagne, een merknaam, van een kwartje per fles, die zij dronken. Het was woensdagavond tien uur.

De gastvrouwen waren het roodharige meisje met de blanke huid, Peggy Choate, en het meisje met de grote bruine ogen en de kuiltjes in haar wangen, Nora Jaret, die de flat samen bewoonden. Carol Annis, met het fijne profiel en het maïskleurige haar, was er ook toen Helen Iacono en ik aankwamen met Lucy Morgan met de diepe stem, na met onze taxi een omweg te hebben gemaakt om haar op een hoek van de straat op te pikken. Het was een zeer aantrekkelijke groep mensen, hoewel niet zo decoratief als ze in hun paarse, enkellange stola's waren geweest. Meisjes zien er in een uniform of kostuum altijd beter uit. Neem nou een verpleegster, een liftbediende of de fruitkoningin tijdens een optocht.

Ik noemde haar inmiddels bij haar voornaam, niet dat ik dat wilde, maar in deze branch moet je sociaal doen, zonder je eer en waarde te verliezen. Voordat we Lucy Morgan oppikten, had ze me in de taxi verteld er nog eens over te hebben nagedacht, maar er toch aan te twijfelen of kon worden vastgesteld of één van hen een goede reden had om Pyle te doden. Dat dacht ze ook, omdat Pyle zo voorzichtig was geweest als hij een meisje in zijn dakflat had uitgenodigd. De enige manier was dat iemand haar mond voorbij zou praten, maar Helen betwijfelde of dat zou gebeuren, want dan zou ze praktisch een moord bekennen. Na een avond met hen te hebben doorgebracht, konden Melen en ik er maar beter nog eens over praten en dan besluiten wie er in aanmerking kwam, en dan zou zij tegen Wolfe zeggen dat ze haar naar de keuken had zien teruggaan met een ander bord, dan zou Wolfe dat tegen de politie zeggen en daarmee was de kous dan af.

Nee, ik vond het niet prettig om haar Helen te noemen. Ik was het liefst zo ver van haar vandaan geweest dat ik niets tegen haar hoefde te zeggen.

Helen beweerde het feestje te hebben georganiseerd - dat vertelde ze aan de anderen - om van mij te weten te komen wat Nero Wolfe en de politie hadden gedaan en waarmee ze bezig waren, opdat zij zouden weten waar ze aan toe waren .Helen was er zeker van dat ik wel los zou komen, had ze hun verteld, omdat ze al eens bij me was geweest en mij erg aardig en sympathiek vond. Daarom zorgden de gastvrouwen voor een onrustige, intieme sfeer door Bubble-Pagne te schenken, hoewel ik liever melk had. Ik had het idee, dat ten minste één van hen, Lucy Morgan, liever whisky, gin, rum of wodka had gehad, en misschien gold dat wel voor eenieder van hen. Ik zou dan echter de indruk kunnen krijgen dat zij niet alleen gezonde, hardwerkende artiesten waren.

Ze zagen er niet erg feestelijk uit. Ik wil niet beweren dat ze er afgetobd uitzagen, maar erg florissant ook niet. En ze hadden ook niet van Helen aangenomen dat ik aardig en sympathiek was. Ze waren zeer zeker sceptisch, bekeken mij met zijdelingse blikken, vooral Carol Annis, die met gekruiste benen en schuin hoofd op de bank zat. Na een paar opmerkingen over hoe erg het was geweest en nog steeds was, was zij het die mij vroeg hoe goed ik de kok en die andere man in de keuken kende. Ik vertelde haar dat ze Fritz wel kon vergeten. Hij was geen verdachte, bovendien had hij aan het fornuis gestaan toen de borden werden weggehaald. Over Zoltan zei ik, dat hoewel ik hem al een hele tijd kende, wij niet erg intiem waren, maar dat dat nu niet belangrijk was. En stel dat hij wist welke gast door welk meisje zou worden bediend, een van de porties had vergiftigd en had gezien dat een bepaald meisje het bord had weggenomen, waarom kwam zij of een ander meisje dan terug voor een ander bord?

'Er zijn geen bewijzen dat dat is gebeurd,' verklaarde Carol. 'Niemand heeft haar gezien.'

'Niemand heeft haar opgemerkt.' Ik deed niet agressief; ik was immers aardig en sympathiek? 'Niemand zou haar de eetzaal hebben zien verlaten, omdat de aandacht van de meisjes die daar waren, was gericht op Felix en Marjorie Quinn, die met een blinis had geknoeid, en de mannen sloegen geen acht op haar. Ze zou alleen in de gang door de voorraadkamer kunnen zijn opgemerkt, en als ze daar een ander meisje was tegengekomen, had ze kunnen zeggen dat ze haar haar was gaan kammen of zo. Een van jullie moet in ieder geval zijn teruggegaan voor een tweede bord, want toen Fern Faber het hare kwam halen, was er geen bord meer.'

'Waarom zegt u een van ons?' wilde Nora weten. 'Als u bedoelt een van degenen die hier zijn. We zijn met z'n twaalven.'

'Ik bedoel inderdaad een van jullie hier, maar dat zeg ik niet, ik citeer slechts de politie. Zij gaan ervan uit dat het een van jullie hier is geweest, omdat jullie de laatste vijf zijn.'

'Hoe weet u wat zij denken?'

'Dat mag ik niet zeggen. Maar ik weet het wel.'

'Weet u wat ik denk?' vroeg Carol. Ze had haar benen nu niet gekruist en gleed naar de rand van de bank om haar tenen op de grond te kunnen zetten. 'Ik denk dat het Zoltan was. Ik heb in de krant gelezen dat hij kok is bij Rustermans restaurant. Nero Wolfe is de beheerder en dus is hij daar de baas, en volgens mij haatte Zoltan hem om de een of andere reden en probeerde hem te vergiftigen, maar hij gaf het bord met het vergif aan het verkeerde meisje. Nero Wolfe zat naast Pyle.'

Het had geen zin haar te vertellen dat ze het feit over het hoofd zag dat een van hen voor een tweede bord was teruggegaan, dus zei ik alleen maar: 'Niemand kan jou beletten dat te denken. Maar ik betwijfel of de politie daarin trapt.'

'Waarin?' vroeg Peggy.

Ik wist niet goed wat ik van Peggy moest denken. In haar voordeel: ze had me herkend en me bij mijn naam genoemd. In haar nadeel: ze had me verweten van mezelf te houden. 'Wat maar van pas komt,' vertelde ik haar. 'Zoals ik al zei, denken ze dat een van jullie vijven is teruggegaan voor dat tweede bord, en daarom denken ze dat een van jullie het vergif aan Pyle heeft gegeven, waarom zou je anders nog een bord zijn gaan ophalen? Ze zullen nergens intrappen wat daar niet op aansluit. Daarmee gaan alle anderen vrijuit, ook Zoltan.' Ik keek naar Carol. 'Het spijt me, juffrouw Annis, maar zo staan de zaken.'

'Stelletje stommeriken,' stelde Lucy Morgan vast. 'Ze krijgen een idee en dan is er meteen geen plaats meer voor andere ideeën.' Ze was met gestrekte benen en haar rug tegen de bank op de grond gaan zitten. 'Ik ben het met Carol eens, er zijn geen bewijzen dat één van ons is teruggegaan voor een tweede bord. Die Zoltan zei, dat hij niemand had zien terugkomen. Dat zei hij toch?'

'Ja, en dat beweert hij nog steeds.'

'Dan is hij even stom. En hij zei dat niemand twee borden heeft meegenomen. Dat zei hij toch?'

'Inderdaad. En ook dat houdt hij vol.'

'Hoe weten ze dan dat het waar is wat hij zegt? We waren allemaal zenuwachtig, dat weet u. Misschien heeft een van ons twee borden in plaats van één meegenomen. En in de eetzaal stond ze ineens met een extra bord, dat ze toen maar voor een gast neerzette, die nog niets had.'

'Waarom zei ze dat dan niet?' vroeg ik.

'Omdat ze bang was. Iedereen zou bang worden van de manier waarop Nero Wolfe op ons afkwam. En nu zegt ze het niet, omdat ze een verklaring heeft getekend en nog banger is.'

Ik schudde mijn hoofd. 'Het spijt me, maar als je dat eens goed gaat bekijken, zul je zien dat het niet klopt. Het is heel link. Je kunt het doen zoals ik het vanmiddag deed. Neem vierentwintig stukjes papier, schrijf op twaalf daarvan de namen van de gasten, en leg ze neer, zoals ze aan tafel zaten. Op de twaalf andere stukjes schrijf je de namen van de twaalf meisjes. Ga dan eens experimenteren met die twaalf papiertjes van de meisjes, zodat een van hen twee borden tegelijk heeft meegenomen en geen van die borden aan Pyle gaf, of terugging om een tweede bord op te halen, en het eerste noch het tweede aan Pyle gaf. Dat lukt niet. Want als een van die mogelijkheden zich had voorgedaan, zou er niet één verwarring zijn ontstaan, maar twee. Aangezien er maar één keer een verwarring ontstond, kan Pyle niet zijn bediend dooréén meisje dat twee borden tegelijk binnenbracht of terugging voor een tweede bord. De veronderstelling dat een meisje in haar onschuld twee borden heeft binnengebracht gaat dus niet op.'

'Ik geloof er niets van,' zei Nora lauw.

'Het is geen kwestie van geloven.' Ik voelde nog steeds met hen mee. 'Je zou net zo goed kunnen zeggen dat je niet gelooft dat twee en twee vier is. Ik zal het je laten zien. Heb je wat papier? Het geeft niet wat voor.'

Ze liep naar een tafel en kwam terug met papier. Ik pakte mijn pen en schreef met enige tussenruimte vierentwintig namen op, waarna ik het papier in vierentwintig stukjes scheurde. Daarna ging ik op mijn knieën op het vloerkleed zitten en legde de twaalf papiertjes met de namen van gasten in een rechthoek neer, zoals ze aan tafel hadden gezeten - niet dat dat iets uitmaakte, want ik had ze net zo goed in een rechte lijn of in een cirkel kunnen leggen, maar op deze manier was het duidelijker. De meisjes kwamen eromheen zitten.

'Goed, zei ik, 'laat maar eens zien.' Ik pakte Quinn en legde het papiertje achter Leacraft. 'Daar hoeven we niet over te discussiëren, Marjorie Quinn bracht het eerste bord binnen en gaf het aan Leacraft. Vergeet niet dat er slechts één keer een verwarring ontstond, die begon bij Peggy toen ze zag dat Pyle al een bord had, waarna ze het hare aan Nero Wolfe gaf. Probeer een van de meisjes nu eens een tweede bord binnen te laten brengen - of twee borden tegelijk naar binnen te laten brengen als je nog mocht geloven dat dat is gebeurd - zonder Pyle te bedienen of zonder een tweede verwarring te veroorzaken.'

Mijn geheugen was lang en geducht getraind onder de spanning en druk die Wolfe erop uitgeoefend had, maar ik zal u alle combinaties besparen die werden uitgeprobeerd door de meisjes die om me heen op de grond zaten. Ze waren er wel een half uur of langer mee bezig. Het roodharige meisje, Peggy Choate, hield het het langst vol. Nadat de anderen het al hadden opgegeven, bleef ze het proberen met gefronst voorhoofd en bijtend op haar lip, met haar hoofd eerst op de ene daarna op de andere hand. Ten slotte zei ze: 'Krankzinnig,' stak haar arm uit om alle papiertjes, de meisjes en de gasten, door elkaar te gooien, stond op en liep terug naar haar stoel.

'Het is een truc,' zei Carol Annis, die weer op de bank zat.

'Ik geloof het nog steeds niet,' verklaarde Nora Janet. 'Ik kan niet geloven dat één van ons opzettelijk iemand heeft vergiftigd - iemand van ons, zoals we hier zitten.' Haar grote, bruine ogen waren op mij gericht. 'Lieve hemel, moet je ons nou toch eens zien! Iemand beschuldigen! Iemand aanwijzen! Hoe durft u!'

Daar was ik natuurlijk voor gekomen - niet zozeer om haar aan te wijzen, maar om op z'n minst een aanwijzing te krijgen. Ik had even gedacht dat het schuiven van die stukjes papier iets zou opleveren, maar dat was niet het geval geweest. Ik had ook niets aan wat zij hadden gezegd. Ik had verwacht dat Helen Iacono het onderwerp zou aansnijden van Vincent Pyles modus operandi met meisjes, maar ze dacht kennelijk dat ik dat maar moest doen. Sinds onze aankomst had ze nauwelijks twintig woorden gezegd.

'Als ik haar zou kunnen aanwijzen,' zei ik, 'zou ik de rest van jullie niet meer lastig vallen. Dat zou de politie ook niet doen als zij haar konden aanwijzen. Maar vroeg of laat lukt hun dat natuurlijk, al begint het erop te lijken dat ze het anders zullen moeten aanpakken. Ze zullen moeten gaan kijken wie van jullie een motief had, en vroeg of laat komen ze daarachter - en daar kan ik misschien bij helpen. Ik bedoel niet de politic helpen, maar jullie helpen - niet degene die gedood heeft, maar de rest. Die gedachte kwam bij me op nadat Helen Iacono had bekend afgelopen winter een paar maal met Pyle te zijn uit geweest. En als ze nu eens had gezegd dat dat niet zo was? Als de politie had ontdekt dat ze had gelogen, en dat zou zeker zijn gebeurd,zou het er slecht voor haar hebben uitgezien. Het zou niet bewezen hebben dat zij hem had vermoord, maar ze zouden het haar toch moeilijk hebben gemaakt. Ik begrijp dat de anderen allemaal hebben ontkend ooit iets met Pyle te hebben gehad. Klopt dat? Juffrouw Annis?'

'Absoluut.' Ze stak haar kin omhoog. 'Ik heb hem natuurlijk wel ontmoet. Dat geldt voor iedereen in de showbusiness. Een keer achter het toneel in de Coronet,een keer ergens op een feest, en nog een keer, maar ik weet niet meer waar dat was.'

'Juffrouw Morgan?'

Ze glimlachte gemeen naar me. 'Noemt u dit ons helpen?' vroeg ze.

'Op die manier kan ik de situatie beter overzien. De politie heeft immers je verklaring al?'

Ze haalde haar schouders op. 'Ik ben er al langer bij dan Carol, dus heb ik hem met meer mensen zien praten dan zij. Twee jaar geleden heb ik in de Flamingo met hem gedanst. Verder zijn we nooit gegaan.'

'Juffrouw Choate?'

'Ik heb de eer niet gehad. Ik ben in de herfst pas naar New York gekomen. Vanuit Montana. Vanaf een afstand is hij mij aangewezen, maar hij heeft nooit achter mij aangezeten.'

'Juffrouw Jaret?'

'Hij was Broadway,' zei ze. 'Ik ben tv.'

'Komen die elkaar nooit tegen?'

'O, zeker. Bij Sardi voortdurend. Het is de enige plaats waar ik Pyle heb gezien, maar ik heb nooit in zijn gezelschap verkeerd.'

'Alsjeblieft,' zei ik, 'jullie hebben allemaal je mening gegeven. Als iemand van jullie hem heeft vergiftigd, en ik vind het vervelend om te zeggen, maar ik denk dat dat niet anders kan, zit die te liegen. Maar als de anderen liegen, als jullie hem beter kennen dan je wilt toegeven, zou ik daar maar gauw mee voor de draad komen. Als jullie het niet aan de politie willen vertellen, vertel het mij dan, nu, dan geef ik het wel door en zeg dat ik het met moeite uit jullie heb gekregen. Geloof me, je krijgt er spijt van als je het niet doet.'

'Archie Goodwin, de toeverlaat van ieder meisje,' zei Lucy. 'Mijn boezemvriend.'

Niemand zei verder iets.

'Feitelijk,' probeerde ik, 'ben ik inderdaad de vriend van jullie allemaal, op één uitgezonderd. Ik houd van alle mooie meisjes, vooral als ze werken, en ik heb er bewondering en respect voor dat jullie een eerlijke vijftig gulden probeerden te verdienen met borden vol eten naar een stel pietlutten te brengen. Ik ben inderdaad jouw vriend, Lucy, als jij de moordenaar niet bent.'

Ik boog me voorover zonder aan de wiebelige stoelpoot te denken, maar die protesteerde niet. Het werd tijd om het eigen project van

Helen in de wielen te rijden. 'En dan nog iets. Het is best mogelijk dat één van jullie haar wet voor nog een bord naar de keuken heeft zien teruggaan, en er niet over heeft gesproken om haar niet te verraden. Als dat zo is, kun je nu je hart luchten. Hoe langer je dit verzwijgt, hoe moeilijker het wordt. Als het zover komt, dat de druk te groot voor je wordt en je besluit het maar te vertellen, dan zou het weleens te laat kunnen zijn. Morgen is het misschien al te laat. Als je er morgen mee naar de politie gaat, geloven ze je misschien al niet meer; dan denken ze dat je het zelf hebt gedaan en je er nu onderuit probeert te komen. Als je het me niet hier en nu wilt vertellen waar zij bij is, ga dan met mij naar het kantoor van Nero Wolfe, dan praten we er eens over.'

Er werden blikken uitgewisseld en het waren geen vriendelijke blikken. Toen ik er pas was had niemand eraan gedacht, op de moordenaar na, dat er zich een gifmoordenaar onder hen bevond, maar nu geloofden ze dat allemaal wel, in ieder geval werd er met die mogelijkheid rekening gehouden; en als dat gevoel er eenmaal is, is het gedaan met de vriendelijkheid. Het zou gemakkelijk zijn geweest als ik in een van die blikken angst had kunnen ontdekken, maar angst, argwaan en bezorgdheid lijken op gezichten zoveel op elkaar, dat ze moeilijk te onderscheiden zijn.

'U bent een echte hulp,' zei Carol Annis verbitterd. 'Door uw schuld zijn we elkaar nu gaan haten. Nu verdenkt iedereen elkaar.'

Ik was nu niet aardig en sympathiek meer. 'Dat wordt tijd,' zei ik tegen haar. Ik keek op mijn horloge. 'Het is nog geen middernacht. Als jullie door mijn toedoen zijn gaan beseffen dat dit geen Broadway-produktie, of televisie is, en dat uitstel het voor iedereen moeilijker maakt, dan heb ik inderdaad geholpen.' Ik stond op. 'Kom mee. Ik zeg niet dat meneer Wolfe het kan oplossen door met zijn vingers te knippen, maar hij zal jullie wel versteld doen staan. Hij heeft mij vaak verbaasd.'

'Goed,' zei Nora en stond op. 'Vooruit, dit wordt te pijnlijk. Kom mee.'

Ik wil niet doen alsof ik het daarop aanstuurde. Ik geef alleen toe dat ik me had laten meeslepen door mijn gepraat. Als ik rond middernacht met dat stel zou aankomen en Wolfe al naar bed was, dan zou hij bijna zeker weigeren mee te spelen. Zelfs als hij nog op was, zou hij kunnen weigeren, al was het alleen maar om mij een lesje te leren, omdat ik me niet aan mijn instructies had gehouden. Dat ging allemaal door mij heen terwijl PeggyChoate omhoogschoot en Carol Annis de bank verliet.

Maar ik had me daar niet druk om hoeven te maken. Die wrijving met Wolfe kwam er niet. Aan het andere eind van de kamer ging plotseling een deur open, die op een kier had gestaan, en in de deuropening stond een gestalte op twee benen met schouders die maar net in de deuropening pasten en met half toegeknepen ogen keek ik naar inspecteur Purley Stebbins van de moordbrigade van Mahattan West. Hij deed een stap naar voren en zei met krakende stem: 'Ik verbaas me over jou, Goodwin. Die dames hadden allang moeten slapen.'

Natuurlijk was ik een ezel. Als het niet Stebbins was geweest die van mij een ezel had gemaakt, denk ik dat ik naar het raam was gerend en erdoorheen was gedoken. Een val vanaf de vierde verdieping op het trottoir zou ook wel het einde betekenen van een ezel, en het leven zou niet de moeite waard zijn als ik was verlakt door Purley Stebbins. Maar hij was het kennelijk niet geweest; het was Peggy Choate of Nora Jaret, of beiden. Purley was slechts op een uitnodiging ingegaan om te komen luisteren.

En dus beheerste ik me. Als ik zou zeggen dat ik zelfverzekerd was, zou ik overdrijven, maar ik schreeuwde niet en rukte niet aan mijn haar. 'Gegroet,' zei ik hartelijk. 'En welkom. Ik vroeg me al af waarom u niet bij ons kwam in plaats van daar zo in het donker te blijven staan.'

'Dat geloof ik graag.' Hij was mij tot op armlengte genaderd en bleef toen staan. Hij draaide zich om. 'U kunt gerust zijn, dames.' En tegen mij: 'U staat onder arrest wegens het belemmeren van het onderzoek. U gaat met ons mee.'

'Zo. U heeft de hele nacht nog.' Ik bewoog mijn hoofd. 'Natuurlijk wisten Peggy en Nora dat deze held hier stond, maar ik...'

'Ik zei meekomen!' bulderde hij.

"En ik zei zo meteen. Ik wil nog een paar vragenstellen. Het zal niet bij me opkomen om me te verzetten tegen een arrestatie, maar ik heb kramp van dat lange knielen en als u haast heeft, zult u me moeten dragen.' Ik bewoog mijn ogen. 'Ik wil weten of jullie dat allemaal wisten. Wist jij dat, juffrouw Iacono?'

'Natuurlijk niet.'

'Juffrouw Morgan?'

'Nee.'

'Juffrouw Annis?'

'Ik niet, maar ik denk u wel.' Ze schudde haar hoofd en de maïsplui-men dansten op en neer. 'Dat was gemeen. Zeggen dat u ons wilde helpen om ons aan de praat te krijgen, terwijl er een politieman staat mee te luisteren.'

'En dan arresteert hij mij?'

'Dat is maar voor de schijn.'

'Was dat maar zo. Vraag maar aan je vriendinnen Peggy en Nora of ik het wist - alleen denk ik niet dat je hen zult geloven. Je kunt alles wat ik heb gezegd beter samen nog eens overdenken. Oké, inspecteur, de kramp is over.'

Hij wilde een hand om mijn elleboog leggen, maar ik liep al en dus was er geen elleboog meer nodig. Ik opende de deur naar de gang. Hij liet mij natuurlijk voorgaan op de drie trappen naar beneden; geen politieman zou het in zijn hoofd halen vóór een gevaarlijke, gearresteerde misdadiger de trap af te lopen. Op het trottoir aangekomen, zei hij, dat ik linksaf moest slaan en vroeg ik hem: 'Waarom geen handboeien?'

'Proberen we leuk te zijn?' zei hij met een kraakstem.

Op Amsterdam Avenue hield hij een taxi aan en toen we ingestapt waren en weer reden, nam ik het woord, ik heb nog eens nagedacht over wetten, vrijheden en zo. Neem bijvoorbeeld een foute arrestatie. En neem nou het hinderen van het onderzoek. Als iemand wordt gearresteerd wegens het hinderen van het onderzoek en het blijkt dat hij dat helemaal niet deed, is er dan sprake van een foute arrestatie? Was ik maar beter op de hoogte van de wet. Ik moet het toch eens aan een advocaat vragen. Nathaniel Parker weet het wel.'

Het noemen van Parker, de advocaat die Wolfe gebruikt als dat nodig is, deed wonderen. Hij had Parker aan het werk gezien.

'Ze hebben je gehoord,'zei hij, 'en ik heb je gehoord en wat aantekeningen gemaakt. Je hebt je bemoeid met een onderzoek in een moordzaak. Je hebt de politie geciteerd. Je hebt hun verteld wat de politie denkt, wat ze doen en wat ze gaan doen. Met die stukjes papier heb je een spel met hen gespeeld om hun precies te laten zien hoe het werkt. Je hebt geprobeerd hen zover te krijgen dat ze jou dingen gingen vertellen, in plaats van aan de politie. Jij wilde met hen naar Nero Wolfe, opdat hij het uit hen zou kunnen trekken. En je hebt niet eens het excuus dat Wolfe een cliënt vertegenwoordigt. Hij heeft geen cliënt.'

'Mis, die heeft hij wel.'

'Ik geloof er niets van. Noem haar naam eens.'

'Niet haar, maar zijn naam. Fritz Brenner. Hij heeft de pest in, omdat door hem gekookt eten werd vergiftigd. Door het eten daarvan werd iemand gedood. Het is gemakkelijk om de klant in huis te hebben wonen. U geeft toch toe dat een bevoegd detective het recht heeft uit naam van een cliënt een onderzoek in te stellen?'

'Ik geef niets toe.'

'Dat is verstandig,' zei ik goedkeurend. 'Dat kunt u ook beter niet doen. Als u voor moet komen wegens een foute arrestatie, zou het niet leuk zijn als het u voor de voeten werd gegooid. Bovendien zou het twee tegen één zijn, want de chauffeur kan ook getuigen. Hoort u ons, chauffeur?'

'Natuurlijk hoor ik u,' galmde zijn stem. 'Het is heel interessant.'

'Let dus op uw woorden,' zei ik tegen Purley. 'Het zou u weleens een jaarsalaris kunnen kosten. En wat betreft dat citeren van de politie, zei ik alleen dat zij ervan uit gaan dat het één van die vijf is, en toen Cramer dat tegen meneer Wolfe zei, zei hij er niet bij dat het vertrouwelijk was. Wat betreft het aan hen vertellen wat de politie denkt, geldt hetzelfde commentaar. Wat betreft het meespelen: waarom niet? Wat betreft de pogingen om hen mij het een en ander te laten vertellen: geen commentaar, omdat ik niet grof wil worden. Dat moet een verspreking zijn geweest. Als u mij vraagt waarom ik niet in de flat bezwaar heb gemaakt en met die punten op de proppen ben gekomen, dan zeg ik: wat had het voor zin? Het had het hele feest bedorven. Ze waren toch niet met mij naar de stad gegaan. Bovendien heb ik meneer Wolfe geld bespaard, aangezien u mij had gearresteerd en daarom het taxigeld voor rekening komt van de stad New York. Sta ik nog onder arrest?'

'Waarachtig wel.'

'Dat zou weleens onverstandig kunnen zijn. Heeft u het gehoord, chauffeur?'

'Natuurlijk heb ik hem gehoord.'

'Goed. Vergeet het dan niet.'

We bevonden ons op Ninth Avenue en stopten in de Forty-second Street voor een stoplicht. Toen het licht op groen sprong en we weer reden, vroeg Purley de taxichauffeur langs de trottoirband te stoppen en dat deed hij. Om deze tijd waren er genoeg open plaatsen. Purley haalde iets uit een zak en liet het aan de chauffeur zien. Hij zei: 'Ga een colaatje drinken en kom over tien minuten terug,' waarna hij uitstapte en wegliep. Purley draaide zijn hoofd om en keek naar me.

'Ik zal die cola wel betalen,' bood ik aan.

Hij sloeg er geen acht op. inspecteur Rowcliff wacht op ons in de Twentieth Street,' zei hij.

'Mooi zo. Zelfs onder arrest durf ik er iets om te verwedden dat ik hem binnen tien minuten aan het stotteren heb.'

'U staat niet onder arrest.'

Ik boog me voorover naar de meter. 'Negentig cent. Vanaf hier delen we de kosten.'

'Altijd weer de lolbroek proberen uit te hangen! Als u denkt dat ik voor u kruip dan heeft u het mis. Hier valt geen eer aan te behalen. Als ik u aan de politie overdraag, weet ik maar al te goed wat u doet. U houdt uw mond. We worden van u niets wijzer en tegen de ochtend gaat u telefoneren en komt Parker. Wat zijn we er dan mee opgeschoten?'

Ik had kunnen zeggen: 'Een aanklacht wegens een foute arrestatie,' maar ik maakte ervan: 'Het plezier van mijn gezelschap?'

Purley en Carol Annis hadden slechts één ding gemeen: geen gevoel voor humor. 'Maar,' zei hij, 'inspecteur Rowcliff verwacht u, u bent een hoofdgetuige in een moordzaak, en u bent ter plaatse met de verdachten bezig geweest.'

'U kunt mij natuurlijk arresteren als hoofdgetuige,' opperde ik.

Ik was blij dat de taxichauffeur niet kon horen wat hij daarna mompelde, waarna hij eraan toevoegde: 'U zou toch uw mond houden en 's ochtend zou u weer op borgtocht worden vrijgelaten. Ik weet dat het al na middernacht is, maar de inspecteur wacht op u.'

Wat is die Purley toch een trots man, al wil ik niet zeggen dat hij niets heeft om trots op te zijn. Hij is geen slechte politieman, gewoon, gemiddeld. De verleiding was groot hem een tijdje aan het lijntje te houden, om te zien hoe lang hij erover zou doen voor hij erom zou vragen, maar het was al laat en ik had behoefte aan slaap.

'U beseft toch wel,' zei ik, 'dat dit verspilling van tijd en energie is? U vertelt hem maar alles wat wij hebben gezegd, en als hij andere aspecten met mij zou willen bekijken, zou ik maar grappen gaan maken en dan begint hij te stotteren. Het heeft absoluut geen zin.'

'Ja, dat weet ik, maar...'

'Maar de inspecteur wacht op mij.'

Hij knikte. 'Nora Jaret had het aan hem verteld en hij stuurde toen mij. De inspecteur was er niet.'

'Goed. Omwille van de gerechtigheid. Ik geef hem een uur. Is dat goed begrepen? Precies een uur.'

'Ik heb er verder niets mee te maken.' Hij was empathisch. 'Daar aangekomen, bent u van hem en is hij van u. Ik weet niet of hij u een uur lang kan verdragen.'

De volgende dag, donderdag, stond Fritz rond het middaguur aan het bureau van Wolfe met hem te overleggen over het voornaamste beleidspunt: of ze een andere bron moesten aanboren voor hun voorraad waterkers. De kwaliteit liet nu al een week te wensen over. Ik zat achter mijn bureau te gapen. Na mijn babbeltje met inspecteur Row-cliff kwam ik pas na tweeën thuis en met negen uur slaap in twee nachten, kwam ik flink wat slaap te kort.

Wolfe was om elf uur teruggekomen van zijn ochtendbezoek aan de orchideeën, en het daaropvolgende uur was ik bijna voortdurend aan het woord geweest en had Wolfe geluisterd. Aan mijn bezoek aan Rowcliff hoefde ik niet veel woorden vuil te maken, alleen belangrijk was dat het me acht minuten had gekost voor ik hem aan het stotteren had, maar Wolfe wilde woordelijk weten wat ik met de meisjes had besproken, en ook mijn indruk en conclusie. Ik vertelde hem dat mijn voornaamste conclusie was dat alleen met wat geluk de dader zou kunnen worden aangewezen, als er een groot aantal mensen op de zaak zou worden gezet. Die zouden dan moeten uitzoeken hoe zij aan het vergif was gekomen en wat haar relatie met Pyle was.

'En,' voegde ik eraan toe, 'haar relatie met Pyle zou weieens hopeloos kunnen zijn. Dat is misschien ook zo. Als het om Helen Iacono gaat, hebben we niets aan wat ze ons heeft verteld. Als het waar is wat ze ons vertelde, heeft ze geen reden hem te vermoorden, maar als het niet waar is, hoe wil je dat dan bewijzen? Als het een van de anderen is, is zij beslist niet gek, en is er absoluut niets waardoor zij erbij betrokken zou worden. Zorgvuldig zijn met mensen die een bezoek brengen aan je dakflat is goed zolang je leeft, maar het heeft nadelen als een van die mensen je arsenicum voert. Het kan haar redding betekenen.'

Hij keek me weinig enthousiast aan. 'U wilt daarmee dus zeggen dat we het aan de politie moeten overlaten. Ik kan niet over zoveel mensen beschikken. Als alles meezit, kan ik haar ontmaskeren.'

'Inderdaad. Of door een geniale inval. Dat is uw afdeling. Ik wil het niet hebben over wat geniaal is en wat niet.'

'Waarom wilde u ze mij dan verdomme midden in de nacht brengen? Geef maar geen antwoord. Ik weet het al. Om mij te pesten.'

'Nee, beslist niet. Dat heb ik al gezegd. Omdat ik op dood spoor zat. Ik was zover dat ze elkaar argwanend gingen bekijken, maar meer niet. Ik bleef maar praten en hoorde me plotseling vragen of ze met me mee naar huis wilden gaan. Als excuus zei ik dat ik wilde dat ze er met u over zouden praten, maar het kan ook zijn dat ik bepaalde instincten volgde, waar een man recht op heeft. Het zijn immers aantrekkelijke meisjes - op één na.'

'Wie bedoelt u?'

'Daar zijn we mee bezig.'

Hij zou er waarschijnlijk op gehamerd hebben als Fritz toen niet binnen was gekomen met het probleem van de waterkers. Terwijl er druk over gepraat werd en het probleem van alle kanten werd bekeken, draaide ik mijn rug naar hen toe om het gapen voor mezelf te houden. Eindelijk waren ze het erover eens, ze besloten de huidige bron nog een week te geven en als de kwaliteit dan niet beter was geworden, iets anders te proberen. Toen hoorde ik Fritz zeggen: 'Er is nog iets. Felix heeft me vanochtend opgebeld. Hij en Zoltan zouden graag een afspraak met u maken voor na de lunch, en ik wil daarbij aanwezig zijn. Hij stelde halfdrie voor, als u dat schikt.'

'Waar gaat het over?' wilde Wolfe weten. 'Gaat er iets niet goed in het restaurant?'

'Nee, dat is het niet. Het gaat om het ongeluk van dinsdagavond.'

'Wat is daarmee?'

'Dat kunnen ze u beter zelf vertellen. Dat is hun zaak.'

Ik draaide me om en keek naar het gezicht van Fritz. Hadden Felix en Zoltan soms iets voor ons verzwegen? Van de uitdrukking op het gezicht van Fritz werd ik niets wijzer, Wolfe wel: dat het niet verstandig zou zijn om door te zeuren over de aard van de bezorgdheid van Felix en Zoltan, omdat Fritz niet van plan was er meer over te zeggen.

Niemand was zo welwillend als Fritz, maar niemand ook zo vasthoudend, als hij eenmaal iets had besloten. Wolfe volstond daarom met te zeggen dat halfdrie uitstekend was. Toen Fritz was vertrokken, bood ik aan naar de keuken te gaan om te zien of ik iets uit hem zou kunnen krijgen, maar Wolfe zei nee, het was kennelijk niet dringend.

Dat bleek ook niet het geval te zijn. Wolfe en ik zaten nog met onze koffie in de eetzaal, toen er om vijf voor halfdrie werd gebeld en Fritz ging kijken. Door de hal liepen we naar het kantoor, en zagen daar Felix in de roodleren stoel zitten. Zoltan zat in een gele en Fritz stond. Fritz had een schoon schort voorgedaan en een jasje aangetrokken, wat keurig stond. Met een schort voor woon je geen zakelijke bespreking bij.

Na elkaar te hebben begroet, had Fritz te horen gekregen dat hij moest gaan zitten en had dat ook gedaan, en nadat Wolfe en ik naar ons bureau waren gelopen, nam Felix het woord. 'Vindt u het goed, meneer Wolfe, als ik iets vraag voor ik vertel waarom we een afspraak wilden maken?'

Wolfe zei dat hij dat goedvond.

'Want,' zei Felix, 'we willen dit eerst weten. We hebben de indruk dat de politie niets opschiet. Dat hebben ze ons niet verteld, ze vertellen ons niets, maar die indruk hebben we. Klopt dat?'

'Twaalf uur geleden, om twee uur vannacht, klopte dat. Misschien zijn ze inmiddels iets wijzer geworden, maar ik betwijfel het.'

'Denkt u dat ze zeer binnenkort vorderingen zullen maken en dat ze weldra meer succes zullen hebben?'

Ik weet het niet. Ik kan slechts gissen. Archie gaat ervanuit dat het een lang, moeizaam onderzoek wordt, of ze moeten geluk hebben, en zelfs dan kan het nog misgaan. Ik geloof dat ik daarin mee kan gaan.'

Felix knikte. 'Daar zijn we bang voor- Zoltan, ik en de anderen van het restaurant. Daardoor ontstaat er een gespannen sfeer. We hebben vaste klanten die er grappen over maken, maar de meesten doen dat niet en sommigen blijven weg. We kunnen het ze niet kwalijk nemen. Voor de maitre d'hotel en een van onze koks die bij een diner assisteert waar een gast vergif wordt toegediend, is dat niet plezierig. Als de...'

'Verdomme, Felix! Ik heb toegegeven dat ik verantwoordelijk ben. Ik heb mijn verontschuldigingen aangeboden. Komen jullie hier omdat jullie het zo leuk vinden mij verwijten te maken?'

'Nee,sir.' Hij was geschokt. 'Natuurlijk niet. We komen zeggen dat als niet gauw wordt ontdekt wie er vergiftigd heeft, waarna de zaak in de doofpot gestopt kan worden, de invloed op het restaurant ernstig zou kunnen worden. En als de politie geen vorderingen maakt, kan dat gebeuren, en daarom doen we een beroep op u. We zouden graag van uw diensten gebruik willen maken. We weten dat er bij u geen vragen blijven bestaan. U lost die snel en volledig op. Wc weten dat we u niet goed kunnen betalen met geld uit het restaurant, aangezien u toezichthouder bent, dus betalen we u van ons eigen geld. Gisteravond heeft er een vergadering plaatsgevonden van hel personeel en iedereen levert een bijdrage, afhankelijk van het inkomen. We doen een beroep op u.'

Zoltan stak een hand op armlengte uit. 'We doen een beroep op u,' zei hij.

'Poe,' gromde Wolfe.

Ik voelde met hem mee. Niet alleen hun vanzelfsprekende vertrouwen in zijn bekwaamheid was vleiend, ook het feit dat ze een beroep op hem deden en niets eisten, vanwege het feit dat hij hen er toch bij had betrokken, was heel ontroerend. Maar een man met een lange reputatie hard en bot te zijn, kan zich geen weke gevoelens permitteren, ook niet als de situatie die oproept. Daar is veel zelfbeheersing voor nodig.

Felix en Zoltan wisselden blikken uit. 'Hij zei "Poe",' zei Zoltan tegen Felix.

'Dat heb ik gehoord,' zei Felix bits, 'ik ben niet doof.'

Fritz nam het woord. 'Ik wilde erbij zijn,' zei hij, 'om me bij dat beroep aan te sluiten. Ik bood aan ook mijn bijdrage te leveren, maar dat mocht niet.'

Wolfe nam hen in zich op, zijn ogen vlogen van links naar rechts en terug. 'Dit is belachelijk,' verklaarde hij. 'Ik zei "Poe", niet uit afkeer, maar uit verbazing. Ik ben als enige schuldig aan deze ellende en nu bieden jullie aan mij te betalen om alles weer op te ruimen. Belachelijk! Jullie moeten weten dat ik al in actie ben gekomen. Archie?'

'Ja, meneer. U heeft in ieder geval mij aan het werk gezet.'

Hij sloeg er geen acht op. 'En,' vertelde hij hun, 'jullie komen op het juiste moment. Vóór de lunch zat ik juist na te denken over de situatie en ik besloot dat de enige manier om de zaak doeltreffend aan te pakken is het kreng zichzelf te laten verraden; ik heb een plan bedacht. Daar heb ik uw medewerking bij nodig. Die van jou, Zoltan. Jouw hulp is erg belangrijk. Kunnen we op jouw hulp rekenen? Ik doe een beroep op jou.'

Zoltan draaide zijn handpalmen naar boven en trok zijn schouders op. 'Natuurlijk. Maar hoe?'

'Het zit ingewikkeld in elkaar. Bovendien is er veel behendigheid en zelfvertrouwen voor nodig. Hoe ben je met de telefoon? Sommige mensen zijn dan zichzelf niet, voelen zich niet helemaal op hun gemak als ze telefoneren. Er zijn zelfs mensen bij die verward raken. Is dat bij jou ook het geval?'

'Nee,' antwoordde hij. 'Dat denk ik niet, nee.'

'Als dat zo zou zijn, lukt het niet. Voor het plan moet je vanmiddag vijf van die vrouwen opbellen. Eerst bel je juffrouw Iacono, je vertelt haar wie je bent en vraagt haar je ergens - in een obscuur restaurantje - te willen ontmoeten. Je zegt dat je dinsdagavond, toen je tegen mij zei dat je niemand voor een tweede keer had zien terugkomen, van streek was en opgewonden door wat er was gebeurd, en dat je later, toen je door de politie werd ondervraagd, bang was jezelf te zullen tegenspreken en de waarheid te vertellen. Maar nu het restaurant schade dreigt te ondervinden van de slechte naam, je het gevoel hebt het feit te moeten onthullen dat je haar voor een tweede bord hebt zien terugkomen, maar dat je...'

'Maar dat heb ik niet!' riep Zoltan. 'Ik heb toch gezegd...'

'Tais-toi!' beet Felix hem toe.

Wolfe ging verder, '...maar dat je, alvorens dat te doen, er met haar over wilt praten. Je zegt het verzwegen te hebben omdat je niet kunt geloven dat zo'n aardige, knappe meid als zij zich schuldig zou hebben gemaakt aan een misdaad. Overigens is het, zoals ik in het begin al zei, niet de bedoeling dat je mijn woorden letterlijk herhaalt. Ik geef je alleen een voorbeeld; het moeten je eigen woorden zijn, zoals je die normaal gebruikt. Begrijp je dat?'

'Ja, meneer.' Zoltan had zijn handen in elkaar geslagen.

'Doe dus geen moeite mijn woorden te onthouden. Het is jouw opzet dat ze toezegt je te ontmoeten. Ze zal natuurlijk denken dat je haar wilt chanteren, maar dat zeg je niet. Door alles wat je zegt en de klank van je stem moet je proberen haar de indruk te geven dat je geen geld van haar wil, maar wel gunsten verwacht. Om kort te gaan, dat je naar haar verlangt. Ik kan je niet vertellen hoe je die indruk moet overbrengen; dat laat ik aan jou over. Ze moet er alleen van overtuigd zijn, dat als zi j weigert jou te ontmoeten, ji j meteen naar de politie gaat om ze de waarheid te vertellen.'

'Dan weet u dus al.' zei Zoltan, 'dat ze schuldig is.'

'Helemaal niet. Ik heb niet het flauwste vermoeden wie schuldig is. Als je met haar klaar bent, bel je de andere vier en doe je het nog eens -juffrouw Choate, juffrouw Annis, juffrouw...'

'Mijn God, meneer Wolfe! Dat is onmogelijk!'

'Niet onmogelijk, alleen maar moeilijk! Jij alleen kan het doen, want ze kennen jouw stem. Ik heb nog overwogen het Archie te laten doen. Hij moet dan jouw stem nadoen, maar dat zou te riskant zijn. Je zei te willen helpen, maar het heeft geen zin het te proberen als het idee je niet aanstaat. Wil je het op je nemen?'

'Ik...ik weet het niet...'

'Hij doet het,' zei Felix. 'Zo is hij nu eenmaal. Hij moet het eerst even verwerken. Hij doet het goed. Ik wil alleen nog even vragen: kan er van hem worden verwacht dat hij ze allemaal zover krijgt dat ze hem willen ontmoeten? De schuldige, ja, maar de anderen?'

'Vast niet. Er is te veel te besprekenen te regelen. De onschuldigen zullen ieder op hun eigen manier reageren. Eén van hen of wellicht enkelen zullen de politie op de hoogte stellen, en die mogelijkheid moet ik met de heer Cramer bespreken.' Tot Zoltan: 'Aangezien het best mogelijk is dat een van de onschuldigen om de een of andere onverklaarbare reden naar je toe komt, moet je op verschillende tijden met hen afspreken. Er zijn veel details te regelen, maar dat is slechts routine. De sleutel ben jij. Je moet natuurlijk eerst oefenen en doe dat in de hoorn van een telefoon. De huistelefoon heeft verschillende aansluitingen. Je gaat naar de kamer van Archie en je spreekt vandaar. Wij luisteren op de andere aansluitingen mee: Archie op het bureau, ik in mijn kamer, Fritz in de keuken, en Felix hier. Archie zorgt voor het andere eind van het gesprek, hij kan de antwoorden van jonge vrouwen veel beter improviseren dan ik. Moet ik voordat je gaat repeteren de inhoud nog herhalen van wat je moet zeggen?'

Zoltan deed zijn mond open en weer dicht.

'Ja,' zei hij.

Inspecteur Purley Stebbins ging al voor de negende maal in twee uur op een andere bil zitten. 'Ze komt niet,' mompelde hij. 'Het is bijna acht uur.' Zijn stoel was lang niet breed genoeg voor zijn afmetingen.

We zaten weggedrukt in een hoekje van de keuken van het restaurantje van John Piotti aan de 14th Street tussen Second en Third Avenue. Op het tafeltje tussen ons in lagen twee aantekenboekjes, het zijne en het mijne, en een metalen doosje. Van de drie snoertjes die uit het doosje kwamen, liepen er twee naar de koptelefoons die wij op hadden, en het snoertje aan de achterkant liep langs de muur, door de vloer, langs het plafond van het souterrain naar de voorkant, weer omhoog door de vloer en doof een tafelblad heen, waar het vastzat aan een in een schaal kunstbloemen verborgen microfoon. De installatie, een haastklus, had Wolfe $ 191,67 gekost. De toestemming voor het aanleggen had hem niets gekost, daar hij John Piotti eens uit de moeilijkheden had gehaald en hem daar niet buitensporig veel voor had laten betalen.

'We moeten aan de lijn blijven,' zei ik. 'Met een roodharige dame weet je het nooit.'

Het opengeslagen blad van mijn aantekenboek was nog onbeschreven, maar Purley had op het zijne het volgende geschreven:

Helen lacono 6.00 p.m.

Peggy Choate 7.30 p.m.

Carol Annis 9.00 p.m.

Lucy Morgan 10.30 p.m.

Nora Jaret 12.00 p.m.

Het zat in mijn hoofd. Als ik het had moeten opschrijven, had ik beslist volstaan met één 'p.m. maar politiemensen zijn getraind om alles goed te doen.

'Enfin,' zei Purley, 'we weten maar al te goed wie het is.'

'Tel je gifmengers niet,' zei ik, 'voor ze gesnapt zijn.' Het was een vrij zwakke opmerking, maar ik was moe en kampte nog steeds met een tekort aan slaap.

Ik hoopte maar dat hij gelijk had, omdat de hele operatie anders een flop zou worden. Tot dusver was alles goed gegaan. Na een half uur oefenen ging het Zoltan geweldig af. Hij had vijf keer getelefoneerd vanuit mijn kamer en toen hij ermee klaar was, vertelde ik hem dat hij het verdiende dat zijn naam in lichtgevende letters op Broadway zou prijken. Moeilijk was het om inspecteur Cramer zover te krijgen dat hij instemde met de voorwaarden van Wolfe. Hij had echter geen goed antwoord op de bewering van Wolfe dat, als hij erbij bleef dat de regels moesten worden veranderd, Zoltan niet mee zou spelen. En dus was Purley bij mij in de keuken, Cramer zat met Wolfe in het kantoor, bereid ook te blijven eten, Zoltan zat aan het retauranttafel-tje met de verborgen microfoon, en aan een ander tafeltje, op een afstand van zes meter, zaten twee agenten van de moordbrigade, een vrouw en een man. Nog nooit had Wolfe zo'n uitgebreide vertoning opgezet.

Purley had gelijk toen hij zei dat wij wisten wie het was, maar ik had ook gelijk - ze was nog niet gesnapt. De reacties op de telefoontjes van Zoltan hadden dat bevestigd. Helen Iacono was verontwaardigd en had na een paar minuten de verbinding verbroken, waarna ze onmiddellijk de officier van justitie had gebeld. Peggy Choate had hem laten uitpraten, had hem daarna een leugenaar genoemd, maar had niet gezegd dat ze hem niet wilde ontmoeten, en de officier van justitie noch de politie had iets van haar gehoord. Nadat hij zijn riedeltje afgedraaid had, had Carol Annis maar tien woorden gezegd: 'Waar kan ik je ontmoeten?' En nadat hij daar antwoord op had gegeven: 'Goed, ik zal er zijn.' Lucy Morgan had hem aan de praat gehouden in een poging alles telefonisch af te werken. Ten slotte had ze gezegd zich aan de afspraak te zullen houden, waarna ze snel naar de stad was gegaan en bij ons voor de deur stond. Ze deed haar verhaal, wilde dat ik met haar mee zou gaan naar de afgesproken plaats, en wilde per se Wolfe spreken. Ik moest beloven haar kwijt te zien raken. Nora Jaret had hem van alles genoemd, tot leugenaar toe, en had gezegd dat een vriendin meeluisterde aan haar andere apparaat, wat bijna zeker een leugen was. Wij noch de wet hoorde iets van haar.

Dus moest het Carol Annis met het hoogblonde haar zijn, dat was wel duidelijk, maar zij was niet bang. Als ze werkelijk slim en echt hard was, zou ze weleens kunnen besluiten om rustig te blijven en niet te komen, omdat, als ze bij haar zouden komen met het verhaal van Zoltan, ze toch zou zeggen dat het een vergissing was of dat hij loog, en dan zouden wij tussen twee vuren zitten. Als ze dom was en niet zo hard, zou ze waarschijnlijk de benen nemen. Ze zouden haar natuurlijk wel weer vinden en terughalen, maar als ze zei dat het niet waar was wat Zoltan zei en dat ze ervandoor was gegaan omdat ze bang was er door iemand ingeluisd te worden, zouden we opnieuw tussen twee vuren zitten. Maar als ze slim was en hard, maar net niet slim en hard genoeg, zou ze om negen uur komen opdagen en naar Zoltan gaan. Dan zou hij het verder moeten doen, maar dat was ook al gerepeteerd en na het telefoongesprek dacht ik dat hij het wel zou redden.

Om halfnegen zei Purley: 'Ze komt niet,' waarna hij zijn oortelefoon verwijderde.

'Dat had ik ook niet verwacht,' zei ik. Die 'zij' was natuurlijk Peggy Choate, die om halfacht had moeten komen. 'Ik zei immers al dat je bij een roodharige van alles kunt verwachten.'

Piotti, die al die tijd maar wat had rondgehangen, kreeg een teken van Purley, waarna hij ons een pot koffie en twee schone kopjes bracht. De minuten kropen voorbij. Nadat we de kopjes hadden leeggedronken, schonk ik ze nog eens vol. Om 8.48 deed Purley zijn oortelefoon weer in. Om 8.56 vroeg ik: 'Zal ik beginnen met aftellen?'

'Zelfs grappen maken als het gaat spannen,' mompelde hij zo schor, dat het nauwelijks verstaanbaar was. Hij wordt altijd schor als het spannend wordt; dat merk je alleen daaraan.

Het was vier minuten over negen toen ik door de oortelefoon het geluid hoorde van een schuivende stoel, gevolgd door de zwakke stem van Zoltan, die iemand goedenavond wenste, met daarna een vrouwenstem, maar ik kon niet verstaan wat ze zei.

'Niet hard genoeg,' fluisterde Purley schor.

'Kop dicht.' Ik haalde mijn pen te voorschijn. 'Ze blijven staan.'

Er volgde het geluid van schuivende stoelen met nog wat andere geluidjes, en toen:

Zoltan: Wilt u iets drinken?

Carol. Nee, dank u.

Zoltan: Wilt u soms iets eten?

Carol. Ik weet 't niet...misschien wel.

Purley en ik keken elkaar aan. Dat was veelbelovend. Zo te horen werd dat meer dan een gesprek alleen.

Een andere vrouwenstem, die van mevrouw Piotti: We hebben lekkere Osso Buco, mevrouw. Heel lekker. Een specialiteit.

Carol. Nee, geen vlees.

Zoltan: Liever iets zoets?

Carol Nee.

Zoltan: Onder het eten praat het wat gemakkelijker. De spaghetti met ansjovissaus is heerlijk. Die heb ik al geproefd.

Carol. Heeft u die al geproefd?

Ik beet op mijn lip, maar hij redde er zich goed uit.

Zoltan: Ik zit hier al een half uur, ik wilde u zo graag zien. Het leek me een goed idee vast iets te bestellen en toen heb ik dit geprobeerd. Misschien neem ik nog wel een portie.

Carol: U heeft vast verstand van wat lekker is.

Mevrouw Piotti: Twee spaghetti-ansjovis? Wijn? Een heel lekkere Chianti?

Carol. Nee. Koffie.

Stilte.

Zoltan: Zonder voile zie u er mooier uit, maar met voile is het ook niet verkeerd. Ik wil er dan altijd achter kijken. Natuurlijk zal ik...

Carol. U heeft erachter gekeken, meneer Mahany.

Zoltan: Aha! U weet hoe ik heet!

Carol: Dat stond in de krant.

Zoltan: Ik vind het niet erg dat u mijn naam kent, dat mag gerust, maar het lijkt me leuker als u mij Zoltan noemt.

Carol. Dat gebeurt misschien nog wel. Het hangt ervan af. Ik noem u beslist geen Zoltan, als u blijft denken wat u door de telefoon zei. U vergist zich, meneer Mahany. U heeft niet gezien dat ik een tweede bord ben komen halen, omdat dat niet is gebeurd. Ik neem niet aan dat u een gemene leugen over mij zou vertellen, dus denk ik alleen maar dat u zich vergist.

Mevrouw Piotti, die voor de spaghetti naar de keuken was gegaan, kwam bij mij om de hoek kijken en fluisterde in mijn vrije oor: 'Ze draagt een voile.'

Zoltan: Ik vergis me niet, m'n kind. Dat heeft geen zin. Ik weet het. Hoe kan ik me nu vergissen, als ik meteen toen ik u zag, het gevoel had.. .maar ik vertel u niet wat ik voelde. Als een van de anderen een tweede bord zou hebben gehaald, had ik daar waarschijnlijk iets van gezegd, maar niet bij u. In uw nabijheid kon ik geen woord uitbrengen. Het was dus zinloos.

Eén hand had ik nodig om mijn pen vast te houden, maar met de andere stuurde ik een kushand naar Purley.

Carol. Ik begrijp het. U bent er dus zeker van.

Zoltan: Dat ben ik, m'n kind. Heel zeker.

Carol. Maar u heeft het nog niet aan de politie verteld?

Zoltan: Natuurlijk niet.

Carol. Heeft u het tegen Nero Wolfe of Archie Goodwin gezegd?

Zoltan: Ik heb het tegen niemand gezegd. Hoe zou ik kunnen? De heer Wolfe is ervan overtuigd dat degene die een tweede bord is komen halen, ook degene is die de man heeft vermoord, hem vergif heeft gegeven, en de heer Wolfe heeft altijd gelijk. Daarom zit ik in een afschuwelijk parket. Hoe kan ik nu iemand vertellen dat u een

man heeft vermoord? U? Hoe zou ik kunnen? Daarom wilde ik er met u over praten. Als u die voile niet zou dragen, zou ik in uw prachtige ogen kunnen kijken. Ik denk dat ik weet wat ik daarin zou zien. Pijn en verdriet. Dat zag ik dinsdagavond in uw ogen. Ik weet dat hij u heeft laten lijden. Ik weet dat u niemand zou vermoorden als dat niet absoluut noodzakelijk was. Daarom...

De stem stokte. Dat was begrijpelijk, daar mevrouw Piotti met de spaghetti en de koffie de deur door was gegaan en nu bij hun tafeltje moest zijn aangekomen. Hij hoorde allerlei geluiden terwijl zij hen bediende.

Purley mompelde: 'Hij overdrijft,' en ik mompelde terug, 'Nee, hij doet het prima.' Piotti kwam bij mij staan en keek naar mijn notitieboekje. Pas toen mevrouw Piotti weer in de keuken was, klonk de stem van Carol.

Carol: Daarom draag ik de voile, Zoltan, omdat ik weet dat het in mijn ogen staat te lezen. Je hebt gelijk. Ik moest wel. Hij heeft me laten lijden. Hij heeft mijn leven verwoest.

Zoltan: Nee, m'n kind. Jouw leven is niet verwoest. Nee! Wat hij ook heeft gedaan...heeft hij...

Ik beet weer op mijn lip. Waarom gaf hij nu niet het teken? Het eten was opgediend en ze zaten nu waarschijnlijk te eten. Ze hadden hem verteld dat het zinloos zou zijn om bijzonderheden van haar los te krijgen met betrekking tot Pyle, omdat het toch leugens zouden zijn. Waarom gaf hij het teken niet? Haar stem klonk:

Carol: Hij beloofde met me te trouwen. Ik ben nog maar tweeëntwintig, Zoltan. Ik denk dat ik me nooit meer door een man laat aanraken, maar iemand zoals jij... Ik weet het niet. Ik ben blij dat jij weet dat ik hem heb vermoord, omdat het beter zal gaan als iemand het weet. Als ik weet dat jij het weet. Ja, ik moest hem vermoorden, dat moest, want als ik dat niet had gedaan, zou ik mezelf hebben moeten vermoorden. Misschien dat ik je nog weieens vertel hoe stom ik was, hoe ik... O!

Zoltan: Wat? Wat is er?

Carol: Mijn tas. Ik heb mijn tas in de auto laten liggen. Op de voorbank. En ik heb de auto niet op slot gedaan. Het is een blauwe Plymouth. Zou jij...nee, ik ga zelf wel.

Zoltan: Ik haal hem wel.

Het schuiven van zijn stoel, gevolgd door het zwakke geluid van zijn voetstappen en daarna stilte. Maar even later werd de stilte verbroken, terwijl hij in die tijd onmogelijk naar de auto en terug had kunnen lopen. Een mannenstem zei: 'Ik ben agent van politie, juffrouw Annis,'en Carol stootte een geluid uit. Purley ontdeed zich van zijn oortelefoon, sprong op en liep met zijn notitieboekje in de hand weg, met mij achter zich aan.

Het was een waar schouwspel. De mannelijke agent stond met een hand op de schouder van Carol. Carol zat met haar kin omhoog, strak voor zich uit te staren. De vrouwelijke agent, die niet veel ouder was dan Carol, stond aan de andere kant van de tafel, met op borsthoogte een bord spaghetti, dat ze met beide handen vasthield. Ze sprak tegen Purley. 'Ze heeft er iets ingedaan en daarna iets in haar japon gestopt. Ik zag het in de spiegel.'

Ik kwam dichterbij. Ik had immers de leiding. Cramer was met de voorwaarden akkoord gegaan. 'Dank u, juffrouw Annis,' zei ik. 'U heeft ons goed geholpen. Op een teken van Zoltan zouden zij drukte gaan maken om hem een excuus te geven van tafel op te staan, maar u heeft hun die moeite bespaard. Ik meende dat u dat wel zou willen weten. Kom mee, Zoltan, alles is volgens plan verlopen.'

Hij kwam binnen en bleef op een afstand van drie passen staan met een blauwe handtas onder zijn arm. Toen hij op ons toekwam stak Purley een hand uit. 'Die neem ik wel.'

Cramer zat in de roodleren stoel. Carol Annis zat in de gele tegenover het bureau van Wolfe, geflankeerd door Purley aan de ene en zijn vrouwelijke collega aan de andere kant. De mannelijke collega was naar het laboratorium gestuurd met het bord spaghetti en een rolletje papier dat uit de japon van Carol was gevist. Fritz, Felix en Zoltan zaten op de bank naast mijn bureau.

'Ik zal er niet omheen draaien, juffrouw Annis,' zei Wolfe. 'De reden waarom ik de heer Cramer heb weten over te halen u eerst hierheen te brengen, was, dat ik mijn wrok wilde bevredigen. U had niet alleen mij gekwetst en vernederd, maar ook mijn goede vrienden Fritz Brenner en twee andere mannen die ik zeer hoogacht. Bovendien had ik de situatie gecreëerd waardoor u een kans kreeg; en ik wilde dat zij uw eigen vernederingzouden zien, door mij bedachten in mijn aanwezigheid.'

'Zo is het wel genoeg,' gromde Cramer.

Wolfe sloeg geen acht op hem. 'Ik geef toe dat dat een kinderachtige reden was, juffrouw Annis, maar ik geef eerlijk toe dat ik die bevestigd wilde zien. Een betere reden is dat ik u een paar vragen wil stellen. U nam zulke enorme risico's dat het haast niet te geloven is dat u bij uw volle verstand bent, en ik zou geen bevrediging vinden in wraak op een krankzinnige. Wat zou u hebben gedaan als Felix u had aangekeken toen u met het bord vergif naar de heer Pyle was gestapt? Of als Zoltan u had uitgedaagd, toen u naar de keuken terugkwam voor een tweede bord? Wat zou u hebben gedaan?'

Er kwam geen antwoord. Ze hield haar blik kennelijk recht op Wolfe gericht, maar vanaf mijn plaats was het moeilijk te zeggen, daar ze de voile nog voor haar gezicht had. Toen Cramer haar had gevraagd die voile te verwijderen, had ze dat geweigerd. Toen de vrouwelijke agent het rolletje papier tussen Carols jurk had uitgehaald, had ze Cramer gevraagd of ze de voile eraf moest trekken, maar Cramer had nee gezegd. Geen geweld.

Dat Wolfe naar haar keek, leed geen twijfel. Hij zat op het puntje van zijn stoel, met zijn handpalmen op zijn bureau. Hij drong aan: 'Wilt u mij nu antwoord geven, juffrouw Annis?'

Dat wilde ze kennelijk niet.

'Bent u wel goed bij uw hoofd, juffrouw Annis?'

Ze zei niets.

Wolfe draaide zijn hoofd om naar mij. 'Is ze geschift, Archie?'

Dat was ook weer niet nodig. Als we alleen zijn, kan het me niet schelen dat hij zinspeelt op het feit dat ik verstand heb van vrouwen, maar nu waren er anderen bij. Ik keek hem aan en zei kortaf: 'Geen commentaar.'

Hij wendde zich weer tot haar. 'Dat komt nog wel. Zaken als hoe u aan het vergif komt en uw relatie met de heer Pyle laat ik aan de politie over. Ik wil alleen zeggen dat u nu niet kunt ontkennen in het bezit te zijn geweest van arsenicum, aangezien u dat vanavond voor de tweede maal gebruikte. Het zal ongetwijfeld in de spaghetti en in het rolletje dat in uw jurk zat, worden gevonden; en als dat het geval is en als u gek bent, bent u kennelijk ook meedogenloos en slecht. U bent op onvergeeflijke wijze opgehitst door de heer Pyle, maar niet door Zoltan. Hij deed niet of hij wraak wilde nemen, maar nam het voor u op. Hij betoonde u zijn eer, stelde geen eisen, en als tegenprestatie wilde u zijn dood.'

'U liegt,' zei Carol. 'En hij heeft gelogen. Hij zou leugens over mij vertellen. Hij heeft niet gezien dat ik een tweede bord kwam halen en hij wilde dat wel beweren. Hij stelde wel eisen. Hij bedreigde me.'

Wolfe trok zijn wenkbrauwen op. 'Hebben ze het u dan nog niet verteld?'

'Wat?'

'Dat u werd afgeluisterd. Dat is de andere vraag die ik nog voor u had. Ik verontschuldig mij niet voor het uitzetten van een val, maar u moet wel weten dat u erin getrapt bent. Alles wat u en Zoltan met elkaar hebben besproken, werd door twee mannen aan het andere eind van de draad in een andere kamer gehoord, en zij hebben het opgenomen - de heer Stebbins van de politie, nu links van u, en de heer Goodwin.'

'U liegt,'zei ze.

'Nee, juffrouw Annis. Dit is geen val; die is al dichtgeklapt. U heeft het toch, meneer Stebbins?'

Purley knikte. Hij had er een hekel aan vragen van Wolfe te beantwoorden.

'Archie?'

'Ja, meneer?'

'Heeft Zoltan haar bedreigd of eisen gesteld?1

'Nee, meneer. Hij volgde de instructies.'

Hij wendde zich tot Carol. 'Nu weet u het. U wilde er zeker van zijn. Tot slot heeft u wellicht een goede reden gehad voor het vermoorden van Pyle, zelf stel ik u liever verantwoordelijk voor uw poging om Zoltan te doden, maar dat bepaal ik niet. Ik heb mijn wrok in ieder geval bevredigd gezien en ik...'

'Zo is het wel genoeg,' riep Cramer, terwijl hij uit zijn stoel opstond. 'Ik heb niet gezegd dat je de hele nacht tegen haar kon preken. Neem haar mee, inspecteur.'

Toen Purley opstond, klonk een stem: 'Mag ik nog iets zeggen?' Het was Fritz. Alle hoofden werden omgedraaid toen hij van de bank opstond, om de voeten van Zoltan en het grote lijf van Purley heen liep om bij Carol te kunnen komen en voor haar bleef staan.

'Ik wil nog even terugkomen op wat de heer Wolfe heeft gezegd,' zei hij tegen haar. 'Hij zei, dat u mij heeft gekwetst, en dat is zo. Het is ook waar dat ik wilde dat hij u zou vinden. Ik kan niet voor Fritz spreken, en u probeerde Zoltan te vermoorden en ik kan niet voor hem spreken, maar ik kan wel voor mezelf spreken. Ik heb het u vergeven.'

'U liegt,' zei Carol.