Chef d'oeuvre

Paul Gallico

Veel lezers zullen die uitstekende Franse restaurantjes langs de Loire wel kennen met een reputatie tot ver over de grenzen, waar de fijnproever zijn hart kan ophalen. Voor monsieur Armand Bonneval, eigenaar van de auberge uit het volgende verhaal, is er echter een moeilijke tijd aangebroken en om financieel niet te gronde te gaan, zal hij op de een of andere manier aan geld moeten zien te komen - maar dan verschijnt er een zeer onverwachte klant. Paul Gallico (1897-1976), romanschrijver, journalist en bon vivant, wiens klassieke romans als The Snow Goose(1941), The Small Miracle (1951) en de serie over de onstuitbare Mrs Harris in de hele wereld worden gelezen, toont in 'Chef d'oeuvre' niet alleen zijn kennis van de Franse keuken, maar ook dat hij een verhaal met veel spanning en onverwachte gebeurtenissen kan schrijven over een moord...


Wie zich nog het verhaal herinnert van het geheime ingrediënt dat aan het recept voor Canard Royal Surprise waaraan monsieur Armand Bonneval, eigenaar van de Auberge Chateau Loiret aan de Loire, zijn twee sterren in de beroemde Michelin-gids (de bijbel van de rondreizende fijnproever) te danken had, zal verbaasd zijn te horen dat dit geen onverdeeld genoegen was.

Onder normale omstandigheden zou dit recept monsieur Bonneval, gepensioneerde chef-kok van de Cordon Bleu, en madame, zijn trouwe partner door dik en dun, een gemakkelijke zo niet rijke oude dag hebben opgeleverd. Maar aangezien het weer in het afgelopen seizoen niet goed was geweest, waren die omstandigheden helemaal niet normaal.

Het weer was zelfs zo slecht geweest - koud, nat en stormachtig -dat alle toeristen Frankrijk gingen mijden en op zoek naar zon zuidwaarts, naar Italië en Spanje trokken, waardoor Bonneval bijna failliet ging. Hij verloor de Auberge Chateau Loiret, waarin hij al zijn spaargeld had geïnvesteerd.

De vijf gekruiste lepels en vorken en de twee sterren die monsieur Bonneval voor zijn heerlijke gerecht had gekregen, betekenden, dat hij een uitmuntend restaurant had met een uitstekende keuken, 'die het waard was er een omweg voor te maken', en waar je tijdens dc tocht langs de chateaux voor de lunch of het diner gewoon niet omheen kon.

Het betekende echter ook dat de eigenaar altijd een flinke hoeveelheid heerlijke, maar dure, Loire-zalm, onbetaalbare kreeft en langoesten, zoete rivierkreeft, lamspoten, poulets de Bresse, eend uit Nantes, truffels uit Périgord, ganzelevers uit Straatsburg in voorraad moest hebben...

Toen er nog klanten kwamen was de winst toereikend, al was die niet groot. Maar toen ze niet meer kwamen, zoals tijdens dat rampzalige seizoen, nam het bederf catastrofale vormen aan. Monsieur Bonneval kon daardoor de hypotheekrente op de auberge niet meer betalen en had evenmin het geld om aan zijn verplichtingen jegens de leveranciers te voldoen.

Zo gebeurde het dat op een van die belabberde dagen van eind oktober, terwijl de regen in stromen neerviel na een storm die de hele nacht had gewoed, monsieur Bonneval met madame in het kantoortje zat waar ze de kasboeken bewaarden en naar een oplossing zocht om de ondergang die voor de deur stond, te voorkomen.

'Wonnen we maar iets in de loterij,' verzuchtte madame Bonneval. Zij was een stevige vrouw met rode wangen en mooie ogen, die geloofde in God en haar man.

'Of dat we een onverwacht erfenisje kregen,' zei Bonneval peinzend.

Hij was klein, gezet, gekleed in de klassieke lichtblauwe broek, witte jas, servet om zijn hals, en met een stijf gesteven koksmuts op het hoofd. Zoals hij was, zag hij er ook uit: een vriendelijke man en één van de grote koks van Frankrijk.

Maar helaas bevatten dc brieven die madame Bonneval aan het openen was slechts betalingsherinneringen, circulaires, en een bericht van de politie waarin ze werden gewaarschuwd voor een gevaarlijke misdadiger.

Er waren de laatste tijd veel van die vervelende waarschuwingen binnengekomen, met de gebruikelijke politiefoto van zo'n wanhopige figuur die werd gezocht wegens moord, ontvoering, of een bankoverval, met meer dan eens de waarschuwing: Gevaarlijk! Kun gewapend zijn! Neem als u deze man tegenkomt, meteen contact op met de politie!

In zijn hoedanigheid van herbergier kreeg monsieur Bonneval dit soort berichten regelmatig toegestuurd. Er werd van hem verwacht dat hij ze duidelijk zichtbaar zou ophangen, wat hij overigens niet deed, omdat het de eetlust van zijn klanten zou kunnen bederven.

'O-la-la,' mompelde madame Bonneval, 'maar dit is een heel gemene!' en daarbij haalde ze het affiche van de politie te voorschijn met daarop een foto van een magere man met een flinke, kromme neus. Bonneval had echter alleen oog voor de zwarte letters boven aan het biljet:

500.000 FRANKEN BELONING!

HEEFT U DEZE MAN GEZIEN ?

ZO JA, NEEM DAN ONMIDDLLIJK CONTACT OP MET DE POLITIE !

'Vijfhonderdduizend franken!' riep hij. 'Precies wat we nodig hebben, dat zou onze redding betekenen! Wat onaardig van het Lot om ons op zo'n harde manier te herinneren aan ons eigenlijk onoplosbare probleem!'

'Hij moet wel iets afschuwelijks hebben gedaan dat ze zoveel voor hem willen geven,' merkte zijn vrouw op. 'Een week geleden heb ik gelezen dat er in Parijs een vreselijke moord is gepleegd. Een vent had de keel van zijn maïtresse doorgesneden, en het lijk in een waterreservoir gegooid. Deze man lijkt me daartoe wel in staat.'

Samen lazen ze de beschrijving: Staat bekend als Henri Blanchard; één meter negentig lang; krachtig gebouwd; leeftijd tussen de vijftig en vijfenvijftig; loenst iets met linkeroog; oud litteken van rechter wenkbrauw naar kaakbeen...

Madame Bonneval huiverde. 'Het arme kind! Volgens de krant was ze bijna onthoofd.'

'Daar twijfel ik niet aan,' reageerde Bonneval. 'Ach! Hadden we maar het geluk dat hij hier opdook, dan waren onze moeilijkheden zo voorbij.'

Me bedoelt dat hij ons ook zou vermoorden,' gilde madame Bonneval. 'Getsie! Daar mag je niet om vragen!'

Monsieur Bonneval bleek er echter om te hebben gevraagd en het Lot was al bezig met de uitvoering van het antwoord. Want op datzelfde moment, op nog geen kilometer afstand, sjokte een man met een kromme neus onder een haveloze hoed over de weg die van Blois leidde. Zijn versleten kleren en rugzak waren door de slagregen drijfnat geworden.

Als er een klant of groep bij zijn herberg aankwam, had monsieur Bonneval de gewoonte zich even bij de dienstdeur van de eetzaal te laten zien om hen te begroeten. Want als hij aan een gerecht werkte, wilde hij graag een beeld voor ogen hebben van degene die ervan zou gaan eten, dan wilde hij weten of die persoon slank en hongerig was of dik en weldoorvoed, of hij eruitzag als een bon vivant of een fijnproever, een bourgeois, een toerist of een heer. Hij had het gevoel dat hem dat hielp bij zijn creaties.

En zo stapte monsieur Bonneval zoals gewoonlijk naar de deuropening om poolshoogte te nemen, toen hij in de eetzaal een stoel hoorde schuiven en zag hoe Odette, de serveerster, nog even tegen haar haar duwde alvorens naar binnen te gaan.

Wat hij zag, deed hem verschieten van kleur, In de man die met de menukaart in de hand in de lege zaal aan een zijtafeltje zat, herkende hij meteen Henri Blanchard, de moordenaar.

Hij beantwoordde precies aan elk omschreven detail van de man. die volgens madame Bonneval op een zolder op de Linkeroever in Parijs zo bruut een jong meisje had vermoord. Hij zag zijn lengte, zijn krachtige postuur, de kromme neus, het grijzende haar, dat ene loensende oog, en het ontsierende litteken van zijn slaap tot aan de kaak. Een vergissing was uitgesloten.

Er ging een schok van angst door het welgedane lijf van monsieur Bonneval, toen hij de forse klant bekeek, maar daarbij voelde hij ook vreugde. Want in de gedaante van Henri Blanchard zag hij de zo broodnodige 500.000 franken beloning.

Resoluut als hij was, gebaarde hij snel dat de serveerster moest terugkomen. Hij fluisterde iets in het oor van Brazon, het manus je-van-alles- om Céleste, de keukenmeid, niet te laten schrikken en liet hem de voordeur in de gaten houden, terwijl hij door de gang sloop, die om de eetzaal heen naar de voorkant van het huis liep, om bij madame Bonneval in haar kantoortje te komen.

Toen schoof hij een paneeltje in de muur weg, waardoor hij een blik in de eetzaal kon werpen. 'Maman,' riep hij, 'kijk daar. Zeg me wat je ziet.'

Madame Bonneval kwam dichterbij, gaf een gil en greep tic zwart gelakte geldkist, die ze daarna onder haar veie zwarte onderjurken verborg. 'Armand! Dat is hem, de moordenaar!' Ze dreigde flauw te vallen, maar dacht toen aan het affiche en zei bibberend: 'Misschien is hij wel gewapend. Dan vermoordt hij ons allemaal!'

'Ssst, mens! Houd je mond!' brieste de chef-kok. 'Besef je dan niet dat dit de kans van ons leven is? Ik bel de politie. Die komen hem dan arresteren. Wij incasseren de beloning en kunnen daarmee de hypotheek en onze rekeningen betalen.'

Vreemd genoeg reageerde madame Bonneval hier niet op zoals Bonneval had verwacht. 'O, Armand,' zei ze, 'vind je dat nou wel in de haak? Hij is toch ook maar een mens. Bloedgeld brengt geen geluk.'

'Ben je niet goed wijs?' fluisterde Bonneval. 'Dit is het antwoord op onze gebeden. Houd hem in de gaten. Brazon bewaakt de andere deur.'

Hij pakte de telefoon om de gendarmerie van het dertig kilometer verderop gelegen Blois te bellen. Het was de dichtstbijzijnde politiepost waar ze zouden weten wat ze met zo'n gevaarlijke, waardevolle klant moesten doen. Hij had de broodnodige 500.000 franken bijna in de zak.

Maar nog niet. Want zodra Bonneval de hoorn had opgepakt om te wachten op het gezoem, de klikken, het geneurie en gekraak, wat zou betekenen dat de machine in werking kwam, besefte hij dat juist vandaag de telefoon in Frankrijk nooit een goed werkende uitvinding-dood was. Als gevolg van de enorme storm van die nacht was de verbinding tussen Loiret en Chaumont verbroken en kwam er nog geen fluistering uit het apparaat.

Hij kon nu alleen nog maar snel in zijn oude stationcar springen en naar Blois rijden om de autoriteiten te alarmeren. Toen hij het erf oprende waar het voertuig stond, was hij zich toch wel bewust van een ernstig dilemma. Als hij zelf wegging, zou madame Bonneval zijn overgeleverd aan een gevaarlijke moordenaar. Stuurde hij Brazon met het nieuws weg, dan liep hij het risico de beloning of het grootste deel daarvan, mis te lopen.

De auto bracht zelf de oplossing toen hij op de starter drukte. Er was water afkomstig van de stortregen tot in de voor benzine bestemde, gevoelige kamer van de motor doorgedrongen. Door de verdunning reageerde de ontsteking slechts met wat gesputter en gezucht, waarna hij even dood was als de telefoon. Met 500.000 franken in het vooruitzicht en een grote, gevaarlijke man in de eetzaal, bleek monsieur Bonneval zonder vervoer en communicatie te zitten.

Dat zou al te veel zijn voor de dappersten onder ons. Toch was 'dapper' precies de omschrijving die op monsieur Bonneval sloeg, als het om de overlevingskansen van hem en madame Bonneval ging. Toen Brazon even binnenwipte bij de nabijgelegen kleine telefooncentrale, bleek dat het een uur of twee, drie, dat was niet precies te zeggen, zou duren voor er weer getelefoneerd kon worden.

De inderhaast opgetrommelde monteurs dachten net zo lang nodig te hebben om de auto weer aan het rijden te krijgen. Maar dan zou Henri Blanchard alweer een heel eind weg zijn en kon Bonneval de beloning voor al zijn moeite wel vergeten.

Of... of... Hij bedacht een plan.

Inwendig trillend liep monsieur Bonneval de eetzaal binnen, ging bij het tafeltje staan waaraan de ontvluchte misdadiger zat, en zei: 'Bonjour, monsieur. Het spijt me dat u heeft moeten wachten. Wat mag ik u brengen?'

De onbekende antwoordde vriendelijk: 'Het geeft niet dat ik moest wachten. Ik ben al blij dat ik niet meer in de regen loop. Een bord soep, wat brood en een glas wijn.'

Monsieur Bonneval dacht: Ha, nu de onschuldige uithangen, hè? Je hebt zeker niet door dat ik alles weet. Door het loensende oog zag

Blanchard er onbetrouwbaar uit, de neus gaf hem iets wreeds, door het litteken zag hij er onguur uit.

'En dus,' zei de gastheer zo verleidelijk als hij kon, 'soep, een korst brood en een glas wijn? Dat is onmogelijk in Auberge Loiret. Staat u mij toe een maaltijd voor u klaar te maken?'

Als Blanchard er niet zo luguber had uitgezien, zou zijn glimlach zelfs voor weemoedig hebben kunnen doorgaan. 'Dat is heel aardig van u,' zei hij, 'maar vergeef me, ik ben arm en hier niet bekend. Ik kan me niet meer veroorloven.'

Monsieur Bonneval dacht: Ho, ho, jij gladde schurk. En dat terwijl jouw portefeuille bol staat van de gestolen bankbiljetten.

Hardop zei hij: 'Nee, nee! Ik wil er niets over horen. Om bezig te blijven, wilde ik net iets voor madame en mij gaan klaarmaken. Door dat slechte weer hebben we de laatste dagen geen klant gehad. U zult zien dat het u niet meer kost dan u zich kunt veroorloven.'

'Als u dan zo vriendelijk wilt zijn,' antwoordde de grote man een beetje hees en met ogen die ineens oplichtten.

Monsieur Bonneval probeerde tijd te winnen en pijnigde zijn hersens om gerechten te verzinnen die niet alleen smakelijk zouden zi jn, maar ook een lange bereidingstijd vergden, aangezien hij het brutale en geniale plan had om door middel van zijn kookkunst Blanchard vast te houden totdat die stomme telefoon of die ellendige auto het weer zou doen. 'Maar natuurlijk. Mousseline de Saumon de Loire Dijonnaise, een recept van mijn oude vriend, de gastheer van een beroemd restaurant in Dijon.'

De bereiding van dat heerlijke gerecht schoot meteen door zijn hoofd. In een vijzel een pond schitterende verse zalm platslaan. Wrijf het platgeslagen vlees door een zeef en bewerk het opnieuw liefdevol in de vijzel, doe daar beetje bij beetje drie tot vier kopjes zuivere zoete boter bij, twee verse eieren, twee eidooiers, een sappige krop voorgekookte sla, die door een zeef is gedrukt, een eetlepel gehakte kervel, twee eetlepels gehakte peterselie, anderhalve theelepel zout, versgemalen peper en een mespuntje nootmuskaat.

Dertig minuten roeren met een houten lepel in een kom die in ijs is geplaatst. Roer er twee kopjes stijfgeklopte room door.

Daarmee zou zeker drie kwartier zijn gemoeid.

En dat, bedacht de chef-kok heel tevreden, was nog maar het begin.

Doe dat kostelijke mengsel over in een beboterde ringvorm, ging het recept verder, en laat het veertig minuten in heet water stollen.

Over anderhalf uur was die stomme stationcar misschien weer in orde.

Stort de mousseline op een ronde schaal met in het midden de vijfentwintig fijnste, gekookte staarten van rivierkreeften of garnalen, en dertig kleine, in boter gesmoorde champignons.

Maak daarna de volgende saus: op twee kopjes bouillon, getrokken van de graten, kop en afval van de zalm, voegt u een kopje room met vier geklopte eidooiers toe. Al roerend, langzaam verhitten. De saus mag niet koken. Doe daar geleidelijk vijf eetlepels boter bij en de rivierkreeft of garnalen in boter, terwijl u er een beetje heet water aan toevoegt en het geheel laat indampen. Over en bij de mousseline opdienen.

Tegen die tijd was die verwenste telefoon misschien weer tot leven gekomen.

'Als u denkt...' zei Henri Blanchard.

'Maar natuurlijk. Maar eerst een aperitiefje. Aha! Oeufs Meurette lijkt me zeer geschikt. Na de mousseline stel ik een gerecht voor uit de Auvergnat, beroemd gemaakt door mijn oude collega monsieur La-ronde- Escalope de Veau a la Brune et a la Blonde. Daarna tot besluit een Omelette Norvégienne.'

'Een koninklijke maaltijd!' zei Henri Blanchard.

Of het galgemaal van een moordenaar, dacht monsieur Bonneval, terwijl hij hardop zei: 'Het duurt natuurlijk wel even. Alles wordt nu meteen klaargemaakt.'

De gezochte man glimlachte. 'Ik heb alle tijd van de wereld,' zei hij.

Tijd! Haha, dacht Bonneval bij zichzelf, dat had je gedacht, gemene vriend van me. Vlak om de hoek wacht je echter de guillotine.

Via de kamer voor het eetgerei ging hi j terug naar de keuken, waarna hij zich door de gang haastte naar het kantoor aan de voorkant waar hij madame Bonneval waarschuwde. 'Geef me onmiddellijk een teken als de telefoon het weer doet. Ik houd hem intussen wel bezig.'

'O, Armand, ik ben zo bang dat hij je iets aandoet.'

'Niet bangzijn. Ik tem hem met mijn kookkunst. Als hij mijn eerste gerecht heeft geproefd, gaat hij nooit meer weg.'

En dat bleek inderdaad het geval te zijn.

Toen de Oeufs Meurette drijvend in een sausje van bacon, knoflook, ui en rode wijn, werden opgediend, snoof Blanchard en streek met een hand over zi jn voorhoofd alsof hij droomde. Hij viel aan en enige tijd later had hij het hele recept van acht eieren, bedoeld voor vier personen, weggewerkt. De mond van monsieur Bonneval viel ervan open, want de chef-kok had oprechte bewondering voor grote eters en het speet hem dan ook dat het een uitstervend ras was. Toen monsieur Bonneval ten slotte triomfantelijk met de mousseline binnenkwam en die voor zijn argeloze slachtoffer neerzette, had dat nog meer effect.

Henri Blanchard bleef even naar de compositie zitten kijken: de tere roze pudding, de staarten van de rivierkreeftjes die hem deden watertanden, de exquise saus, en een traan rolde over zijn wang en viel op het bord. Daarna nam hij een eerste hap en wendde zich tot monsieur Bonneval met een glimlach, die tot schrik van de gastheer zijn gezicht op verbazingwekkende wijze veranderde. 'O, mon cher chef!' mompelde hij diep ontroerd.

Het afschuwelijke hierbij was, dat door de glimlach de gemene uitdrukking heel even van zijn gezicht leek te zijn verdwenen, waarna monsieur Bonneval tot zijn grote schrik zag dat de man opnieuw met onverminderde eetlust een portie voor vier verslond. Monsieur Bonneval begon zich nu ook af te vragen, wat een gezicht eigenlijk gemeen maakte. Een scheurtje in het netvlies, een geboorteafwijking, een kromme neus, iets dat van vader op zoon overgaat, een litteken van een ongeluk? De glimlach had alles weggevaagd.

Zat er bij iedereen niet iets gemeens in een bepaalde schittering in de ogen, in een aanstellerig lachje, in het blootlachen van de tanden, in verward haar, een onregelmatige loop, een beweging van de vingers, waardoor men de indruk krijgt ter plekke te worden vermoord? Maar toen dacht Bonneval terug aan het affiche van de politie, dat er geen twijfel over liet bestaan. Hij liep de keuken in om het culinaire net te sluiten dat hij om de man, die hij wilde bedriegen, had gelegd.

Toch moet gezegd worden dat zijn geweten hem niet met rust liet, toen hij de zes dunne kalfsoesters platsloegen ze daarna langzaam in boter bakte tot ze aan beide zijden goudbruin waren. De woorden van zijn vrouw waren hem bijgebleven: 'Hij is ook maar een mens. Bloed-geld brengt geen geluk.'

Het was waar, die 500.000 franken had hij verschrikkelijk hard nodig. Toch zou hij het geld krijgen ten koste van het leven van een man, die boven zijn Mousseline een traan had gelaten en hem 'Mijn beste chef-kok' had genoemd.

Peinzend haalde monsieur Bonneval het vlees uit het vet, goot een half kopje witte wijn in de pan, roerde, deed er toen nog een half kopje sterke kalfsbouillon bij, die op smaak was gemaakt met een eetlepel gestold vleesnat. Hij liet de bruine saus iets inkoken en bond hem met een theelepel aardappelmeel.

Hij kreeg een geweldig idee. Madame Bonneval had vaak last van migraine en nam dan een slaappoeder. Als hij twee van die poeders aan de saus zou toevoegen, was hij er verzekerd van dat Henri Blan-chard de komst van de politie zou afwachten, en Bonneval hoefde dan ook de verwijtende blik niet te zien als de man zou merken dat hij bedrogen was. Blanchard zou in de gevangenis wakker worden.

De aartssamenzweerder Bonneval had de poeders al in zijn hand. Maar chef-kok Bonneval kon het niet over zijn hart verkrijgen om ze aan de saus toe te voegen, want wie weet wat voor ongewenste smaak -verandering dat tot gevolg zou hebben!

Na ze in de vuilnisbak te hebben gegooid, ging hij een pond gekookte witte champignons vullen met gehakte ham en paté-de-fois-gras; met de champignonbouillon, slagroom en eidooiers maakte hij daarna anderhalf kopje roomsaus. Plotseling kreeg hij een visioen van Blanchard, die met zijn hoofd op het guillotineblok lag. Monsieur Bonneval huiverde er zo van, dat de saus bijna mislukte.

Met zorg verwarmde hij daarna zes plakken Normandische ham net lang genoeg aan beide zijden in boter en legde ze samen met de kalfsoesters op een schaal. Een blik op de klok vertelde hem dat het vier uur in de middag was. Sinds de komst van zijn gevaarlijke gast waren er al drie uur verstreken. Daar was hij niet blij mee.

In het midden van de rond gelegde ham en kalfsoesters legde hij de gevulde champignons, waarna hij met een lepel behoedzaam de geurige bruine jus over het vlees schepte en de prachtige blonde saus ging over de paddestoelen. Toen bracht hij het gerecht naar Henri Blanchard.

De reactie was spontaan en verrassend.

Even kijken, even ruiken, even proeven! Toen sprong de man overeind en met zijn lange, krachtige armen drukte hij monsieur Bonneval tegen zijn borst. Het was maar een geluk dat madame Bonneval op dat moment aan de telefoon zat en niet naar het paneel in de muur keek, want anders zou ze zeker gedacht hebben dat Bonnevals laatste uur had geslagen.

'Maitre!' riep Blanchard uit en daarna riep hij 'Magus!' ofte wel tovenaar.

Tot zijn eigen verbazing ontdekte monsieur Bonneval dat zijn eigen ogen ook vochtig waren en dat hij de omhelzing beantwoordde. 'Vriend,' zei hij, 'Grand gourmet! Connoisseur! Bon appétit! Geniet er maar van. Ik ga nu de Omelette Norvégienne voor u klaarmaken.'

Pas toen hij voorzichtig de tien stijfgeklopte eiwitten door de soufflé schepte, die was gemaakt van vier eidooiers, vermengd met een kopje suiker, amandelen en een glas Armagnac uit 1901, realiseerde hij zich omhelsd te zijn door een moordenaar.

Het volgende ogenblik was het of hij door een bliksemschicht werd getroffen en hij sloeg zijn hand tegen zijn zwetende voorhoofd; ineens was de gedachte bij hem opgekomen dat Henri Blanchard weieens onschuldig zou kunnen zijn. Want iemand die zo van goed eten en koken hield en er met zoveel waardering zijn maag mee vulde, kon geen moordenaar zijn. Nergens in de geschiedenis werd er gerept over een hongerige of zelfs uitgehongerde fijnproever die iemand naar het leven had gestaan. Dat ging niet samen.

Heeft u ooit na het nuttigen van een smakelijke maaltijd, als u met de handen gevouwen over een opgezette maag, met de geur van een goede sigaar nog in de lucht, half slaperig terugdenkt aan de smaak, de geuren, het aroma en de combinatie van de verschillende kruiden, kleuren en vlees, vis of gevogelte, de fijne sauzen, de luchtige soufflé, aan moord gedacht, zou monsieur Bonneval u hebben gevraagd.

Maar iemand die zijn gedachte niet bij eten heeft... zou u kunnen opperen.

Een echte fijnproever is altijd met zijn gedachten bij eten, zou monsieur Bonneval u verzekeren.

Dat was het moment waarop de verschrikte chef-kok merkte dat madame Bonneval vanuit de gang heftig naar hem gebaarde. Toen hij naar haar toe ging, fluisterde ze: 'De telefoon doet het weer. Ik heb zoeven de politie van Blois aan de lijn gehad. Ze kunnen er binnen tien minuten zijn.'

'Mens,' riep Bonneval, 'wat heb je gedaan? Je hebt zelf beweerd dat het niet goed was om bloedgeld aan te nemen...'

'Maar, Armand! Ik heb het alleen maar gedaan omdat ik bang was dat hij jou zou vermoorden!'

Er was geen moment te verliezen. Bonneval vloog de eetzaal binnen waar Henri Blanchard met een verheerlijkt gezicht, dat er nu niet alleen maar knap maar zelfs ietwat nobel uitzag, de laatste restjes van de Escalope Brune et Blonde van zijn bord schraapte.

'U moet vluchten!' schreeuwde Bonneval. 'We weten alles. De politie kan ieder moment hier zijn!'

Bonneval kwam met zoveel geweld binnenstormen, dat Henri Blanchard overeind sprong en hem even niet-begrijpend aankeek.

'Vluchten?' zei hij. 'Waarheen? Waarom?'

'U wordt beschuldigd van moord. Er is voor uw gevangennam eeen beloning uitgeloofd van 500.000 franken; maar alleen ik, Armand Bonneval, weet dat u onschuldig bent. Ga nu, nu het nog kan. U moet meteen het land uit.'

'Er is geld nodig om het land uit te komen en dat heb ik niet. En ik heb nog nooit een vlieg kwaad gedaan.'

'Maar als je eenmaal in handen van de politie bent, zullen zij er wel voor zorgen dat je achter de tralies komt. Wacht maar even.'

Bonneval rende het kantoortje binnen, deed de geldkist open en haalde er tachtigduizend franken uit. Het was hun laatste geld, maar hij had een erg slecht geweten, omdat hij wist op het punt te hebben gestaan het leven van een medemens te verkopen.

Terug in de eetzaal, duwde hij Henri Blanchard de biljetten in de hand.

'Hier,' zei hij, 'pak aan. Meer heb ik niet. Het is genoeg om de grens over te komen.'

Maar het was al te laat.

Buiten klonk het geloei van sirenes, het gegier van remmen, het slaan van portieren, het geren van voeten. En voor de gendarmes onder leiding van een inspecteur de eetzaal binnenstormden, had monsieur Bonneval nog net tijd om naar de kast te rennen en er een vleesmes en -vork uit te pakken, waarmee hij voor Henri Blanchard ging staan.

'Jullie mogen hem niet meenemen. Hij is onschuldig. Wie dichterbij komt, doet dat op eigen risico,' riep Bonneval uitdagend.

De gendarmes deden echter geen poging dichterbij te komen en stelden zich slechts op tegenover de lange man en zijn korte, dikke beschermer, terwijl de inspecteur een affiche raadpleegde dat hij had meegenomen.

Het was ten slotte de inspecteur die het woord nam. 'Monsieur le Duc,' zei hij.

'O,' zei de lange man zacht. 'Zit dat zo?'

'Vergeef ons deze manier van opsporen,' ging de inspecteur verder, 'maar vanuit Parijs komt het bericht dat de advocaten ten einde raad zijn. Ze weten dat u nooit kranten leest of naar de radio luistert als u in het buitenland bent. Ik moet u mededelen dat Zijne Excellentie, uw oom, een paar maanden geleden is overleden. De boodschap luidt, dat als u niet onmiddellijk de titel en daarbij behorende verantwoordelijkheden overneemt, zijn hele fortuin wordt besteed aan de voortplanting van de reuzensprinkhaan, waarnaar hij zijn hele leven onderzoek heeft gedaan.'

Blanchard zei: 'Ik blijf liever een arme dichter, die langs de hoofden secundaire wegen van Frankrijk zwerft, zoals ik dat in het verleden heb gedaan.'

Er viel een gespannen stilte, die werd verbroken door monsier Bonneval, die zich toch wel een beetje belachelijk voelde met dat grote vleesmes en die vork. 'En dat affiche dan? Die beschuldiging van moord op dat ongelukkige meisje!' zei hij.

De inspecteur draaide zich geamuseerd naar hem om. 'Waar heb je het over, kleine opgeblazen kikker? Er wordt hier niet gesproken over moord, alleen dat wij in contact wilden komen met Henri Blanchard, van wie hier een foto.'

Monsieur Bonneval pakte het affiche om het nog eens goed te bekijken, terwijl madame Bonneval, Odette en de anderen de zaal binnenkwamen. Het was waar. De levendige fantasie van zijn vrouw en hemzelf had de rest erbij verzonnen.

'O,' riep hij zo getergd, dat madame meteen naar hem toe liep en haar arm door de zijne stak, 'ik ben de grootste stommerik van de wereld.'

Henri Blanchard zei ernstig: 'Niet de grootste stommerik, maar zeker de grootste chef-kok.' Aan de inspecteur vroeg hij: 'Hoeveel tijd heb ik nog om te beslissen?'

'Volgens het testament heeft u nog maar acht uur, excellentie. We moeten u onmiddellijk naar Parijs brengen.'

Henri Blanchard liep naar het raam en keek even naar de weg waarop de regen neerkletterde. Daarna zei hij tegen Bonneval: 'Als u en uw geweldige kookkunst er niet waren geweest, zou ik allang die straat zijn afgelopen en voor altijd vrij zijn geweest, morgen zou het te laat zijn geweest. U dacht dus dat ik een moordenaar was en hield me hier om de beloning te kunnen incasseren?'

Het schaamrood steeg Bonneval naar de kaken.

'Maar toen u overtuigd was geraakt van mijn onschuld, gaf u mij uw laatste stuiver om mij te helpen ontkomen. U heeft me geleerd dat er toch nog mensen zijn die royaal, nobel en vriendelijk zijn, monsieur Bonneval.'

Hij liep naar hem toe, legde zijn handen op de schouders van de chef-kok en zei: 'Maar door de kunstzinnigheid waarmee u uw gerechten bereidt, heeft u mij nog iets geleerd; namelijk dat je niet alleen als zwervende vagebond een goed leven kunt hebben. De schone kunsten wachten op mij. Iemand die rijk is kan die schoonheid steunen en voor het nageslacht bewaren. Ik denk dat ik maar eens een tijdje zo'n leven ga leiden.'

'Bovendien,' glimlachte hij plotseling, 'voel ik niet veel voor die reuzensprinkhanen...'

De vingers van Henri Blanchard streken over de bankbiljetten die Bonneval hem had gegeven en glimlachend klopte hij de kleine chefkok op de schouder. 'Als ik in Parijs kom, zal ik die nodig hebben. Maar u krijgt een veelvoud ervan terug, samen met de beloning voor... eh... mijn gevangenneming. Kom, inspecteur, we moeten ons haasten.'

Met lange passen liep hij de kamer uit, op de voet gevolgd door de gendarmes. Een beetje beschaamd, maar ook diep ontroerd en heel gelukkig bleef monsieur Bonneval achter.