6

De kennismaking

Toen ik de volgende ochtend probeerde rechtop te zitten, begon de kamer zo snel te tollen dat ik eventjes bang was dat ik van mijn slaapmat zou worden geslingerd. Na een paar minuutjes slaagde ik erin om – een beetje wankel – te gaan staan.

      Op dat moment kwam AhboJee met natte haren uit de hygi-unit gehinkeld. ‘Wat ben jij aan het doen? Je ziet eruit alsof je elk moment kunt omvallen!’

      ‘Ik moet pissen.’ Ik nam een stap en kreunde. Het voelde alsof Dibs voet nog steeds in mijn hoofd was geplant. ‘Hebben we nog van die sterke hypo’s?’

      ‘Nee. En al hadden we ze wel, dan lijkt het me niet verstandig ze te gebruiken. Voor je het weet ben je eraan verslaafd.’ Hij ging zitten en hield me in de gaten terwijl ik naar de hygi-unit strompelde.

      Ik, verslaafd? En dat van iemand die pasgeleden nog alcoholist was. Als het niet zo’n pijn had gedaan, zou ik mijn hoofd hebben geschud.

      In de hygi-unit bekeek ik de flesjes en tubetjes. De helft was zo oud dat ik het etiket niet meer kon lezen. Uiteindelijk vond ik een paar gewone pijnstillers, waarvan ik een dubbele dosis inhaleerde. Aaahhh... dat hielp. Nadat ik mijn kleren had uitgetrokken en in een hoek had gegooid, zocht ik steun tegen de wand van de straaldouche. Zelfs de zwakke urinelucht van het gerecyclede, lauwwarme water kon me weinig schelen.

      Eenmaal uit de hygi-unit voelde ik me al stukken beter, vooral omdat ik nog niet in de spiegel had gekeken. Als een fokkige ouwe man liet ik me op mijn slaapmat zakken, in stilte ons gebrek aan kussens vervloekend.

      ‘Ik ben even weg,’ zei AhboJee, die bij de deur stond.

      ‘Als je bij een Face komt, kun je dan wat credits naar me overmaken, voor het lev-transport?’ Hij keek me niet-begrijpend aan. ‘Ik heb mijn meeste transportcredits besteed aan nutrizakken en ik denk niet dat ik in deze staat naar Zilverland kan lopen.’

      ‘Op die manier. We zullen een negatief saldo krijgen, maar dat zal maar tijdelijk zijn, aangezien je morgen met je baantje begint.’ Hij trok zijn schoenen aan en vertrok.

      Ik stond op het punt in slaap te vallen toen ik een zacht geklingel hoorde. De e-com? Mijn hart maakte een sprongetje. Misschien was het Mia!

      Ik wilde juist opstaan toen ik het geklingel opnieuw hoorde. Nee, niet de e-com.

      Toen wist ik wat het was. Ik greep naar mijn onderrug en voelde tot mijn verbazing dat ik nog steeds die NCI-patch had. Het was een inkomende v-call.

      Weer geklingel.

      Misschien was het een van Ravens uitsmijters die me probeerde te traceren, in de veronderstelling dat ik de patch had gestolen. De laatste gast die betrapt was op het jatten van een patch was nu een vinger kwijt en kon nog maar met één oor horen. Maar waarom was het alarm dan niet afgegaan toen ik wegging uit Raven’s? Fokkig bizar.

      ‘Open v-scherm,’ zei ik met trillende stem.

      Er verscheen een semitransparante rechthoek. Ik inspecteerde het onderste gedeelte van het scherm, maar zag geen bio-ID-code van de beller. Konden Ravens gorilla’s dat blokkeren?

      Het geklingel ging door.

      ‘Accepteer v-call,’ zei ik, inmiddels met het zweet op mijn voorhoofd.

      In plaats van het blokhoofd van een cyberwachter zag ik een guitig Aziatisch meisje met staartjes die met roze linten waren opgebonden. Ik keek haar aan. Kende ik haar?

      ‘Ik denk dat je de verkeerde hebt,’ zei ik.

      ‘Hallo, NamJu! Volgens mij heeft Jump je al iets over me verteld.’

      Ik knipperde met mijn ogen. ‘Lachen, Jump, maar kappen nou met dat skuttige gedoe.’

      ‘Ik ben Jump niet... Ik ben degene over wie hij het had. Je weet wel, de offworlder? Het spel waarvoor je gekozen bent?’

      Stilte.

      ‘Met die wens die je kunt doen als je wint?’ voegde ze toe.

      Ik bleef haar niet-begrijpend aanstaren.

      ‘Ik snap het al. Je gelooft me niet. Helaas heb ik dit al vaker meegemaakt.’ Nadat ze eventjes diep had nagedacht, verscheen er een brede lach op haar gezicht. ‘Ik weet het al! Je baantje bij Metalles! Ik zal ervoor zorgen dat je van de assemblagelijn naar iets anders wordt overgeplaatst. Iets wat je wel leuk vindt. Wat dacht je van... iets met DeeZee? Als ik dat zou kunnen regelen, wil je dan meedoen aan mijn spel?’

      Ik vroeg me af of dat niet te veel gevraagd was voor Jump. Hij zat weliswaar in ontelbare netgroepen en onderhield altijd talloze links, maar zelfs hij zou niet tot in het fort van Metalles kunnen doordringen. Of wel? ‘Ik, eh... klassig, wat mij betreft.’

      ‘Je bent niet de eerste die aanvankelijk wat sceptisch is. Dat verbaast me niks en ik voel me absoluut niet beledigd. Maar als het te lang gaat duren...’ Ze onderbrak haar zin met een glimlachje dat me de kriebels gaf. ‘Maar je moet morgen vroeg op om een goede eerste indruk te maken. AhboJee rekent op je. We houden contact.’

      ‘Maar als ik nou niet mee wil doen aan dat spel van je? Wat het ook is...’ Pas toen besefte ik aan wie ze me deed denken: Mia – maar dan als klein meisje.

      Ze fronste. ‘Dan moet ik wat doen om je te overtuigen. Dat is al vaker nodig geweest.’

      ‘Misschien komt dat omdat het allemaal klinkt als een grote fokkige grap.’

      ‘Alsjeblieft, NamJu. Geen reden om onbeleefd te worden.’

      ‘Skut. Ik ben hier wel klaar mee. Sluit...’

      De kamer werd pikzwart.

      Ineens hing ik horizontaal boven een soort van diepe put, met mijn gezicht naar beneden, als een vlieg in een spinnenweb. Ik voelde riemen om mijn hoofd, schouders, middel en enkels. Telkens als ik me bewoog, werden ze nog wat strakker getrokken.

      Iemand kneep me in mijn maagstreek.

      ‘Is daar iemand?’ riep ik.

      Een por tegen mijn voorhoofd. ‘Skut!’

      Een golf van speldenprikken over de hele voorzijde van mijn lichaam.

      ‘Stop!’ Ik kneep mijn oogleden dicht, waarna ik de prikkende naalden ook daar voelde.

      Mijn kleren werden plakkerig en warm, waarschijnlijk door het bloed dat uit talloze piepkleine wondjes sijpelde. Ik voelde zoveel naalden, en het gebeurde allemaal zo snel, dat het leek alsof ik in brand stond. Ik durfde niet eens te schreeuwen, om de naalden niet ook in mijn mond voelen.

      Toen stopte het.

      Ik snakte naar adem en begon te huilen van opluchting. Vooral mijn gezicht deed pijn, maar ik durfde me niet te bewegen, bang dat ik die striemende riemen weer zou voelen.

      Maar op dat moment verdwenen de riemen.

      Schreeuwend viel ik naar beneden. De lucht suisde langs mijn oren. De val leek een eeuwigheid te duren.

      Plotseling lag ik met mijn gezicht op de grond, verbijsterd dat ik de harde klap van de landing zelf niet had gevoeld. Toen ik mijn hoofd optilde, zag ik tot mijn opluchting weer onze kleine, armoedige cel.

      ‘Hoe vond je het?’ vroeg het offworlder-meisje.

      Ik ging rechtop zitten en inspecteerde mijn lichaam. Mijn kleren waren nog droog. Ik bekeek mijn handen en trok mijn mouwen op. Nergens sporen van naalden.

      ‘Wat heb je gedaan?’ riep ik. ‘Heb je me verdoofd of zo? Een of andere immersie?’

      ‘O nee, het was allemaal echt. Ik heb je een stukje van het Geloverrahnische paringsritueel laten meebeleven. Is het niet fascinerend?’

      ‘Vinden zij dat, eh...’

      ‘Stimulerend? Jazeker.’

      ‘Maar hoe kun je...’

      ‘Dat kan ik gewoon. Ben je al overtuigd?’

      ‘Ik... weet het niet.’ Ik krabde op mijn hoofd, nog steeds een beetje duizelig.

      ‘Het begint al te dagen, merk ik. Goed zo.’ Ze glimlachte. ‘En maak je geen zorgen over die NCI-patch. Je mag hem houden. Ik heb hem uit Ravens inventarislijst gewist voordat je de DeeZee-party verliet. Zie het maar als een klein welkomstgeschenk. O ja, nog één ding. Je mag niemand wat over het spel vertellen. Doe je dat toch... nou, dat kun je wel raden nu.’ Ze gaf me een knipoog. ‘Ook Jump mag niks zeggen. En ik weet zeker dat-ie dat niet doet, aangezien ook hij niet lang geleden een stukje paringsritueel heeft mogen ervaren. Maar ik moet gaan. We spreken elkaar morgen weer.’