17

Elsanta Conglom

Voor de zoveelste keer schoot mijn blik naar de tijdsnotering. Tana was al een uur te laat. Maar wachten tussen al dit groen was zo erg nog niet. De planten hier waren echt; niet het neppe, synth-achtige spul van het Regenboogpark, dat een elektrische schok gaf als je het aanraakte. Dit was de eerste keer dat ik in Hogerland was en het deed me denken aan de wijk waar we woonden toen mijn moeder nog leefde. Een aangename, nette buurt van Europaplex, maar niet zo elitair als Zilverland, waar Metalles en de andere grote congloms gevestigd waren.

      Ik streek met mijn hand over de ruwe bast van een boom. Vroeger had ik geleerd dat bomen hoger en breder groeiden naarmate ze ouder werden. Deze boom was ongeveer een meter dik en moest dus wel fokkig oud zijn. Ik haalde een paar keer diep adem: frisse, schone lucht. Heel anders dan het ingeblikte spul in Celstad. Hoe fijn moest het wel niet zijn om in dit soort lucht te kunnen slapen...

      Het station braakte een stroom van mensen uit en eindelijk zag ik Tana, met die springerige paardenstaart van haar. Ze droeg een zwarte tuniek, grijze legging en donkergrijze laarzen. Het was alsof ze zichzelf geen kleurtje waard vond.

      Ze knikte toen ze me zag. Toen ze dichterbij was gekomen, zag ik dat ze een halve kop langer was dan ik. Bovendien waren haar ogen roder dan normaal, roder zelfs dan die van andere Renzies. Ze had vlekken op haar gezicht, waardoor haar aderen extra opvielen.

      ‘Snel, we zijn te laat,’ zei ze, en ze nam niet eens de moeite om te stoppen.

      Ik ging naast haar lopen en keek haar aan. ‘Leuk om je eens in het echt te zien.’

      De deuren van het gebouw schoven open. ‘Eh... verder alles goed?’

      ‘Alles gaat fokkig fantastisch,’ beet ze me toe. Ze marcheerde naar de receptioniste, die een witte tuniek droeg en bijpassende haarsieraden met de tekst ‘Hogerland Plaza’ in driedimensionale letters.

      ‘Goedemiddag,’ zei Tana op zakelijke toon. ‘We hebben een afspraak met Elsanta Conglom. De naam is Tana Vanaard, en dit is NamJu Abernay.’ Ze knikte in mijn richting.

      ‘Goedemiddag. Een moment alstublieft.’ De receptioniste communiceerde met iemand terwijl ze een enorm v-scherm bediende. Na een paar tellen keek ze ons aan en verscheen er een glimlach op haar gezicht. ‘Rol en Jon wachten in de sim-ruimte. Ik neem aan dat u de weg kent, juffrouw Vanaard?’

      ‘Klopt. Dank je wel.’

      ‘Schitterend. Gelieve eerst de sec-scanners te passeren.’

      Toen we bij de schacht waren, liet Tana me voorgaan. Ik kreeg bijna een hartverzakking toen ik zag dat ze naast me in de schacht ging staan.

      ‘Hé, wat doe je?’ stamelde ik, en ik maakte aanstalten om weer uit de schacht te stappen.

      ‘Probleem?’ Ze keek me aan alsof ik een complete dofkop was. ‘Rustig maar, we moeten seks hebben wil je het virus ook oplopen.’ Vervolgens richtte ze het woord tot de schacht. ‘Niveau 67.’

      Nooit geweten dat er schachten waren die twee mensen tegelijkertijd konden vervoeren; waarschijnlijk hadden we in Celstad de goedkope meuk gekregen. Met rode konen staarde ik naar mijn schoenen. Ik voelde me nogal ongemakkelijk over het feit dat ik samen met een Renzie in zo’n kleine ruimte opgesloten was. Gelukkig kon het virus zich niet via de lucht verspreiden.

      We stapten uit de schacht en ik volgde Tana naar een donkerblauwe deur. Hij gleed open en ik zag een ruimte die leeg was op een enorme, semitransparante bol in het midden na. Ik liep ernaartoe, in de veronderstelling dat het een holo was. Ik raakte de bol aan en voelde tot mijn verrassing dat hij gemaakt was van warm, plakkerig slijm.

      ‘Niet aankomen,’ beet Tana me toe. ‘Dat is kunst, niet een of ander speeltje.’

      Met een zuigende plop wist ik mijn hand van de bol los te trekken. Tana liep naar de muur, waar een onzichtbare deur opengleed. Daarachter bevond zich een hagelwitte sim-ruimte, zoals die bij Metalles.

      ‘Tana, wat leuk je weer te zien!’ Uit de sim-ruimte kwam een wat oudere man met een modieuze nepbril gelopen. Achter hem stond een andere man, van ongeveer dezelfde leeftijd. Doordat de paarse tinten van hun kleding op elkaar waren afgestemd, zagen ze eruit als een stel wandelende blauwe plekken.

      ‘Sorry dat we zo laat zijn,’ zei Tana. ‘Ik had een akkefietje onderweg hiernaartoe.’ Waarna ze de mannen de hand schudde alsof ze nooit iets anders had gedaan.

      ‘O ja?’ Brillenmans keek haar onderzoekend aan. Zijn partner stond nog steeds in de sim-ruimte. Vanonder zijn dikke wenkbrauwen hield hij ons nauwgezet in de gaten.

      ‘Gewoon wat puistkoppen op het lev-transport,’ antwoordde ze.

      ‘Ongehoord,’ mompelde de stille.

      ‘Ik heb ze uiteindelijk wel een lesje geleerd.’ Tana’s poging om te glimlachen wekte eerder de indruk dat ze last van maagkrampen had.

      ‘Je bent een bikkelharde tante, Tana.’ Brillenmans straalde als een trotse moeder. ‘Maar wie is dat leukertje dat je hebt meegenomen? Heeft onze Tana eindelijk een vriendje?’

      Ik probeerde mijn gezicht in de plooi te houden. De twee mannen begonnen me van top tot teen te bekijken, alsof ze me met hun ogen aan het uitkleden waren. Ik voelde me hoogst ongemakkelijk en snapte eindelijk hoe meisjes zich in de buurt van Ril moesten voelen.

      ‘Dit is NamJu Abernay,’ zei Tana. ‘De jongen over wie ik het had. NamJu, dit is Rol.’ Een knikje naar Brillenmans. ‘En Jon.’ Een knikje naar de stille. ‘De eigenaren van Elsanta.’

      Rol liep om me heen en bepotelde mijn haar en kleren. ‘Leuk koppie, maar een upgrade hier en daar kan geen kwaad.’

      ‘Upgrade m’n reet,’ mompelde ik.

      ‘O, absoluut, die ook!’ lachte Rol. ‘Maar waarom zo gespannen, dropje? Ik bijt niet hoor.’ Hij lachte flirterig.

      Mijn wangen werden vuurrood en ik deed maar alsof al mijn aandacht opgeslokt werd door de lelijke fotoprint aan de muur, van een wit, donzig hondje.

      ‘Ik vond hem zelf eerst ook niet zo interessant,’ zei Tana. ‘En nu nog minder eigenlijk. Maar hij is wel degene die met dat idee over DeeZee SF kwam.’

      ‘Leuk en creatief. Ik kan hem wel oppeuzelen,’ zei Rol.

      Ik dwong mezelf aan Mia te denken. Je doet dit allemaal voor haar, vertelde ik mezelf. Ik hoopte dat ik niet hoefde te flirten, maar mocht het nodig zijn...

      ‘Zullen we dan maar beginnen?’ vroeg Tana. ‘Ik neem aan dat jullie hebben gekeken naar de voorlopige opzet die ik heb opgestuurd? Wat vinden jullie ervan?’

      Opzet? Welke opzet?

      ‘Laten we het eerst eventjes gezellig maken,’ zei Rol.

      ‘Wat je wilt,’ zei Tana, en ze zuchtte misnoegd.

      Ik keek haar verschrikt aan en vroeg me af of ze onze kansen niet om zeep hielp met die skuttige houding.

      ‘Open scenario Lounge,’ commandeerde Rol.

      De muren werden donkerblauw en er verschenen zitkussens en kleine, vierkante bijzettafeltjes. De hoeken van de tafeltjes zagen eruit alsof ze je been konden openhalen. Onder mijn voeten werd de vloer bedekt door een zacht, wit tapijt. Ik kreeg bijna zin om mijn schoenen en sokken uit te trekken.

      Rol plofte neer op een zitkussen en sloeg een arm over de schouder van zijn partner, die naast hem was gaan zitten. ‘Ah, stukken beter,’ verzuchtte hij.

      Ik keek naar Jon, die eruitzag alsof hij met zijn gedachten heel ergens anders was.

      Een synth-ober gleed op ons af om onze bestelling op te nemen. Ik vroeg om een JetBlue, wat de synth bleek te kennen. De anderen, Tara incluis, vroegen om koffie. Ik heb nooit gesnapt wat mensen lekker vinden aan dat drankje. Heet, bruin en bitter. De lievelingsdrank van drekzuigers.

      ‘Drankjes besteld, de kamer gezellig. Kunnen we dan nu beginnen? Ik had al lang weer aan het programmeren kunnen zijn,’ klaagde Tana.

      Ik keek haar boos aan en probeerde vervolgens een vriendelijke en geïnteresseerde houding aan te nemen voor de Elsanta-partners. ‘Wat ze bedoelt, is dat we uitgekeken hebben naar dit gesprek over DeeZee SF.’

      ‘O, maak je geen zorgen, we weten hoe Tana is,’ zei Rol. ‘Werk, werk, werk. Geen wonder dat ze nog geen vriendje heeft.’

      Het blauw van Tana’s aderen werd verdrongen door het rood op haar wangen. ‘Misschien komt dat omdat ik méér wil dan wat de meeste Renz-meisjes willen: trouwen, baby’s uitpoepen en de hele dag sildex snuiven in de hoop dat dat me op wonderbaarlijke wijze zal genezen.’

      Skut. Als die Elsanta-mannen er niet bij waren geweest, had ik daar zeker wat van gezegd. Vonden die lui haar echt aardig? Tijd om de aandacht af te leiden. ‘Wie heeft die bol daar trouwens gemaakt?’

      ‘Mijn partner hier,’ zei Rol trots. ‘Wat vind je ervan?’

      ‘Nou, ik raakte hem even aan en...’

      ‘En hij rukte bijna je hele hand eraf, of niet?’ Rol ging ineens op het randje van zijn kussen zitten. ‘Ik heb het De mannenval genoemd. Soms, als ik een afspraak heb met iemand, hou ik de deur van de sim-ruimte een beetje open om te zien of ik beet heb. Er was zelfs iemand van wie de hele arm werd opgeslokt en we moesten haar met ons tweeën losrukken. Ze voelde zich zo opgelaten, dat ze slechts de helft voor haar scenario’s durfde te vragen.’ Rol en Jon keken elkaar aan en begonnen te giechelen.

      ‘Wat een knolraap,’ zei ik.

      Tana rolde met haar ogen. ‘Hoe vaak moet ik nog luisteren naar die zuigbalverhalen?’

      Rol en ik keken elkaar aan en begonnen zo hard te lachen dat we bijna van onze zitkussens gleden; zelfs Jon moest hardop lachen. Tana fronste. Voor iemand die zo slim was, kon ze zich als een echte dofkop gedragen. Ik boog naar haar toe en gaf haar een por in de ribben. Ze keek me ontzet aan, alsof ik haar in haar tiet had geknepen. Waarop we met zijn drieën nog harder moesten lachen.

      ‘Kunnen jullie ten minste doen alsof jullie volwassen zijn?’ Ze schoot overeind en plofte neer op een ander kussen, buiten mijn bereik.

      ‘O jee, kennelijk is het tijd om ons als volwassenen te gedragen,’ zei Rol.

      ‘Als het niet te veel gevraagd is,’ zei Tana bozig.

      De synth kwam de bestelling brengen. Mijn drie gesprekspartners deden een romig goedje en witte kristallen in hun drankje, terwijl de JetBlue in mijn hoge glas wervelde als een blauwzwarte draaikolk. Mijn maag begon te rommelen bij de aanblik van de schaal met kleine cakejes waarop ‘Elsanta’ stond. Niemand bleek in ze geïnteresseerd, dus ik nam er maar drie. Een en ander pakte beter uit dan ik gedacht had; misschien waren niet alle conglomtypes even erg.

      Rol nam een slokje van zijn koffie en keek me aan. ‘Nou, NamJu, steek van wal. Vertel ons alles over dat idee van je.’

      Snel slikte ik de laatste hap cake door. ‘Het punt is dat DeeZee de laatste tijd nogal saai wordt. Elk scenario is in principe hetzelfde: versla het andere team, slacht eventuele monsters af.’

      ‘Hij heeft gelijk,’ zei Tana. ‘En ik kan het weten, want ik heb er al aardig wat geprogrammeerd.’

      Rol keek haar met een schuin hoofd aan. ‘Maar jij hebt die van jou altijd een uniek tintje weten te geven. Ze verkochten altijd goed.’

      Ik boog me voorover en balanceerde mijn JetBlue op mijn knie, zoals ik Simon Metalles had zien doen met zijn koffie. ‘Is het niet gewoon tijd voor wat nieuws? Iets wat Metalles Conglom een flinke slag kan toebrengen?’ Ik nipte aan mijn JetBlue en probeerde een grimas te voorkomen. Hij was nog zuurder dan die van Smoke’s.

      Tana keek me aan en zei: ‘Ik denk het wel. Het zou toch fantastisch zijn als de bedenkers van DeeZee voorbij worden gestreefd door een klein conglom als Elsanta?’

      Rol begon te stralen. Ik glimlachte en propte het laatste cakeje in mijn mond.

      ‘Dat zou inderdaad fantastisch zijn. Ik heb een hekel aan die gladjakkers.’ Zijn partner knikte.

      ‘Maar we moeten wel reëel blijven. Als we dit doen, is de kans groot dat Metalles ons vermorzelt. Ze zijn genadeloos in die dingen. En ze beschikken bovendien over eindeloze middelen. Een combinatie waar je heel voorzichtig mee moet zijn.’

      ‘Het is maar een conglom,’ zei ik. ‘Ze hebben het niet voor het zeggen in Europaplex of zo.’

      Rol begon te lachen. ‘O, maar dat hebben ze wel, schattebout.’

      Jon knikte nadrukkelijk.

      ‘Vertel eens, NamJu,’ vroeg Rol. ‘Durf je het aan om wat... complexere functies onder de knie te krijgen?’

      ‘Het feit dat ik uit Celstad kom, betekent niet dat ik dom ben.’ Skut. Ik kon niet geloven dat ik dat zojuist had gezegd. En dan klagen over Tana’s onbeschofte houding. ‘Ik bedoel, het zou fantastisch zijn om een SF te kunnen besturen. Ook al is het virtueel.’

      Rol en Jon keken elkaar aan, waarop Rol zijn schouders optrok. ‘Tana, we hebben je opzetje zorgvuldig onder de loep genomen. Dat doen we immers met al je voorstellen. Maar ik moet zeggen...’

      ‘Daar is-ie dan. Er is altijd een “maar”.’

      ‘Het punt is, je wilt dat we alles financieren en we moeten met Finneas Tech in onderhandeling over de specs van de SF,’ zei Rol hoofdschuddend. ‘Dat is veel risico, met een kleine kans op succes.’

      ‘Dat is niet waar,’ zei Tana fel. ‘DeeZee loopt altijd goed en dit is gewoon een nieuwe versie. Jullie kunnen het enorme marktaandeel benutten.’

      ‘Ik weet het gewoon niet, Tana. Ik ben bang dat we er nog even over moeten nadenken. Zullen we over een week weer contact opnemen?’

      ‘Tuurlijk,’ zei Tana. ‘Mocht je nog vragen hebben, dan weet je ons te vinden.’ Ze ging staan en schudde gehaast de hand van de mannen. Het was duidelijk dat ze weg wilde.

      ‘Bedankt,’ zei ik. ‘Ik hoop dat jullie het gaan doen. Zal een giller worden.’ Ik stak mijn hand uit naar Rol; toen hij hem vastpakte, kietelde hij stiekem de palm. Ik weerstond de neiging mijn hand snel terug te trekken en nam afscheid van Jon, die gelukkig niks grappigs deed.

      Toen we weer op de begane grond stonden, begon de receptioniste naar ons te zwaaien. ‘O, juffrouw Vanaard en gezelschap, een ogenblikje alstublieft!’

      De receptioniste duwde haar v-scherm opzij en legde haar handpalm op het grote, witte blad van de balie. Het blad schoof weg en ze kwam op ons af gehold.

      Ze overhandigde ons elk een wit kaartje. ‘Neemt u er alstublieft eentje mee. En hopelijk tot ziens.’ Ze boog haar hoofd en liep terug naar haar plek achter de balie.

      ‘Wat is dit?’ vroeg ik.

      ‘Gewoon een holokaartje. Ze hebben nieuwe huurders nodig.’

      Uit nieuwsgierigheid drukte ik met mijn vinger op het kaartje. Ik zag een projectie van het Hogerland Plaza-gebouw en op de achtergrond klonk trage, saaie muziek. Boven het gebouw verscheen het hoofd van een vrouw die begon te beschrijven hoeveel korting ik wel niet zou krijgen op sim-ruimtes en synth-werkers als ik een kantoor in het gebouw zou huren.

      Eenmaal buiten wierp Tana haar kaartje in een afvalunit, waarna ze naar het transportstation beende. Ik besloot mijn kaartje nog even te bewaren.

      ‘Ik snap niet waarom ze zo lang nodig hebben om een besluit te nemen.’

      Tana hield halt en draaide zich om. Ik keek recht in haar doorlopen ogen en vroeg me af of er bloed uit kwam als ze moest huilen. ‘Ik snap jou niet. Waarom die obsessie met de SF van Finneas Tech? En waarom wil je dat ding per se in DeeZee hebben?’

      Ik begon te lachen, waarop ze nogal verbouwereerd begon te kijken. Skut, als ze eens wist... ‘Ik heb de credits nodig. Ik heb geen werk en dit is het enige wat ik nog heb lopen. En het is een manier om Metalles een hak te zetten, die me skuttig hebben behandeld. Ze behandelen mensen zoals ik altijd skuttig. Ze geven ons skuttige baantjes en vragen veel te veel voor hun NCI’s.’ Ik wreef over mijn nek, waar ze me hadden opengesneden. ‘Wist je dat ik moest rapporteren aan een synth?’

      Tana fronste en we begonnen weer te lopen. ‘Iedereen heeft wel wat te klagen over Metalles, maar ik snap nog steeds niet waarom je zo gebrand bent op DeeZee SF. We kunnen gewoon beschikbare technologie gebruiken. We hadden al bijna klaar kunnen zijn.’

      ‘Het moet gewoon een SF zijn.’

      ‘Zou iemand het erg vinden als het geen SF is?’

      ‘Iedereen moet de SF kunnen ervaren. Waarom zouden alleen bulkers dat voorrecht hebben? Waarom niet iemand als jij of ik?’

      Ze slaakte een zucht. ‘Ik snap het nog steeds niet. Maar laten we maar wachten op wat Elsanta te zeggen heeft. Ik neem aan dat je druk blijft uitoefenen op Metalles?’

      Mijn gezicht betrok. ‘Ik denk niet dat ik daar nog veel kans heb.’

      ‘Nou, verwacht ook niet te veel van Elsanta.’

      ‘Zal ik niet doen.’ Feit was dat ik alle hoop al had laten varen.

      Bij het transportstation mompelden we elkaar gedag en gingen we ieder ons weegs. Ik liep onder de toegangspoort van het stationsgebouw door en hoorde de piep toen mijn bio-ID werd gescand. Ik vond het maar niks om te betalen voor het vervoer van en naar Hogerland, maar het was te ver om te lopen. Mijn credits waren bijna op, ook al at ik maar een halve nutrizak per dag.

      Op het lev-transport maakte een groepje jongens uit Hogerland grapjes over mijn sjofele kleding, maar ik schonk er geen aandacht aan. Skuttiger was de 3D-reclame van Finneas Tech: een kleine SF met groene smaragd die door de cabine vloog. Een vrouw slaakte een gilletje toen hij op haar af schoot. Ze gaf hem een mep met haar tas, waarna hij ijlings naar de volgende cabine vloog.