39

DeeZee SF – de beloning

Het voelde als reizen met SF-snelheid: ik werd in elkaar gedrukt en kreeg de drang om over te geven. Toen het gevoel wegebde, deed ik mijn ogen open. De omgeving kwam me bekend voor, maar daar was ook alles mee gezegd. Had ik de gouden orb gepakt? Was dit de beloning?

      ‘NamJu, waar ben je?’ Ik schrok toen ik de vrouwenstem hoorde. Een stem die ik altijd hoorde in mijn dromen, voordat ik wakker schrok en mijn tranen wegveegde, zodat AhboJee ze niet zou zien. ‘Daar ben je!’

      Ze kwam de kamer binnenlopen. Meteen dacht ik weer aan het dodenmasker van rottend vlees dat ik in de pilotencapsule van de SF had gezien. Maar dit gezicht was warm en haar lichtbruine ogen keken me liefdevol aan. Ik glimlachte.

      ‘Mam?’ Ik schrok van mijn eigen stem: hoog, de stem van een kind. Toen ik naar mezelf keek, zag ik een klein lichaampje met een dik buikje, gekleed in een blauw-groen gestreept shirt met een boos kijkende dino erop.

      ‘Ben je nu al te groot om me mamma te noemen? Je bent zes geworden, niet zestien, mallerd.’

      ‘Maar ik...’

      ‘Eerst je ogen dicht!’

      ‘Wat...’ Ze was achter me gaan staan en bedekte mijn ogen met haar handen.

      Een mannelijke stem viel in toen ze ‘Lang zal hij leven’ begon te zingen. Ze trok haar handen weg en mijn mond viel open toen ik AhboJee op me af zag lopen, met in zijn handen een witte taart met zes blauwe kaarsjes. Hij zette de taart voor me neer en samen zongen ze het verjaardagsliedje helemaal uit.

      ‘Ga je gang, NamJu. Blaas de kaarsjes maar uit.’

      Vol verwondering staarde ik naar zijn nog jonge gezicht, dat enkel geluk uitstraalde.

      ‘Toe dan, anders doe ik het en mag ik de wens doen.’ Hij legde zijn hand op mijn schouder.

      ‘Wat houdt je tegen, mannetje van me?’ vroeg mijn moeder lachend. Ze aaide me over de wang. Nadat ik haar nog even had aangestaard, haalde ik diep adem en blies alle kaarsjes in één keer uit.

      ‘Fantastisch!’ zei ze.

      Ze begonnen te applaudisseren, alsof ik zojuist iets ongelofelijks had gepresteerd.

      ‘Hier heb je het mes,’ zei AhboJee, en hij reikte me het handvat aan. ‘Doe wel voorzichtig. En je mag mij het grootste stuk geven.’ Ik staarde nog even naar het handvat, maar pakte het toen aan en sneed door het witte glazuur. Ik legde een stuk op een papieren bordje versierd met tekeningetjes van lev-cruisers en gaf het aan mijn vader.

      ‘Goed gedaan, jongen. Waar heb je geleerd om zo met een mes om te gaan?’ Hij aaide me over de bol en gaf me een knuffel.

      ‘Hé, vergeet mij niet!’ zei mijn moeder.

      ‘Nooit, als het aan mij ligt,’ fluisterde ik. Ditmaal ging het snijden minder goed, aangezien mijn ogen nat waren van de tranen. Na wat geknoei gaf ik haar een bordje met wat brokken taart.

      ‘Dank je wel, mannetje,’ zei ze, en ze nam een hap. ‘Ik hoop dat je hem lekker vindt. Ik heb een echte gemaakt, met echte ingrediënten, omdat het zo’n bijzondere dag is. Mijn kleine mannetje wordt razendsnel groot.’ Ze aaide me weer over de wang.

      ‘Kom nou, Sarah. NamJu is een grote jongen nu. Heb ik gelijk, jongen?’ Ik verslikte me bijna in een hap taart toen hij me een knipoog gaf.

      ‘Hij is lekker, mam.’ De smaak was zo intens... Ik schrokte de rest van mijn stuk taart op, en bijna het bordje ook.

      ‘DaeSun, heb jij hem geleerd om me ‘mam’ te noemen?’ vroeg ze.

      AhboJee trok zijn schouders op en schudde zijn hoofd.

      Ik hield ze nauwlettend in de gaten en probeerde elk detail in me op te nemen. Dit is hoe het was voordat het noodlot toesloeg. Voordat ze stierf door dat stomme ongeluk op haar werk. Voordat AhboJee het op zijn werk verstierde en we naar Celstad moesten verhuizen. Voordat hij begon te drinken. Ik strekte mijn arm uit om haar gezicht aan te raken; kleine jongensvingers streken over haar wang. Ze keek me aan met haar bruine ogen en zei: ‘Ik hou van je.’

      Ik weet nog dat ze dat altijd tegen me zei. Ik vond het maar dom en zei dan nooit wat terug. Maar nu...

      Dit was het. Het kon niet anders. De beloning van het scenario. Of anders was ik dood.

      En toen waren ze weg.