44

Vergelding

Ik moest even buiten westen zijn geraakt, want toen ik mijn ogen opendeed, zag ik de kop van een enorme libel. Of nee, geen insect, maar een lamp. Een lamp in Smoke’s. Hui! Ondanks mijn bonzende hoofd keek ik om me heen en ik slaakte een zucht van opluchting toen ik zag dat Ril Hui’s armen stevig achter haar rug vasthield. Intussen was Tana zich om Mia aan het bekommeren.

      ‘Kijk nou eens wie er wakker is,’ zei Ril.

      ‘Gaat het, Mia?’ kreunde ik. Mijn hals deed nog steeds pijn. Op een of andere manier wist ik op handen en knieën naar haar toe te kruipen.

      Mia glimlachte en pakte mijn hand. ‘Het gaat. Bont en blauw en een flinke koppijn, maar dolblij dat ik nog leef. En jij?’

      ‘Ook dolblij.’ Ik keek naar Tana. ‘Hoe gaat het met jou?’

      ‘Goed.’ Ze kwam overeind en liep naar Hui. De offworlder lag uitgestrekt op de vloer en was tot niets meer in staat. Haarlokken plakten op haar gezicht en uit een van haar slapen hing een dikke draad. Ze keek me met doffe ogen aan.

      ‘Ze had iets bij zich,’ zei Ril. ‘Laat maar zien, Tana.’

      Tana greep in haar zak en haalde een klein buisje met een heldere vloeistof tevoorschijn. ‘Geen flauw idee wat het is, maar ze wilde absoluut niet dat wij het in handen kregen.’

      Hui’s ogen, een stuk helderder nu, waren op het buisje gericht. ‘Niet opendoen. Jullie weten niet wat dat is. Geef terug!’

      ‘Hou je smoel,’ zei Ril.

      ‘Wat is dat voor spul?’ vroeg ik.

      ‘Je zou het niet begrijpen,’ antwoordde Hui. ‘Het is niet van hier. Het is van mij. Het is...’

      ‘Wat bedoel je, het is niet van hier?’

      ‘Ik heb het meegenomen. Het laatste flesje. De rest is vernietigd.’

      ‘Meegenomen? Dus dat betekent dat je hier op aarde bent? Waar is dan je echte lichaam?’

      Hui beet op haar lip en zag er ineens heel kwetsbaar en bang uit. ‘Vernietigd in de crash,’ zei ze zachtjes. ‘Ik was de laatste van mijn zwerm.’

      Tana bekeek het buisje aandachtig en stopte het weer in haar zak. ‘Als het echt niet van hier is, vind je het vast niet erg dat ik het even voor je bewaar.’ Ze klopte zachtjes op de zak waarin ze het buisje had weggestopt en grijnsde, alsof ze een kleuter terecht had gewezen.

      ‘Moet ik haar zo blijven vasthouden?’ klaagde Ril. ‘Ik bedoel, kijk nou. De kans is klein dat...’

      ‘Doe het nou maar gewoon,’ zei ik. ‘We weten niet of ze nog wat van plan is.’

      Ik keek om me heen. Smoke’s leek vergeven van de synths. Synth-uitsmijters liepen een beetje verloren heen en weer en hielpen mensen waar ze konden. Anderen werden behandeld door hospikken, terwijl de reinigers een en ander in goede banen probeerden te leiden. Een hospik kwam op ons af gelopen.

      ‘Hebt u behoefte aan medische assistentie?’ vroeg hij.

      Ik keek naar mijn beurse schouder. ‘Misschien hiervoor.’

      De synth knielde, trok mijn shirt opzij en inspecteerde de bloederige tandafdrukken. Hij richtte zijn vinger op de wond en spoot er een mengsel van lucht en een koude vloeistof op. Kermend verbeet ik de stekende pijn. ‘Dit beschermt de wond en voorkomt infectie.’ De synth hield zijn hoofd schuin. ‘Hebt u nog andere klachten?’

      Ik wees naar mijn hals. Hij liet me mijn mond opensperren en spoot er een of ander goedje in, waarop ik bijna begon te kokhalzen. Toen ik het spul met veel moeite had weten door te slikken, merkte ik dat mijn hals al een stuk beter aanvoelde.

      De hospik keek naar Mia. ‘En u?’

      ‘Niet nodig,’ zei ze.

      ‘En u?’ De synth keek naar Hui. ‘Waarom wordt u in bedwang gehouden?’

      Op dat moment kwam er een synth op ons af gelopen die een stuk groter was dan de hospik. Het was Opziener. Het was raar om hem hier te zien en niet in zijn vlekkeloze kleine kantoortje in het handelsdistrict.

      ‘Goedenavond, NamJu Abernay,’ zei hij. ‘Geslacht: mannelijk. Leeftijd: 17. Huidige verblijfplaats: sectie D, cel 87-41C. Ik ben blij dat de dienstbetrekking bij Metalles Conglom een succesvol vervolg heeft gehad. De betreurenswaardige gebeurtenissen van vanavond buiten beschouwing gelaten natuurlijk.’ Hij keek naar Hui. ‘Cassie Mun. Geslacht: vrouwelijk. Leeftijd: 12. Geen vaste verblijfplaats. Gezien de toename van gewelddadige incidenten waarbij individuen met illegale NCI’s zijn betrokken, verzoek ik u...’

      Ril onderbrak hem. ‘Je deed er aardig lang over om hier te komen.’

      ‘Mijn verantwoordelijkheid bestrijkt heel Celstad,’ antwoordde de synth kalmpjes. ‘Ik kan niet overal tegelijk zijn.’

      ‘En het maakt kennelijk niet uit dat sommigen van ons dan het loodje leggen,’ zei Mia. ‘Minder celslompers, minder verantwoordelijkheid.’

      Opziener glimlachte slechts en keek weer naar Hui. ‘Ik begrijp dat dit individu verantwoordelijk is voor dit incident. De precieze aanleiding is mij onbekend, maar dat zal worden uitgezocht. Breng haar naar het detentiecomplex.’ De hospik maakte aanstalten om Hui overeind te helpen. Ril begon te protesteren.

      ‘Ik verzoek u om mee te werken,’ zei Opziener, waarop Ril zich gewonnen gaf.

      Hui probeerde weg te kruipen, maar de hospik kon haar gemakkelijk tegenhouden, aangezien ze nu gewoon een zwak, uitgemergeld meisje was.

      ‘Begeleid deze individuen ook naar het detentiecomplex,’ zei Opziener. ‘Ik ben voornemens hen allemaal te ondervragen.’

      Een synth-reiniger stopte waarmee hij bezig was, greep mijn polsen en begon ze met plasti-boeien vast te snoeren.

      ‘Waarom moeten wij mee? Wij hebben haar tegengehouden!’ riep ik.

      ‘Ik ben degene die haar link met het net heeft verbroken,’ zei Tana, worstelend om aan de greep van een synth-reiniger te ontkomen.

      ‘Exact,’ zei Opziener, die alweer wegliep. ‘Ook dat is iets waar ik meer over wil weten. Een dergelijke techniek kan zeer waardevol blijken.’

      Iedereen behalve Hui protesteerde toen we hardhandig werden meegesleurd, zodat de plasti-boeien in onze huid sneden. Buiten goot het. Opziener keek naar de lucht en stak een ranke, zilverkleurige hand uit om wat druppels op te vangen. ‘Ik weet dat jullie mensen neerslag niet op prijs stellen, maar persoonlijk vind ik deze storingen in het ACN wel aangenaam.’

      Een enorme cruiser van het metroplex kwam voor onze neus tot stilstand. De synth-chauffeur stapte uit om het portier voor Opziener te openen, terwijl wij in het achterste gedeelte werden gepropt: een soort van grote kofferbak met harde bankjes. De synth-reinigers deden een stap terug en eigenlijk had ik verwacht dat ze naar Opziener zouden salueren, maar in plaats daarvan haastten ze zich weer naar binnen om de rommel op te ruimen.

      Ik keek naar Hui, die tegenover me zat. Haar vettige haren hingen voor haar gezicht. Zelfs nu nog, opgesloten in dat lichaam, wist ze me de stuipen op het lijf te jagen. Tana zat naast haar en deed haar best om de afstand tussen hen beiden zo groot mogelijk te maken.

      Mia doorbrak de bedrukte stilte. ‘Het is toch niet te geloven? Ik was juist zo blij dat ik eindelijk weg mocht uit het ziekenhuis en nou zit ik hier! Op weg naar Opzieners skuttige detentiecomplex in het gezelschap van een of andere psychopathische bitch!’

      ‘Kun je nagaan hoe ik me voel,’ zei ik. ‘Ik heb al maanden met haar te maken.’ Hui zei niets en bleef naar de vloer staren.

      ‘O, dus je bent zeker elke dag in elkaar geslagen door een losgeslagen meute?’ beet ze me toe.

      ‘Dat niet, maar...’

      ‘Kop houden jullie!’ riep Ril. ‘Ik neem aan dat jullie niemand kennen die ooit is ondervraagd?’

      We schudden van nee.

      ‘Nou, ik wel. Toen hij weer vrijkwam, durfde hij het licht niet meer uit te doen en was hij doodsbenauwd geworden voor DeeZee.’

      Ril had gelijk. ‘Sorry, Mia. Het is alleen dat...’

      ‘Ik begrijp het.’

      ‘In Hogerland hebben we een menselijke Opziener,’ zei Tana.

      ‘Nou, geniet ervan,’ zei Ril.

      We vervielen weer tot stilzwijgen.

      Doordat we steeds gingen verzitten wist ik dat we allemaal last hadden van de plasti-boeien die in onze huid sneden. Ineens hoorde ik het geluid van brekend glas. Tana’s ogen werden zo groot als schoteltjes en ik zag een vochtige plek op haar jurkje verschijnen. Hui’s hoofd schoot omhoog. Ongetwijfeld dat buisje dat Tana in haar zak had gestoken. Wat kon het zijn? Misschien een of andere drug?

      Hui keek me in paniek aan. ‘Je moet snel beslissen. Je hebt mijn spel gewonnen. Het experiment volbracht. Je moet nu je wens doen.’

      ‘Mijn wens? Hoe bedoel je?’

      ‘Geen tijd voor vragen! Wat wil je?!’ Ze krijste bijna.

      ‘Wat heeft zij nou?’ vroeg Ril, ietwat ongerust.

      ‘Hou je kakhoofd, bitch!’ riep Mia. ‘Ik hoop dat ze je voor de rest van je leven opsluiten. Of executeren, nog beter.’

      Tana keek naar haar jurk en streek over de natte plek, die gek genoeg niet gelijkmatig groter werd, maar zich in lange uitlopers verspreidde.

      ‘Je bent sowieso aan het raaskallen,’ zei ik. ‘Niemand kan zomaar een wens in vervulling laten gaan. Ik was stom genoeg om je te geloven. Je deed alles via NCI’s en zonder link kun je helemaal niks.’

      ‘Dit spul is bizar,’ zei Tana. ‘Eerst dacht ik dat het gewoon water was, maar het is dik en slijmerig en lijkt een eigen willetje te hebben.’ Ze streek weer over de natte plek op haar jurkje en bekeek haar vinger. Haar mond viel open.

      ‘Wat is er?’ vroeg ik nerveus.

      ‘Ik... ik weet het niet,’ zei ze. Haar stem sloeg over. Ze frommelde wat met haar boeien, zodat ze haar handpalmen op de natte plek kon leggen.

      ‘Nee, dat kan niet.’ Ze stak haar geboeide handen uit. Ik knipperde even met mijn ogen toen ik de gave huid zag, zonder een spoor van aderen. Ze trok haar jurkje omhoog om haar buik te kunnen inspecteren, waar de natte plek in contact met haar huid was gekomen. Ook daar geen aderen meer. Ze begon te kronkelen om haar jurk uit te krijgen. ‘Help me dan!’

      ‘Wat is dat voor spul?’ vroeg Mia.

      ‘Ze heeft het al gebruikt,’ zei Hui, en ze leunde verslagen tegen het portier. ‘Ze heeft je wens gebruikt. Je was te laat. Ik was te laat.’

      ‘Help me die jurk uit te trekken!’ riep Tana, nog steeds aan het worstelen.

      Ril schoof dichterbij en probeerde haar jurk over haar hoofd te trekken.

      ‘Scheur hem gewoon los!’ smeekte ze.

      Ril rukte aan de zoom totdat die scheurde en trok de tuniek van haar lichaam.

      ‘Hou het natte stuk omhoog en niet bewegen!’ riep Tana, en ze duwde haar gezicht in de stof. Daarna ging ze steeds een beetje verzitten, zodat elk deel van haar lichaam in contact kwam met het natte textiel. En inderdaad, waar de natte stof haar huid raakte, verdwenen de aderen. Het was alsof een kind een tekening op een v-scherm aan het wegvegen was. ‘Werkt het?’

      ‘Ja,’ zei Mia, met opengesperde ogen. ‘Laat mij even, Ril. Je doet ongelofelijk onhandig.’

      Mia gleed van de bank en griste het kledingstuk uit Rils handen. ‘NamJu, trek Tana’s legging uit.’

      ‘Wat moet ik doen?’

      ‘Doe nou maar gewoon!’ riepen Mia en Tana in koor.

      We begonnen Tana uit te kleden en ik deed mijn best om niet te kijken. Mia werkte snel om elk plekje van Tana’s lichaam te bestrijken en na een tijdje waren er nergens meer Renz-aderen te bespeuren. Op een gegeven moment streek Mia het jurkje ook even over haar eigen huid, maar er gebeurde niets.

      ‘Mijn ogen!’ Tana boog zich voorover en duwde haar gezicht in de stof.

      Uiteindelijk ging ze rechtop zitten, poedelnaakt, en inspecteerde zichzelf van top tot teen. Ze betastte haar huid grondig en schaamde zich absoluut niet voor haar naaktheid. Ze was mooi. Zo mooi dat ik mijn ogen niet van haar af kon houden. Ik besefte dat ik nog nooit de ware Tana had gezien en dat de aderen haar schoonheid grondig hadden gemaskeerd. ‘Ik denk dat ik nooit meer kleren aantrek!’

      ‘Dat lijkt me een goed plan,’ zei Ril met een verlekkerde uitdrukking op zijn gezicht.

      ‘Alsjeblieft zeg,’ zei Mia. ‘Beseffen jullie dan niet hoe ongelofelijk dit is?’

      ‘Inderdaad ongelofelijk,’ zei Ril, die nog steeds ongegeneerd naar Tana’s lichaam aan het staren was.

      Mia rolde met haar ogen.

      ‘Dank je wel,’ zei Tana. Ze straalde.

      Ik was dan wel blij voor Tana, maar toch voelde ik me skuttig. Ze heeft mijn wens gestolen. En ik had zoveel wensen... Credits. Een onbezorgd leventje. Mijn moeder weer terug. Iets beters dan het leven dat ik nu had.

      Plotseling greep Hui Tana’s jurk en begon verwoed het laatste beetje vloeistof uit de stof te zuigen. Daarna ging ze rechtop zitten, alsof het de bedoeling was dat er iets gebeurde. Maar uiteindelijk schudde ze haar hoofd en zei droevig: ‘Het is inert geworden. Ik had het dit keer allemaal voor jou bewaard, NamJu. Ik heb woord gehouden. Zij heeft het verpest...’

      Hui kneep haar ogen dicht. Ze drukte haar armen tegen haar buik en begon zachtjes te wiegen. ‘Het doet zo’n pijn. Wat is er mis met dit lichaam?’

      ‘Ontwenningsverschijnselen. Je bent een junkie, weet je nog?’ zei Ril ijzig.

      ‘Dan liever executie,’ zei Hui, en het zweet begon van haar voorhoofd te parelen.

      De lev-cruiser kwam tot stilstand en het achterste portier gleed open.

      Opziener keek naar binnen en nam de situatie in zich op. Hij kantelde zijn hoofd en zei: ‘De avond wordt steeds interessanter.’ Hij deed een stap opzij om plaats te maken voor enkele synth-wachters, die ons een voor een uit de lev-cruiser trokken. Toen Tana uit de cruiser stapte, knipte hij met de vingers, waarop een wachter Tana’s jurk pakte en over haar schouders legde.

      ‘Welkom,’ zei Opziener. Hij escorteerde ons naar de deur van een smetteloos wit gebouw; eerder een conglomkantoor in Zilverland dan een detentiecomplex in Celstad. ‘We keken al uit naar uw komst, Hui.’

      ‘Wat?’ riep ik, stomverbaasd.

      Hui keek langzaam op en onder haar vettige lokken vormde zich een grijns. ‘Kennelijk is mijn noodplan met succes in werking getreden.’

      ‘Dat is correct,’ zei Opziener. Met een soepel gebaar maakte hij haar plasti-boeien los; een synth-reiniger kwam op ons afgesneld om ze op te ruimen. ‘Uw accommodatie is in gereedheid gebracht, geheel volgens uw wens.’ Opziener legde zijn hand op haar onderrug en begeleidde haar naar binnen. Verbijsterd keken we ze na.

      ‘Wacht even,’ zei Hui. ‘Ik heb die roze jurk nodig.’

      Opziener knipte weer met zijn vingers. Een wachter griste de jurk van Tana’s schouders en overhandigde hem aan Hui, die hem stevig tegen haar borst klemde.

      ‘Mag ik u verzoeken door te lopen?’ vroeg de synth die naast me stond.

      We barstten tegelijkertijd los.

      ‘Wat gaat er met ons gebeuren?’ vroeg ik.

      ‘Kunnen die boeien niet los?’ vroeg Mia.

      ‘Waarom wordt Hui zo in de watten gelegd?’ vroeg Ril.

      De synth gaf ons antwoord door zijn laserstaaf tevoorschijn te trekken. ‘Welkom bij hotel Opziener. En snel een beetje nu.’