Fjällbacka 1975

Elsy legde de tekening die Erica had gemaakt voorzichtig in de kist. Tore was met de meisjes gaan varen, en ze had het huis een paar uur voor zichzelf. Vaak ging ze dan naar de zolder. Dan zat ze een poosje te denken aan wat geweest was en wat er nu was.

Het leven was heel anders gelopen dan ze had verwacht. Ze pakte de blauwe dagboeken en streelde het bovenste verstrooid met haar vingertoppen. Ze was zo jong geweest, zo naïef. Ze had zichzelf heel wat verdriet kunnen besparen als ze toen al had geweten wat ze nu wist: dat je het je niet kon veroorloven te veel van iemand te houden. De prijs was altijd te hoog, en daarom betaalde ze nu nog steeds voor die ene keer, zo lang geleden, dat ze te veel van iemand had gehouden. Maar ze was de belofte die ze zichzelf had gedaan nagekomen: dat ze nooit meer zoveel van iemand zou houden.

Natuurlijk kwam ze soms in de verleiding om toe te geven, om weer iemand in haar hart toe te laten. Als ze naar haar twee blonde dochters keek en hun gezichten zag, die haar vol verwachting aankeken. In hen zag ze een soort honger, een honger naar iets wat zij geacht werd te geven, maar waartoe ze niet in staat was. Vooral Erica. Zij had het meer nodig dan Anna. Soms merkte ze dat Erica naar haar zat te kijken met een blik waar zoveel onbeantwoord verlangen uit sprak dat het amper in een klein meisjeslichaam paste. Een deel van Elsy wilde de belofte aan zichzelf breken en haar armen om haar dochter heen slaan en voelen hoe hun harten in hetzelfde ritme klopten. Maar er was altijd iets wat haar tegenhield. Op het laatste moment, vlak voordat ze opstond, voordat ze haar dochter omhelsde, voelde ze altijd zijn kleine, warme lijfje in haar armen. Zijn volstrekt nieuwe blik toen hij haar aankeek; hij leek zo op Hans, zo op haar. Een liefdeskind voor wie ze samen hadden zullen zorgen. In plaats daarvan had ze hem in haar eentje in een kamer met vreemden moeten baren, ze had hem uit haar lichaam voelen glijden en daarna uit haar armen, toen hij naar een andere moeder werd gebracht van wie zij niets wist.

Elsy stak haar hand in de kist en pakte het babyhemdje eruit. De vlekken van haar bloed waren in de loop van de jaren lichter geworden en leken nu eerder roestvlekken. Ze bracht het hemdje naar haar neus, rook eraan om te controleren of ze nog steeds iets van zijn geur kon ruiken – die zoete, warme geur die hij had gehad toen ze hem in haar armen hield. Maar ze rook niets. Alleen een bedompte, muffe lucht. De geur van de kist had in de loop van de jaren de geur van haar zoon verdreven, en ze kon hem niet langer ruiken.

Van tijd tot tijd was het bij haar opgekomen om hem te gaan zoeken. Gewoon om zich ervan te verzekeren dat het goed met hem ging. Maar het was altijd bij een gedachte gebleven. Net zoals het altijd bij een gedachte was gebleven om overeind te komen, haar armen om haar dochters heen te slaan en zichzelf te ontslaan van de belofte om haar hart op slot te houden.

Ze pakte de medaille die op de bodem van de kist lag en woog die in haar hand. Ze had hem gevonden toen ze Hans’ kamer doorzocht, voordat ze vertrok om zijn kind te baren. Toen ze nog steeds dacht dat er hoop was en dat ze tussen zijn achtergebleven bezittingen misschien een verklaring zou vinden voor het feit dat hij niet naar haar en het kind was teruggekeerd. Maar het enige dat ze had gevonden, naast wat kleren, was de medaille. Ze wist niet wat die betekende, wist niet waar hij die had gevonden of welke rol die in zijn leven had gespeeld. Maar ze had gevoeld dat de medaille belangrijk was en had hem gehouden. Voorzichtig wikkelde ze hem in het babyhemdje en legde het pakketje terug in de kist. Ze legde de dagboeken en de tekening die ze die ochtend van Erica had gekregen terug. Want dat was het enige dat ze haar dochters kon geven: een moment van liefde als ze alleen was met haar herinneringen. Dan was ze in staat om niet alleen met haar hoofd, maar ook met haar hart aan hen te denken. Maar zodra ze haar met hun hongerige ogen aankeken, sloot haar hart zich weer van schrik.

Want wie niet van iemand hield, liep ook niet het gevaar iets te verliezen.