Grini, in de buurt van Oslo, 1943

De kou was het ergste. Je werd nooit warm. Het vocht zoog het kleine beetje warmte dat er was op, waardoor de natte kilte je lichaam als een deken omsloot. Axel kroop op zijn brits in elkaar. De dagen in de isoleercel waren erg lang. Maar hij verkoos de triestheid boven de onderbrekingen. De verhoren, de slagen, alle vragen die over hem wer den uitgestort, als een hagelbui waar geen einde aan kwam. Hoe zou hij hun antwoorden kunnen geven? Hij wist zo weinig, en het weinige dat hij wist zou hij nooit vertellen. Hij ging nog liever dood.

Axel streek met zijn hand over zijn hoofd. Hij had alleen nog maar stekeltjes en die voelden ruw tegen zijn palm. Ze hadden hen bij aankomst meteen onder de douche gezet en geschoren en hen Noorse garde-uniformen aangetrokken. Al toen hij werd gepakt, wist hij dat hij hier terecht zou komen: in de gevangenis die twaalf kilometer buiten Oslo lag. Maar niets had hem op de werkelijkheid hier kunnen voorbereiden, op de bodemloze angst die alle uren van de dag vulde, op de afschuw, op de pijn.

‘Eten.’ Gerammel voor de cel en de jonge bewaker zette een dienblad voor de tralies.

‘Wat is het voor dag?’ vroeg Axel in het Noors. Erik en hij hadden vrijwel alle zomervakanties bij zijn Noorse grootouders doorgebracht en hij beheerste de taal perfect. Hij zag de bewaker elke dag en probeerde altijd een gesprek met hem aan te knopen omdat hij hongerig was naar menselijk contact. Maar meestal kreeg hij korte antwoorden. Zo ook vandaag.

‘Woensdag.’

‘Bedankt.’ Axel probeerde te glimlachen. De jongen draaide zich om en wilde weglopen. Het leek ondraaglijk om weer alleen in de kou te worden achtergelaten, dus Axel probeerde om hem even te laten blijven door nog een vraag te stellen.

‘Wat is het voor weer buiten?’

De jongen bleef staan. Aarzelde. Hij keek om zich heen en liep toen terug naar Axel.

‘Het is bewolkt. Vrij koud,’ zei hij. Axel realiseerde zich opeens hoe jong hij eruitzag. Hij was ongeveer van zijn eigen leeftijd, misschien een paar jaar jonger, maar zoals Axel zich nu voelde, leek hij waarschijnlijk stukken ouder, vanbuiten even versleten als vanbinnen.

De jongen liep weer weg.

‘Een beetje koud voor de tijd van het jaar, hè?’ Zijn stem brak en hij hoorde zelf hoe vreemd die opmerking klonk. Ooit had zinloze conversatie verspilling van zijn tijd geleken. Nu was het een reddingslijn, een herinnering aan het leven dat steeds meer verbleekte.

‘Ja, dat kun je wel zeggen. Maar het is in deze tijd van het jaar vaak koud in Oslo.’

‘Kom je hiervandaan?’ vroeg Axel snel om te voorkomen dat de bewaker weer wegliep.

De jongen aarzelde en leek niet te willen antwoorden. Hij keek weer om zich heen, maar er was niemand te horen of te zien.

‘We zijn hier nog maar een paar jaar.’

Axel stelde nog een vraag: ‘Hoe lang ben ik hier al? Het lijkt wel een eeuwigheid.’ Hij lachte zacht, maar schrok ervan toen hij hoorde hoe krakerig en ongewoon het klonk. Het was lang geleden dat hij reden had gehad om te lachen.

‘Ik weet niet of ik dat mag…’ De bewaker trok aan de kraag van zijn uniform. Het leek alsof hij zijn draai nog niet helemaal had gevonden in de strikte kleding. Maar dat komt vanzelf, dacht Axel. Zowel wat betreft de kleding als de behandeling van de mensen. Zo zat de mens nu eenmaal in elkaar.

‘Het maakt toch niet uit of je me vertelt hoe lang ik hier al ben?’ vroeg Axel smekend. Hij vond het buitengewoon storend om zich in tijdloosheid te bevinden, om geen tijd, datum en weekdagen te hebben waaraan hij het leven kon vastpinnen.

‘Zo’n twee maanden. Ik weet het niet meer precies.’

‘Zo’n twee maanden. En het is woensdag. Het weer is bewolkt. Dat is genoeg voor me.’ Axel glimlachte naar de jongen en kreeg een voorzichtige glimlach terug.

Toen de bewaker weer weg was, zeeg Axel met het dienblad op zijn schoot op de brits neer. Het eten liet veel te wensen over. Elke dag hetzelfde. Voederaardappelen en gore stoofschotels. Het was ongetwijfeld onderdeel van hun pogingen om hen te breken. Lusteloos stak hij de lepel in de grijze massa in de kom, maar zijn honger zorgde er uiteindelijk voor dat hij hem toch naar zijn mond bracht. Hij probeerde net te doen alsof het zijn moeders stoofpot was, maar slaagde daar niet echt in. Het maakte alles alleen maar erger, omdat zijn gedachten afdwaalden naar de dingen waar ze niet naartoe mochten: naar thuis en zijn familie, naar moeder en vader en Erik. Plotseling was de honger geen kruiderij genoeg en kon niets hem ertoe brengen verder te eten. Hij legde zijn lepel weer in de kom en leunde met zijn hoofd tegen de ruwe muur. Opeens zag hij ze heel duidelijk voor zich. Vader met zijn grote, grijze snor, die hij elke avond voor het naar bed gaan zorgvuldig kamde. Moeder met haar lange haren in een knotje in haar nek gestoken en haar bril op het puntje van haar neus als ze ’s avonds in het schijnsel van de lamp zat te haken. En Erik. Ongetwijfeld op zijn kamer met zijn neus in een boek. Wat deden ze? Dachten ze op dit moment aan hem? Hoe hadden zijn ouders het bericht dat hij gevangen was gezet opgenomen? En Erik. Die altijd zo stil was en zich afzijdig hield. Zijn scherpe intellect verwerkte teksten en feiten met een imposante snelheid, maar hij vond het moeilijk zijn gevoelens te tonen. Soms had Axel zijn broer uit pure balorigheid stevig omhelsd, gewoon om te voelen hoe hij bij zoveel aanraking verstijfde van onbehagen. Maar hij had na een tijdje altijd kunnen merken dat Erik zachter werd, zich ontspande en zich de nabijheid even toestond voordat hij ‘laat me gaan!’ riep en zich losrukte. Hij kende zijn broer zo goed. Veel beter dan Erik ooit zou weten. Hij wist dat Erik soms het gevoel had dat hij een buitenbeentje was in hun gezin, dat hij niet goed genoeg was in vergelijking met Axel. En nu zou het nog moeilijker voor hem worden. Axel begreep maar al te goed dat de bezorgdheid om hem van invloed zou zijn op Eriks dagelijkse leven, dat hij nu nog minder ruimte in het gezin zou krijgen. Hij durfde er niet aan te denken hoe het voor zijn broer zou zijn als hij doodging.

 

image

‘Hallo, we zijn weer thuis!’ Patrik deed de deur dicht en zette Maja in de hal op de vloer. Ze kroop meteen weg, dus hij greep haar bij haar jas om haar tegen te houden.

‘Meisje toch. We moeten eerst je jas en je schoenen uitdoen voordat je naar mama gaat.’ Patrik trok haar buitenkleren uit en liet haar toen gaan.

‘Erica? Ben je thuis?’ riep hij. Geen antwoord, maar toen hij goed luisterde hoorde hij boven geluid. Hij nam Maja op zijn arm en liep de trap op naar Erica’s werkkamer.

‘Hoi, zit je hier?’

‘Ja, ik heb vandaag al een aantal pagina’s getypt. Anna is ook nog even koffie komen drinken.’ Erica glimlachte naar Maja en stak haar armen naar haar uit. Maja liep met onvaste pasjes naar haar toe en gaf haar een natte kus midden op haar mond.

‘Hallo meiske, wat hebben papa en jij vandaag gedaan?’ Erica wreef met haar neus tegen die van Maja en haar dochter smoorde van het lachen. Eskimokussen waren hun specialiteit. ‘Jullie zijn lang weg geweest,’ zei Erica en ze richtte haar aandacht weer op Patrik.

‘Ja, ik mocht even helpen op het werk,’ zei Patrik enthousiast. ‘Die nieuwe vrouw lijkt heel goed, maar ze hadden niet overal aan gedacht, dus ik ben meegegaan naar Fjällbacka om met een paar mensen te praten, waardoor we hebben kunnen vaststellen tijdens welke twee dagen Erik Frankel moet zijn vermoord en…’ Hij stopte midden in een zin toen hij Erica’s gezicht zag. Meteen besefte hij dat hij had moeten nadenken voordat hij zijn mond opende.

‘En waar was Maja toen jij “even hielp op het werk”?’ vroeg Erica ijzig.

Patrik draaide onrustig heen en weer. Als hij bofte, ging nu het brandalarm af. Maar nee, kennelijk niet. Hij haalde diep adem en gooide het eruit: ‘Annika heeft op haar gepast. Op het politiebureau.’ Hij begreep niet waarom dat zo fout klonk toen hij het hardop zei, terwijl hij er eerder niet eens bij had stilgestaan dat het misschien niet zo verstandig was.

‘Dus Annika paste op het politiebureau op onze dochter toen jij een paar uurtjes ging werken. Heb ik dat goed begrepen?’

‘Eh… ja,’ zei Patrik. Hij zocht koortsachtig naar een manier om de situatie in zijn voordeel te veranderen. ‘Ze heeft het heel leuk gehad. Kennelijk heeft ze ook goed gegeten en daarna is Annika een eindje met haar gaan wandelen. Maja is in de wagen in slaap gevallen.’

‘Ik ben ervan overtuigd dat Annika het als oppas uitstekend heeft gedaan. Daar gaat het niet om. Wat mij boos maakt, is dat wij hadden afgesproken dat jij nu voor Maja zou zorgen terwijl ik werkte. Ik eis echt niet dat je tot januari elke minuut bij haar bent, en we zullen af en toe zeker een oppas kunnen gebruiken. Maar als je nog maar een week vaderschapsverlof hebt, vind ik het nogal vroeg om haar bij de secretaresse van het bureau achter te laten. Vind je zelf ook niet?’

Patrik vroeg zich even af of Erica’s vraag retorisch was, maar toen hij zag dat ze op een reactie wachtte, besefte hij dat dat niet het geval was.

‘Ja, als je het zo stelt… Het was natuurlijk dom…. Maar ze hadden zelfs niet uitgezocht of Erik een relatie had en ik liet me meeslepen, waardoor ik… Ach, het was stom!’ beëindigde hij zijn verwarde relaas. Hij haalde zijn hand door zijn haar, waardoor dat net zo verward werd.

‘Vanaf nu. Geen werk. Erewoord. Alleen ik en de kleine meid. Ik beloof het.’ Hij stak beide duimen omhoog en probeerde er zo vertrouwenwekkend mogelijk uit te zien. Erica leek nog iets op haar hart te hebben, maar toen zuchtte ze diep en stond op van de bureaustoel.

‘Nou lieverd, jij lijkt niets tekort te zijn gekomen. Zullen we dan maar zeggen dat het papa vergeven is en naar beneden gaan om eten te koken?’ Maja knikte geestdriftig. ‘Papa mag spaghetti alla carbonara voor ons koken om het goed te maken,’ zei Erica en ze liep met Maja op haar heup naar beneden. Maja knikte opnieuw geestdriftig. Papa’s spaghetti alla carbonara was een van haar lievelingsgerechten.

‘Wat zijn jullie te weten gekomen?’ vroeg Erica even later toen ze aan de keukentafel zat te kijken hoe Patrik bacon bakte en spaghetti kookte. Maja had zich voor een kinderprogramma op tv geïnstalleerd, dus ze konden even in alle rust als volwassenen met elkaar praten.

‘Waarschijnlijk is hij ergens tussen 15 en 17 juni gestorven.’ Patrik roerde in de koekenpan. ‘Shit!’ Een spetter gesmolten vet was op zijn arm gekomen. ‘O, wat doet dat pijn. Gelukkig bak je bacon niet naakt.’

‘Weet je wat, lieveling? Ik ben ook blij dat je bacon niet naakt bakt…’ Erica knipoogde naar hem en hij liep naar haar toe en kuste haar op haar mond.

‘Dus ik ben weer “lieveling”? Sta ik weer aan de pluskant?’

Erica deed alsof ze nadacht. ‘Nou, plus zou ik niet willen zeggen. Maar je bent terug op nul. Als de spaghetti erg lekker is, sta je wel weer in de plus…’

‘Hoe was jouw dag?’ vroeg Patrik en hij liep terug naar het fornuis om verder te gaan met koken. Hij tilde de stukjes bacon voorzichtig uit de koekenpan en legde ze op een stukje keukenpapier zodat ze konden uitlekken. Voor een goede carbonara was het belangrijk om het bacon goed knapperig te krijgen, niets was zo vies als slappe bacon.

‘Tja, waar zal ik beginnen?’ vroeg Erica zuchtend. Ze vertelde eerst over Anna’s bezoekje en haar problemen als stiefmoeder van een puber. Vervolgens haalde ze diep adem en vertelde wat er was gebeurd toen ze bij Britta langs was gegaan. Patrik legde de bakspaan neer en keek haar verbaasd aan.

‘Ben je naar haar toe gegaan om haar uit te horen? Terwijl ze alzheimer heeft? Niet gek dat haar man boos op je werd, dat zou ik ook zijn geweest.’

‘Ja, fijn, Anna zei precies hetzelfde, dus ik heb al genoeg op mijn kop gehad.’ Erica’s gezicht betrok. ‘Ik wist dat niet toen ik naar haar toe ging.’

‘Wat zei ze trouwens?’ vroeg Patrik, terwijl hij de spaghetti in het kokende water deed.

‘Je weet dat dat genoeg is voor een heel weeshuis,’ zei Erica toen ze zag dat twee derde van de inhoud van het pak in de pan verdween.

‘Kook jij of kook ik?’ vroeg Patrik en hij stak streng de bakspaan omhoog. ‘Nou, wat zei ze?’

‘Allereerst lijkt het erop dat ze vroeger veel met elkaar optrokken, mama en zij. Kennelijk waren ze een hecht clubje, zij tweeën, Erik Frankel en nog iemand die Frans heet.’

‘Frans Ringholm?’ vroeg Patrik gespannen, terwijl hij door de spaghetti roerde.

‘Ja, ik geloof inderdaad dat hij Frans Ringholm heette. Hoezo? Weet jij wie dat is?’ Erica keek hem nieuwsgierig aan, maar Patrik haalde afwerend zijn schouders op.

‘Zei ze verder nog iets? Had ze nog steeds contact met Erik of Frans? Of Axel?’

‘Ik geloof van niet,’ zei Erica. ‘Het lijkt alsof ze geen van allen nog contact met elkaar hebben, maar dat kan ik mis hebben.’ Ze trok haar wenkbrauwen op en leek in gedachten het gesprek nog eens door te nemen.

‘Er was wel iets…’ zei ze aarzelend. Patrik stopte met roeren terwijl hij luisterde naar wat ze wilde zeggen.

‘Ze zei iets… Ja, het ging over Erik en “oude botten”. En dat die vredig moesten rusten. En dat Erik had gezegd… Maar toen raakte ze verward en kreeg ik niets meer te horen. Ze was behoorlijk de kluts kwijt, dus ik weet niet hoeveel waarde je aan haar woorden kunt hechten. Het was vast allemaal onzin.’

‘Dat is niet zeker,’ zei Patrik dralend. ‘Het is de tweede keer vandaag dat ik die woorden in verband met Erik Frankel hoor. Oude botten… Wat kan dat in vredesnaam betekenen?’

En terwijl Patrik nadacht, kookte het pastawater over.

Frans had zich goed op de vergadering voorbereid. Het bestuur kwam één keer per maand bijeen en er moesten veel dingen besproken worden. Het verkiezingsjaar stond voor de deur en dat zou hun allergrootste uitdaging zijn.

‘Is iedereen er?’ Hij keek de tafel rond en telde in stilte de overige vijf bestuursleden. Het waren allemaal mannen. De emancipatiegolf had de neonazistische organisaties nog niet bereikt en zou dat waarschijnlijk ook nooit doen.

De zaal in Uddevalla was door Bertolf Svensson ter beschikking gesteld en bevond zich in de kelder van het flatgebouw waarvan hij de eigenaar was. De plek werd anders als verenigingsruimte gebruikt en er waren nog sporen te zien van het feest dat een van de huurders er in het weekend had gegeven. Ze beschikten ook over een kantoor in hetzelfde pand, maar dat was klein en niet geschikt voor vergaderingen.

‘Ze hebben niet goed schoongemaakt. Ik moet straks maar even met ze gaan praten,’ mopperde Bertolf en hij schopte tegen een leeg bierflesje, dat over de vloer wegrolde.

‘Terug naar de agenda,’ zei Frans strak. Ze hadden geen tijd voor geklets.

‘Hoe ver zijn we met de voorbereidingen?’ Frans wendde zich tot Peter Lindgren, het jongste lid van het bestuur. Hij was gekozen tot coördinator van de campagnewerkzaamheden, ondanks Frans’ uitdrukkelijke protesten. Hij vertrouwde de man domweg niet. Vorige zomer was hij nog opgepakt voor mishandeling van een Somaliër op het plein in Grebbestad, en Frans dacht niet dat hij zo kalm zou kunnen blijven als nu noodzakelijk was.

Als om Frans’ voorgevoelens te bevestigen, gaf Peter geen antwoord en zei in plaats daarvan: ‘Hebben jullie gehoord wat er in Fjällbacka is gebeurd?’ Hij lachte. ‘Iemand heeft korte metten gemaakt met die rasverrader Frankel.’

‘Ik ga ervan uit dat niemand van ons daar iets mee te maken heeft, dus ik stel voor dat we terugkeren naar de agenda,’ zei Frans en hij keek Peter recht aan. Het was even stil terwijl de beide mannen een machtsstrijd voerden.

Toen keek Peter opzij. ‘We zijn een aardig eind op weg. Er is jong bloed bijgekomen en we hebben ons ervan verzekerd dat iedereen, zowel oud als nieuw, het noodzakelijke werk wil doen om ervoor te zorgen dat de boodschap voor de verkiezingen in toenemende mate wordt verspreid.’

‘Mooi,’ zei Frans kort. ‘En de partijregistratie, is die klaar? De stembiljetten?’

‘Onder controle.’ Peter trommelde met zijn vingers op het tafelblad, zichtbaar geïrriteerd omdat hij als een schooljongen werd over-hoord. Hij kon de kans om Frans een hak te zetten niet weerstaan. ‘Je bent er dus niet in geslaagd je oude maat te beschermen. Wat was er zo belangrijk aan die vent dat je het nodig vond om je nek voor hem uit te steken? Er wordt over gepraat, weet je. Mensen plaatsen vraagtekens bij je loyaliteit…’

Frans stond op en staarde Peter aan. Werner Hermansson, die aan de andere kant zat, pakte hem bij zijn arm. ‘Luister niet naar hem, Frans. En Peter, kalmeer verdomme een beetje. Dit is belachelijk. We zijn hier om te bespreken hoe we verder gaan, niet om met modder naar elkaar te gooien. Geef elkaar nu een hand.’ Werner keek Peter en Frans smekend aan. Naast Frans was hij het oudste lid van de Vrienden van Zweden, en hij kende Frans het langst. Hij maakte zich op dit moment geen zorgen om Frans, maar om Peter. Werner had gezien wat Frans kon doen.

Even was het onduidelijk wat er zou gebeuren. Toen ging Frans zitten.

‘Op het gevaar af dat ik zeurderig lijk, stel ik voor dat we terugkeren naar de agenda. Heeft iemand daar bezwaar tegen? Is er nog meer flauwekul waaraan we onze tijd moeten verspillen? Nou?’ Hij keek de aanwezigen stuk voor stuk strak aan, tot ze hun ogen neersloegen. Toen ging hij verder.

‘Het lijkt erop dat de praktische zaken voor het merendeel op hun plek vallen. Laten we het daarom over de punten hebben die in de verklaring van onze partij moeten komen. Ik heb samen met een aantal mensen hier in de gemeente mijn oor te luisteren gelegd en ik denk echt dat we deze keer wel in het gemeentebestuur kunnen komen. De mensen beseffen hoe slap de regering en de gemeente in immigratiekwesties zijn geweest. Ze zien hoe hun banen naar niet-Zweden gaan. Ze zien hoe de financiën van de gemeente opgaan aan uitkeringen voor dezelfde groep. Er bestaat veel ongenoegen over de manier waarop de dingen op gemeentelijk niveau zijn afgehandeld, en daar moeten we gebruik van maken.’

Frans’ mobieltje rinkelde schel in zijn zak. ‘Sorry, ik ben vergeten hem uit te zetten. Ik zal het meteen doen.’ Hij pakte de telefoon uit zijn broekzak en keek op het display. Hij herkende het nummer. Het was dat van Axel. Hij drukte het gesprek weg en zette de telefoon uit.

‘Sorry, waar was ik gebleven? O ja, we kunnen heel goed gebruikmaken van de onwetendheid in de gemeente als het om de vluchtelingenproblematiek gaat en…’

Hij praatte verder. Iedereen aan tafel keek hem aandachtig aan. Maar zijn eigen gedachten schoten in een heel andere richting.

Het besluit om van wiskunde te spijbelen was vanzelfsprekend geweest. Als er één les was waar hij zich nooit wilde vertonen, dan was het wiskunde wel. Cijfers en dat soort dingen gaven hem de kriebels. Hij snapte het gewoon niet. Zodra hij probeerde op te tellen of af te trekken werd zijn hoofd één grote brij. Bovendien, waar had je rekenen nu eigenlijk voor nodig? Hij zou nooit zo’n econoom of iets anders saais worden, dus het had geen zin om daar te zitten zweten.

Per stak nog een sigaret op en tuurde over het schoolplein. De anderen waren naar de supermarkt Hedemyrs gegaan om te kijken of ze iets in hun zakken konden laten glijden. Maar hij had geen puf gehad om mee te gaan. Hij had gisteren bij Tomas gelogeerd en ze hadden tot vijf uur ’s ochtends Tomb Raider zitten spelen. Ma had hem zo vaak op zijn mobiel gebeld dat hij het ding uiteindelijk had uitgezet. Hij was het liefst in bed blijven liggen, maar Tomas’ moeder had hem eruit gegooid toen ze naar haar werk ging, en bij gebrek aan een beter idee waren ze naar school gegaan.

Maar nu begon hij zich grondig te vervelen. Misschien had hij toch met de anderen moeten meegaan. Hij stond van het bankje op om achter hen aan te slenteren, maar ging weer zitten toen hij Mattias de school uit zag komen, met dat trutje in zijn kielzog dat iedereen om de een of andere reden achternazat. Zelf snapte hij niet wat er zo bijzonder was aan Mia. Zo’n blond, zoetig type was nooit zijn smaak geweest.

Hij spitste zijn oren om te horen waar ze het over hadden. Mattias voerde voornamelijk het woord en kennelijk was het interessant, want Mia keek hem met haar keurig opgemaakte babyblauwe ogen gefascineerd aan. Toen ze dichterbij kwamen, kon Per flarden verstaan. Hij hield zich stil. Mattias was zo druk bezig om in Mia’s slipje te komen dat hij Per niet eens zag zitten.

‘Je had moeten zien hoe bleek Adam werd toen hij hem zag. Maar ik had meteen door wat er gedaan moest worden en zei tegen Adam dat we langzaam achteruit moesten lopen om geen sporen te vernielen.’

‘O…’ zei Mia bewonderend.

Per lachte stilletjes. Shit, Mattias’ kansen op een beurt waren niet slecht. Mia’s slipje was vast helemaal nat.

Hij bleef luisteren. ‘En weet je wat zo cool is? Dat verder niemand erheen durfde. De anderen hadden het er wel aldoor over, maar je weet: lullen is één ding, doen iets heel anders…’

Nu had Per genoeg gehoord. Hij schoot overeind en holde naar Mattias. Voordat die begreep wat er gebeurde, was Per van achteren op hem gesprongen en had hem gevloerd. Hij ging op zijn rug zitten, trok Mattias’ arm zo ver achteruit dat hij het uitschreeuwde van de pijn en greep toen zijn kuif beet. Dat belachelijke surferkapsel was er gewoon voor gemaakt. Doelbewust trok hij Mattias’ hoofd omhoog en stootte het tegen het asfalt. Hij negeerde het feit dat Mia een paar meter verderop stond te schreeuwen en vervolgens naar de school holde om hulp te halen. Hij stootte Mattias’ hoofd nog een keer tegen de harde ondergrond en snauwde ritmisch: ‘Wat is dat verdomme voor gelul! Je bent een miezerig klein rotjoch en je moet niet denken dat je dat soort onzin kunt verkopen, stomme hufter!’ Per was zo nijdig dat het hem zwart voor de ogen werd en alles om hem heen verdween. Het enige dat hij voelde was Mattias’ haar in zijn hand, de stoot die telkens door zijn arm ging als hij Mattias’ hoofd op het asfalt sloeg. Het enige dat hij zag was het bloed dat de zwarte ondergrond onder Mattias’ hoofd begon te kleuren. Hij genoot ervan de rode vlekken te zien. Het bereikte een plek diep in zijn borst, streelde die, koesterde die, gaf hem de rust die hij anders zo zelden voelde. Hij bestreed de razernij niet maar liet zich ermee volstromen, gulzig, genietend van het primitieve gevoel dat al het andere, al het gecompliceerde, verdrietige, kleine verdrong. Hij wilde niet ophouden, hij kon niet ophouden. Hij bleef schreeuwen en slaan, hij bleef het rode, plakkerige vocht zien, elke keer dat hij Mattias’ hoofd optilde, totdat iemand hem van achteren beetpakte en hem bij Mattias wegrukte.

‘Waar ben jij verdomme mee bezig?’ Per draaide zich om en zag bijna verbaasd het boze en ontzette gezicht van de wiskundeleraar. Uit alle ramen van de school keken mensen naar buiten en op het schoolplein had zich ook een groepje nieuwsgierigen verzameld. Per keek gevoelloos naar het slappe lichaam van Mattias en liet zich nog een paar meter bij zijn slachtoffer vandaan trekken.

‘Je bent verdomme niet goed wijs!’ Het gezicht van de wiskundeleraar was op maar een paar centimeter van het zijne verwijderd. Hij schreeuwde luid, maar Per wendde onverschillig zijn hoofd af.

Even had hij zich heel prettig gevoeld. Nu was er niets dan leegte.

Hij stond een hele poos naar de foto’s op de muur in de hal te kijken. Zoveel blije momenten. Zoveel liefde. De zwart-witfoto van hun bruiloft, waarop ze stijver leken dan ze zich eigenlijk hadden gevoeld. Anna-Greta in Britta’s armen, hijzelf achter de camera. Als hij het zich goed herinnerde had hij het toestel weggelegd toen hij de foto had gemaakt en vervolgens voor het eerst zijn dochter vastgehouden. Britta had hem bezorgd verzocht het hoofdje te steunen, maar het was alsof hij instinctief wist wat hij moest doen. Daarna was hij aldoor actief bij de verzorging van de baby’s betrokken geweest, veel meer dan in die tijd van een man werd verwacht. Zijn schoonmoeder had hem vaak de les gelezen omdat het geen mannenwerk was om luiers te verschonen of de kleine kinderlichamen in bad te doen. Maar hij had het niet kunnen laten. Het was heel natuurlijk voor hem geweest en hij had het ook niet eerlijk gevonden om Britta in haar eentje de last te laten dragen van de drie meisjes die ze zo vlak na elkaar hadden gekregen. Eigenlijk hadden ze nog meer kinderen willen hebben, maar na de derde bevalling, die tien keer zo gecompliceerd was geweest als de eerste twee samen, had de dokter hem apart genomen en gezegd dat Britta’s lichaam een vierde kind niet aankon. Britta had gehuild. Ze had haar hoofd gebogen en zich met tranen op haar wangen verontschuldigd omdat ze hem geen zoon had kunnen geven. Hij had haar verbaasd aangekeken. Het was geen moment in Herman opgekomen iets anders te wensen dan wat hij had gekregen. Omringd door zijn vier meisjes voelde hij zich de koning te rijk. Het had even geduurd voordat hij haar daarvan had kunnen overtuigen, maar toen ze eenmaal besefte dat hij meende wat hij zei, waren haar tranen opgedroogd en hadden ze zich op de meisjes gericht die ze op de wereld hadden gezet.

Nu waren er nog veel meer om van te houden. De meiden hadden kinderen gekregen, die Herman en Britta in hun hart hadden gesloten, en als ze uitrukten om hun meiden en hun gezinnen te helpen, had hij nogmaals kunnen laten zien hoe goed hij luiers kon verschonen. Tegenwoordig was het moeilijk voor hen om te zorgen dat alles in goede banen werd geleid, met hun werk, huis en gezin. Maar Britta en hij waren blij en dankbaar geweest dat er een plek voor hen was geweest, dat ze konden helpen, dat er mensen waren van wie ze konden houden. En nu waren zelfs een paar kleinkinderen ouders geworden. Zijn vingers waren nu iets stijver, maar met die slimme luierbroekjes van tegenwoordig kon hij nog steeds wel een kind verschonen. Hij schudde zijn hoofd. Waar was de tijd gebleven?

Hij liep naar de slaapkamer en ging op de rand van het bed zitten. Britta deed haar middagdutje. Vandaag was een slechte dag geweest. Ze had hem op sommige momenten niet herkend en gedacht dat ze in haar ouderlijk huis was. Ze had naar haar moeder gevraagd. En vervolgens met angst in haar stem naar haar vader. Hij had haar over haar hoofd gestreeld en haar keer op keer verzekerd dat haar vader al jaren dood was. Dat hij haar geen kwaad meer kon doen.

Hij streek over haar hand, die op de gehaakte sprei lag. Rimpelig en met dezelfde ouderdomsvlekken als de zijne. Maar nog steeds met dezelfde lange, elegante vingers. Hij glimlachte bij zichzelf toen hij zag dat ze roze nagellak op had. Ze was altijd al wat ijdel geweest, die kant was nooit verdwenen. Maar hij had niet geklaagd. Ze was een mooie echtgenote geweest en tijdens vijfenvijftig jaar huwelijk had hij nooit naar iemand anders gekeken of aan iemand anders gedacht.

Haar ogen bewogen onrustig achter haar oogleden. Ze droomde. Hij wilde dat hij in haar dromen kon binnendringen. Erin kon leven, samen met haar, en kon doen alsof alles net zo was als vroeger.

Vandaag had ze in haar verwarring gepraat over dat waarover ze hadden afgesproken nooit meer te praten. Maar naarmate haar hersenen verder werden aangetast en verweerden, brokkelden ook de dijken af, de muren die ze in de loop van de jaren om het geheim hadden opgetrokken. Ze hadden het al zo lang gedeeld dat het op de een of andere manier in het brokaat van hun leven was verzonken en onzichtbaar was geworden. Hij had het zichzelf toegestaan te ontspannen, te vergeten.

Het was niet goed geweest dat Erik haar had bezocht. Helemaal niet. Het had een barst in de muur veroorzaakt, die nu steeds groter werd. Als die niet werd gedicht, kon er een stortvloed naar buiten stromen die hen allemaal zou meesleuren.

Maar hij hoefde zich nu geen zorgen meer om hem te maken. Zij hoefden zich nu geen zorgen meer om hem te maken. Hij bleef haar hand strelen.

‘O, ja, ik ben gisteren vergeten te vertellen dat Karin heeft gebeld. Jullie gaan om tien uur samen wandelen. Ze wacht bij de apotheek.’

Patrik bleef midden in een beweging staan. ‘Karin? Vandaag? Over’ – hij keek op zijn horloge – ‘een halfuur?’

‘Sorry,’ zei Erica, op een toon waaruit duidelijk bleek dat het haar helemaal niet speet. Toen werd ze milder. ‘Ik ga naar de bibliotheek om wat research te doen, dus als Maja en jij over twintig minuten klaar zijn, kunnen jullie meerijden.’

‘Vind je…’ – Patrik aarzelde – ‘het wel oké?’

Erica liep naar hem toe en kuste hem op zijn mond. ‘Vergeleken met het politiebureau als crèche voor onze dochter is een wandeldate met een ex niets.’

‘Ha ha, heel leuk,’ zei Patrik nors, vooral omdat hij wist dat Erica gelijk had. Wat hij gisteren had gedaan, was niet slim geweest.

‘Je mag dus wel opschieten. Hup, hup. In de kleren! Ik zou er trouwens wel iets op tegen hebben als je zó naar je ex ging.’ Erica lachte en bekeek haar man van top tot teen. Op dit moment droeg Patrik alleen een onderbroek en sportsokken.

‘Ik ben zo wel sexy, vind je niet?’ vroeg Patrik en hij poseerde als een echte bodybuilder. Erica moest zo lachen dat ze op bed plofte.

‘O, help. Hou op.’

‘Wat bedoel je?’ vroeg Patrik quasibeledigd. ‘Ik ben hartstikke getraind, dit is alleen om de boeven om de tuin te leiden, zodat ze denken dat ze veilig zijn.’ Hij sloeg op zijn buik en die trilde meer dan wanneer er alleen maar spieren hadden gezeten. Het huwelijk had zijn taille er niet bepaald dunner op gemaakt.

‘Hou op!’ piepte Erica. ‘Als je zo doet, kan ik nooit meer seks met je hebben…’ Patrik reageerde door zich met een woeste brul op haar te storten en haar te kietelen.

‘Dat neem je terug! Neem je het terug?’

‘Ja, ja, ik neem het terug, hou op!’ schreeuwde Erica, die helemaal niet tegen kietelen kon.

‘Mama! Papa!’ hoorden ze een verrukte stem in de deuropening zeggen en Maja klapte van plezier over de voorstelling in haar handen. De interessante geluiden in de kamer van mama en papa hadden haar uit de hare gelokt.

‘Kom eens hier, dan zal papa jou ook kietelen,’ zei Patrik en hij tilde zijn dochter op bed. Een tel later piepten moeder en dochter van het lachen. Vervolgens lagen ze alle drie uitgeput na te genieten totdat Erica abrupt rechtop ging zitten. ‘Nu moeten jullie haast maken. Zorg jij dat jij er netjes uitziet, dan kleed ik Maja wel aan.’

Twintig minuten later reed Erica naar het Servicegebouw, dat ook onderdak bood aan de apotheek en de bibliotheek. Ze was een beetje nieuwsgierig. Het was de eerste keer dat ze Karin zou ontmoeten, al had ze natuurlijk wel het een en ander over haar gehoord. Maar eerlijk gezegd was Patrik nogal gesloten geweest over zijn vorige huwelijk.

Ze parkeerde de auto, hielp Patrik de kinderwagen uit de achterbak te tillen en liep toen met hem mee om Karin te begroeten. Ze haalde diep adem en stak haar hand uit: ‘Hallo, ik ben Erica,’ zei ze. ‘We hebben elkaar gisteren aan de lijn gehad.’

‘Wat leuk je te ontmoeten!’ zei Karin, en Erica merkte tot haar verbazing dat ze de vrouw tegenover zich meteen aardig vond. Vanuit haar ooghoek zag ze Patrik ongemakkelijk heen en weer wiebelen en stiekem genoot ze een beetje van de situatie. Het was echt grappig.

Nieuwsgierig bestudeerde ze zijn ex-vrouw en ze constateerde algauw dat Karin slanker en kleiner was dan zij. Ze had donker haar, dat in een simpele paardenstaart was vastgebonden. Ze gebruikte geen make-up, had fijne trekken, maar zag er een beetje… vermoeid uit. Ongetwijfeld door het moederschap, dacht Erica, en ze besefte dat ze zelf een nadere inspectie ook niet had doorstaan toen Maja ’s nachts nog niet doorsliep.

Ze babbelden even en toen zwaaide Erica hen gedag en liep door naar de bibliotheek. In zekere zin was het een opluchting om eindelijk een gezicht te hebben bij de vrouw die acht jaar lang deel had uitgemaakt van Patriks leven. Ze had zelfs nog nooit een foto van haar gezien. Gezien de omstandigheden waaronder ze waren gescheiden, had Patrik begrijpelijkerwijs geen beeldbewijs van hun tijd samen willen bewaren.

In de bibliotheek was het net zo rustig als anders. Ze had hier vele uren doorgebracht. Iets in de bibliotheek gaf haar een enorm tevreden gevoel.

‘Hoi, Christian!’

De bibliothecaris keek op en glimlachte breed toen hij Erica zag.

‘Hallo, Erica, wat leuk je weer te zien! Waar kan ik je vandaag mee helpen?’ Zijn Smålandse dialect klonk net zo gezellig als anders. Erica vroeg zich altijd af waarom mensen die zo praatten al sympathiek leken zodra ze hun mond openden. In Christians geval klopte die eerste indruk ook. Hij was altijd vriendelijk en behulpzaam, en bovendien verstond hij zijn vak. Hij had Erica al vaak geholpen om informatie tevoorschijn te toveren waarvan ze alleen maar de vage hoop had gekoesterd die te kunnen vinden.

‘Gaat het over hetzelfde onderwerp waar je laatst achtergrondgegevens bij wilde hebben?’ vroeg hij terwijl hij haar hoopvol aankeek. Erica’s researchvragen vormden altijd een leuke onderbreking in zijn nogal eentonige werk, dat voor het merendeel bestond uit informatie opzoeken over vissen, zeilboten en de fauna in Bohuslän.

‘Nee, vandaag niet,’ zei ze en ze ging op een stoel voor zijn balie zitten. ‘Vandaag ben ik op zoek naar gegevens over mensen hier uit Fjällbacka. En gebeurtenissen.’

‘Mensen. En gebeurtenissen. Misschien kun je iets specifieker zijn?’ vroeg hij met een knipoog.

‘Ik zal het proberen.’ Erica ratelde de namen op: ‘Britta Johansson, Frans Ringholm, Axel Frankel, Elsy Falck – nee, ik bedoel Moström, en…’ Ze aarzelde even en zei toen: ‘Erik Frankel.’

Christiaan deinsde terug. ‘Is dat niet die man die is doodgeslagen?’

‘Ja,’ zei Erica kort.

‘En Elsy? Is dat je…?’

‘Mijn moeder, ja. Ik heb informatie over hen nodig, uit de periode rond de Tweede Wereldoorlog. Weet je wat, beperk je tot de oorlogsjaren zelf.’

‘1939 tot 1945, met andere woorden.’

Erica knikte en keek vol verwachting toe terwijl Christian de gegevens in zijn computer invoerde.

‘Hoe gaat het eigenlijk met je eigen project?’

Er trok een schaduw over het gezicht van de bibliothecaris. Toen was die weer verdwenen en hij beantwoordde haar vraag: ‘Ik ben ongeveer halverwege. Het is grotendeels dankzij jouw tips dat ik zo ver ben gekomen.’

‘Ach, dat stelde niets voor,’ zei Erica en ze wuifde de lof verlegen weg. ‘Zeg het gerust als je nog wat schrijftips wilt, of wanneer je wilt dat ik een keer naar het manuscript kijk. Heb je al een werknaam?’

Zeemeermin,’ zei Christian zonder haar aan te kijken. ‘Het gaat Zeemeermin heten.’

‘Wat een mooie naam. Waar…?’ begon Erica, maar Christian onderbrak haar bruusk. Ze keek hem verbaasd aan, dit was niets voor hem. Ze vroeg zich af of ze iets verkeerds had gezegd, maar ze had geen flauw idee wat dat zou kunnen zijn.

‘Hier heb ik een paar artikelen die misschien interessant voor je zijn,’ zei Christian. ‘Zal ik ze voor je uitprinten?’

‘Ja, graag,’ zei Erica, nog altijd wat verwonderd. Maar toen Christian een paar minuten later met een stapel papier van de printer terugkwam, was hij weer de vriendelijkheid zelve.

‘Nu heb je wel even wat te doen. Geef maar een gil als je meer hulp nodig hebt.’

Erica bedankte hem en verliet de bibliotheek. Ze bofte. Het cafeetje buiten was open en ze bestelde een kopje koffie voordat ze ging zitten en begon te lezen. Wat ze tegenkwam, was echter zo interessant dat de koffie koud werd zonder dat ze er ook maar een slok van had genomen.

‘Wat hebben we tot nu toe gevonden?’ Mellberg strekte zijn benen met een vertrokken gezicht uit. Dat je zo lang last kon hebben van spierpijn. In dit tempo zou het precies over zijn als vrijdag de volgende salsales begon en zijn lichaam opnieuw werd afgebeuld. Vreemd genoeg was die gedachte niet zo afschrikwekkend als hij had gedacht. Het had wel iets, de combinatie van de meeslepende muziek, de nabijheid van Rita’s lichaam en het feit dat zijn voeten aan het eind van de les de maat te pakken hadden gekregen. Nee, hij gaf dit niet meteen op. Als er iemand was in wie de salsakoning van Tanumshede kon schuilen, dan was hij het wel.

‘Sorry, wat zei je?’ Mellberg veerde op. Hij had helemaal niet meegekregen wat Paula zei terwijl hij over Latijnse ritmes dagdroomde.

‘We zijn erin geslaagd vast te stellen in welke periode Erik Frankel moet zijn vermoord,’ zei Gösta. ‘Hij was op 15 juni bij zijn… vriendin, of hoe je dat bij mensen van die leeftijd ook maar noemt. Hij maakte het uit en was duidelijk aangeschoten, wat hij volgens haar anders nooit was.’

‘En de schoonmaakster kwam op 17 juni en kon niet naar binnen,’ vulde Martin aan. ‘Dat hoeft natuurlijk niet te betekenen dat hij toen dood was, maar het is wel een duidelijke indicatie. Het was nog nooit eerder gebeurd dat ze er niet in kon. Als de broers niet thuis waren, legden ze altijd een sleutel voor haar neer.’

‘Oké, goed. Dan gaan we er voorlopig van uit dat hij tussen 15 en 17 juni is overleden. Vraag zijn broer waar hij toen was.’ Mellberg boog zich voorover en krabde Ernst achter zijn oren. Ernst lag onder de keukentafel, zoals altijd boven op Mellbergs voeten.

‘Denk je echt dat Axel Frankel iets te maken heeft…?’ Toen Paula het ontevreden gezicht van Mellberg zag, hield ze halverwege de zin haar mond.

‘Op dit moment denk ik niets. Maar jij weet net zo goed als ik dat de meeste moorden door iemand uit de familie worden gepleegd. Dus haal die broer flink door de mangel. Begrepen?’

Ze knikte. Voor de verandering had Mellberg gelijk. Ze mocht zich in haar werk niet laten belemmeren door het feit dat ze Axel Frankel buitengewoon sympathiek had gevonden.

‘En de jongens die in het huis waren? Hebben we hun sporen veiliggesteld?’ Mellberg keek de anderen aan de tafel sommerend aan. Alle blikken werden op Gösta gericht. Hij schoof opgelaten op zijn stoel heen en weer.

‘Tja… Ja en nee… Ik heb schoen- en vingerafdrukken van die ene jongen genomen, Adam, maar aan de andere ben ik nog niet echt toegekomen.’

Mellberg keek hem strak aan. ‘Je hebt een aantal dagen de tijd gehad om deze eenvoudige taak uit te voeren, maar je bent – ik citeer – daar nog niet echt aan toegekomen? Heb ik dat goed begrepen?’

Gösta knikte terneergeslagen. ‘Ja, ja… dat klopt. Maar ik zal het vandaag regelen.’ Weer een blik van Mellberg.

‘Meteen, direct, onmiddellijk,’ zei Gösta en hij boog zijn hoofd.

‘Dat kun je inderdaad maar beter doen,’ zei Mellberg en hij richtte zich vervolgens tot Martin en Paula.

‘En verder? Hoe gaat het met die Ringholm? Valt daar iets te halen? Persoonlijk vind ik dat het meest veelbelovende spoor en we zouden die Vrienden van Zweden, of hoe ze ook maar heten, binnenstebuiten moeten keren.’

‘We hebben Frans bij hem thuis gesproken en dat leverde niet zoveel op. Volgens hem zijn er bepaalde elementen binnen de organisatie die Erik Frankel dreigbrieven hebben gestuurd. Hijzelf probeerde ertussen te gaan staan en hem te beschermen op grond van een oude vriendschap.’

‘En die “elementen”,’ – bij het laatste woord tekende Mellberg aanhalingstekens in de lucht – ‘hebben we met hen gepraat?’

‘Nee, nog niet,’ zei Martin rustig. ‘Dat staat voor vandaag op de agenda.’

‘Mooi zo,’ zei Mellberg en hij probeerde Ernst van zijn voeten te duwen omdat die vervelend begonnen te prikken. Het had alleen tot gevolg dat Ernst een luide hondenscheet liet en vervolgens weer lekker op de voeten van zijn tijdelijke baasje ging liggen.

‘Dan heb ik nog maar één ding. En dat is dat dit politiebureau geen crèche is! Begrepen?!’ Hij wierp Annika een strenge blik toe. Zij had zwijgend alles opgeschreven wat tijdens de bespreking was gezegd. Ze keek Mellberg over de rand van haar leesbril aan. Na een lange stilte, waarin Mellberg ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer begon te draaien en zich afvroeg of hij misschien iets te scherp was geweest, zei ze: ‘Ik heb toen ik gisteren op Maja paste, gewoon mijn werk gedaan en dat is het enige waar jij je druk om hoeft te maken, Bertil.’

Er volgde een stille machtsstrijd toen Annika Mellberg rustig aankeek. Vervolgens wendde hij zijn blik af en mompelde: ‘Ja, dat kun je zelf misschien het beste bepalen…’

‘Bovendien kwamen we er dankzij Patrik achter dat we vergeten waren om Eriks financiële gegevens te controleren…’ Paula knipoogde bij wijze van steun naar Annika.

‘Daar waren we vroeg of laat zelf natuurlijk wel opgekomen… maar nu was het vroeg… en niet laat…’ zei Gösta en hij keek ook naar Annika, waarna hij zijn ogen neersloeg en ijverig het tafelblad bestudeerde.

‘Ik dacht dat vaderschapsverlof betekende dat je dan ook daadwerkelijk verlof had,’ zei Mellberg nukkig, zich er maar al te zeer van bewust dat hij de strijd had verloren. ‘Maar goed, we moeten aan de slag.’ Ze stonden allemaal op en zetten hun koffiekopjes in de afwasmachine.

Op dat moment ging de telefoon.