Fjällbacka 1945

Hij had een halfjaar bij hen gewoond en toen de ramp toesloeg, wisten ze drie maanden dat ze van elkaar hielden. Elsy had op de veranda haar moeders planten water staan geven toen ze hen het trapje op had zien komen. Toen ze hun grimmige gezichten zag, had ze het meteen begrepen. Achter zich hoorde ze haar moeder afwassen in de keuken, en iets in haar had naar binnen willen rennen om haar weg te voeren voordat ze het bericht te horen kreeg waarvan Elsy wist dat ze het niet zou kunnen verdragen. Maar ze realiseerde zich dat dat zinloos was. In plaats daarvan liep ze met stijve benen naar de voordeur en liet de drie mannen van een van de andere vissersboten in Fjällbacka binnen.

‘Is Hilma thuis?’ vroeg de oudste. Elsy wist dat hij de schipper van de boot was. Ze knikte en gebaarde hen binnen te komen. Ze liepen voor Elsy uit naar de keuken, en toen Hilma zich omdraaide en hen zag, liet ze een bord uit haar handen vallen, dat in duizend stukjes brak toen het de grond raakte.

‘Nee, nee, o mijn god, nee!’ zei ze.

Elsy kon haar moeder nog net op tijd opvangen voordat ze viel. Ze wist haar op een stoel te zetten en hield haar armen stevig om haar heen, terwijl ze het gevoel had dat haar hart uit haar lichaam werd gerukt. De drie vissers stonden verlegen bij de tafel en plukten aan hun schipperspet, maar uiteindelijk nam de schipper het woord.

‘Het was een mijn, Hilma. We hebben alles vanaf onze boot gezien en hebben ons erheen gehaast. Maar… er was niets meer aan te doen.’

‘O mijn god,’ herhaalde Hilma en ze hapte naar adem. ‘En de anderen…’

Het verbaasde Elsy dat haar moeder zelfs op dit moment nog in staat was om aan anderen te denken, maar toen zag ze zelf haar vaders bemanning voor zich. De mannen die ze zo goed kenden en wier familie op dit ogenblik hetzelfde bericht te horen kreeg.

‘Niemand kan het hebben overleefd,’ zei de schipper en hij slikte moeizaam. ‘Er was alleen nog maar wrakhout over van de boot, en we zijn vrij lang aan het zoeken geweest, maar we hebben niets gevonden. Alleen de jongen van Oscarsson. Maar hij was al dood toen we hem aan boord hesen.’

De tranen stroomden nu over Hilma’s gezicht en ze beet op haar knokkels om het niet uit te schreeuwen. Elsy slikte haar tranen in en probeerde sterk te zijn. Hoe zou haar moeder dit kunnen overleven? Die lieve, goede papa. Die altijd met een vriendelijk woord en een helpende hand had klaargestaan. Hoe zouden ze zich zonder hem redden?

Een bescheiden klopje op de deur onderbrak hen, en een van de mannen ging opendoen. Hans kwam de keuken binnen, zijn gezicht zag grauw.

‘Ik zag… de mannen komen. Ik dacht… Wat…?’ Hij sloeg zijn ogen neer. Bang om te storen, dacht Elsy, maar ze was dankbaar dat hij was gekomen.

‘Vaders boot is op een mijn gevaren,’ zei ze met dikke stem. ‘Niemand heeft het overleefd.’

Hans wankelde. Toen liep hij naar de kast waar Elof zijn sterkedrank bewaarde en schonk resoluut zes glazen in, die hij op de tafel neerzette.

‘Volgens mij kunnen we nu wel een hartversterking gebruiken,’ zei hij in zijn zangerige Noors, dat sinds hij bij hen was steeds meer Zweeds was geworden.

Iedereen reikte dankbaar naar de glazen, behalve Hilma. Voorzichtig pakte Elsy een glas en zette dat voor haar moeder neer. ‘Alstublieft, neem dit maar.’ Hilma gehoorzaamde haar dochter. Ze hief het glas met een bevende hand op en sloeg de drank met een vies gezicht achterover. Elsy schonk Hans een blik vol dankbaarheid. Het was goed dat ze zich op dit moment niet alleen hoefde te voelen.

Ze hoorden nog een klop op de deur. Deze keer ging Hans opendoen. Het waren vrouwen uit het dorp. Vrouwen die zelf met de dreiging leefden hun man aan de zee te verliezen, die begrepen wat Hilma momenteel doormaakte en wisten dat ze hen nodig had. Ze kwamen met eten en helpende handen, en ze spraken de troostende woorden dat God beslist. En dat hielp. Niet veel, maar ze wisten allemaal dat zij op een dag misschien dezelfde troost nodig zouden hebben en deden hun best om het verdriet van hun getroffen medezuster te lenigen.

Haar hart deed pijn van verdriet en Elsy deed een pas naar achteren; ze zag dat de vrouwen zich om Hilma heen verzamelden, terwijl de mannen die het nieuws hadden gebracht bedroefd hun hoofd bogen en vertrokken om het nieuws aan anderen te gaan brengen.

Toen het nacht werd, was Hilma eindelijk uitgeput in slaap gevallen. Elsy lag in bed naar het plafond te staren, leeg, niet in staat te bevatten wat er was gebeurd. Ze zag het gezicht van haar vader voor zich. Hij was er altijd voor haar geweest. Had geluisterd, met haar gepraat. Zij was haar vaders oogappel geweest. Dat had ze altijd geweten. Voor hem had ze een waarde gehad die ver boven alles uitsteeg. Waarschijnlijk had hij wel begrepen dat er iets gaande was tussen haar en de Noorse jongen, die hij steeds meer was gaan mogen. Maar hij had er niets van gezegd. Hij had hen in het oog gehouden, maar tegelijk zwijgend zijn toestemming gegeven, en misschien had hij wel gehoopt dat Hans in de toekomst zijn schoonzoon zou worden. Elsy dacht niet dat hij daar iets op tegen zou hebben gehad. En Hans en zij hadden zowel hem als moeder gerespecteerd. Ze hadden zich beperkt tot gestolen kusjes en voorzichtige omhelzingen, en niets gedaan waardoor ze haar vader en moeder niet recht in de ogen konden kijken.

Maar nu ze zo naar het plafond lag te staren maakte dat allemaal niets uit. De pijn in haar hart was zo groot dat ze die niet in haar eentje kon dragen, en ze stapte voorzichtig uit bed. Er was nog steeds iets in haar wat twijfelde, maar het kwade rukte en trok aan haar hart en dreef haar naar de enige leniging die ze kon krijgen.

Voorzichtig sloop ze de trap af. Keek even bij haar moeder naar binnen toen ze langs de slaapkamer van haar ouders kwam en voelde een steek in haar hart toen ze zag hoe klein haar moeder eruitzag in het bed. Maar ze was in elk geval in diepe slaap en kreeg een poosje verlichting van de werkelijkheid.

De buitendeur piepte zachtjes toen ze de sleutel omdraaide en de deur opendeed. De nachtlucht was zo koud dat ze naar adem snakte toen ze in haar nachthemd het trapje op stapte. De kou van de stenen treden deed bijna pijn aan haar voetzolen. Snel sloop ze het trapje af en merkte toen dat ze voor zijn deur stond te twijfelen. Maar dat duurde slechts even. Het verdriet spoorde haar aan troost te zoeken.

Hij deed na haar eerste zachte klopje open. Stapte opzij en liet haar zonder iets te zeggen binnen. Ze ging naar binnen en stond daar in haar nachthemd, haar blik vastgehecht in de zijne en zonder iets te zeggen. Hans’ ogen spraken een stille vraag uit, en zij antwoordde door zijn hand te pakken.

Die nacht kon ze een paar korte gezegende momenten de pijn in haar hart vergeten.

 

image

Kjell voelde zich bijzonder ontdaan na het bezoek aan zijn vader. Het was hem al die jaren heel goed gelukt een status-quo te handhaven, de haat in stand te houden. Het was makkelijk geweest om alleen het negatieve te zien, alleen te kijken naar alle fouten die Frans tijdens zijn jeugd had gemaakt. Maar misschien was niet alles alleen maar zwart of wit. Hij probeerde die gedachte van zich af te schudden. Het was zoveel makkelijker om geen grijze gebieden te zien, alleen maar wat goed en wat fout was. Maar Frans had vandaag erg oud en broos geleken. Voor het eerst realiseerde Kjell zich dat zijn vader niet eeuwig zou blijven leven, dat hij er niet altijd zou zijn als symbool voor zijn haat. Op een dag zou zijn vader er niet meer zijn, en dan zou hij zichzelf in de spiegel moeten aankijken. Diep vanbinnen wist hij dat de haat zo sterk brandde omdat hij nog steeds de mogelijkheid had zijn hand uit te steken, de eerste stap tot verzoening te zetten. Hij wilde het alleen niet, taalde er niet naar. Maar de mogelijkheid bestond, en dat had hem altijd een gevoel van macht gegeven. Maar op de dag dat zijn vader doodging, zou alles te laat zijn. Dan zou er alleen nog maar een leven van haat overblijven. Niets anders.

Zijn hand beefde licht toen hij de hoorn pakte om een paar telefoontjes te plegen. Erica had weliswaar gezegd dat zij de autoriteiten zou bellen, maar hij was het niet gewend op anderen te vertrouwen. Hij kon het maar beter zelf controleren. Maar een uur en vijf telefoontjes later, zowel binnen Zweden als naar Noorwegen, moest hij vaststellen dat zijn naspeuringen niets concreets hadden opgeleverd. Het was moeilijk – dat stond als een paal boven water – omdat ze alleen maar een naam en een globale leeftijd hadden, maar er bestonden altijd wegen. Alle mogelijkheden waren nog niet uitgeput, en hij had dermate betrouwbare informatie gekregen dat hij ervan uitging dat de Noor niet in Zweden was gebleven. Dan bleef de meest waarschijnlijke mogelijkheid over, namelijk dat hij naar zijn vaderland was teruggekeerd toen de oorlog was afgelopen en het gevaar voor hem was geweken.

Hij reikte naar de map met de artikelen en realiseerde zich ineens dat hij was vergeten een foto van Hans Olavsen naar Eskil Halvorsen te faxen. Hij pakte de hoorn weer van de haak om Eskil te bellen en een nummer te vragen waar hij een foto naartoe kon faxen.

‘Ik heb helaas nog niets gevonden,’ zei Halvorsen zodra Kjell zijn naam had genoemd, en Kjell haastte zich te zeggen dat dat niet de reden was dat hij hem zo snel weer belde.

‘Een foto zou kunnen helpen. Je kunt hem naar mijn kantoor op de universiteit faxen,’ zei Halvorsen en hij noemde een nummer, dat Kjell opschreef.

Kjell faxte het artikel met de duidelijkste foto van Hans Olavsen en ging toen weer aan zijn bureau zitten. Hij hoopte dat Erica iets had gevonden. Zelf had hij het gevoel dat hij was vastgelopen.

Op dat moment ging zijn telefoon.

‘Opa is er,’ riep Per naar de woonkamer, en Carina kwam de hal in.

‘Mag ik even binnenkomen?’ vroeg Frans.

Carina maakte zich zorgen toen ze zag dat hij niet helemaal zichzelf was. Niet dat ze ooit warme gevoelens voor Kjells vader had gekoesterd, maar wat hij voor Per en haar had gedaan, had hem wel verzekerd van een plaats op de lijst van mensen die ze dankbaar was.

‘Kom binnen,’ zei ze en ze liep naar de keuken. Ze zag dat hij scherp naar haar keek en zei als antwoord op zijn onuitgesproken vraag: ‘Geen druppel sinds de laatste keer dat je hier was. Per kan het beamen.’

Per knikte en ging tegenover Frans aan de keukentafel zitten. De blik die hij zijn opa schonk kwam dicht in de buurt van verering.

‘Je begint haar op je hoofd te krijgen,’ zei Frans geamuseerd en hij klopte zijn kleinzoon op zijn stekeltjeshoofd.

‘Hé zeg,’ zei Per gegeneerd, maar vervolgens wreef hij met een tevreden gezicht zelf ook over zijn hoofd.

‘Dat is goed,’ zei Frans. ‘Dat is goed.’

Carina wierp hem een waarschuwende blik toe terwijl ze koffie in het filter schepte. Hij knikte flauwtjes naar haar ter bevestiging dat hij met Per niet over zijn politieke ideeën zou praten.

Toen de koffie klaar was en Carina bij hen was gaan zitten, keek ze Frans vragend aan. Hij keek naar zijn koffiekopje. Het viel haar weer op dat hij zo moe leek. Hoewel ze vond dat hij zijn energie op een verkeerde manier gebruikte, was hij in haar ogen altijd het oerbeeld van kracht geweest. Nu was hij niet in zijn gewone doen.

‘Ik heb een rekening op Pers naam geopend,’ zei Frans uiteindelijk, maar hij keek hen nog steeds niet aan. ‘Hij mag eraan komen als hij vijfentwintig is, en ik heb al een flink bedrag op de rekening gestort.’

‘Waar komt dat geld…?’ begon Carina, maar Frans hief afwerend een hand op en ging verder. ‘Om redenen waar ik niet op kan ingaan bevinden de rekening en het geld zich niet op een Zweedse bank, maar op een bank in Luxemburg.’

Carina fronste haar wenkbrauwen, maar was niet heel erg verbaasd. Kjell had altijd beweerd dat zijn vader ergens geld had verstopt, dat afkomstig was van de criminele activiteiten die in het verleden zo vaak tot een gevangenisstraf hadden geleid.

‘Maar waarom… nu?’ vroeg ze en ze keek hem aan.

Frans leek die vraag eerst niet te willen beantwoorden, maar uiteindelijk zei hij: ‘Als mij iets overkomt, wil ik dat dit geregeld is.’

Carina zweeg. Ze wilde niet meer weten.

‘Cool,’ zei Per en hij keek zijn opa vol bewondering aan. ‘Hoeveel poen krijg ik?’

‘Per toch!’ zei Carina en ze keek haar zoon strak aan, maar hij haalde alleen zijn schouders op.

‘Veel,’ zei Frans droog, zonder het nader te specificeren. ‘Maar hoewel de rekening op jouw naam staat, heb ik een voorbehoud gemaakt. Deels kun je er voor je vijfentwintigste niet aankomen, en deels’ – hij stak een vermanende vinger op – ‘heb ik ook laten vastleggen dat je er pas bij kunt als je moeder vindt dat je volwassen genoeg bent om met het geld om te gaan. Zij moet dus haar toestemming geven. En dat geldt ook na je vijfentwintigste. Als zij dus vindt dat je niet slim genoeg bent om er iets verstandigs mee te doen, zie je niets van het geld. Begrepen?’

Per mompelde iets, maar accepteerde Frans’ woorden zonder protesten.

Carina wist niet wat ze ervan moest vinden. Iets in Frans’ manier van praten, iets in zijn stem, verontrustte haar. Maar tegelijkertijd was ze hem ontzettend dankbaar, voor Per. Waar het geld vandaan kwam interesseerde haar niet. Niemand miste dat geld nog, en als het Per in de toekomst kon helpen, dan zei ze daar geen nee tegen.

‘Wat zeg ik tegen Kjell?’ vroeg ze.

Nu hief Frans zijn hoofd op en keek haar strak aan. ‘Kjell mag hier niets van weten. Dat gebeurt pas op de dag dat Per het geld krijgt. Beloof me dat je niets tegen hem zegt! En jij ook niet, Per!’ Hij wendde zich tot zijn kleinzoon en keek ook hem gebiedend aan. ‘Dat is de enige eis die ik stel: dat je vader er niets van te horen krijgt, tot hij voor een voldongen feit staat.’

‘Ja, nee, pa hoeft er niets over te horen,’ zei Per. Hij leek het wel leuk te vinden om een geheim voor zijn vader te hebben.

Frans voegde er op kalmere toon aan toe: ‘Ik weet dat je waarschijnlijk een straf zult krijgen voor die stommiteit van laatst. Luister nu goed naar me.’ Hij dwong Per hem aan te kijken.

‘Je ondergaat de straf, vermoedelijk word je naar een jeugdinrichting gestuurd. Je blijft uit de buurt van het gespuis en zorgt er hoe dan ook voor dat je niet in de problemen komt. Je zit je tijd uit zonder moeilijkheden te veroorzaken, en daarna haal je geen stomme streken meer uit. Heb je me gehoord?’ Hij sprak langzaam en duidelijk, en elke keer dat Per zijn blik leek te willen afwenden, dwong Frans hem om hem weer aan te kijken.

‘Je wilt mijn leven niet leiden, geloof dat nou maar. Mijn leven is klote geweest, van begin tot eind. Het enige dat iets voor mij heeft betekend, zijn jij en je vader, al zou hij dat nooit geloven. Maar het is waar. Dus beloof me dat je uit de buurt blijft van alle ellende. Beloof me dat!’

‘Ja, ja,’ zei Per en hij schoof wat heen en weer. Maar je kon zien dat hij luisterde en de woorden tot zich door liet dringen.

Frans hoopte dat het voldoende was. Hij wist zelf maar al te goed hoe moeilijk het was om het oude spoor te verlaten dat je eenmaal had betreden. Maar met een beetje geluk was hij erin geslaagd zijn kleinzoon een duwtje in een andere richting te geven. Meer kon hij op dit moment niet doen.

Frans stond op. ‘Dat was het enige dat ik te zeggen had. Hier heb je alle informatie die nodig is om bij het geld te komen.’ Hij legde een vel papier voor Carina op de keukentafel.

‘Waarom blijf je niet nog even?’ zei ze, opnieuw bezorgd.

Frans schudde zijn hoofd. ‘Ik heb nog het een en ander te doen.’ Hij liep weg, maar draaide zich om toen hij in de deuropening stond. Na enige aarzeling zei hij zachtjes: ‘Zorg allebei goed voor jezelf.’ Hij zwaaide even, toen draaide hij zich opnieuw om en liep naar de voordeur.

Carina en Per bleven in de keuken zitten. Ze zeiden niets. Ze hadden allebei een vaarwel herkend.

‘Dit begint een soort traditie te worden,’ zei Torbjörn Ruud droog. Hij stond naast Patrik en sloeg het macabere werk gade. Anna paste op Maja, dus Erica was er ook bij. Met nauw verhulde opwinding keek ze naar de graafwerkzaamheden.

‘Het was vast niet makkelijk voor Mellberg om toestemming te krijgen,’ zei Patrik. Het was niet gebruikelijk dat hij zo lovend over zijn chef sprak.

‘Ik heb gehoord dat het tien minuten duurde voordat de man van het Openbaar Ministerie was uitgeschreeuwd,’ zei Torbjörn zonder zijn blik van het graf te halen, waar aardlaag na aardlaag werd verwijderd.

‘Moeten ze allemaal worden opgegraven?’ zei Patrik en hij huiverde.

Torbjörn schudde zijn hoofd. ‘Als jullie gelijk hebben, zou de man die jullie zoeken bovenop moeten liggen. Ik kan me niet voorstellen dat iemand de moeite heeft genomen hem helemaal onderop te begraven, onder de anderen,’ zei hij spottend. ‘Waarschijnlijk ligt hij ook niet in een kist, en uit zijn kleren kan ook blijken of hij de man is die we zoeken.’

‘Hoe snel kunnen we een voorlopig rapport van de doodsoorzaak krijgen?’ vroeg Erica. ‘Als we hem vinden,’ voegde ze eraan toe, maar ze leek er zeker van dat de grafopening zou aantonen dat haar vermoedens juist waren geweest.

‘Overmorgen hebben ze me beloofd – op vrijdag dus,’ zei Patrik. ‘Ik sprak Pedersen vanochtend en ze geven dit de hoogste prioriteit. Hij kan morgen al met het onderzoek beginnen en vrijdag verslag uitbrengen. Het is dan wel een voorlopig rapport, dat heeft hij heel nadrukkelijk gezegd, maar hopelijk horen we dan in elk geval de doodsoorzaak.’

Een roep vanaf het graf onderbrak hem, en ze kwamen nieuwsgierig dichterbij.

‘We hebben iets gevonden,’ zei een van de technici, en Torbjörn liep naar hem toe. Ze praatten even met hun hoofden vlak bij elkaar. Toen liep Torbjörn terug naar Patrik en Erica, die niet helemaal tot vlak bij het graf hadden durven komen.

‘Het lijkt erop dat er iemand vlak onder het oppervlak begraven ligt, die niet in een kist heeft gelegen. We gaan nu wat behoedzamer te werk om geen sporen te vernielen. Het zal dus wel een poosje duren om de man op te graven.’ Hij aarzelde. ‘Maar het ziet ernaar uit dat je gelijk hebt.’

Erica knikte en haalde opgelucht diep adem. Vanuit de verte zag ze Kjell op hen af komen lopen, maar hij werd tegengehouden door Martin en Gösta, die ervoor moesten zorgen dat onbevoegden niet te dichtbij kwamen. Ze haastte zich naar hen toe. ‘Het is goed, ik heb hem gebeld om te zeggen wat er gaande is.’

‘Geen pers en geen onbevoegden, dat heeft Mellberg ons uitdrukkelijk geïnstrueerd,’ morde Gösta en hij hield zijn hand voor Kjells borstkas om hem tegen te houden.

‘Het is goed,’ zei Patrik, die nu ook bij hen was gekomen. ‘Ik neem de verantwoordelijkheid op me.’ Hij keek Erica scherp aan om haar te laten weten dat zij nu verantwoordelijk was voor eventuele gevolgen. Ze knikte kort en nam Kjell mee naar het graf.

‘Hebben ze iets gevonden?’ vroeg hij en zijn ogen fonkelden van opwinding.

‘Daar lijkt het wel op. Waarschijnlijk hebben we Hans Olavsen gevonden,’ zei ze en ze keek gefascineerd toe terwijl de technici voorzichtig een ondefinieerbare bundel in een kuil van nog geen halve meter diep blootlegden.

‘Hij heeft Fjällbacka dus nooit verlaten,’ zei Kjell ademloos. Ook hij kon zijn ogen niet van het werk afhouden.

‘Kennelijk niet. Nu is natuurlijk de vraag hoe hij hier is terechtgekomen.’

‘Erik en Britta wisten in elk geval dat hij hier lag.’

‘Ja, en zij zijn alle twee vermoord.’ Erica schudde haar hoofd, alsof ze hoopte dat op die manier alle details op hun plaats zouden vallen.

‘Hij heeft hier kennelijk zestig jaar gelegen. Waarom nu? Wat heeft hem plotseling zo belangrijk gemaakt?’ zei Kjell nadenkend.

‘Ben je nog iets van je vader te weten gekomen?’ vroeg Erica en ze keek Kjell aan.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Niets. En ik weet niet of dat is omdat hij niets weet, of omdat hij niets wil zeggen.’

‘Denk je dat hij misschien…?’ Ze durfde de zin niet goed af te maken, maar Kjell begreep wat ze bedoelde.

‘Ik denk dat mijn vader overal toe in staat is, dat is het enige dat ik zeker weet.’

‘Waar hebben jullie het over?’ vroeg Patrik. Hij kwam naast Erica staan en stak zijn handen diep in zijn jaszakken.

‘We hebben het over de mogelijkheid dat mijn vader de moorden heeft gepleegd,’ zei Kjell kalm.

Patrik schrok even van zijn eerlijkheid. ‘En, zijn jullie tot een conclusie gekomen?’ vroeg hij toen. ‘We hebben zelf zo onze verdenkingen gehad, maar kennelijk heeft je vader een alibi voor de moord op Erik.’

‘Dat wist ik niet,’ zei Kjell. ‘Maar ik hoop dat jullie alle informatie twee en zelfs drie keer hebben gecontroleerd, want ik kan me zo voorstellen dat het voor een ervaren bajesklant als mijn vader niet ge-heel onmogelijk is om een alibi te fabriceren.’

Patrik besefte dat Kjell gelijk had en tekende in gedachten aan dat hij niet moest vergeten Martin te vragen hoe grondig ze Frans’ alibi hadden gecontroleerd.

Torbjörn kwam bij hen staan. Hij knikte herkennend naar Kjell. ‘Zo, de vijfde macht heeft de genadige toestemming gekregen hier aanwezig te zijn.’

‘Ik heb hier persoonlijk belang bij,’ zei Kjell. Torbjörn haalde zijn schouders op. Als de politie het goedvond dat er een journalist aanwezig was, dan bemoeide hij zich er verder niet mee. Dat was hun probleem.

‘We zijn over ongeveer een uur klaar,’ zei hij. ‘En ik weet dat Pedersen meteen kan beginnen.’

‘Ja, ik heb hem ook gesproken,’ zei Patrik en hij knikte.

‘Dat is dan geregeld. Dan zorgen wij ervoor dat deze man uit zijn graf wordt gehaald, zodat we kunnen zien wat voor geheimen hij bij zich draagt.’ Hij draaide zich om en liep terug naar het graf.

‘Ja, laat ons zien wat voor geheimen hij heeft,’ zei Erica zachtjes terwijl ze naar de kuil staarde. Patrik sloeg een arm om haar schouders.

 

Fjällbacka 1945

De maanden na de dood van haar vader waren verwarrend en pijnlijk. Haar moeder bleef haar dagelijkse bezigheden verrichten en deed wat van haar werd geëist. Maar er ontbrak iets. Elof had een deel van Hilma met zich meegenomen, en Elsy herkende haar moeder niet meer. In zekere zin had ze niet alleen haar vader verloren, maar ook haar moeder. De enige geborgenheid die ze nog had waren de nachten die Hans en zij deelden. Elke avond nadat haar moeder in slaap was gevallen sloop ze naar hem toe en kroop in zijn armen. Ze wist dat het verkeerd was. Ze wist dat het consequenties kon krijgen die ze niet kon overzien. Maar ze kon niet anders. Op de momenten dat ze bij hem onder de deken lag, op zijn arm, en voelde hoe hij zachtjes haar haar streelde, op die momenten was de wereld weer heel. Als ze elkaar kusten en het inmiddels bekende, maar altijd verrassende vuur zich overal verspreidde, kon ze niet begrijpen dat dit verkeerd kon zijn – dat liefde verkeerd kon zijn in een wereld die plotseling en brutaal door een mijn kon worden kapotgemaakt.

Hans was ook in praktisch opzicht een zegening voor hen geweest. Het geld vormde een grote zorg nu vader dood was, en ze konden zich alleen maar redden omdat Hans extra diensten op de boot draaide en hun elke kroon gaf die hij verdiende. Soms vroeg Elsy zich af of haar moeder misschien wel wist dat ze ’s nachts naar Hans sloop, maar het oogluikend toeliet omdat ze het zich niet kon veroorloven iets anders te doen.

Elsy wreef over haar buik. Ze lag naast Hans in bed en hoorde zijn rustige ademhaling naast zich. Ruim een week geleden had ze eindelijk begrepen wat er met haar aan de hand was. Het was natuurlijk onvermijdelijk geweest, maar ze had haar ogen gesloten voor die mogelijkheid. En ondanks de omstandigheden was er een rust over haar gekomen. Ze droeg immers Hans’ kind. Dat veranderde alles wat ze over schaamte en consequenties wist. Er was niemand in de wereld die ze meer vertrouwde dan hij. Ze had nog niets gezegd, maar diep vanbinnen wist ze dat het niet erg was. Dat hij blij zou zijn. Dat ze elkaar zouden helpen en het op de een of andere manier zouden redden.

Ze deed haar ogen dicht en liet haar hand op haar buik rusten. Ergens daarbinnen bevond zich iets kleins, dat uit liefde was ontstaan. De liefde van Hans en haar. Dat kon toch niet verkeerd zijn? Een kind van Hans en haar kon toch nooit verkeerd zijn?

Elsy viel met haar hand op haar buik en een glimlach op haar lippen in slaap.

 

image

Sinds de grafopening van de vorige dag waren de verwachtingen op het politiebureau hooggespannen. Mellberg klopte zichzelf natuurlijk op de borst en deed alsof hij alles had bedacht en ontdekt, maar niemand schonk veel aandacht aan hem.

Martin kon ook niet verhullen dat het voor hem enorm spannend was. Zelfs Gösta had een vonkje in zijn ogen gekregen toen ze het afgezette gebied op het kerkhof bewaakten. Net als de anderen ventileerde hij theorieën over hoe alles in elkaar stak. Hoewel ze nog niet zoveel wisten, en vooral niet wat voor verbanden er waren, hadden ze allemaal wel sterk het gevoel dat de vondst die ze hadden gedaan een doorbraak betekende en dat de oplossing nu nabij was.

Een klop op de deur onderbrak Martins overpeinzingen.

‘Stoor ik?’ Paula keek hem vragend aan en hij schudde zijn hoofd.

‘Nee hoor, kom verder.’

Ze stapte de kamer in en ging zitten. ‘Wat denk jij ervan?’

‘Ik weet het nog niet. Maar het zal razend spannend worden om te horen wat Pedersen te vertellen heeft.’

‘Denk jij dat hij is vermoord?’ vroeg Paula en haar bruine ogen keken nieuwsgierig.

‘Waarom zou zijn lichaam anders verborgen zijn?’ zei Martin, en ze knikte instemmend. Ze had al dezelfde conclusie getrokken.

‘Maar de vraag is waarom dat nu opeens zo belangrijk is, na zestig jaar. We moeten er dus bijna wel van uitgaan dat de moorden op Britta en Erik verband houden met de “eventuele”’ – ze tekende aanhalingstekens in de lucht – ‘moord op deze man. Maar waarom nu? Waardoor is het in gang gezet?’

‘Ik weet het niet,’ zei Martin met een zucht. ‘Hopelijk levert de sectie iets concreets op waarmee we verder kunnen.’

‘Stel dat dat niet zo is,’ zei Paula en ze sprak de verboden gedachte uit die af en toe ook bij Martin was opgekomen.

‘We moeten één ding tegelijk doen,’ zei hij zachtjes.

‘Nu we het daar toch over hebben,’ zei Paula en ze veranderde van onderwerp. ‘Door al het tumult zijn we de DNA-monsters vergeten. Zouden de resultaten van het lab niet vandaag binnenkomen? Het is vrij zinloos als we ze nergens mee kunnen vergelijken.’

‘Je hebt gelijk,’ zei Martin en hij stond snel op. ‘Laten we het maar meteen doen.’

‘Wie eerst? Axel of Frans? Want we moeten ons in eerste instantie toch op die twee concentreren?’

‘Frans,’ zei Martin en hij trok zijn jas aan.

Nu het seizoen was afgelopen was Grebbestad even verlaten als Fjällbacka. Ze zagen maar een paar vaste bewoners toen ze door het dorp reden. Martin parkeerde de politiewagen op de kleine parkeerplaats voor restaurant Telegrafen. Vervolgens staken ze de weg over naar Frans’ appartement. Er deed niemand open toen ze aanbelden.

‘Shit, hij is kennelijk niet thuis. We moeten later maar terugkomen. Of van tevoren even bellen,’ zei Martin en hij draaide zich om om terug te gaan naar de auto.

‘Wacht even,’ zei Paula en ze stak haar hand omhoog om hem tegen te houden. ‘De deur is open.’

‘Maar we kunnen niet…’ protesteerde Martin, maar het was al te laat. Zijn collega had de deur al geopend en was naar binnen gestapt.

‘Hallo?’ hoorde hij haar roepen, en tegen zijn zin volgde hij haar. Ze hoorden geen antwoord vanuit de woning. Voorzichtig liepen ze door de gang, keken in de keuken en in de woonkamer. Geen Frans. Alles was stil.

‘Laten we in de slaapkamer kijken,’ zei Paula ijverig. Martin aarzelde. ‘Hé, kom op,’ zei ze. Met een zucht liep hij achter haar aan.

Ook de slaapkamer was leeg; het bed was netjes opgemaakt en Frans was nergens te bekennen.

‘Hallo?’ riep Paula nog een keer toen ze weer in de gang stonden. Geen antwoord. Langzaam liepen ze naar de laatste deur die nog dichtzat.

Ze zagen hem zodra ze de deur naar binnen toe openduwden. Het was een kleine werkkamer en Frans lag voorover op het bureau, met het pistool nog steeds in zijn mond en een gapend gat in zijn achterhoofd. Martin voelde al het bloed uit zijn gezicht wegtrekken; hij zwaaide even heen en weer en slikte voordat hij zichzelf weer onder controle had. Paula daarentegen zag er volkomen onaangedaan uit. Ze wees naar Frans, dwong Martin te kijken, hoewel hij dat het liefst wilde vermijden, en zei: ‘Kijk eens naar zijn armen.’

Hij was misselijk en had een zure smaak in zijn mond, maar toch zette Martin zichzelf ertoe zijn blik op Frans’ onderarmen te richten. Hij schrok. Het leed geen twijfel: op Frans’ armen zaten diepe schrammen.

Op vrijdag heerste er een vreemde mengeling van vrolijkheid en verwachting op het politiebureau in Tanumshede. De ontdekking dat Frans hoogstwaarschijnlijk degene was die Britta had vermoord, moest nu alleen nog worden bevestigd aan de hand van zijn DNA en vingerafdrukken. Niemand twijfelde er nog aan dat ze nu een verband met de moord op Erik Frankel zouden vinden. In de loop van de dag zouden ze ook een eerste voorlopig rapport over het lijk in het oude soldatengraf in Fjällbacka krijgen, en iedereen was enorm nieuwsgierig naar de inhoud ervan.

Martin was degene die het telefoontje van de patholoog-anatoom kreeg, en met het gefaxte sectierapport in zijn hand klopte hij op alle deuren en vroeg iedereen zich in de keuken te verzamelen.

Toen de anderen zaten, ging hij tegen het aanrecht staan, zodat iedereen hem kon verstaan. ‘Zoals ik al zei, heb ik een voorlopig rapport van Pedersen ontvangen,’ zei Martin en hij deed alsof hij niets hoorde toen Mellberg chagrijnig mompelde dat Pedersen met hem had moeten worden doorverbonden.

‘Omdat we geen DNA en geen gebitskaart ter vergelijking hebben, kan de man niet met zekerheid worden geïdentificeerd als Hans Olavsen. Maar de leeftijd klopt. En het tijdstip van zijn verdwijning kan ook kloppen, hoewel het onmogelijk is om dat na zo’n lange tijd precies te zeggen.’

‘Hoe is hij overleden?’ vroeg Paula. Ze trommelde met haar voet op de vloer van opwinding om meer te horen.

Martin wachtte even met zijn antwoord en genoot van zijn moment in de schijnwerpers. Toen zei hij: ‘Pedersen zei dat het lijk zware verwondingen vertoont. Niet alleen slagen met een scherp voorwerp maar ook kneuzingen als gevolg van trappen of klappen, of beide. Iemand is heel, heel erg boos geweest op Hans Olavsen en heeft zijn woede op hem botgevierd. Jullie kunnen meer over de details lezen in het voorlopige rapport dat Pedersen heeft gefaxt.’ Martin boog zich naar voren en legde de papieren op de tafel voor hen.

‘De doodsoorzaak is dus…?’ Paula bleef met haar voet tikken.

‘Het was moeilijk te zeggen of een afzonderlijke verwonding tot de dood heeft geleid. Meerdere verwondingen waren dodelijk, volgens Pedersen.’

‘Ik durf te wedden dat Ringholm dat ook heeft gedaan. En dat hij daarom Erik en Britta heeft vermoord,’ morde Gösta en daarmee verwoordde hij wat de meesten in de kamer al dachten. ‘Hij heeft altijd al een kort lontje gehad,’ voegde Gösta er met een duistere blik aan toe.

‘Dat is een hypothese waarvan we kunnen uitgaan,’ zei Martin en hij knikte. ‘Maar we moeten geen voorbarige conclusies trekken. Frans’ armen vertonen weliswaar de schrammen die we van Pedersen moesten zien te vinden, maar we hebben nog geen uitslag van de monsters die we gisteren van Frans hebben genomen. We hebben dus nog niet kunnen vaststellen dat het DNA van Frans overeenkomt met de huidcellen onder Britta’s nagels en ook niet dat het zijn vingerafdruk was die op de knoop van de kussensloop zat. Laten we dus voorzichtig zijn met onze conclusies. Tot alles duidelijk is werken we verder zoals we altijd doen.’ Martin was zelf verbaasd toen hij hoorde hoe professioneel en rustig hij klonk. Zo praatte Patrik altijd als hij een zaak besprak. Hij kon het niet laten een verholen blik op Mellberg te werpen, om te zien of die verontwaardigd was omdat Martin diens rol als hoofd van het bureau had overgenomen. Maar zoals gebruikelijk leek Mellberg alleen maar tevreden omdat hij geen grof werk hoefde te verrichten. Als de tijd daar was, zou hij wakker worden en de eer naar zich toe trekken – dat wil zeggen, als de zaak eenmaal was opgelost.

‘Hoe gaan we nu verder?’ vroeg Paula en ze keek Martin aan. Ze knipoogde even om te laten zien dat ze vond dat hij het goed deed. Martin voelde zich groeien door de lof, hoewel die niet werd uitgesproken. Hij was zo lang de jongste, het groentje, op het bureau geweest dat hij niet echt naar voren had durven treden. Maar Patriks vaderschapsverlof had hem de kans gegeven te laten zien wat hij waard was.

‘Ik vind dat we op dit moment wat Frans betreft de resultaten van het Gerechtelijk Laboratorium in Linköping moeten afwachten. We beginnen gewoon weer van voren af aan en nemen het onderzoek van Frankels dood nog een keer door om te kijken of we een verband met Frans kunnen vinden, naast wat we al weten. Wil jij dat doen, Paula?’ Ze knikte. Martin richtte zich tot Gösta.

‘Gösta, kun jij proberen wat meer over Hans Olavsen te vinden? Zijn achtergrond, of iemand meer weet over zijn tijd in Fjällbacka en zo. Ga ook maar met Patriks vrouw Erica praten, zij lijkt het een en ander te hebben opgegraven, en Frans’ zoon lijkt ook op dat spoor te zitten. Zorg ervoor dat ze de informatie die ze hebben aan ons door-geven. Erica zal vast geen problemen opleveren, maar bij Kjell kan het nodig zijn wat meer druk uit te oefenen.’

Ook Gösta knikte, maar met beduidend minder enthousiasme dan Paula. Het zou noch makkelijk, noch leuk worden om in zestig jaar oude feiten te graven. Hij zuchtte. ‘Ja, dat moet dan maar,’ zei hij en hij keek alsof hij net had gehoord dat er zeven zware jaren voor hem lagen.

‘Annika, laat jij het ons meteen weten als het Gerechtelijk Laboratorium resultaten te melden heeft?’

‘Natuurlijk,’ antwoordde Annika en ze legde het notitieblok neer waarin ze aantekeningen had gemaakt toen Martin aan het woord was.

‘Goed, dan hebben we het een en ander te doen.’ Martin voelde zijn gezicht gloeien van tevredenheid omdat hij voor het eerst een overleg had geleid.

Iedereen stond op en verliet de kamer. Hun gedachten werden in beslag genomen door het raadselachtige lot van Hans Olavsen.

Patrik legde de hoorn op de haak nadat hij het gesprek met Martin had beëindigd. Hij liep naar Erica, die boven in de werkkamer zat, en klopte zachtjes op de deur.

‘Kom binnen!’

‘Sorry dat ik je stoor, maar ik denk dat je dit wel wilt horen.’ Hij ging in de fauteuil in de hoek zitten en deed verslag van wat Martin hem net had verteld over de vreselijke verwondingen van Hans Olavsen, of in elk geval de man van wie ze dachten dat het Hans Olavsen was.

‘Ja, ik had er wel op gerekend dat hij was vermoord… Maar op deze manier…’ zei Erica, die zichtbaar onder de indruk was.

‘Ja, iemand had zeker een appeltje met hem te schillen,’ constateerde Patrik. Toen zag hij dat Erica weer bezig was geweest haar moeders dagboeken door te nemen. ‘Kun je er nog iets interessants in vinden?’ vroeg hij en hij wees naar de schriften.

‘Nee, jammer genoeg niet,’ zei ze en gefrustreerd haalde ze haar hand door haar blonde haar. ‘Ze stoppen precies op het moment dat Hans Olavsen naar Fjällbacka komt, en eigenlijk begint het dan pas interessant te worden.’

‘En je hebt geen idee waarom ze juist toen is opgehouden met haar dagboek?’ vroeg Patrik.

‘Nee, dat is het nou net. Ik weet eigenlijk niet zeker óf ze wel is opgehouden. Het lijkt een vaste gewoonte te zijn geweest om elke dag een stukje te schrijven, en waarom zou ze daar plotseling mee zijn gestopt? Volgens mij zijn er ergens nog meer dagboeken, maar Joost mag weten waar…’ zei ze nadenkend, terwijl ze een haarlok rond haar wijsvinger wond. Dat gebaar herkende Patrik inmiddels maar al te goed.

‘Tja, je hebt de hele zolder doorzocht, dus daar liggen ze niet,’ zei Patrik en hij dacht hardop na. ‘Denk je dat ze in de kelder kunnen liggen?’

Erica dacht na, maar schudde vervolgens haar hoofd. ‘Nee, ik heb bijna alles wat daar ligt bekeken toen we opruimden voordat jij hier kwam wonen. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat ze hier in huis zijn, maar verder heb ik geen theorieën.’

‘Maar je krijgt in elk geval hulp wat Hans Olavsen betreft. Deels heb je Kjell, en ik heb alle vertrouwen in zijn vermogen om dingen op te duikelen. En Martin zei dat zij ook verdergaan met dat spoor; hij heeft Gösta gevraagd met jou te praten, zodat je hem kunt vertellen wat je hebt ontdekt.’

‘Ik heb er geen probleem mee mijn informatie te delen,’ zei Erica, ‘maar ik hoop dat Kjell dat ook vindt.’

‘Daar zou ik maar niet op rekenen,’ zei Patrik droog. ‘Hij is journalist en ziet hier een verhaal in.’

‘Ik vraag me nog steeds af…’ zei Erica aarzelend terwijl ze de bureaustoel nu eens naar links en dan weer naar rechts draaide. ‘Ik vraag me nog steeds af waarom Erik die artikelen aan Kjell heeft gegeven. Wat wist hij over de moord op Hans Olavsen dat Kjell moest ontdekken? En waarom vertelde hij niet gewoon wat hij wist? Waarom deed hij zo cryptisch?’

Patrik haalde zijn schouders op. ‘Dat zullen we wel nooit te weten komen. Maar volgens Martin vermoeden ze op het bureau dat Frans’ dood tot de oplossing zal leiden. Ze denken dat Frans Hans Olavsen heeft vermoord, en dat Erik en Britta zijn vermoord om dat te verhullen.’

‘Ja, veel wijst daar inderdaad op,’ zei Erica. ‘Maar er is nog steeds zoveel dat…’ Ze liet de zin wegsterven. ‘Er is zoveel dat ik nog niet begrijp. Bijvoorbeeld, waarom nu? Na zestig jaar? Als hij zestig jaar ongestoord in zijn graf heeft gelegen, waarom komt dit allemaal dan nu naar boven?’ Ze beet op de binnenkant van haar wang terwijl ze nadacht.

‘Geen idee,’ zei Patrik. ‘Het kan van alles zijn geweest. Maar zoals ik al zei, moeten we waarschijnlijk gewoon accepteren dat een deel van deze geschiedenis zo ver in het verleden ligt dat het plaatje nooit helemaal duidelijk zal worden.’

‘Waarschijnlijk heb je gelijk,’ zei Erica met duidelijk waarneem-bare teleurstelling in haar stem. Ze reikte naar het zakje op het bureau. ‘Wil je een toffee?’

‘Graag,’ zei Patrik en hij pakte er een uit de zak. In stilte genoten ze allebei van hun toffee, terwijl ze hun gedachten lieten gaan over de brute dood van Hans Olavsen.

‘Denk jij dat Frans het heeft gedaan? Ben je er echt van overtuigd? Dat hij ook Erik en Hans heeft vermoord?’ zei Erica uiteindelijk en ze keek Patrik doordringend aan.

Hij dacht lang na over haar vraag en zei toen aarzelend: ‘Ja, dat denk ik. Er is in elk geval niet veel wat erop wijst dat hij het niet heeft gedaan. Martin dacht dat ze maandag de uitslag van het Gerechtelijk Laboratorium zouden krijgen, en die zal waarschijnlijk bevestigen dat hij in elk geval Britta heeft gedood. Verder denk ik dat ze met wat ze nu weten ook bewijzen zullen vinden die hem aan de moord op Erik koppelen. De moord op Hans ligt zo ver in het verleden dat ik betwijfel of we daar ooit volledige klaarheid in zullen krijgen. Alleen…’ Hij trok een gezicht.

‘Nou? Is er iets wat vreemd lijkt?’ vroeg Erica.

‘Ja, Frans heeft een alibi voor de moord op Erik. Maar zoals al eerder is gezegd, kunnen zijn vrienden natuurlijk hebben gelogen. Daar moeten Martin en de anderen naar kijken. Dat is mijn enige bezwaar.’

‘En er waren geen vraagtekens bij Frans? Er bestaat geen twijfel dat het zelfmoord was, bedoel ik?’

‘Nee, daar lijken ze wel zeker van te zijn.’ Patrik schudde zijn hoofd. ‘Het was zijn eigen pistool, dat had hij in zijn hand en de loop stak nog in zijn mond.’

Erica trok een gezicht toen ze het zich probeerde voor te stellen. Patrik ging verder. ‘Als we dus bevestigd krijgen dat zijn vingerafdrukken op het pistool zitten en dat er kruitresten zitten op de hand die het wapen vasthield, kun je moeilijk beweren dat het op iets anders dan zelfmoord wijst.’

‘Maar jullie hebben geen brief gevonden?’

‘Nee, volgens Martin hebben ze niets gevonden. Maar er wordt niet altijd een brief aangetroffen als iemand zelfmoord heeft gepleegd.’ Hij stond op en gooide het toffeepapiertje in de prullenbak.

‘Nu laat ik je weer rustig verder werken, schat. Probeer ook wat aan je boek te doen. Je weet dat de uitgever je anders de duimschroeven aandraait.’ Hij liep naar haar toe en gaf haar een zoen op haar mond.

‘Ik weet het,’ zuchtte Erica. ‘Ik heb er vandaag zelfs al aan gewerkt. Wat gaan Maja en jij doen?’

‘Karin belde,’ zei Patrik luchtig. ‘Ik denk dat we gaan wandelen zodra Maja wakker is.’

‘Je wandelt wel vaak met Karin,’ zei Erica en ze was zelf verbaasd toen ze hoorde hoe grimmig ze klonk. Patrik keek haar verbaasd aan.

‘Ben je jaloers? Op Karin?’ Hij begon te lachen, liep weer naar haar toe en gaf haar nog een zoen. ‘Daar heb je geen enkele reden toe.’ Hij lachte weer, maar vervolgens werd hij serieus. ‘Maar als je het een probleem vindt dat we elkaar met de kinderen zien, dan moet je het zeggen.’

Erica schudde haar hoofd. ‘Natuurlijk niet. Ik stel me alleen maar aan. Er zijn tenslotte niet zoveel mensen met wie je tijdens je vaderschapsverlof kunt omgaan. Geniet dus maar van wat volwassen gezelschap.’

‘Weet je het zeker?’ Patrik keek haar scherp aan.

‘Heel zeker,’ zei Erica en ze zwaaide naar hem. ‘Ga nu maar. Er moet toch iemand werken in dit gezin?’

Hij lachte en deed de deur achter zich dicht. Het laatste dat hij zag was dat ze naar een van de blauwe dagboeken reikte.

 

Fjällbacka 1945

Het was onbegrijpelijk. De oorlog waar nooit een eind aan had lijken te komen, was voorbij. Ze zat op Hans’ bed de krant te lezen en probeerde tot zich door te laten dringen wat het zwart gedrukte woord uitschreeuwde. ‘VREDE!’

Elsy voelde de tranen opwellen en moest haar neus snuiten in het schort dat ze nog steeds aanhad nadat ze haar moeder met de afwas had geholpen.

‘Ik kan het niet geloven, Hans,’ zei ze en ze voelde hoe hij als antwoord zijn arm, die hij om haar schouders had geslagen, steviger tegen haar aan drukte. Ook hij staarde naar de krant en leek niet in staat te bevatten wat ze lazen. Heel even keek Elsy naar de deur, bang dat iemand hen zou betrappen nu ze waren vergeten voorzichtig te zijn en elkaar overdag zagen zonder dat er iemand anders bij was. Maar Hilma was naar de buren gerend, en ze dacht niet dat iemand anders hen nu zou komen storen. Bovendien werd het binnenkort tijd om over Hans en haar te vertellen. Haar rokken spanden inmiddels steeds meer om haar taille, en vanochtend was het haar maar met moeite gelukt de bovenste knoop dicht te krijgen. Maar het zou vast goed gaan. Hans had precies zo gereageerd als ze had verwacht toen ze hem een paar weken geleden had verteld wat er aan de hand was. Zijn ogen hadden gestraald en hij had haar gekust terwijl hij teder zijn hand op haar buik had gelegd. Vervolgens had hij haar verzekerd dat het allemaal in orde zou komen. Hij had immers werk en verdiende geld, en haar moeder mocht hem graag. Elsy was weliswaar nog jong, maar dan moesten ze de koning maar om toestemming vragen om te trouwen. Op de een of andere manier zou het allemaal goed komen.

Elk woord dat hij had gezegd had een deel van de bezorgdheid weggenomen die ze toch in haar hart had gevoeld, hoewel ze hem zo goed kende en hem vertrouwde. Hij was heel rustig geweest. Hij had haar alleen maar verzekerd dat hun kind het meest geliefde kind ter wereld zou worden en dat alle praktische zaken in orde zouden komen. Het zou misschien een poosje onrustig zijn, maar als ze allebei standvastig bleven, zouden de gemoederen vast weer bedaren, en dan zou zowel de familie als God hun zegen geven.

Elsy legde haar hoofd op Hans’ schouder. Op dit moment was het leven goed. Het nieuws over de vrede verspreidde zich door haar hart met een warmte die een groot deel van het ijs deed smelten dat zich had gevormd toen haar vader overleed. Ze wenste alleen dat haar vader dit moment had mogen meemaken. Als hij en de boot het nog een paar maanden hadden volgehouden, dan… Ze zette die gedachten van zich af. God beschikt en niet de mens, en ergens had alles een bedoeling; zo was het gewoon, hoe verschrikkelijk alles ook kon lijken. Ze vertrouwde op God en ze vertrouwde op Hans, en dat was een geschenk waardoor ze de toekomst met vertrouwen tegemoet kon zien.

Met haar moeder was het anders gesteld. Elsy had zich de afgelopen maanden steeds meer zorgen om Hilma gemaakt. Zonder Elof was ze gekrompen, verschrompeld, en haar ogen bevatten geen vreugde meer. Toen het nieuws over de vrede vandaag bekend werd, had Elsy voor het eerst sinds het overlijden van haar vader een zweem van een glimlach bij haar moeder gezien. Misschien kon het kind dat ze verwachtte haar moeder een deel van haar levensvreugde teruggeven, als ze eenmaal van de eerste schrik was bekomen? Natuurlijk was Elsy bang dat haar moeder zich voor haar zou schamen, maar Hans en zij hadden afgesproken het zo snel mogelijk te vertellen, zodat ze alles op tijd konden regelen voor de komst van de baby.

Elsy deed haar ogen dicht en glimlachte met haar hoofd tegen Hans’ schouder en zijn vertrouwde geur in haar neusgaten.

‘Ik zou graag naar huis gaan om te kijken hoe het met mijn familie is, nu de oorlog is afgelopen,’ zei Hans en hij streelde haar haar. ‘Ik blijf maar een paar dagen weg, dus je hoeft je geen zorgen te maken. Ik laat je niet in de steek.’ Hij kuste haar op haar hoofd.

‘Dat moet je ook niet doen,’ zei Elsy met een brede glimlach. ‘Want ik zou je zo nodig tot het eind van de wereld achternazitten.’

‘Dat geloof ik graag,’ zei hij lachend. Toen werd hij serieus. ‘Ik moet wat dingen regelen, nu ik weer naar Noorwegen kan.’

‘Dat klinkt ernstig,’ zei ze. Ze haalde haar hoofd van zijn schouder en keek hem bezorgd aan. ‘Ben je bang dat je familie iets is overkomen?’

Hij zweeg lange tijd voordat hij antwoordde. ‘Dat weet ik niet. Ik heb ze zo lang niet gesproken. Maar ik ga niet meteen. Pas over een week of zo, en ik ben weer terug voordat jij met je ogen kunt knipperen.’

‘Dat klinkt goed,’ zei Elsy en ze leunde weer tegen hem aan. ‘Want ik wil altijd bij je zijn.’

‘Dat gaat ook gebeuren,’ zei hij en hij kuste haar weer op haar hoofd. ‘Dat gaat ook gebeuren.’ Hans deed zijn ogen dicht toen hij haar dichter naar zich toe trok. Tussen hen lag de opengeslagen krant, met het woord ‘VREDE’ over de hele voorpagina.

 

image

Het was vreemd. Hij had de vorige week voor het eerst van zijn leven bedacht dat zijn vader niet onsterfelijk was. En op donderdag had de politie bij hem aangebeld om hem te vertellen dat zijn vader was over-leden. Hij was verbaasd geweest over de sterke emoties die hij had gevoeld. Zijn hart had een slag overgeslagen, en hij had, toen hij zijn hand voor zich uitstak, gevoeld dat hij zijn vaders hand vasthield, een kleine hand in een grote, en dat de handen vervolgens langzaam van elkaar weggleden. Op dat moment had hij zich gerealiseerd dat er altijd iets was geweest dat nog sterker was dan de haat. De hoop. Dat was het enige dat in leven had kunnen blijven, het enige dat naast de verterende haat die hij voor zijn vader had gevoeld had kunnen bestaan zonder dat het werd verstikt. De liefde was al lang geleden doodgegaan, maar de hoop had zich verstopt in een heel klein hoekje van zijn hart en was zelfs voor hemzelf altijd verborgen gebleven.

Nadat hij de deur achter de agenten had dichtgedaan, had hij in de hal gemerkt dat de hoop vrijkwam, dat die werd blootgelegd. Hij had een hevige pijn gevoeld en het was hem zwart voor de ogen geworden. Want ergens had het kleine jongetje in hem altijd naar zijn vader verlangd, gehoopt dat er een weg bestond om de muren heen die ze hadden opgetrokken. Nu was die weg afgesloten. De muren zouden blijven, zonder mogelijkheid tot verzoening zouden ze verweren.

Zijn hersenen hadden het hele weekend geprobeerd te bevatten dat zijn vader dood was. Weg. Bovendien door zelfmoord. Hoewel hij altijd ergens wel had geweten dat dat een mogelijk einde was van een leven dat in zoveel opzichten destructief was geweest, was het toch moeilijk te begrijpen.

Op zondag was hij naar Carina en Per gegaan. Hij had hen al op donderdag gebeld om te vertellen wat er was gebeurd, maar hij had pas naar hen toe kunnen gaan toen zijn eigen gedachten en de beelden op zijn netvlies tot rust waren gekomen. Hij was enorm verbaasd geweest toen hij bij hen kwam. De sfeer in huis was fundamenteel anders dan normaal en aanvankelijk had hij niet geweten waardoor dat kwam. Toen was hij verbaasd uitgebarsten: ‘Je bent nuchter!’ En hij bedoelde niet alleen tijdelijk, net op dat moment, want dat was wel eerder voorgekomen, zij het niet zo vaak in de loop van de jaren. Maar hij had instinctief gevoeld dat er iets was veranderd. Haar ogen straalden een kalmte en een resoluutheid uit die de gekwetste blik hadden vervangen die ze had gehad sinds hij haar had verlaten en die hem altijd enorme schuldgevoelens had bezorgd. Ook Per was anders. Ze hadden besproken wat er na de rechtszaak wegens de mishandeling zou gebeuren, en de kalmte van zijn zoon en diens gedachten over hoe hij met de situatie zou omgaan hadden hem verbaasd. Toen Per naar zijn kamer was gegaan, had Kjell moed verzameld. Hij had gevraagd wat er was gebeurd, en met stijgende verbazing had hij gehoord over het bezoek van zijn vader. En dat het zijn vader was gelukt datgene te doen waarin hijzelf tien jaar had gefaald.

Dat had alles nog erger gemaakt. Het was een bevestiging van de hoop die nu vergeefs in zijn borstkas lag te schuren. Want zijn vader was er niet meer. Welke hoop bestond er dan nog?

Kjell liep naar het raam van zijn kamer en keek naar buiten. In een kort, naakt moment van zelfonderzoek stond hij het zichzelf voor het eerst toe naar zichzelf en zijn leven te kijken met dezelfde harde blik waarmee hij naar zijn vader had gekeken. Wat hij zag, beangstigde hem. Zeker, het verraad jegens zijn naasten was niet even in het oog springend, niet even onvergeeflijk geweest in de ogen van de samenleving. Maar was het minder erg geweest? Niet echt. Hij had Carina en Per in de steek gelaten. Hij had hen als vuilniszakken langs de kant van de weg gedumpt. En ook Beata had hij verraden. Hij had haar al verraden voordat ze een relatie kregen. Hij had nooit van haar gehouden. Alleen wat ze vertegenwoordigde, destijds, in een zwak moment toen hij nodig had waar zij voor stond. Van haar had hij nooit gehouden. Als hij eerlijk was, mocht hij haar niet eens. Niet zoals Carina. Niet zoals ze die eerste keer was toen hij haar op die bank had gezien, in een gele jurk en met een gele haarband. En hij had Magda en Loke verraden. Want de schaamte over het feit dat hij zijn oudste kind had verlaten had alles in hem op slot gezet, waardoor hij onontvankelijk was geworden voor die rauwe, allesoverheersende liefde die hij voor Per had gevoeld toen hij hem voor het eerst in Carina’s armen had gezien. Die liefde had hij de kinderen van Beata en hem ontzegd, en hij dacht niet dat hij die terug zou kunnen vinden. Dat was het verraad waarmee hij moest leven. En waarmee zij moesten leven.

Zijn hand trilde licht toen hij het koffiekopje naar zijn mond bracht. Hij trok een vies gezicht toen hij merkte dat de koffie tijdens zijn gepieker koud was geworden, maar omdat hij al een flinke slok koude koffie in zijn mond had, slikte hij die toch door.

Hij hoorde een stem bij de deur. ‘Hier is post voor je.’

Kjell draaide zich om en knikte afwezig. ‘Dank je.’ Hij stak zijn hand uit en nam de oogst van de dag die aan hem persoonlijk was gericht in ontvangst. Verstrooid bladerde hij de post door. Wat reclame, een paar rekeningen. En een brief. Met een bekend handschrift op de envelop. Zijn hele lichaam begon te trillen en hij moest gaan zitten. Hij legde de brief voor zich op zijn bureau en bleef er lange tijd naar zitten staren. Naar zijn naam en adres op de redactie. Geschreven in een sierlijk, ouderwets handschrift. De minuten tikten voorbij terwijl hij probeerde signalen van zijn hersenen naar zijn hand te sturen, zodat die de brief zou beetpakken en openen. Maar het was alsof de signalen onderweg in de war raakten en juist een verlamming veroorzaakten.

Uiteindelijk bereikten ze hun bestemming en hij maakte de envelop heel langzaam open. In totaal waren het drie vellen papier, met de hand geschreven, en het duurde een poosje voordat hij het handschrift kon ontcijferen. Maar het lukte. Kjell las. Toen hij klaar was, legde hij de brief weer op zijn bureau. En voor de laatste keer voelde hij de warmte van zijn vaders hand in de zijne. Toen pakte hij zijn jas en autosleutels. Hij stopte de brief voorzichtig in zijn jaszak.

Nu kon hij maar één ding doen.