Duitsland 1945

Ze waren bijeengebracht in het concentratiekamp Neuengamme. Het gerucht ging dat de witte bussen eerst een heleboel andere gevangenen hadden moeten afvoeren, onder anderen Polen, voordat er plaats was voor de Scandinavische gevangenen. Er werd ook gezegd dat dat vele levens had gekost. De gevangenen met een andere nationaliteit waren er beduidend slechter aan toe geweest dan de Scandinavische, die op verschillende manieren voedselpakketten hadden gekregen en zich daarom relatief goed in de kampen hadden weten te redden. Er werd gezegd dat velen waren doodgegaan, of heel ziek waren geworden, tijdens het transport van het kamp. Maar zelfs als de geruchten waar waren, had niemand de kracht om zich daar druk om te maken. Niet nu de vrijheid plotseling binnen bereik lag. Bernadotte had met de Duitsers onderhandeld en toestemming gekregen bussen te sturen om Scandinavische gevangenen naar huis te brengen, en nu waren ze hier.

Axel stapte met onvaste benen de bus in. Voor hem was dit het tweede transport in een paar maanden tijd. Ze waren plotseling uit Sachsenhausen naar Neuengamme overgeplaatst. Onderweg naar Zweden werd hij ’s nachts vaak wakker en herinnerde zich dat angstige transport. Opgesloten in goederenwagons hadden ze machteloos en apathisch zitten luisteren naar het geluid van de bommen die om hen heen vielen toen ze door Duitsland reisden. Sommige bommen sloegen zo dichtbij in dat ze de aarde op het dak van de goederenwagons konden horen regenen. Maar geen enkele bom had hen geraakt. Om de een of andere reden had hij ook dat overleefd. En nu, nu zijn laatste restje wil om te leven bijna was gedoofd, was het bericht gekomen dat de redding eindelijk nabij was: de bussen die hen naar Zweden zouden brengen, die hen naar huis zouden brengen.

Hij kon zelf naar een bus lopen, maar sommigen waren er zo slecht aan toe dat ze erin getild moesten worden. Het was er krap, en de benauwde ruimte werd gevuld met veel ellende. Voorzichtig zakte hij neer op een plek op de vloer, trok zijn knieën op en liet daar vermoeid zijn hoofd op rusten. Hij kon het niet begrijpen. Hij mocht naar huis, naar vader en moeder. En naar Erik. Naar Fjällbacka. Voor zijn geestesoog zag hij alles heel duidelijk voor zich. De dingen waar hij van zichzelf zo lang niet aan had mogen denken. Maar eindelijk, nu hij wist dat het binnen handbereik was, durfde hij de gedachten en de herinneringen toe te laten. Tegelijk wist hij dat het nooit meer hetzelfde kon zijn. Hij zou nooit meer dezelfde zijn. Hij had dingen gezien, dingen meegemaakt, die hem voor altijd hadden veranderd.

Hij haatte die verandering, haatte wat hij had moeten doen en waar hij getuige van had moeten zijn. En dat was niet voorbij omdat hij nu in de bus zat. Het werd een lange reis, vol pijn, lichaamsvochten, ziekte en angst. Langs de weg zagen ze brandend oorlogsmaterieel en een land dat in puin lag. Twee mensen overleden onderweg. Een van hen was de man tegen wie hij in zijn slaap aan had geleund, terwijl de bus door de nacht reed. Toen hij’s ochtends wakker werd, was de man naast hem ingezakt op het moment dat Axel zijn eigen gewicht verplaatste. Axel had hem alleen maar opzijgeduwd en naar iemand geroepen die toezicht hield op het transport. Vervolgens was hij weer op zijn eigen plaats gaan zitten. Het was gewoon de zoveelste dode. Hij had er zoveel gezien.

Hij merkte dat hij voortdurend naar zijn oor greep. Soms bruiste het, maar meestal was het slechts gevuld met een lege, suizende stilte. Wat had hij het vaak voor zich gezien. Hij had sindsdien veel ergere dingen meegemaakt, maar het was alsof de aanblik van de geweerkolf van de bewaker die op hem af kwam het ultieme verraad vertegenwoordigde. Want ze waren elkaar tenslotte als mens tegemoet getreden. Hoewel ze aan verschillende kanten stonden, hadden ze een toon van vriendelijkheid gevonden die hem een gevoel van respect en geborgenheid had gegeven. Maar op het moment dat hij de jongen de geweerkolf had zien opheffen en vervolgens de pijn had gevoeld toen er iets knapte zodra het geweer hem boven zijn oor raakte, had hij alle illusies over de aangeboren goedheid van de mens verloren.

In de bus, op weg naar huis, met zieke, gewonde en geschokte mensen om zich heen, had hij zichzelf plechtig voorgenomen om pas te rusten als hij alle schuldigen ter verantwoording had geroepen. Ze hadden de grens van hun eigen menselijkheid overschreden en het was zijn plicht ervoor te zorgen dat geen van hen zijn straf zou ontlopen.

Axel greep weer naar zijn oor en zag zijn ouderlijk huis voor zich. Weldra, weldra zou hij daar zijn.

 

image

Paula kauwde op een pen terwijl ze zorgvuldig alle documenten doorlas. Alles wat met de moord op Erik Frankel te maken had, lag voor haar en ze nam het materiaal nog een keer grondig door. Ergens moest iets zijn. Een klein detail dat ze over het hoofd hadden gezien, een stukje informatie dat kon bewijzen wat ze al vermoedden, name-lijk dat Frans Ringholm ook Erik Frankel had vermoord. Ze wist dat het gevaarlijk was om onderzoeksmateriaal door een dergelijke bril te bekijken – om te proberen bewijzen te vinden die in een bepaalde richting wijzen. Maar ze deed haar best zo objectief mogelijk te blijven en zocht naar dingen die vragen bij haar opriepen. Tot nu toe had ze bot gevangen. Maar er moest nog veel materiaal worden doorgenomen.

Ze had er moeite mee om geconcentreerd te blijven. Johanna was binnenkort uitgerekend, en theoretisch kon de bevalling elk moment beginnen. Ze voelde een vreemde mengeling van angst en vreugde voor de grote gebeurtenis. Een kind. Iemand voor wie ze verantwoordelijk zouden zijn. Als ze met Martin had gepraat, zou ze ongetwijfeld alle gedachten over de nabije toekomst hebben herkend, maar ze had haar bezorgdheid voor zichzelf gehouden. In het geval van Johanna en haar was de bezorgdheid veel groter dan die van andere aanstaande ouders. Hadden ze er goed aan gedaan hun droom om samen een kind te krijgen te realiseren? Of zou het een egoïstische handeling blijken, waar hun kind de prijs voor zou moeten betalen? En hadden ze misschien in Stockholm moeten blijven en het kind daar laten opgroeien? Dat zou wellicht makkelijker zijn geweest dan hier, waar hun gezin beslist zou opvallen en aandacht zou trekken. Toch zei iets haar dat het goed was geweest hierheen te verhuizen. Ze was veel vriendelijkheid tegengekomen, en tot nog toe had ze niet meegemaakt dat ze scheef werden aangekeken. Al zou dat misschien anders worden als de baby er was. Ze wist het niet.

Paula zuchtte en stak haar hand uit naar het volgende vel papier van de stapel. De technische analyse van het moordwapen: de buste die in de vensterbank had gestaan, maar die ze bebloed onder het bureau hadden aangetroffen. Daar konden ze helaas niet veel mee. Ze hadden geen vingerafdrukken gevonden, geen sporen van vreemde stoffen, niets. Alleen Eriks bloed, haar en hersensubstantie. Ze legde het vel papier weg, pakte de foto’s van de plaats delict en bekeek die weer, ze wist niet voor de hoeveelste keer. Het verbaasde haar dat Patriks vrouw had gezien wat er op het notitieblok op het bureau was gekrabbeld, Ignoto Militi… ‘Voor de onbekende soldaat’. Het was haar niet opgevallen toen ze de foto’s had bekeken, en als ze het al had gezien, zou het waarschijnlijk niet bij haar zijn opgekomen te controleren wat de uitdrukking betekende, dat moest ze toegeven. Erica had niet alleen de woorden ontdekt, het was haar ook gelukt die in verband te brengen met alle andere leidraden en aanwijzingen, wat ertoe had geleid dat ze Hans Olavsen in het graf op het kerkhof hadden gevonden.

Maar een van de belangrijkste dingen was het tijdsaspect. Ze konden niet precies zeggen wanneer Erik Frankel was vermoord, ze hadden alleen kunnen vaststellen dat het ergens tussen 15 en 17 juni moest zijn gebeurd. Misschien konden ze daar wat meer mee, dacht Paula en ze pakte een notitieblok. Gedecideerd begon ze alle gegevens over de data op te schrijven en op een tijdbalk noteerde ze dingen als Erica’s bezoek, Eriks dronkenmansbezoek aan Viola, Axels reis naar Parijs en de pogingen van de schoonmaakster om binnen te komen. Ze zocht tussen de papieren of ze iets kon vinden waaruit bleek waar Frans zich in die periode had bevonden, maar vond alleen de verklaringen van de leden van de Vrienden van Zweden die beweerden dat Frans die dagen in Denemarken was geweest. Verdorie. Ze hadden hem naar meer details moeten vragen toen ze de kans hadden. Maar hij zou vast voor papieren hebben gezorgd die zijn alibi ondersteunden; zo geslepen was hij wel. Maar wat had Martin laatst tijdens een bespreking gezegd? Dat een waterdicht alibi vrijwel nooit bestond…

Paula kwam met een ruk overeind. Er was een gedachte bij haar opgekomen, die steeds sterker werd. Er was iets wat ze nog niet hadden gecontroleerd.

‘Hallo, met Karin. Zou je me ergens mee kunnen helpen? Leif is vanmorgen weer op tournee gegaan, en nu stroomt er water uit een leiding in de kelder.’

‘Tja, ik ben geen loodgieter,’ zei Patrik aarzelend. ‘Maar ik wil best even komen kijken, en als het nodig is moeten we maar een vakman bellen.’

‘Hartstikke fijn,’ zei ze opgelucht. ‘Neem Maja maar mee als je wilt, dan kunnen Ludde en zij met elkaar spelen.’

‘Erica zit te werken, dus dat zal wel moeten,’ zei hij en hij beloofde zo snel mogelijk te komen.

Hij moest toegeven dat het best een beetje vreemd voelde toen hij een kwartier later het garagepad van het huis van Karin en Leif in Sumpan op reed. Om het huis te zien waar zijn ex-vrouw woonde met de man wiens witte billen hij af en toe op zijn netvlies op en neer zag gaan. Hij had hen op heterdaad betrapt, en dat was niet iets wat je zomaar vergat.

Met Ludde op haar arm deed Karin de deur al open voordat hij had aangebeld. ‘Kom erin,’ zei ze en ze deed een pas opzij.

‘Hier komt de reddingsbrigade,’ zei hij schertsend en hij zette Maja op de grond. Ze kreeg meteen gezelschap van Ludde, die resoluut haar hand pakte en haar meetrok naar wat zijn kamer leek te zijn, een eindje verderop in de hal.

‘Hier is het.’ Karin opende een deur naar een trap die naar de kelder leidde en liep voor hem uit naar beneden.

‘Redden zij zich wel?’ vroeg Patrik met een bezorgde blik naar Luddes kamer.

‘Ze vermaken zich wel een paar minuten zonder dat er iets gebeurt,’ zei Karin en ze gebaarde naar Patrik dat hij haar moest volgen.

Onder aan de trap wees ze met een ongerust gezicht naar een leiding aan het plafond. Patrik liep erheen om te kijken en zei toen geruststellend: ‘Nou, het is een beetje overdreven om te zeggen dat het stroomt. Volgens mij is het gewoon condens.’ Hij wees naar een paar minuscule waterdruppels aan de bovenkant van de leiding.

‘O, wat fijn. Ik werd nogal ongerust van al dat vocht,’ zei Karin opgelucht. ‘Ik vind het echt heel lief dat je wilde komen. Als dank mag ik je toch wel een kopje koffie aanbieden? Of moet je meteen terug?’ Ze keek hem vragend aan terwijl ze de trap op liep.

‘Nee hoor, we hebben de tijd aan onszelf. Ik heb best zin in een bakje.’

Even later zaten ze aan de keukentafel van de koekjes te eten die Karin had neergezet.

‘Je had toch geen zelfgebakken koekjes verwacht?’ zei ze en ze glimlachte naar Patrik.

Hij pakte een havermoutkoekje en schudde lachend zijn hoofd. ‘Nee hoor, bakken was volgens mij nooit je sterkste kant. Koken trouwens ook niet, als ik eerlijk ben.’

‘Pas op, jij,’ zei Karin en ze keek beledigd. ‘Zo erg was het heus niet. Mijn gehaktbrood vond je in elk geval wel lekker.’

Patrik trok een vies gezicht en maakte een gebaar om aan te geven dat hij dat maar zo-zo had gevonden. ‘Dat zei ik vooral omdat jij er zo trots op was. Maar om je de waarheid te zeggen heb ik overwogen om het recept voor veel geld aan de burgerbescherming te verkopen. Zodat ze iets hadden om hun kanonnen mee te voeren.’

‘Pas op, jij,’ zei Karin nog een keer. ‘Je moet niet brutaal worden!’ Toen lachte ze. ‘Je hebt waarschijnlijk gelijk. Koken is inderdaad niet mijn sterkste kant, dat zegt Leif vaak genoeg. Volgens hem heb ik überhaupt geen sterke kanten.’ Haar stem brak en er verschenen tranen in haar ogen. Spontaan legde Patrik zijn hand op de hare.

‘Is het zo erg?’

Ze knikte en veegde voorzichtig met haar servet de tranen weg. ‘We zijn het erover eens dat het beter is om uit elkaar te gaan. Dit weekend hebben we vreselijke ruzie gehad en toen zagen we in dat het zo niet langer gaat. Dus deze keer is hij voorgoed vertrokken. Hij komt niet terug.’

‘Wat vervelend om te horen,’ zei Patrik en hij liet zijn hand op de hare liggen.

‘Weet je wat nog het meeste pijn doet?’ zei ze. ‘Dat ik hem eigenlijk niet mis. Dat ik nu inzie dat alles één grote vergissing was.’ Haar stem brak weer en Patrik maakte zich zorgen over de wending die het gesprek nam.

‘Wij hadden het zo goed samen, toch? Als ik niet zo stom was geweest…’ Ze snotterde in het servet en kneep hard in Patriks hand. Nu kon hij die niet wegtrekken, hoewel hij dacht dat dat waarschijnlijk het beste zou zijn.

‘Ik weet dat jij verder bent gegaan met je leven. Ik weet dat je Erica hebt. Maar wij hadden toch iets speciaals? Is er geen kans om dat weer… dat jij en ik kunnen…’ Ze was niet in staat haar zin af te maken en pakte smekend zijn hand nog steviger beet.

Patrik slikte, maar zei toen rustig: ‘Ik hou van Erica. Dat is het eerste dat je moet weten. En ten tweede is het beeld dat jij van ons tweeen hebt niet meer dan een fantasie; een beeld dat je achteraf hebt geconstrueerd, nu Leif en jij het moeilijk hebben. We hadden het goed, maar zo bijzonder was het niet. Daarom is het gelopen zoals het liep. Het was gewoon een kwestie van tijd.’ Patrik zocht haar blik. ‘En dat weet jijzelf ook als je erover nadenkt. We bleven vooral uit gemakzucht getrouwd, niet uit liefde. In zekere zin heb je ons dus een dienst bewezen, al had ik natuurlijk nooit gewild dat het op die manier zou aflopen. Maar nu houd je jezelf voor de gek. Snap je dat niet?’

Karin begon weer te huilen, vooral omdat ze zich vernederd voelde. Patrik begreep het en ging op de stoel naast de hare zitten, sloeg zijn armen om haar heen en drukte haar hoofd tegen zijn schouder, terwijl hij over haar haar streek. ‘Stil maar,’ zei hij. ‘Het komt wel weer goed…’

‘Hoe… kun… je… zo… Terwijl… ik… me… net… belachelijk… heb… gemaakt…’ hakkelde Karin, die beschaamd probeerde haar hoofd weg te draaien. Maar Patrik bleef rustig over haar haar strijken.

‘Je hoeft je nergens voor te schamen,’ zei hij. ‘Je bent van slag en kunt op dit moment niet helder denken. Maar je weet dat ik gelijk heb.’ Hij pakte zijn servet en veegde de tranen van haar roodgestreepte wangen.

‘Wil je dat ik wegga, of zullen we onze koffie opdrinken?’ zei hij en hij keek haar rustig in de ogen. Ze aarzelde even, maar toen ontspande haar gespannen lichaam zich.

‘Als we kunnen vergeten dat ik me daarnet bijna op je heb gestort,’ zei ze kalm, ‘dan wil ik graag dat je nog even blijft.’

‘Goed,’ zei Patrik en hij ging weer op zijn eigen stoel zitten. ‘Ik heb een geheugen als een zeef, dus over tien tellen kan ik me alleen nog deze lekkere koekjes uit de winkel herinneren,’ zei hij en hij pakte nog een havermoutkoekje.

‘Waar werkt Erica momenteel aan?’ vroeg Karin, in een koorts -achtige poging van onderwerp te veranderen.

‘Ze zou aan haar nieuwe boek moeten werken, maar ze is druk bezig meer te weten te komen over haar moeders verleden,’ zei Patrik, die ook blij was om over iets anders te kunnen praten.

‘Waarom is ze daarin geïnteresseerd geraakt?’ vroeg Karin, nu oprecht nieuwsgierig, en ze pakte zelf ook een koekje.

Patrik vertelde over de vondst in de kist en dat Erica een verband had gevonden met de moorden waar het hele dorp over sprak.

‘Wat haar het meest frustreert is dat haar moeder een dagboek bijhield, maar ze heeft alleen dagboeken tot 1944 gevonden. Of ze is toen abrupt gestopt met schrijven, of er ligt ergens een stapel blauwe schriften veilig opgeborgen, maar niet bij ons thuis,’ zei Patrik.

Karin veerde op. ‘Hoe zagen de dagboeken eruit, zei je?’

Patrik fronste zijn voorhoofd en staarde haar vragend aan. ‘Blauw, dun, ongeveer zo groot als een schoolschrift. Hoezo?’

‘In dat geval denk ik dat ik weet waar ze zijn,’ zei Karin langzaam.

‘Je hebt bezoek,’ zei Annika toen ze haar hoofd om de deur van Martins kamer stak.

‘Wie dan?’ vroeg hij nieuwsgierig, maar hij kreeg direct antwoord toen Kjell Ringholm naar binnen stapte.

‘Ik ben hier niet als journalist,’ zei hij meteen en hij stak om alle kritiek voor te zijn zijn handen omhoog toen hij zag dat Martin tegen zijn bezoek wilde gaan protesteren. ‘Ik ben hier als zoon van Frans Ringholm,’ zei hij terwijl hij zwaar op de bezoekersstoel neerplofte.

‘Gecondoleerd…’ zei Martin. Hij wist niet goed hoe hij verder moest gaan. Iedereen wist immers hoe de relatie tussen vader en zoon was geweest.

Kjell wuifde Martins verlegenheid weg en stak zijn hand in zijn jaszak. ‘Dit heb ik vandaag ontvangen.’ Zijn stem was neutraal, maar zijn hand trilde toen hij de brief op het bureau legde. Martin pakte de envelop en opende die, na een bevestigend knikje van Kjell dat dat inderdaad de bedoeling was. Hij las de drie met de hand geschreven vellen papier in stilte, maar fronste diverse keren zijn wenkbrauwen.

‘Hij neemt niet alleen de schuld op zich voor de moord op Britta Johansson, maar ook voor de moorden op Hans Olavsen en Erik Frankel,’ zei Martin en hij staarde Kjell aan.

‘Ja, dat staat er,’ zei Kjell, die zijn ogen neersloeg. ‘Maar ik neem aan dat jullie al in die richting hebben gedacht, dus kan het niet als een grote verrassing komen.’

‘Ik zou liegen als ik zei dat het anders was,’ zei Martin en hij knikte. ‘Maar eigenlijk hebben we alleen concrete bewijzen voor de moord op Britta.’

‘Dan heb je hier misschien iets aan,’ zei Kjell, wijzend naar de brief.

‘Weet je zeker dat…?’

‘Dat het mijn vaders handschrift is – ja,’ vulde Kjell aan. ‘Ja, dat weet ik heel zeker. Mijn vader heeft de brief geschreven. En eigenlijk ben ik niet eens verbaasd,’ voegde hij er met een bittere toon aan toe. ‘Maar ik had nooit gedacht…’ Hij schudde zijn hoofd.

Martin keek omlaag en las de vellen nog een keer. ‘Als je het goed leest, schrijft hij op zich alleen dat hij Britta heeft vermoord. Daarna drukt hij zich wat vager uit: Ik draag schuld aan Eriks dood, en ook aan die van de man die jullie in een graf hebben gevonden dat niet het zijne had moeten zijn.’

Kjell haalde zijn schouders op. ‘Ik zie het verschil niet. Hij heeft het gewoon wat hoogdravend geformuleerd. Maar ik twijfel er eigenlijk niet aan dat mijn vader…’ Hij maakte zijn zin niet af, maar besloot die met een diepe inademing, alsof hij zijn gevoelens in toom wilde houden.

Martin las nadenkend verder: ‘Ik dacht dat ik alles kon regelen zoals ik de dingen altijd heb geregeld, dacht dat ik met één krachtdadige handeling alles kon oplossen, alles kon verhullen. Maar toen ik het kussen van haar gezicht tilde, wist ik al dat het niets had opgelost. En ik begreep dat er nog maar één alternatief overbleef. Ik had het einde van de weg bereikt. Ik was uiteindelijk door het verleden ingehaald.’ Martin keek op naar Kjell. ‘Begrijp jij wat hij bedoelt? Wat moest er verhuld worden? Over welk verleden heeft hij het?’

Kjell schudde zijn hoofd. ‘Ik heb geen idee.’

‘Ik zou deze graag even hier houden,’ zei Martin en hij zwaaide met de handgeschreven vellen papier.

‘Natuurlijk,’ zei Kjell vermoeid. ‘Je mag ze houden. Anders had ik ze verbrand.’

‘Ik heb mijn collega Gösta trouwens gevraagd om binnenkort met je te komen praten. Maar misschien kunnen we dat nu doen?’ Martin stopte de brief voorzichtig in een plastic hoesje, dat hij opzijlegde.

‘Waarover?’ vroeg Kjell.

‘Over Hans Olavsen. Ik heb begrepen dat je onderzoek naar hem doet?’

‘Wat maakt dat nu nog uit? Mijn vader geeft in zijn brief toch toe dat hij hem heeft vermoord?’

‘Dat kan zo worden geïnterpreteerd, ja. Maar er bestaan nog steeds een heleboel vragen rond hem en rond zijn dood die wij beantwoord willen zien. Dus als je iets weet, het maakt niet uit wat, waar wij misschien iets aan hebben…’ Martin spreidde zijn handen en leunde achterover.

‘Hebben jullie met Erica Falck gepraat?’ vroeg Kjell.

Martin schudde zijn hoofd. ‘Dat gaan we ook doen. Maar omdat jij hier nu toch bent…’

‘Tja, ik heb niet zoveel te melden.’ Kjell vertelde over zijn gesprekken met Eskil Halvorsen en dat hij nog geen verdere informatie over Hans Olavsen had gekregen – als hij die al zou krijgen.

‘Zou je hem nu kunnen bellen, om te horen of hij iets heeft gevonden?’ vroeg Martin nieuwsgierig en hij wees naar de telefoon op zijn bureau.

Kjell haalde zijn schouders op en pakte een beduimeld adresboekje uit zijn jaszak. Hij bladerde tot hij bij een bladzij kwam waarop een geel Post it-briefje met de naam van Eskil Halvorsen zat geplakt.

‘Ik denk niet dat hij iets heeft ontdekt, maar als je dat wilt kan ik hem wel bellen.’ Kjell zuchtte. Hij trok de telefoon naar zich toe en toetste het nummer in terwijl hij in zijn adresboekje keek. De telefoon ging diverse keren over, maar uiteindelijk nam de Noor op.

‘Goedendag, met Kjell Ringholm. Sorry dat ik weer stoor, maar ik wilde weten of…’ (…) ‘Ach zo, je hebt de foto donderdag gekregen, dat is mooi. Heb je…’

Hij knikte terwijl hij naar de man aan de andere kant van de lijn luisterde. Kjells gezicht werd steeds meer opgewonden, waardoor Martin rechterop ging zitten en de man tegenover zich aandachtig bestudeerde.

‘Dus op grond van de foto heb je…?’ (…) ‘Maar de naam was onjuist? De naam is dus…’ Kjell knipte met zijn vingers en gebaarde naar Martin dat hij pen en papier nodig had.

Martin stortte zich zo wild op zijn pennenbakje dat dat omkieperde en alle pennen eruit vielen, maar het lukte Kjell er een te vangen. Vervolgens griste hij een verslag uit Martins bakje met binnengekomen post en begon koortsachtig aantekeningen te maken op de achterkant.

‘Dus hij was geen…’ (…) ‘Ja, ik begrijp dat dit uiterst interessant is. Ook voor ons… geloof me…’

Martin ontplofte bijna van spanning en staarde naar Kjell.

‘Oké, heel hartelijk bedankt. Dit stelt de kwestie in een heel ander daglicht.’ (…) ‘Ja, dankjewel, bedankt.’ Uiteindelijk verbrak Kjell de verbinding en hij glimlachte breed naar Martin. ‘Ik weet wie hij is! Ik weet verdomme wie hij is!’

‘Erica!’

De voordeur sloeg met een klap dicht en Erica vroeg zich af waarom Patrik zo hard schreeuwde.

‘Wat is er? Staat het huis in brand?’ Ze liep naar de overloop en keek naar beneden.

‘Je moet even komen. Ik heb je iets te vertellen.’ Hij zwaaide druk en ze deed wat hij zei.

‘Ga zitten,’ zei hij en hij liep naar de woonkamer.

‘Nu word ik toch echt heel nieuwsgierig,’ zei ze toen ze allebei op de bank zaten. Ze keek hem gebiedend aan. ‘Vertel.’

Patrik haalde diep adem. ‘Je zei laatst toch dat je dacht dat er ergens meer dagboeken moesten liggen?’

‘Ja,’ zei Erica en er kriebelde iets in haar middenrif.

‘Ik was net even bij Karin.’

‘O ja?’ zei Erica verbaasd.

Patrik wuifde haar vraag afwerend weg. ‘Dat is verder niet van belang. Luister. Toevallig vertelde ik Karin over de dagboeken. En zij dacht te weten waar er nog meer zijn!’

‘Hou je me voor de gek?’ zei Erica en ze keek hem verbluft aan. ‘Hoe kan zij dat nou weten?’

Patrik vertelde verder en Erica’s gezicht klaarde op. ‘Ja, natuurlijk. Maar waarom heeft ze nooit iets gezegd?’

‘Geen idee, je moet het zelf maar gaan vragen,’ zei Patrik. Hij had zijn zin nog niet afgemaakt of Erica was al op weg naar de deur.

‘Wij gaan trouwens met je mee,’ zei Patrik en hij pakte Maja van de vloer.

‘Dan moeten jullie wel opschieten,’ zei Erica, die al op weg was naar buiten met de autosleutels in de aanslag.

Even later deed Kristina verbaasd open.

‘Hallo, wat een verrassing. Wat komen jullie doen?’

‘We komen even langs,’ zei Erica en ze wisselde een blik met Patrik.

‘Wat leuk! Kom binnen, dan ga ik koffiezetten,’ zei Kristina, maar ze keek nog steeds vragend.

Erica wachtte gespannen het juiste moment af. Ze liet Kristina koffiezetten, wachtte tot zij ook zat en zei toen met nauw verholen spanning: ‘Ik had je toch verteld dat ik mijn moeders dagboeken op zolder had gevonden? En dat ik er de laatste tijd veel in heb gelezen omdat ik erachter wilde komen wie Elsy Moström eigenlijk was?’

‘Ja, dat heb je inderdaad verteld,’ zei Kristina, maar ze vermeed het Erica aan te kijken.

‘Toen ik laatst bij je was, heb ik volgens mij ook gezegd dat ik het vreemd vond dat ze in 1944 was gestopt met schrijven en dat er niet meer dagboeken waren.’

‘Dat klopt,’ zei Kristina, terwijl ze het tafelkleed aandachtig bestudeerde.

‘Patrik ging vandaag koffiedrinken bij Karin en hij vertelde haar over de dagboeken. Hij beschreef ze ook voor haar. En zij meende zich heel zeker te herinneren dat ze dat soort schriften bij jou heeft gezien.’ Erica stopte even en keek haar schoonmoeder aan. ‘Volgens Karin had jij haar een keer gevraagd een tafelkleed uit de linnenkast te pakken, en ze herinnert zich dat ze helemaal achter in de kast een paar blauwe schriften had zien liggen waar DAGBOEK op stond. Ze nam aan dat het jouw oude dagboeken waren en zei er niets over, maar toen Patrik het vandaag over mijn moeders dagboeken had, toen… ja, toen zag ze het verband. En mijn vraag is,’ zei Erica kalm, ‘waarom je daar niets over tegen me hebt gezegd.’

Kristina zweeg lange tijd en staarde naar de tafel. Patrik probeerde niet naar hen te kijken en concentreerde zich op de bolletjes die Maja en hij zaten te eten. Uiteindelijk stond Kristina op en liep de kamer uit. Erica keek haar na en durfde amper adem te halen. Ze hoorde een kastdeur open- en dichtgaan, en even later kwam Kristina weer de keuken in. Ze had drie blauwe schriften in haar hand. Die zagen er precies zo uit als de schriften bij Erica thuis.

‘Ik heb Elsy beloofd ze te bewaren. Ze wilde niet dat Anna en jij ze te zien zouden krijgen. Maar ik neem aan…’ Kristina aarzelde, maar gaf ze toen aan Erica. ‘Ik neem aan dat er een tijd komt dat bepaalde dingen bekend moeten worden. En ik heb het gevoel dat die tijd nu is aangebroken. Ik denk dat Elsy haar toestemming zou hebben gegeven.’

Erica nam de dagboeken aan en wreef over de kaft van het bovenste.

‘Dankjewel,’ zei ze en ze keek Kristina aan.‘Weet jij wat erin staat?’

Kristina aarzelde en leek niet goed te weten wat ze moest antwoorden.

‘Ik heb ze niet gelezen. Maar ik weet het een en ander over de dingen waar Elsy over schrijft.’

‘Ik ga ze in de woonkamer lezen,’ zei Erica, die over haar hele lichaam beefde toen ze daarheen liep en op de bank ging zitten. Voorzichtig sloeg ze de eerste bladzij van het bovenste dagboek open. Vervolgens begon ze te lezen. Haar ogen vlogen over de regels, over het inmiddels bekende handschrift, toen ze deelgenoot werd van haar moeders lot en daardoor ook van dat van haarzelf. Met stijgende verbazing en ontzetting las ze over het liefdesverhaal van haar moeder en Hans Olavsen en over Elsy’s ontdekking dat ze zwanger was. In het derde schrift las ze over Hans’ vertrek naar Noorwegen. En over zijn beloften. Erica’s vingers trilden steeds heviger en ze kon de stijgende paniek van haar moeder toen ze schreef dat er dagen en weken voorbijgingen zonder dat ze iets van Hans hoorde fysiek voelen. En toen Erica bij de laatste bladzijden kwam, begon ze te huilen. Ze kon niet meer ophouden. Door haar tranen heen las ze wat haar moeder in haar mooie handschrift had geschreven:

Vandaag ben ik met de trein naar Borlänge vertrokken. Moeder kwam me niet uitzwaaien. Het begint moeilijk te worden mijn buik te verhullen. En ik wil niet dat moeder die schande hoeft te dragen. Dat is voor mij al moeilijk genoeg. Maar ik heb tot God gebeden en Hem gevraagd mij de kracht te geven om dit te doen. De kracht om de persoon af te staan die ik nooit heb ontmoet, maar van wie ik al zo intens veel hou…