Mathilde

Herenstraat, 1972

Zachtjes blies de wind tegen de houten klapdeuren. Het gepiep van de scharnieren ging door merg en been. Het werkte haar op de zenuwen. Het speet haar nog altijd dat ze die deuren niet vanaf het begin had weggedaan. Maar nu was het te laat. Haar klanten zouden het onvergeeflijk vinden als ze ze wegdeed – de meesten vonden ze een juweel voor de zaak. Nu ja, ze moest toegeven dat het houtwerk aan de bovenzijde op kunstige manier was bewerkt: met groot vakmanschap had men daar een bos Franse lelies met in hun midden een davidster gesneden.

De irritatie die ze al die tijd had ingehouden, liet ze los op de lade in het midden van de toonbank. Hoe ze ook keek tussen de rotzooi die er achteloos was ingesmeten, de fles smeerolie was nergens te bekennen. Tevergeefs schoof ze zorgvuldig de troep aan de kant. Ze kon zich niet permitteren haar zorgvuldig roodgelakte nagels te beschadigen. Met haar vlezige heupen gaf ze een duw tegen de lade. De klap die ze daarbij veroorzaakte, deed de paar vroege klanten verschrikt van hun lunch opkijken. Met een blik van ‘er is niets aan de hand’ wierp ze hun haar gekunstelde glimlachje toe, om vervolgens luidkeels te roepen: “Cynthia! Haal zo meteen een fles smeerolie! Dat gepiep van die deuren drijft me tot waanzin. Als ik me niet inhoud, ruk ik ze eerdaags nog eigenhandig uit hun voegen!”

Cynthia keek om het hoekje van de keukendeur. Haar hoofd was bedekt met een smetteloos witte doek, waar het dikke grijze haar bij haar slapen onder vandaan schoot. Ze droeg het geval ter voorkoming dat de klanten zouden klagen over haar in hun eten. “Is goed, mevrouw. Heeft u nog andere wensen? Ik ga zo meteen naar de Chinese winkel,” sneed haar schelle stem door de ruimte.

Nadat ze Cynthia nog wat kleine boodschappen had opgedragen, staarde ze verveeld voor zich uit. Het zou nog even duren voor de drukte zou aanvangen. Ze moest haar tijd zien door te komen tot de kantoren in de buurt aan hun lunchpauze begonnen. Mathilde trok de lade voor een tweede keer open. Ditmaal hoefde ze niet lang te zoeken. De nagelvijl lag pal voor haar neus. Minutieus nam ze haar keurig gevijlde lange nagels onder handen. Zolang ze zich kon herinneren, waren haar nagels haar trots geweest. De toppen moesten in een mooie ronding uitlopen. Dat was een eerste vereiste. Ten tweede was het van eminent belang dat ze goed en stevig – liefst rood – gelakt waren.

Toen ze eindelijk klaar was met haar manicure kwam Cynthia met haar armen vol zakken binnenstuiven.

“Sorry, mevrouw, de suiker was bijna overal uitverkocht. Ik heb er de halve stad voor moeten aflopen.”

“Je hebt er toch niet te veel voor betaald?”

Mathilde haalde diep adem en vulde haar longen met de heerlijke etenslucht die haar vanuit de keuken tegemoetkwam. Het kostte haar grote moeite het gerommel in haar maag, dat door het prikkelen van haar reukorgaan werd aangewakkerd, te negeren. Maar ze moest op haar figuur letten – haar restte niets dan het simpele genoegen van het opsnuiven van de goddelijke lucht.

Ze was nu zevenenzestig, en niet geheel ontevreden wat haar uiterlijk betrof. Ze had op een goede dag genoeg gekregen van het eeuwige verven en sindsdien hield ze haar grijzende haren verstopt onder een roodbruin pruikje. Het ongemakvan een constant zwetende hoofdhuid nam ze daarbij voor lief. De tijd die ze overhield door het gemak van de pruik benutte ze om haar gezicht zorgvuldig op te maken. Zelf ging ze er prat op dat de rode blushes op haar wangen haar leeftijd flink reduceerden. Mathilde zwoer bij haar korset, dat ervoor zorgde dat haar nog immer volle borsten ferm vooruitstaken. Aan dit marteltuig dankte ze ook haar slanke middel. De step-in zorgde ervoor dat haar buik niet te veel naar voren stak en gaf haar billen de hoognodige lift waarom ze in haar jeugd zo beroemd was geweest. Ze ging ‘s morgens de deur niet uit voordat ze zichzelf in de spiegel had bewonderd. Tevreden met wat ze zag, zei ze dan tegen haar spiegelbeeld: “Wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert.” Ze mocht er nog wezen, al met al.

Cynthia vulde de glazen vitrine met de ene dampende schotel na de andere. Een keur aan toespijs ging aan Mathildes ogen voorbij. Sappige reuzengarnalen gestoofd in kerrie, mals gestoofde stukken rundvlees, gebakken kip met stukjes rode paprika, sardines op een bed van fijngesneden uitjes en ‘madame Jeanette’ – de beruchte hete gele peper – spiegeleieren die met hun gele hart uitnodigend naar haar lonkten en nog veel meer lekkernijen.

Van trots vervuld keek Mathilde de kleine gezellig ingerichte ruimte rond. Alles was door Cynthia grondig schoongemaakt. Zelfs in de kleinste hoekjes was geen vuiltje te bekennen. Wie had ooit kunnen denken dat ze het als zakenvrouw nog zo lang zou volhouden!

De witte houten muren met geschilderde tropische taferelen en kunstig houtsnijwerk – gemaakt door boslandbewoners! – konden binnenkort wel een likje verf gebruiken. Jammer genoeg eiste het onderhoud van houten gebouwen zoals het hare veel geld.

Van de acht tafels was er momenteel slechts één bezet – door een groep van vijf Jantjes.

Het gepiep van de klapdeuren trok haar aandacht. Van woede beet ze op haar onderlip toen ze Maxi Linder in haar bonte verschijning zag binnenkomen. De kimona met grote bloemmotieven reikte tot iets boven het groezelige verband aan haar enkels. Zeer tot Mathildes ongenoegen schoten de honden vrolijk kwispelend langs haar benen naar binnen.

Gedurende een ogenblik bleef Maxi als een onheilsbode in de deuropening staan. Als een aasgier doorzocht ze met haar zwarte kraalogen de ruimte. Uit alles bleek dat ze op bedeltocht was. Toen ze de groep Jantjes zag zitten brak de zon door op haar gezicht, en zonder Mathilde een blik waardig te keuren haastte ze zich naar hun tafel toe, precies op het moment dat Cynthia met een nog warme fiadu binnenkwam. Cynthia zette de schaal neer en maakte rechtsomkeert, maar niet nadat ze een veelbetekenende blik in de richting van Mathilde had geworpen. Voor ze weer door de keukendeur verdween, draaide ze onheilspellend met haar ogen in de richting van Maxi Linder.

Mathilde vloekte inwendig en slikte de zilte bloedsmaak weg. Zo kort voor de drukte was dit wel het laatste waarop ze zat te wachten. Aangezien ze haar verzoek de zaak te verlaten net zo goed tot de houtluizen in de muur kon richten, hoopte ze maar dat ze uit zichzelf niet al te lang zou blijven hangen.

Kwispelend lieten de honden zich door de matrozen aanhalen. Die Nederlanders hadden toch rare gewoonten. Tijdens het eten die smerige honden aanraken! Dat ze Maxi Linder in haar zaak moest verdragen was één ding. Die vieze honden op de koop toe nemen ging haar toch echt te ver. Honden hoorden buiten.

“Max, je wéét dat ik die honden liever niet in mijn zaak heb. Dat kan ik mijn klanten niet aandoen…”

Maxi’s ogen rolden in hun kassen. “Ach, Agutobo, mens, die honden zijn schoner dan het gros van die lui die je hier binnen krijgt. En wat lul je nou eigenlijk? Alsof je zelf zo fris bent! Dat toneelspel voer je maar voor een ander op.”

Mathilde voelde hoe het bloed van haar hals naar haar gezicht kroop. Elke keer weer nam Maxi haar de wind uit de zeilen door te zinspelen op een periode uit haar leven waaraan ze liever niet herinnerd wilde worden. Hoe moest ze dit redden? “Doe niet zo moeilijk en stuur die beesten alsjeblieft naar buiten. Ik wil geen vlooien in mijn zaak. En ik heet Mathilde.” De moeite die het haar kostte haar stem zo redelijk mogelijk te doen klinken, ontnam haar bijna de adem. Koste wat het kost moest ze een woedeaanval van Maxi Linder zien te voorkomen. Ze zou er absoluut geen rekening mee houden dat er klanten in de zaak waren. Bij God, ze zou het flink op haar boterham krijgen! Pindakaas, ham, jam en wat voor toespijs haar maar te binnen schoot zou Maxi haar opdienen. Al haar ingewanden zouden over straat verspreid liggen.

Maar het vooruitzicht dat er bij de Jantjes wat te halen viel, had Maxi blijkbaar gunstig gestemd. Ze gebaarde naar de honden om haar woorden kracht bij te zetten: “Mars, jullie! Naar buiten!” Ze hoefde het geen twee keer te zeggen. Stuk voor stuk verdwenen de honden naar buiten, om als lijfwachten op de stoep keurig in het gelid op haar te wachten.

Mathilde slaakte een zucht van verlichting. Het kwam niet vaak voor dat Maxi Linder zich zonder strijd ergens toe liet overhalen. Onder de toonbank vouwde ze haar handen en ze bad in stilte vurig tot God dat Maxi Linder niet lang bleef hangen. Ze had er alles voor over dat ze de zaak verliet voordat de grote drukte begon.

“Geef me een kwartje,” zei Maxi tegen de Jantjes en stak haar geopende hand naar hen uit.

“Max, je bent onverbeterlijk! Kun je niet wat anders verzinnen dan dat eeuwige ‘geef me een kwartje’ van je?”

“Ik wil wel om een gulden vragen, maar dan is het ook weer niet goed, ghèghèghèèè…”

“Zo kennen we je weer, Max!” De Jantjes hingen bij elkaar over de schouders en schudden van het lachen.

Achter de toonbank stond Mathilde zich te verbijten. Ze zag geen reden tot lachen. De Jantjes zagen het gebedel van Maxi Linder als een spel. Maar het was domweg chantage. Als Mathilde haar iets weigerde, dreigde ze altijd haar vuile was buiten te hangen. Ze zou niet nalaten haar de tijd dat ze als Agutobo door het leven ging onder de neus te wrijven. Ze was er na al die jaren nog niet in geslaagd het verleden te laten rusten.

“Max, luister,” begon er een, “volgens mij ben je al steen- en steenrijk van al die kwartjes die je bij elkaar loopt te bedelen. Het wordt tijd dat je er iets voor terugdoet.” Hij deed moeite zijn gezicht in de plooi te houden, en stootte de collega naast hem aan.

“Er iets voor terugdoen?” Ze keek de groep rond.

De grimas die op haar gezicht verscheen en die als uitdagend bedoeld was, werkte ondanks Mathildes stemming op haar lachspieren. Maar tot haar ontsteltenis pakte Maxi haar rok vast en begon die langzaam langs haar benen omhoog te stropen. Mathilde sloeg haar ogen ten hemel en prevelde een volgend gebed. Dacht dat mens soms dat ze met dat lijf nog steeds in staat was mannen te verleiden?

“Max, zo kan-ie wel weer,” lachte een van de Jantjes, die ouder was dan de rest. Hij sjorde haar rok omlaag en weerhield haar ervan zichzelf verder voor schut te zetten. “Ben je daar niet een beetje te oud voor, Willemientje?” vroeg hij.

“Oud? Oud? Misschien ben ik oud, maar nog lang niet koud. Zie je dit lijf?” Ze liet haar handen langs de contouren van haar lichaam glijden. “Dit lichaam heeft meer mannen verwerkt dan het aantal haren dat de paus op zijn hoofd heeft.”

“Het is te hopen dat de paus niet zo oud is dat hij al zijn haren op zijn hoofd kwijt is, Maxi,” lachte hij.

Ze maakte een tjoerie en duwde hem speels tegen het hoofd. “Waar blijft mijn kwartje?” vroeg ze toen de rust weer enigszins was teruggekeerd.

Een van de Jantjes viste een kwartje uit zijn zak. Hij hield het als een soort lokaas voor haar gezicht. “Die is voor jou. Maar eerst moet je ons een van je anekdotes vertellen.”

“Ja, Max, laat eens wat horen!” spoorde een van de anderen haar aan.

Maxi genoot zichtbaar van de aandacht. “Er zijn zoveel verhaaltjes. Welke willen jullie horen?”

“Die van Willempie. Kennen jullie die van Willempie? Hou je vast!”

Mathilde kon zich niet meer herinneren hoe vaak ze het verhaal al had moeten aanhoren. Wanneer hield die voorstelling nu eindelijk op? Het leek wel alsof ze een bar runde in plaats van een behoorlijke lunchroom, zo gingen ze tekeer!

Maar Maxi was natuurlijk al begonnen, “…op een dag kreeg ik een klant die zich voorstelde als Willem. Nadat we het gedaan hadden, zei hij doodleuk: ‘O ja, ik heb een kleinigheid voor je achtergelaten. Na negen maanden noem je hem maar Willempie.’ Toen hij op het punt stond de deur uit te gaan zei ik: ‘Voor ik het vergeet, ik heb een kleinigheid voor je achtergelaten. Noem hem maar Druipie…’”

De Jantjes roffelden met hun vuisten op tafel van het lachen. Mathilde vergat een moment haar kwaadheid, ook al hoorde ze het verhaal nu voor de zoveelste keer. Ze kon het niet helpen – een heftige lachbui schudde haar lichaam door elkaar. Ze hield zich aan de rand van de toonbank vast om te voorkomen dat ze van haar kruk afviel. Haar gelach werd overstemd door Cynthia’s typische ‘Ghèghèghèwoeiiiiii…!’ dat haar vanuit de keuken tegemoetkwam en nog eens extra op haar lachspieren werkte. Plotseling greep ze naar haar buik. Ze klemde haar tanden op elkaar om het niet uit te gillen van de pijn. Dat verdomde korset ook…

Maxi stak haar borsten naar voren en straalde bij het zien van het effect dat haar verhaal telkens weer had.

“Max, je bent onverbeterlijk!” riep het Jantje en reikte haar het kwartje aan. “Hier, die is voor jou… Wacht even…” Zijn hand verdween in zijn zak. “Hier heb je er nog twee. Je hebt ze ruimschoots verdiend.”

Mathilde was naast haar kruk gaan staan – op die manier kon ze de druk van het korset, waarvan de onderste rand in het vlees van haar buik sneed, beter verdragen.

Maxi knoopte de kwartjes in haar zakdoek, die ze vervolgens diep in haar decolleté wegstopte.

Mathildes hoop dat ze zou vertrekken wanneer de buit binnen was, werd ruw verstoord. Nee, Maxi pakte een stoel en schoof onuitgenodigd bij de Jantjes aan tafel.

“Sinds de dag is opgestaan, is mijn maag zo leeg als mijn portemonnee. Wie koopt er een broodje voor me?”

“We hebben nu wel genoeg geld aan je besteed, Max,” zei een van de Jantjes met duidelijke irritatie in zijn stem.

Hierop wendde Maxi langzaam haar blik in de richting van Mathilde.

De woede die ze voelde opkomen, deed haar handen naar het grote broodmes glijden dat naast de fles met zuurgoed lag. Dit noemde je nou ordinaire chantage. Het liefst had ze het mes dwars door Maxi’s hoerige strot gestoken. Maar in plaats van haar gedachten ten uitvoer te brengen, vroeg ze met haar tanden op elkaar geklemd: “Wat wil je op je brood?”

“Doe me maar een broodje met garnalen,” zei Maxi Linder luchtig. “En maak er vast ook eentje met sardien klaar. Voor onderweg. Niet te veel peper, daar kan mijn maag niet tegen.”

“Moet je er niet een soft bij?” vroeg Mathilde met een stem die droop van nauwelijks verholen sarcasme.

“Is goed. En als je in de keuken nog wat resten overhebt, mag je die voor me inpakken. Neem ik mee voor de honden.”

Mathilde probeerde haar woede in toom te houden, met als resultaat dat haar longen zich vulden met een veel te grote stoot zuurstof. De spieren van de hand waarmee ze het broodmes vasthield, verstevigden hun greep op het kunststof handvat. Tevergeefs trachtte ze het trillen van haar hand tegen te gaan. Het goudbruine puntje was geen partij voor het meedogenloos scherpe broodmes. Zonder moeite verdween het metaal in de geurige witte buik. Terwijl de geur van vers brood haar neusvleugels bereikte, ging ze in gedachten terug naar de periode uit haar leven die ze mede dankzij Maxi Linders alomtegenwoordigheid nooit definitief achter zich kon laten. Maxi bestond het haar er steeds opnieuw aan te herinneren dat ze ooit Agutobo werd genoemd. Destijds was het gebruik van allerlei krakkemikkige huismiddeltjes de enige manier waarop zij zich konden beschermen tegen zwangerschap en andere onplezierige gevolgen van het vak. Huiverend dacht ze terug aan de momenten dat ze voor iedere klant een buikje met tabaksresten van een half opgerookte sigaar bij zichzelf naar binnen bracht. Het branderige gevoel dat daarmee gepaard ging en waarbij de tranen haar in de ogen sprongen, het gevoel van onmacht bij de ontelbare keren dat ze zich ondanks alle voorzorgsmaatregelen tegen geslachtsziekten had moeten laten behandelen, de vele keren dat ze zich had moeten laten aborteren… de bezoekjes in groezelige optrekjes op duistere achtererven, waar oude vrouwtjes haar met hun vervaarlijke breinaalden van haar probleem afhielpen… ondraaglijke pijnen en koortsen hadden haar weken na zo’n behandeling aan haar bed gekluisterd… Het waren praktijken die verschillende meisjes die zij kende met de dood hadden moeten bekopen. Zij die voor de Tweede Wereldoorlog nog geen kinderen hadden, hebben daarna nooit meer kinderen gekregen. De oorzaak daarvan werd pas veel later bekend toen men erachter kwam dat veel vrouwen onvruchtbaar waren dankzij chlamydia, een geslachtsziekte die de Amerikaanse soldaten het land in hadden gebracht. Aanvankelijk had ze deze stelling naar het rijk der fabelen verwezen, maar toen ze begreep dat ze net als de meeste meisjes een dooie baarmoeder aan de oorlog had overgehouden, moest ze wel toegeven dat er een kern van waarheid in school. Sommige meisjes gingen ervan uit dat ze hun onvruchtbaarheid dankten aan de ontelbare onverantwoorde onderbrekingen van hun zwangerschap. Het was niet alleen de breinaald die werd aangewend. Sommige meisjes schuwden het niet om zich van de trap te laten vallen. Ze gingen soms zelfs zover dat ze iemand op hun buik lieten springen. In het uiterste geval kon men een greep doen uit de ontelbare drankjes die er voor dit doeleinde te krijgen waren. En dan had je nog de Javaanse vrouwen die de kunst verstonden om je baarmoeder zodanig te kantelen dat het zaad de baarmoederhalsopening niet bereikte… Eén keer had Mathilde zo’n pijnlijke behandeling ondergaan. Ze had er bijna het bewustzijn bij verloren. Bij die ene behandeling had ze het gelaten. En ze dankte God nog altijd op haar blote knieën dat ze voor het uitbreken van de oorlog gezegend was met twee gezonde kinderen.

Ze had goed geld verdiend met het verkopen van haar lichaam. Naast Maxi Linder was ze een van de succesvolste hoeren van haar tijd. Het verschil was dat zij altijd op zeer discrete wijze haar geld verdiende. En met die verdiensten was ze in staat geweest haar kinderen goed onderwijs te bieden en de rest van haar familie financieel te ondersteunen. Van het geld dat ze overhield, leefde ze zuinig en de rest verborg ze onder de vloer van het eenvoudige woninkje dat ze met haar moeder deelde. Totdat ze genoeg gespaard had om het winkelpand met bovenliggende ruime woning aan de Herenstraat te kopen. De huur die ze trok voor de vier woningen op het achtererf vormde een goede aanvulling op het geld dat ze als hoer verdiende.

De discrete manier waarop ze haar beroep had uitgeoefend, had haar de gang naar Katwijk bespaard. Toen ze zich realiseerde dat meisjes die ze kende zomaar van straat werden gepakt, begon ze haar leven op een rijtje te zetten. Dit kon ze haar kinderen toch niet aandoen? Straks zouden ze hun moeder voor een tijd moeten missen…! Ze besloot drastisch in te grijpen. Met haar namen meerdere meisjes het besluit met het leven te kappen. Degenen die gespaard hadden, gebruikten hun geld om een nieuw leven voor zichzelf op te bouwen. Anderen lieten zich door een man uit het leven halen. Sommigen vertrokken zelfs met de man van hun leven naar Nederland.

Het werd haar koud om het hart als ze naar Maxi Linder keek. Dat een vrouw van haar kaliber moest zien rond te komen met bedelen en chantage! Dat ze het zover had laten komen! Wat was er met haar gebeurd?

Hetgeen haar overkomen was, vernam Mathilde uit haar eigen mond daags na het incident. Cynthia maakte aan het eind van de middag aanstalten de zaak te sluiten toen Maxi Linder binnenkwam.

“Heb je een soft voor me? Mijn keel is zo droog als schuurpapier.” Maxi negeerde Cynthia, die haar scheef aankeek, en liep regelrecht naar de plek waar Mathilde bezig was de kas op te maken.

Mathildes nieuwsgierigheid was gewekt toen ze via de smoelcourant had gehoord dat Maxi Linder overal rondbazuinde met pensioen te gaan. Tegen haar gewoonte in keek ze ditmaal vol ongeduld uit naar een van Maxi Linders ‘afpersbezoekjes’.

Ze duwde de kas met een klap dicht en riep opgeruimd: “Max, vrouwtje, kom verder! Wat geeft het leven? Ik heb je een tijdje niet gezien…”

Ze negeerde de verbaasde blikken van Cynthia en commandeerde: “Zet een soft neer voor vrouw Max, dan kun je naar huis. Ik sluit verder wel af.” Ze schraapte haar keel. “De muren hebben oren, als je begrijpt wat ik bedoel,” zei ze nadat Cynthia vertrokken was.

Maxi knikte samenzweerderig. “Ik heb niets te verbergen. Jij bent tegenwoordig een bigi mevrouw, dus ik kan me voorstellen dat je je stank niet op straat wil hebben,” lachte ze.

Mathilde stelde Maxi’s opmerking niet erg op prijs, maar om de sfeer niet te verpesten lachte ze zo ongedwongen mogelijk mee. Om niet meteen met de deur in huis te vallen, roerde ze een onderwerp aan waarvan ze wist dat het Maxi interesseerde. “Is het je de laatste tijd ook opgevallen hoeveel buitenlandse meisjes het werk doen?”

“Vrouw, dat hoef je niet zo zacht te zeggen. Als het zo doorgaat is er voor de meisjes op straat geen droog brood meer te verdienen. De meeste mannen kiezen tegenwoordig voor de meisjes die in die clubs werken. En daar nemen ze alleen maar buitenlandse meisjes aan. Die zijn minder vrijpostig. Ze komen uit landen als Santo Domingo en Venezuela, waar ze het heel arm hebben.”

“Als ik eerlijk ben, kan ik me voorstellen dat die mannen liever naar die clubs gaan. In onze tijd wisten we hoe je je te kleden en te gedragen had. Kijk hoe ze er tegenwoordig bij lopen! En die zware termen die er uit hun mond komen. Au!”

“Dan hebben we het nog niet over die souteneurs. Heb je die schoenen gezien die ze de laatste tijd dragen? Het lijken wel steltlopers. Met het geld van die meisjes maken ze mooie sier. En waar ik me vooral aan erger, is dat ze bij de eerste de beste windvlaag op hun gat vallen. Aan dit soort lege schepen ben ik de meesten van mijn meisjes kwijtgeraakt. Bij mij waren ze beter af. Het probleem van die meisjes van tegenwoordig is dat ze met hun gat denken.”

Mathilde deed een paar passen achteruit om het speeksel te ontwijken dat zich op Maxi’s lippen had gevormd.

“Wat mij het meest pijn doet, is dat die meisjes van tegenwoordig niet te vertrouwen zijn. Wat voor streken ze heden ten dage niet uithalen om die mannen het geld uit hun zakken te persen…!”

dm’tori.”

“Ze nemen hun klanten mee naar kamers waarin ze een speciale wand hebben laten aanbrengen. Op deze wand laten ze de klant zijn kleding hangen. Daarachter houdt de pooier zich schuil. In het vuur van het spel kuchen ze op een afgesproken manier. De onverlaat pakt de portemonnee uit de broekzak en maakt zich daarmee uit de voeten. Als de klant na afloop niet kan betalen, wordt de pooier erbij geroepen. Om te voorkomen dat men hen van diefstal beschuldigt, wordt de arme man dan ook nog eens afgeranseld.”

“Als dat waar is kan ik me voorstellen dat ze liever naar de clubs gaan.”

“Wat ik je zeg. Op die manier verpesten ze een mooi beroep. Daarom waarschuw ik de kapiteins van de schepen altijd voor de gevaarlijke plekken in de stad. Ik zeg altijd hoe de meisjes heten die dit soort streken leveren. Zo’n mooi vak en ze richten het helemaal te gronde…!”

“Wil je nog een soft? Je keel zal wel droog zijn van al dat praten.”

“Ik vroeg me al af wanneer je me nog wat te drinken zou aanbieden.”

“Sinds wanneer ben jij te bescheiden om ergens om te vragen?” lachte Mathilde terwijl ze naar de koelkast liep.

“Je hebt gelijk. Daar kennen we elkaar te lang voor. Kijk, hoe je het ook wendt of keert, we zijn twee oude kapumeids.”

Maxi kon het niet laten toespelingen te maken op haar verleden, en het ergste was dat ze hen altijd op één lijn stelde. Maar haar nieuwsgierigheid was nu lang genoeg op de proef gesteld. Terwijl Maxi Linders lach nog weerklonk, vuurde ze de vraag die al die tijd op haar lippen brandde op haar af: “Maar wat hoor ik, Maxi? Je gaat met pensioen? Ghèghè – ” De lach die onder haar middenrif begon, bleef halverwege steken. De uitdrukking op Maxi Linders gezicht voorspelde niet veel goeds. Haar ogen leken opeens vele malen donkerder dan ze waren. De randen verdronken in het traanvocht dat ze nog net binnen wist te houden.

“Het zijn die mannen van tegenwoordig. Beesten zijn het. Vandaar dat mijn voorkeur in alle opzichten naar de blanke man uitgaat. Hij betaalt goed, hij werkt goed.” De woorden kwamen vlot en kordaat uit haar mond.

Even wist Mathilde niet waar ze moest kijken. “Zal ik een glas water voor je neerzetten?” waren de enige woorden die haar op dat moment te binnen schoten. Ze kende Maxi zowat haar hele leven, maar dit was de eerste keer dat ze haar in zo’n stemming meemaakte.

“Dit was de ergste veldslag uit mijn loopbaan,” zei Maxi Linder nadat ze het lege glas op de toonbank had gezet. “Bloedend als een rund liet die klootzak mij achter.”

“Kende je hem?” vroeg Mathilde nieuwsgierig.

“Kennen, kennen, niet echt. Wel van zien, op straat, je weet wel. Hij hield zich vaker op in de Watermolenstraat. Ik had zijn grootmoeder kunnen zijn. Een van die armoedzaaiers die het zich niet kunnen permitteren naar die meisjes van die nieuwe clubs te gaan.”

“Maar wat is er dan eigenlijk gebeurd?”

“Vanaf mijn vaste plek naast de jukebox zag ik hoe hij tevergeefs probeerde deals te sluiten met wat meisjes. Buiten voor de bar klampte ik hem aan.”

“Welke bar?”

“De Roxy.”

“Maar mi Gado, Maxi, wat heb jij op jouw leeftijd nog in zulke bars te zoeken?”

Als door een wesp gestoken, deinsde Maxi Linder achteruit. Klaar om haar tegenstander met huid en haar te verslinden. “Mi na mifefi sensi mi e suku! En wat is er mis met mijn leeftijd?” Ruw pakte ze haar borsten vast en duwde ze in de richting van Mathilde. “Voel! Voel! Er is niets mis met mijn lijf! Ze zijn nog zo ferm als een rijpe pompelmoes!”

Mathilde deed weer een paar stappen naar achteren. Deze vrouw schuwde non-verbaal geweld niet. Mathilde zou die houten kruk nooit vergeten. “Maak je niet zo druk. Ik spreek alleen maar mijn bezorgdheid over jou uit. Natuurlijk weet ik dat er niets mis is met je lijf. Niet voor niets heb jij het van alle meisjes het langst volgehouden…!” Ze wist dat Maxi gevoelig was voor dit soort ‘complimenten’.

“Je hebt gelijk: alleen deze motyo-meid heeft er vijftig dienstjaren op zitten.” Ze zwol van trots en sloeg zich vergenoegd met de vlakke hand op de borst. Het geluid overstemde het gerinkel van haar gouden armbanden. “Waar was ik gebleven? Ik klampte hem dus op straat aan. Ik wreef me wulps tegen hem aan en bewerkte met mijn handen zijn Johnnyman. Hij voelde zwaar aan, maar ik dacht: deze meid heeft voor hetere vuren gestaan. Eerst duwde hij mijn hand nog weg, maar op een gegeven moment kon hij mijn ervaren aanpak niet langer weerstaan. Als ik het zo inschatte, had hij niet genoeg geld bij zich. Een andere reden om hem af te wijzen, kon ikme niet voorstellen.”

Hoe ernstig Maxi’s relaas ook mocht klinken, Mathilde kon haar lachen niet inhouden. “O, Maxi, je maakt me dood! Sorry…”

Maxi wuifde haar verontschuldiging weg. “Ik kan er nu gelukkig zelf ook om lachen. Maar we namen dus een kamer in een van die hotels daar. Pas toen hij boven op me lag, realiseerde ik me waarom die meisjes hem hadden afgewezen. Maar toen was het te laat. Als een bezetene ging hij op me tekeer. Ik probeerde me uit alle macht te verzetten. Ik had natuurlijk wel om hulp kunnen roepen, maar dat was mijn beroepseer te na. De klant is immers koning. En wat zou men wel niet van me denken? Die oude vos is haar haren aan het verliezen… Dus koos ik voor de pijn. Pijn gaat altijd weer over. Voor het eerst in mijn leven was ik bang voor een man.”

Mathilde sloeg haar armen om zich heen. Ze had haar leven op tijd een andere wending gegeven, alleen daarom waren zulke afgrijselijke toestanden haar bespaard gebleven…

Maxi’s vingers hadden zich tijdens het vertellen vastgeklauwd in de toonbank. Haar strijdlustigheid leek wel geheel uit haar lijf verdwenen. Waar ze voorheen steeds als een boog gespannen was, liet ze nu haar schouders hangen als een geknakt juk. Mathilde kon met moeite de drang onderdrukken haar vast te houden – Maxi had dit alles aan haarzelf te wijten. “Maxi, kijk toch alsjeblieft uit! Vroeger was dat anders. De tijd dat je tot laat in de avond over straat kon gaan zonder dat je ergens bang voor hoefde te zijn, ligt ver achter ons. Die jongens van tegenwoordig maken geen grappen. Een mensenleven is niets meer waard. En zeker met al dat goud op je lijf zou ik voorzichtig zijn.”

“Nu ik gestopt ben met werken, hoef ik me wat dat betreft geen zorgen meer te maken. Met Gods wil kan mij niets meer gebeuren.”

“Dus je hebt werkelijk besloten met pensioen te gaan?”

“Ja.”

Dit was het kortste antwoord dat ze Maxi ooit had horen geven. “Waar ga je dan van leven?”

Een moment lang staarde Maxi voor zich uit. Ze zuchtte diep. “Van mijn pensioen.”

“Maar wie gaat dat pensioen van je betalen?”

Maxi’s blik boorde zich dwars door haar heen. Toen zei ze, langzaam en op fluistertoon: “Als ik mijn mond opendoe over wat ik weet van verschillende zogenaamde ‘respectabele lieden’ in deze stad, schudt de wereld op zijn grondvesten. Ze hebben er baat bij dat ik mijn mond hou, dus zullen ze wel voor me zorgen ook.”

Mathilde sloeg haar ogen neer. Over de hele lengte van haar rug liep een ijskoude rilling.