Howard

Watermolenstraat, 1942

Aan het eind van de middag arriveerde zijn bataljon in de stad. Vol verwachting sprong hij voor het hoofdkwartier van de Amerikaanse strijdkrachten uit de legertruck die hen naar de stad had vervoerd. Na de post en soldij in ontvangst te hebben genomen, waren ze tot tien uur vrij om de bloemetjes buiten te zetten.

Als een zwerm hongerige sprinkhanen verspreidden ze zich over de stad. Ze stilden de honger met liters bier, dat in overvloed te krijgen was in de cafés aan de Maagden-, Keizers-, Jodenbree-, Watermolen- en Domineestraat, de Waterkant, Heiligeweg en Knuffelsgracht.

Het was vrijdagavond en ze werden enthousiast ontvangen door de in de cafés aanwezige meisjes. Begerig graaide Howard met zijn vingers in het tegen hem aangedrukte vlees. Hij nam zijn tijd met het maken van een keus uit het overvloedige aanbod. Het einde van de avond was nog lang niet in zicht – hij hoefde zich niet te haasten. Hij maakte zich los uit de omhelzing.

“Kom, laten we naar de Watermolenstraat gaan. Daar is het pas echt genieten,” zei hij ten slotte tegen de twee maten die bij hem waren in de Cosmopolitan.

De drukte die in de Watermolenstraat heerste, deed hem denken aan de viering van Independance Day. De broeierige warmte gaf het geheel iets vertrouwds, het riep bij hem herinneringen op aan de typische zwoele zomeravonden thuis. De bouwstijl van de cafés en de daarboven gelegen woonhuizen had veel weg van de wijze waarop men in het zuiden van Amerika bouwde. De uit een of meerdere verdiepingen bestaande gebouwen waren symmetrisch van opzet, opgetuigd met bakstenen stoepen, dubbele deuren, grote dakkapellen, balkons en galerijen. Verrassend vond Howard de doorkijk van de ene galerij of stoep naar de volgende.

Het aantal varianten van bakstenen stoepen en ijzeren balustraden was groot. De stoepen hadden verschillende vormen, waarvan alle segmenten gemaakt waren uit geslepen baksteen. Ook de versiering van het houtwerk gaf blijk van grote kundigheid. Sommige gebouwen waren voorzien van fraaie panelen boven de dikke forse deuren. Howard was diep onder de indruk.

Vanuit de overvolle cafés waaraan de straat zo rijk was, waaiden flarden jazzmuziek naar buiten. Rondom hem zochten vrolijk lachende militairen zich een weg in de menigte. Het zag groen van de uniformen. En overal tussendoor krioelden de nachtvlinders in hun bonte en uitdagende kleren, vrolijk fladderden ze van groen tot groen op zoek naar honing.

De nauwsluitende paarse jurk van crêpe georgette was bij de laag uitgesneden hals afgewerkt met een strook witte ruche organdie. Aan de zware gouden botoketi om Maxi Linders hals bungelde een klomp goud en de straatverlichting werd weerkaatst in de twee paar zware, gouden armbanden die haar polsen sierden.

Met opgeheven hoofd en haar blik op oneindig kwam ze vanuit de richting van Waterkant gelopen. Vrolijk kwispelend zochten de honden die haar vergezelden hun weg tussen de ontelbare benen.

Bij elke stap zoog de jurk zich aan haar vormen vast. De aanblik van de zachte welving van haar buik en de weldadige vormen van haar dijen deden de haren in Howards nek recht overeind staan. Ondanks de broeierige warmte parelden koude zweetdruppels op zijn voorhoofd. Het was net alsof er ergens van binnen een kraan was opengezet – uit al zijn poriën stroomde het zweet naar buiten. Door de mengeling van opwinding en afkeer raasde het bloed zo snel door zijn lijf dat zijn oren ervan suisden. Zijn keel was kurkdroog.

In het kamp werd er met gemengde gevoelens over haar gesproken. Sommigen spendeerden een groot deel van hun soldij aan haar. Als je de verhalen moest geloven, verdiende ze zoveel geld dat ze in staat was als een soort vrouwelijke Robin Hood arme kinderen de kans te bieden om een opleiding te volgen. Hij had sommige soldaten haar wel eens liefkozend ‘de koningin der hoeren’ horen noemen.

Als geen ander wist Howard dat ze haar roem niet alleen dankte aan het feit dat ze in staat was een volwassen man om zijn moeder te doen smeken. Door haar toedoen had hij negen maanden in de gevangenis gezeten. Ze ging prat op het feit dat ze de eerste hoer was die een Amerikaan de gevangenis in geholpen had. In plaats van het aangeboden zwijggeld te accepteren, had ze het Amerikaanse leger getart met haar gedrag. Aan eenieder die het horen wilde, vertelde ze dat ‘die beesten hun welverdiende straf niet zouden ontlopen’. Ze deed geen moeite de striemen te bedekken die haar hals als een dieppaars collier sierden. Het leek wel alsof ze trots was op de stille getuige van die onheilsnacht.

Hij was met Brad op stap gegaan, en ze hadden zowat elke tent die de stad rijk was van binnen gezien. Halverwege de avond had Maxi Linder zich bij hen gevoegd. Na een wilde rit door de stad waren ze op de ver van de stad gelegen ‘Weg naar zee’ beland. Dat ze onderweg geen brokken hadden gemaakt, kwam louter en alleen doordat er op dat tijdstip geen levende ziel op de weg te bekennen was geweest. Beneveld als hij was door de alcohol kon Howard onder het rijden met moeite zijn handen thuishouden. Telkens opnieuw was de jeep in de greppel langs de weg terechtgekomen. Toen hij zijn hormonen niet meer in bedwang kon houden, bracht hij de jeep aan de kant van de weg tot stilstand.

De ruige omhelzing van het land door het zeewater veroorzaakte een hels lawaai. Terwijl de mannen zich vol ongeduld te goed deden aan de hun aangeboden glorie van de koningin van Paramaribo, likte de koele zilte zeewind begerig aan hun naakte lichamen. Het zout dat op haar huid achterbleef mengde zich met het speeksel van Howards gulzige tong. Gretig boorden zijn vingers zich in haar vlees. De kreten die ze de nacht in stuurden, gingen verloren in het geraas van de natuur.

“Help me even met mijn rits!” Om zich verstaanbaar te maken, had Maxi Linder haar hand als een toeter voor haar mond gezet. Howard was reeds aangekleed. Hij liep naar Maxi toe, die gevangen was in het licht van de koplampen. Ze keerde hem haar rug toe. De rits van de gele gekreukte satijnen jurk kwam tot net boven haar billen. Als een tweede rits was haar wervelkolom zichtbaar tussen de opengevallen jurk, waarvan de klokkende rok tot onder haar knieën reikte.

Haar opgestoken haar zat compleet in de war en was bezaaid met grassprietjes. Howards aandacht werd vooral getrokken door de drie zware gouden kettingen die om haar hals hingen. De geuren van aarde en Héliotrope streelden zijn neusvleugels terwijl hij langzaam de rits omhoogtrok. Maxi Linder hield afwachtend haar hoofd gebogen.

De gouden kettingen blonken in het licht dat de auto verspreidde. Voordat hij in dit land kwam, had zijn contact met zwarte vrouwen niet verder gereikt dan de dienstmeisjes in de huishoudens van blanke gezinnen. Voor hen zou het bezit van de kettingen die aan Maxi’s hals prijkten voor eeuwig een droom blijven.

Thuis was het leven tussen blank en zwart zeer strak gescheiden. In het begin was hij al onpasselijk geworden bij alleen het idee het met een zwarte vrouw te doen. Naargelang de tijd vorderde begon hij echter te begrijpen dat het alternatiefvoor masturberen betekende dat hij zich over zijn afkeer heen zou moeten zetten – er was nu eenmaal niets anders voorhanden.

Hij had de rits nu tot aan haar nek gesloten. Zijn vingers rustten tegen het koele metaal. Voordat ze die avond aan de wilde rit waren begonnen, hadden zij reeds met haar afgerekend. Het geld dat ze kregen als vergoeding voor hun gedwongen verblijf in dit godvergeten oord, bekostigde de pracht die nu haar hals sierde.

Howard ervoer het verblijf in Suriname als een straf. Van jongs af aan had hij ervan gedroomd bij het leger te gaan. Zijn verwachtingen ten aanzien van oorlogvoeren spoorden niet bepaald met hetgeen hij hier aantrof. Geen moment had hij erbij stilgestaan dat oorlog kon betekenen: uitkijken naar het weekend, waarin je zoveel vrouwen kan neuken als je maar aankunt.

In eerste instantie had hij gedacht dat ze naar Europa zouden gaan. Hem was verteld dat Suriname een deel van Nederland was. Groot was zijn verbazing toen hij na enkele weken op zee aan land ging en ontvangen werd door één grote massa gekleurde mensen. Groter nog was zijn frustratie toen hij zag hoe er jongens vanuit Suriname vertrokken naar Europa om aan de oorlog deel te nemen.

In gedachten verzonken beroerden zijn vingers het koele metaal aan haar hals. Zijn andere hand lag losjes op haar schouder. Maxi probeerde bij hem weg te lopen maar hij hield haar tegen met de hand op haar schouder.

Ze draaide zich naar hem toe en terwijl haar lippen zich tot een verleidelijke glimlach krulden, riep ze boven het kabaal van de branding uit: “Een tweede ronde gaat je geld kosten, schat! Je kent m’n prijs!” Speels vlijde ze zich met haar rug tegen hem aan.

Vanaf de donkere met sterren bezaaide hemel keek de maan als een grote volmaakt ronde bol dreigend op hen neer. In de verte flikkerden zo nu en dan de lichtjes op van rondvliegende vuurvliegjes.

Een plotselinge woede maakte zich van Howard meester. Geld was ook het énige waar ze aan konden denken, die smerige zwarte teven! De hand op haar schouder verplaatste zich naar haar hals, waar zijn vingers zich als een band omheen sloten.

“Hé! Je doet me pijn! Wil je daarmee ophouden!” Door aan zijn armen te trekken, probeerde Maxi zich uit zijn wurggreep te bevrijden. “Voor dit soort spelletjes moet je niet bij mij zijn,” protesteerde ze.

“We zullen deze inhalige hoer eens een lesje leren!”

Op Howards woorden kwam Brad, die tegen de jeep stond geleund, onvast op hen afgelopen. Als een wilde kat sloeg en krabde Maxi om zich heen.

Terwijl Howard zijn greep om haar hals verstevigde, fluisterde hij haar in het oor: “Zwart stuk hoerentuig, waar ik vandaan kom, is dit de manier waarop we met straatvuil als jij omgaan!”

Met grote ogen, waarin paniek en verrassing om voorrang streden, vocht Maxi voor haar leven. Bloed en speeksel zochten zich rochelend via haar lippen een weg naar buiten. Als een in het nauw gedreven poema probeerde ze zich uit zijn wurggreep te bevrijden.

“Laten we die kettingen meenemen!” Zonder Howards antwoord af te wachten begon zijn maat met alle kracht aan de kettingen te trekken. Door de dikte van het metaal gaven ze niet meteen mee. Elke ruk veroorzaakte diepe sporen in haar hals.

Langzaam maar zeker begon Maxi’s weerstand af te nemen. Haar ogen draaiden weg en haar knieën begaven het. Met een laatste ferme ruk werden de drie kettingen tegelijk van haar hals getrokken. Howard liet haar ogenblikkelijk los. Als een lege zak zeeg ze neer in het gras.

“Leeft ze nog?” Brad was overduidelijk in paniek.

“Weet ik veel, het is maar een ordinaire hoer!” Howard gaf haar een trap in haar zij.

Maxi opende haar ogen en keek wild en angstig om zich heen. Met haar hand tegen haar keel gedrukt kwam ze moeizaam half overeind. Ze zat geknield in het licht van de koplampen. Bloederig speeksel kleurde haar kin en de voorkant van haar jurk. Als een getroffen prooi zat ze hen vol walging aan te kijken.

“Zo, koningin der hoeren, hoe voelt het daarbeneden op je knieën?”

“Laten we hiervandaan gaan! Snel!” Met een ruk werd Howard de jeep in getrokken.

De kettingen als een trofee boven hun hoofd zwaaiend scheurden ze weg, de duisternis in.

Langzaam maakte de aarde zich los uit de armen van de nacht. Met een feestelijk oranje gloed deed de hemel boven het kamp de wegtrekkende flarden nachtnevel uitgeleide. De apen in het immense bos dat de open plek met de in keurige rijen opgestelde barakken omsloot, begroetten met een geweldig kabaal het ochtendgloren.

Howard zat versuft op de rand van zijn bed door het geopende raam naar buiten te staren. De laatste stukjes nacht die nog langs het hemelgewelf zweefden, losten steeds sneller op. Ondanks de allesoverheersende manier waarop de nieuwe dag zich aankondigde, kon hij zich er niet door laten bekoren. Zelfs het koude water waarmee hij zich net had gewassen, was niet in staat geweest de druk in zijn hoofd te verdrijven. Het liefst zou hij de hele week in bed blijven liggen. Het was hem dit weekeinde weer niet gelukt zich te houden aan zijn voornemen zijn alcoholgebruik te matigen.

Zoals op maandagochtend gebruikelijk heerste er al vroeg een opgewonden drukte in de slaapzaal. In afwachting van het afterweekend-appèl was iedereen druk in de weer. De beddenlakens werden zo glad als een plank getrokken, kledingstukken werden op zo’n manier opgevouwen dat je er een liniaal naast kon leggen en de onregelmatige stenen vloer werd naarstig schoongeveegd.

Met zijn vingertoppen tegen zijn slapen probeerde Howard de druk in zijn hersenen te verminderen. Rondom hem was het een koortsachtig heen en weer geloop. Op een aantal gezichten om hem heen zag hij de sporen van het uitbundige weekeinde. De koele luchtstroom die via de geopende ramen de ruimte binnenkwam, was niet in staat de geur van mannenlijven, goedkope aftershave en sigarettenpeuken te verdrijven.

“Hoeveel heb je dit weekeinde gescoord?” hoorde hij een stem achter zich vragen.

“Hoezo? Denk je soms dat ik een kladblok bij me draag om het aantal wijven te turven dat ik aan het spit rijg?” antwoordde een eveneens voor Howard onzichtbare persoon.

Het bulderende lachsalvo dat erop volgde, zond een vlijmende pijnscheut door zijn hersenen.

Aangemoedigd door het gelach van zijn zaalgenoten ging de aangesprokene verder. “De wijven liggen hier zó voor het grijpen dat je je iedere keer weer verbaast als je je pik voor de zoveelste keer overeind ziet komen.”

De hilariteit die de spreker met die opmerking oogstte, maakte dat Howards oren begonnen te suizen. Met zijn rug naar de grappenmakers gekeerd bleef hij tandenknarsend door het geopende raam naar buiten staren. De groene muur van bomen die als een afrastering om het terrein stond, staarde donker dreigend terug. Zo nu en dan glinsterde er licht in de dauw die op de bladeren lag, hetgeen de indruk wekte dat het bos naar hem knipoogde – uit een gevoel van triomf vanwege zijn gevangenschap in dit godvergeten oord. Dit waren het soort momenten waarop Howard hoopte wakker te worden uit de akelige droom die zich nu al langer dan een jaar voortsleepte. Hij voelde zich net als een van de ontelbare stofdeeltjes die om hem heen zweefden, gevangen in de krachtige lichtbundels die door de kieren van het dak schuin naar binnen schenen. Moeizaam kwam hij overeind en begon met houterige bewegingen aan zijn lakens te trekken. Elke beweging veroorzaakte een explosie van pijn in zijn hoofd.

“Wat haat ik deze shit!” Kwaad trapte hij tegen de zijkant van zijn soldatenkast.

Cool down man, je kan beter hier zitten dan ergens in Europa sterven,” zei Brad, die met een sprong van het bovenste bed op de vloer naast hem belandde.

“Sterven in Europa? Het is niet eens ónze oorlog. Vergeet één ding niet: het is niét ónze oorlog.” Met één beweging trok Howard de inhoud van zijn kast op de vloer.

“Waarom maak je je zo druk? Op een dag houden ze op met vechten. Dan kunnen we terug naar huis. En eigenlijk heb ik het hier best naar mijn zin.”

“Daar gaat het niet om. Waar ik me het meest aan erger, is dat de Nederlanders niet kunnen wachten tot de dag dat we onze hielen zullen lichten.” Moeizaam bukte hij zich om de kledingstukken die op de houten vloer voor zijn kast verspreid lagen, op te rapen. “Wist je dat Roosevelt drie maanden met die Nederlanders heeft moeten bakkeleien voordat ze het eens waren over onze aanwezigheid hier?”

“Drie maanden? Je meent het. Als wij hier niet zaten, hadden de Duitsers de boel hier al lang ingenomen. Het bauxiet is van onschatbare waarde.”

“Op een paar punten konden ze met grote moeite overeenstemming bereiken.”

“Zoals?”

“Nederland wilde zelf het bevel over de troepen voeren. Dus ook over de onze.”

“Belachelijk!”

“Nederland wilde zelf de kosten van deze operatie dragen. Ondanks dat Roosevelt had aangeboden dat wij voor die kosten zouden opdraaien. We mogen ons niet inlaten met de binnenlandse aangelegenheden. En het voornaamste punt was: oprotten zodra het oorlogsgevaar geweken is.”

“Wat mij betreft mag het oorlogsgevaar nog wel even voortduren. Ik zou die meiden wel missen.”

Gedurende een seconde viel er een onbehaaglijke stilte tussen hen. Tot Brad het over een andere boeg gooide: “Ehh… Hoe zou het met Queeny zijn?”

“Ach…” Terwijl hij zijn ene hand tegen de zijkant van zijn hoofd drukte maakte hij met de andere een afwerend gebaar in Brads richting.

De hoofdpijn, die in de loop van het gesprek wat was afgenomen, kwam in alle hevigheid weer opzetten. Voor zijn ogen doemde het beeld op van Maxi Linder, zittend op haar knieën in het gras aan de kant van de weg. Door met zijn hoofd te schudden, lukte het hem het beeld te verdrijven. Het geld dat ze voor de kettingen hadden ontvangen, was aan drank opgegaan. Gul hadden ze in elke gelegenheid waar ze kwamen rondjes weggegeven.

“Volgende week zal ik haar zeggen dat het me spijt. Het is vast niet de eerste keer dat ze een uit de hand gelopen avontuurtje meemaakt. Die meiden weten niet beter. Die zwarten zijn net apen, het maakt ze niet uit, ze zijn blij met alles wat je hun in handen stopt.”

Het piepen van de barakdeur maakte een eind aan het gesprek. Er viel een felle streep zonlicht naar binnen, zodat er slechts een silhouet in de deuropening te zien was. Nieuwsgierig staarde iedereen naar de figuur in de lichtbundel. Sommigen trokken snel hun uniform recht. Er werd opgelucht ademgehaald toen de aide van de kampcommandant uit de vochtige nimbus stapte.

Tot ieders verbazing kwam de aide met ferme stappen op de brits van Howard en Brad afgelopen. Stram in de houding bleef hij voor hen staan. Met een korte, ferme beweging sloeg de aide zijn laarzen tegen elkaar en in een moeite door ging zijn vlakke hand naar zijn baret. Nauwelijks bekomen van hun verbazing brachten Howard en Brad hun handen naar hun onbedekte hoofden.

“Sergeant Fields en sergeant Cooper, u wordt ogenblikkelijk verwacht in het kantoor van de commandant.”

“Voor geen geld ter wereld trek ik mijn aanklacht in. Die beesten horen thuis in het cachot en nergens anders!” De gouden armbanden aan haar polsen maakten een zacht rinkelend geluid. Haar donkere pupillen leken nog zwarter toen ze met priemende vinger in hun richting wees.

Met zijn handen op zijn rug gevouwen liep de gevangenisdirecteur van fort Zeelandia op en neer door de directiekamer. Op het puntje van zijn bureau zat de bevelhebber van het Amerikaanse leger. Een bezorgde schaduw trok over zijn gezicht. “Luister, Queeny, het gaat hier om een uit de hand gelopen geintje. Die jongens vervelen zich en dan krijg je dit soort vervelende dingen. Be a good sport. Strijk de hand over het hart, dan kunnen we dit boek sluiten.”

“De hand over het hart strijken? Zie je die striemen hier in mijn hals?” Met behulp van haar linkervoet ontdeed ze zich van haar rechterschoen. “En die blaren op mijn voeten? Het lopen kost me nog steeds moeite. Weet je hoe ver het lopen is van Weg naar zee naar de bewoonde wereld?”

De directeur bleef midden in de kamer staan. Zijn blik ging van Howard en Brad naar Maxi Linder. Hij stond duidelijk een plannetje uit te broeden.

Maxi ging onvermoeibaar door. “Ik heb ze mijn lichaam geboden, en alsof dat nog niet genoeg was, wilden ze ook nog mijn sieraden. Of mijn leven, daar leek het althans veel op.” Met een pijnlijke trek op haar gezicht stapte ze voorzichtig in de bruine opengewerkte schoen. “Ze zullen boeten voor wat ze me hebben aangedaan. Dat ze te pas en te onpas die andere meisjes mishandelen, dat is tot daar aan toe. Met Wilhelmina Angelica Adriana Merian Rijburg zijn ze een stapje te ver gegaan.” Met een onverbiddelijke uitdrukking op haar gelaat pakte ze haar tas van het bureau en liep naar de deur.

Het hout van de bank waarop hij zat voelde klam aan. Zijn broek was doorweekt van de transpiratie. Al die tijd had hij gezeten zonder zich te bewegen. Het was moeilijk te bevatten dat hetgeen zich hier voor zijn ogen afspeelde over hem ging. Naast hem schoof Brad nerveus heen en weer – zo nu en dan ontsnapte er een diepe zucht aan diens lippen.

De afgelopen twee weken waren als een droom aan hem voorbijgegaan. Een droom waaruit hij maar niet kon ontwaken. De hitte van de dag bleef binnen de dikke stenen muren van zijn cel hangen. Zelfs de nacht bracht geen verkoeling.

De commandant had hem verzekerd dat hij nog geen dag in de cel zou doorbrengen. Dat het om een formaliteit ging en dat hij na een regeling met Queeny weer een vrij man zou zijn. Het rustgevende geklots van het water van de Surinamerivier tegen de wallen van het fort had hem er min of meer voor behoed dat hij buiten zinnen zou raken.

Natuurlijk had hij spijt van wat er die nacht was voorgevallen. Tijdens de verschillende ontmoetingen met haar had hij dat ook telkens weer kenbaar gemaakt. Maar dat zijn gedrag van die nacht zulke verstrekkende gevolgen zou hebben, had hij in de verste verte niet kunnen bevroeden.

Thuis zou het nooit zover zijn gekomen. Daar kenden de zwarten hun plaats. Je moest als blanke wel heel ver gaan wilde je de gevangenis indraaien voor een vergrijp jegens een zwarte. Afgezien van het feit dat een zwarte doorgaans überhaupt de kans niet kreeg aangifte te doen. Dat tuig werd voor minder al gelyncht.

Voor ze bij de deur was, probeerde de commandant haar nog met nieuwe argumenten te overreden. “Queeny, het zou toch zonde zijn deze jongens te laten veroordelen! Niet alleen zouden ze voor minimaal een jaar de bak indraaien wegens diefstal en poging tot doodslag, ze zouden bovendien hun rang van sergeant kwijtraken. Dat wil je toch niet op je geweten hebben?!” Zijn stem had de toon aangenomen van die van een vader die zijn ongehoorzame kind met een koekje ergens toe wil bewegen.

Ze hield stil bij de deuropening. “Het kan me geen moer schelen! Hadden ze maar niet de verkeerde persoon moeten uitkiezen voor hun krankzinnige spelletjes!” Van woede was haar gezicht tot een grimas vertrokken. Fluimen speeksel spatten van haar lippen de ruimte in.

Howard voelde een mengeling van angst en ontzag jegens haar in hem omhoog stromen. Zo had hij nog nooit een zwarte vrouw tegen een blanke horen praten, en zeker niet tegen een in een positie als die van de commandant…

Terwijl de toegesprokene de bovenste knoop van zijn uniform losmaakte, keek hij hulpzoekend naar de gevangenisdirecteur. De rug van zijn uniform vertoonde een grote transpiratievlek.

In navolging van die van de commandant draaiden Howards ogen in de richting van de directeur. Deze had sinds de aanvang van het gesprek zijn mond nog niet opengedaan – zijn voorhoofd vol diepe rimpels getrokken stond hij met zijn rug tegen de diepe vensterbank geleund.

Queeny stond op zeer goede voet met de Nederlanders. Wie weet, misschien zou hij haar kunnen bewegen haar aanklacht in te trekken. De directeur wisselde een blik van verstandhouding met de commandant en richtte zijn ogen op Maxi. Die laatste stond met de deurkruk in haar hand hooghartig de ruimte in te kijken. Het lijfje van haar met bloemenmotief bedrukte katoenen jurk sloot strak om haar borsten. Voor de gelegenheid droeg ze een hooggesloten japon. De striemen bij haar hals waren bijna zwart verkleurd. Haar boezem rees en daalde in rap tempo en de enkele dikke gouden ketting met de gouden munt volgde de beweging van haar borsten. Deze hoer bezat zoveel goud dat Howard zich afvroeg of de drie kettingen die ze hadden meegenomen haar werkelijk iets konden schelen.

Alsof ze zijn gedachten had geraden, richtte ze zich tot Howard: “Anders dan men wel denkt heb ik de sieraden die ik bezit niet gekocht met het geld dat ik met mijn lichaam verdien. Ze zijn een bewijs van de liefde van mijn vader zaliger. Gekocht met het geld dat hij met zweet en tranen als gouddelver verdiende.” Uitdagend staarde ze hem aan.

Om de haat die uit haar ogen straalde te ontwijken, keek Howard naar de directeur. Deze liep met de directeursstoel in zijn handen naar Queeny toe.

“Maxi, ik wil met je praten,” zei hij op vaderlijke toon. “Neem even plaats.”

Duidelijk in haar sas met de aandachtvan de directeur nam ze plaats op de haar aangeboden stoel, maar niet nadat ze een triomfantelijke blik in de richting van haar aanranders had geworpen.

Het ontging Howard niet dat de directeur vluchtig met zijn duim Maxi’s hals beroerde voordat hij naar zijn plek bij het raam terugliep, en dat zij een kokette blik in diens richting wierp. Het was overduidelijk dat ze elkaar meer dan oppervlakkig kenden. Het gewicht dat op zijn borst rustte, verdween tegelijkertijd met de diepe zucht die aan hem ontsnapte. Gerustgesteld liet hij de spanning onder in zijn rug varen en zakte hij onderuit zo ver als de bank dat toeliet.

Bij het raam aangekomen draaide de directeur zich in de richting van de aanklaagster. “Willemientje, stel dat de Amerikanen jou nu eens vijfhonderd dollar aanboden…”

“Ik…”

Met één beweging van zijn hand maande hij haar tot zwijgen. “Laat mij eerst uitpraten voordat je reageert. Van jou heb ik dan niet meer nodig dan een verklaring dat de politie jou tot valse beschuldiging heeft aangezet.”

Vijfhonderd dollar was een hoop geld. Wat moest die hoer met zoveel geld?! Met vijfhonderd dollar kon ze flink de Robin Hood uithangen! Ach, wat kon het hem ook schelen. Als hij maar niet meer naar de cel terug hoefde…

Toen de directeur was uitgepraat keek hij afwachtend in de richting van de commandant.

De laatste stemde ermee in. “Als Queeny zich in de deal kan vinden ga ik ermee akkoord.” Hij kreeg de woorden met moeite over zijn lippen.

De directeur, die onderwijl een sinaasappel had geschild en doormidden gesneden, reikte Maxi een helft aan. “Hier, Willemientje, je zult wel een droge keel hebben van al dat praten.”

Alsof ze plotseling door een boze geest werd belaagd, sprong ze overeind. Haar beweging was zo abrupt dat de stoel waarop ze zat omviel. Wild om zich heen slaand liep ze achteruit. “Rot op met je sinaasappel! Ik haat sinaasappels, ik haat sinaasappels, ik haat sinaasappels!” Snikkend zocht ze steun tegen de muur, almaar die ene zin herhalend, haar handen beschermend om zich heen geslagen.

Niet-begrijpend keken de aanwezigen elkaar aan.

“Dat wijf is gék!” fluisterde Howard tegen Brad.

De directeur was haar dicht genoeg genaderd en stak zijn handen naar haar uit. “Maar Willemientje toch, wat héb je? Kijk naar jezelf, je bent helemaal overstuur! Zo’n flinke meid als jij, die voor de duvel en zijn moer niet bang is…” Hij pakte haar bij de arm.

Met een enorme kracht duwde ze hem van zich af. De sinaasappels kwamen met een doffe klap neer op de stenen vloer. “Blijf van me af. Heb je niet gehoord dat ik zei dat ik sinaasappels haat!?”

Met een blik vol onbegrip keek de directeur in de richting van de commandant.

“Als jij ervoor zorgt dat ze die verklaring tekent, dan ga ik vast naar het hoofdkwartier om het geld te halen. Dan kunnen die jongens terug naar het kamp. Ze hebben lang genoeg in de penarie gezeten.” Met afgemeten stappen liep hij naar de deur.

Het leek een beklonken zaak. Met moeite kon Howard zich inhouden om niet toe te geven aan de drang zijn maat om de hals te vliegen.

Maar voordat de commandant de deur had kunnen bereiken, had Queeny zich losgemaakt van haar plek bij de muur.

Ze leek haar postuur hervonden te hebben. Met haar tas onder haar arm liep ze de commandant voorbij. “Hou je steekpenningen maar voor jezelf. Die beesten horen in de gevangenis thuis.” Ze wierp een misprijzende blik achterom.

De directeur stond met een hulpeloze blik en afhangende schouders midden in de kamer. Hij kneep de partjes sinaasappel die hij van de grond had opgeraapt bijna tot moes.

Howard sloeg met beide vuisten op het hout van de bank. Moedeloos wierp hij zijn hoofd in zijn nek en sloot de ogen. Hij hoorde weer het geklots van het water tegen de muur van de bedompte ruimte waar hij de afgelopen twee weken had doorgebracht.

De stem van de commandant bracht hem terug naar de realiteit. “Wacht even, bitch!” Met zijn gewicht tegen de deur en met gespreide armen versperde de commandant haar de doorgang. “Het spel dat je op dit moment speelt, kan veel grotere gevolgen hebben dan jij met je simpele ziel kunt bevatten! Het zijn niet alleen de Nederlanders die het tegenwoordig voor het zeggen hebben. Er komt een dag dat zelfs de bescherming van jouw machtige vriendjes je niet zal kunnen redden.”

Met een ruk probeerde de zwarte hoer de deur te openen. Zonder een greintje angst keek ze de commandant aan, met een blik koud van minachting.

De commandant deed of het hem niet deerde. “Zoals je naar alle waarschijnlijkheid wel hebt vernomen, madame, zijn er wetten in voorbereiding om ziekteverspreidend tuig als jij aan te pakken. Denk maar niet dat je zo high and mighty bent dat je die dans zult ontspringen.”

Met een verveelde blik in haar ogen hoorde Queeny hem aan. “Zeg, hoe lang denk je me in deze kamer vast te kunnen houden.” Hulpzoekend keek ze langs hem heen naar de directeur, die nog altijd op dezelfde plek midden in de kamer stond, met de tot moes geknepen sinaasappel in zijn handen. “En, Hein, ben ik nu ook je gevangene? Zal je vrouw leuk vinden als ze dat hoort.”

“Willemien, waarom ben je zo koppig? Je grote mond wordt nog eens je ondergang.” De woorden kwamen zonder veel overtuiging over zijn lippen.

Als reactie blies ze een handkus in zijn richting.

Het besef dat hij gedwongen zou worden de komende tijd in die afschuwelijke cel door te brengen, drong zich plotseling aan Howard op als een enorme hand die zich om zijn hals sloot. Even had hij het gevoel geen adem te kunnen halen. “Queeny, alsjeblieft, denk aan mijn toekomst…” Als een hees gefluister kwamen de woorden over zijn droge lippen. Hevige schokken namen ongecontroleerd bezit van zijn lichaam. Uit schaamte bedekte hij zijn gezicht met zijn handen. Aan het geluid van de stappen te horen, kwam de commandant op hem toegelopen. Door zijn snikken heen hoorde hij hoe de deurkruk naar beneden ging.

“Slet! Dit zet ik je betaald!” De stem van de commandant kaatste terug tegen de dikke stenen muren van de kamer. Bij wijze van echo klonk ergens in de verte het gejank van een scheepshoorn.

Met een doffe klap viel de deur in het slot.

Zich overduidelijk bewust van het effect dat ze in haar nauwsluitende paarse jurk op de mensen om haar heen had, liep Queeny hem tegemoet. Bij het licht van de gaslantaarns sprong er bij elke beweging van haar armen een gele vonk van de gouden armbanden. Als aan een magneet zogen zijn ogen zich vast aan de gleuf tussen haar borsten, en diep van binnen voelde hij de jaloezie ten opzichte van de klomp goud die er lichtjes boven bengelde.

Door het glas bier dat hij in zijn hand hield in een keer achterover te slaan, lukte het hem de gortdroge smaak uit zijn mond te verdrijven. De tel van het aantal glazen dat hij die avond naar binnen had gewerkt, was hij al snel kwijtgeraakt en door de mist die het bier in zijn hersenen veroorzaakt had, veranderde Queeny telkens in een paarsige vlek – steeds opnieuw moest hij met zijn ogen draaien om weer te kunnen focussen.

De stemming zat er weer goed in. Iedereen was uitgelaten, iets wat tijdens het weekeinde niet ongebruikelijk was – het was een welkome onderbreking na een week van nietsdoen en verveling in het kampement. Sommigen liepen met twee of meer vrouwen te paraderen. De meeste vrouwen wierpen minachtende blikken in Queeny’s richting en de opmerkingen van de soldaten waren niet van de lucht. Doordat ze, anders dan de meeste vrouwen, niet in gezelschap van een man was, trok ze nog meer aandacht naar zich toe.

Dat zij ervoor had gezorgd dat hij negen maanden in de gevangenis had doorgebracht, had hij haar nooit kunnen vergeven. Iedere keer als hij haar zag, vochten lust en roep om wraak in hem om voorrang. Steeds weer was het hem met moeite gelukt zijn gezond verstand te doen prevaleren. De confrontatie met haar in het kantoor van de gevangenisdirecteur had hem doen beseffen dat ze over machtige beschermheren beschikte: dat ze het had aangedurfd de commandant van de Amerikaanse troepen te kleineren, sprak boekdelen.

De combinatie van de uitgelaten sfeer, het effect van de alcohol en de sensuele kracht die ze uitstraalde, maakte hem overmoedig. De gedachte aan haar brutale mond, hoe ze daarmee zijn lul zou bevredigen, deed hem ineens alle reserves vergeten. “Hi, Queeny! Do you want to smoke the pipe?” riep hij. Hij wist dat ze niet aan die mode deed.

You better give it to your fuckin’ mum and dad!

Zonder naar hem om te kijken, liep ze verder. De manier waarop ze haar rug rechttrok en haar schouders naar achter gooide, versterkte het gevoel van vernedering. Het leek alsof aller ogen op hem waren gericht, als ontelbare speldenprikken, en het gelach om hem heen denderde in zijn oren. Iedereen dreef de spot met hem. Het was haar wéér gelukt hem te vernederen.

Ze was ongeveer vijf meter van hem verwijderd. Met een onzichtbare vuistslag tegen zijn slapen explodeerde er plotseling iets in zijn hoofd. “Bitch, dit keer ga je eraan!” siste hij luid genoeg zodat ze het kon horen.

Uit de blik waarmee ze achteromkeek, sprak verbazing. Met gebalde vuisten liep Howard haar tegemoet. Door de spleetjes van zijn ogen zag hij hoe ze in paniek wegvluchtte. Ze had de hondenlijn losgelaten.

Om haar geen kans tot ontsnappen te geven, versnelde hij zijn pas. Nieuwsgierig bleef iedereen staan kijken naar wat er ging gebeuren.

Ter hoogte van de Krabbesteeg haalde hij haar in. Met een hand pakte hij haar bij haar in losse krullen opgestoken haren en als een explosie van opgekropte woede liet hij met alle kracht die hij bezat zijn vuist in haar gezicht terechtkomen.

Zonder dat het pijn deed, voelde hij hoe haar tanden zich in de huid van zijn hand boorden. De tweede slag trof haar eveneens midden in het gezicht. Toen hij iets hoorde kraken, sloeg zijn woede om in paniek. Ruw duwde hij haar van zich af. Ze belandde midden in een groep kaartspelende Chinezen. Als een leeg omhulsel zakte ze in elkaar tussen de her en der verspreid liggende kaarten. Het bloed kwam in gulpen uit haar neusgaten naar buiten. Uit haar naar adem snakkende mond schuimde het met speeksel vermengde bloed langs haar wangen. Op de plek waar voorheen haar voortanden hadden gezeten, gaapte een groot duister gat.