Marius
Kerkplein, 1964
“Die? Heb je dat dan niet gehoord? Hij sluist alle lucratieve opdrachten gewoon door naar het bedrijf van zijn broer! En dat noemt zich minister!”
“Ach man, dat je je daar nog druk over maakt! We vervullen toch keurig onze plicht? Als we eenmaal het vakje rood gekleurd hebben, hoor je weer vier jaar niets meer van ze!”
“Je hebt gelijk. Het is allemaal een pot nat, al die politici, daarom ga ik ook niet meer stemmen!”
“Als de oproepkaart bij mij binnenkomt gaat die regelrecht de vuilnisbak in!” riep de eerste spreker met overslaande stem. Door de felheid waarmee hij zich in de discussie mengde, bleef de hand waarmee hij zijn glas bier vasthield doelloos in de lucht hangen.
“Herman, zakje stem! Iedereen kan je horen!” Met zijn tanden op elkaar geklemd boog Marius zich naar hem toe terwijl hij hem vermanend toesprak.
Rondom hen keerden verschillende hoofden zich in hun richting.
In een keer liet Herman de inhoud van zijn glas in zijn keel glijden. Aan de onrustige manier waarmee zijn ogen Marius in hun greep gevangen hielden, was te zien dat zijn woede nog niet getemperd was. “Het kan me geen stront schelen wie me kan horen! Wat gezegd moet worden moet gezegd worden!” De klap waarmee hij zijn glas op het plastic tafelblad neerzette trok opnieuw de aandachtvan verscheidene bezoekers.
“Ik vind dat die man gelijk heeft!” zei Frederik, die zoals gewoonlijk het hoogste woord voerde, en liet zijn blik samenzweerderig door het café gaan. “Het kan de heren politici niets schelen hoe wij ons hoofd boven water houden!”
Marius vulde zijn glas en duwde zijn vilthoed omhoog. Hij krabde zich hoorbaar op zijn kalende grijze hoofd, iets wat hij altijd deed als hij probeerde na te denken.
“Het maakt niet uit tot welke partij ze behoren. Of het nou Hindoestaanse, Javaanse of creoolse partijen zijn. Het is allemaal een pot nat. Dieven zijn het!” bitste een tafelgenoot, wiens dikke buik bij ieder woord heftig heen en weer ging.
“Begrijp me niet verkeerd. Ik heb mijn ogen en oren niet in mijn zak. Maar ik ben een oud, arm mensenkind. In de verte lacht Fedi me reeds toe. Zal ik de zorgen van de wereld op mijn schouders nemen? We kunnen ons er druk over maken, je verandert er niets aan. Laten we het over leukere dingen hebben.”
“Zoals?” Herman schoofde bruine literflessen waarmee de tafel was bezaaid bij elkaar en keek hem vragend aan.
“Bijvoorbeeld die spannende wedstrijd van gisteren tussen Robin Hood en Voorwaarts.”
Het tumult dat hierop losbrak, was niet om aan te horen. Zonder naar elkaars argumenten te luisteren, begonnen ze allemaal door elkaar heen te roepen.
♦
Terwijl de bezoekers aan andere tafels zich in de discussie begonnen te mengen, werd Marius’ aandacht getrokken door de grijze Chevrolet die vanaf de zijde van het postkantoor het plein op draaide. Op zoek naar een parkeerplek reed de auto langzaam het plein rond. Voor de ingang van de hervormde kerk, het witte koloniale gebouw midden op het plein, lachte het geluk de bestuurder toe. Langzaam manoeuvreerde hij de auto in zijn achteruit tussen twee auto’s bij de openstaande poort van de groene gietijzeren omheining. Het majestueuze achtzijdige gebouw dat het plein domineerde, ademde een lang vervlogen grandeur en vormde een vreemd contrast met het moderne kubistische postkantoor, het ontegenzeglijke bewijs dat de nieuwe tijd zijn intrede had gedaan.
Marius stond op het punt zich te mengen in het gesprek over de voetbalwedstrijd, toen hij zag wie het was die uit de grijze Chevrolet stapte. Als zijn ogen hem niet bedrogen was de man die daar zo voorzichtig het autoportier achter zich dicht duwde niemand minder dan het statenlid Izaak Meyer. Terwijl hij zijn colbert rechttrok, liet hij zijn ogen nerveus over het plein gaan. Gealarmeerd door de schichtige wijze waarop de man naast zijn auto stond, hield Marius hem in de gaten. Met grote passen stak Izaak de straat over en kwam in de richting gelopen van het terras waar Marius en zijn vrienden zaten. In één beweging streek hij met zijn hand door zijn perfect gekapte bos grijze haar. Zonder Marius en zijn disgenoten een blik waardig te keuren, liep hij hun tafel voorbij.
“Is dat niet Izaak Meyer?” fluisterde Frederik.
Het gesprek stokte. Alle blikken waren gericht op Izaak, die zich naar het toilet haastte.
“Wat heeft die een haast? Zeker last van buikloop…”
“Dat is toch dat statenlid?” vroeg Herman met een stem waarvan het ontzag afdroop.
“Ja, hij heeft bij de laatste verkiezing gewonnen.”
“Nog zo’n dief van het volk!”
“Ik denk het niet. Hij hóéft niet te stelen. Zijn familie heeft genoeg geld. Het zijn van die rijke joden. Voordat hij de politiek in ging, hadden ze een goedlopende zaak.”
“Volgens mij hebben ze die winkel nog. Zoiets geef je toch niet op voor de politiek. Politiek is zo’n vies spel. Je weet maar nooit hoe lang je ster blijft stralen.”
Het statenlid begaf zich naar een van de nissen achterin het café. Marius was de enige van de mannen aan tafel die dat opmerkte. De rest was opnieuw verwikkeld in een verhit debat over de verrichtingen van hun favoriete voetbalploeg.
Dus hier werden de smerige deals gesloten, en niet in de statenzaal. Zou hij daarom zo nerveus om zich heen kijken? Zijn aandacht voor het gekakel om hem heen was plotsklaps verdwenen. Met wie zou die Izaak hier hebben afgesproken?
♦
“Hé, daar heb je Maxi Linder!”
Marius draaide zich zo abrupt om dat zijn stoel vervaarlijk opzij kantelde. Zijn buik begon te rommelen. Even voorbij het warenhuis van Glans kwam Maxi inderdaad in de richting van het terras gelopen. Als ze maar een goeie bui had, want je wist het nooit met haar…
“Kijk uit, man! Op jouw leeftijd vallen kan ernstige consequenties met zich meebrengen…!”
“Ach, man, je hoeft hem zijn leeftijd niet zo in te peperen…!”
“Wist je dat er een kerstlied over haar gemaakt is?”
“Ik heb zoiets gehoord, ja. Hoe ging het ook alweer? Het heeft iets te maken met ‘O dennenboom’,” zei de man met de bolle buik.
“Ik weet het nog!” riep de eerste spreker.
♦
O dennenboom, o dennenboom Wat zijn je takken wonderschoon Als ‘s morgens vroeg het haantje kraait Is Maxi Linder uitgenaaid…
♦
Lachend hingen de mannen over elkaar heen. Marius, die schamper meelachte en Maxi in zijn blik gevangen hield, kreeg een por in zijn zij.
“Kijk niet zo ernstig man! Vind je dat liedje niet grappig soms?”
Geërgerd schoof Marius van de man weg. Zijn ogen rolden naar zijn ooghoeken en hij zond een giftige blik in de richtingvan zijn tafelgenoten.
“Die is zeker uitgenaaid. Naar ik me heb laten vertellen, valt er voor haar niet meer zoveel te naaien!” riep Frederik.
“Hé, man, niet zo oneerbiedig! Zo praat je niet over een vrouw.” Met een venijnige blik in zijn richting probeerde Marius hem tot de orde te roepen.
“Dat ze een vrouw is, daar heb je gelijk in. Maar met het leven dat ze leidt, vraagt ze erom zonder respect te worden behandeld,” verdedigde de man zich.
“Je bedoelt het leven dat ze vroeger leidde. Tegenwoordig verdient ze haar geld met koppelaarster spelen. Ze voorziet big shots en buitenlanders van proviand,” mengde een ander zich erin.
“Ik heb gehoord dat ze een geziene gast is op de schepen die in de haven aanmeren. Naast het feit dat ze hen van vers vlees voorziet, zorgt ze er ook nog eens voor dat hun kleren worden gewassen.”
“Je gaat hier toch niet zitten beweren dat Maxi Linder eigenhandig de was van die lui doet?” vroeg Sjaak, die zich tot dan toe gedeisd had gehouden.
“Nee, dat niet, maar ze zorgt er wel voor dat de was verdeeld wordt onder door haar uitgekozen wasvrouwen. Die betalen haar op hun beurt voor haar bemiddeling.”
“Het is een slimme zakenvrouw…”
“Wat wil je. Nu haar golden box is uitgedroogd moet ze toch ergens haar geld mee verdienen…!”
De mannen kwamen niet meer bij. Het ging maar door.
“Wist je dat ze scheepslui die om een of andere reden door hun schip worden achtergelaten in huis neemt? Laatst hoorde ik van mijn nicht, die in ‘s Lands Hospitaal werkt, dat ze hen zelfs in het ziekenhuis komt opzoeken.”
Toen werd het even stil. Alle blikken waren op Maxi Linder gericht. Op de typische manier waarop ze haar zieke been achter zich aan sleepte, naderde ze het terras.
“Kun je begrijpen dat ze er nog steeds zo schreeuwerig bijloopt? Dat is toch niet gepast voor een vrouw van haar leeftijd,” fluisterde een vrouw aan een tafel achter hen.
“Als dat het enige was wat ze deed wat niet bij haar leeftijd past… Wat denk je? Eens een hoer altijd een hoer,” opperde haar tafelgenote op gedempte toon.
“Je gaat me toch niet vertellen dat ze nog steeds…” De afkeer droop van haar woorden.
“Meisje, wat ik je zeg! Mannen? Net honden zijn het.”
“Erger dan honden, zul je bedoelen. Zo’n oude vrouw…”
Maxi was inmiddels bij het terras aangekomen. “Goedemiddag allemaal!” Haar onmiskenbare bariton galmde over de hoofden van de bezoekers. Van verschillende tafels werd haar groet vrolijk beantwoord.
“Zijn jullie al zo vroeg aan de drank?” vroeg ze Marius en zijn vrienden.
“Ach, Max, je weet toch dat dit onze enige afleiding is. Wat rest ons nog op onze leeftijd…”
“Ai, zijn die vrouwen thuis in ieder geval voor een tijdje van jullie verlost. Heb ik gelijk?” Haar aanstekelijke lach miste zijn effect niet op de lachspieren van een aantal terrasbezoekers.
Hun blikken kruisten elkaar. De vlammende haat die er in haar ogen te lezen was, deed hem zijn ogen beschaamd neerslaan. De angst haar tot verbaal geweld te provoceren, drukte zijn keel zowat dicht. Na al die jaren had ze hem nog steeds niet vergeven. Had hij niet genoeg terugbetaald? Door haar toedoen was hij zijn baan bij de schutterij kwijtgeraakt na de oorlog. En alsof dat nog niet genoeg was, had ze ook nog zo haar middelen om te voorkomen dat hij een geschikte baan kreeg. Hij had alleen maar tijdelijke baantjes kunnen vinden.
“Hé, Max, wil je wat van me drinken?” vroeg Herman.
“Je weet dat ik zo’n aanbod nooit afsla.”
“Vertel, wat drink je?”
“Whisky. Johnny Walker.”
“Sang, deze vrouw geeft geen tori! Ober, één Johnny Walker voor onze Max!”
“Wat had je gedacht. Als het op zuipen aankomt, moet ik de man nog tegenkomen die mij verslaat.” Haar lach schalde over het plein.
De ijsblokjes tikten als heldere klokjes tegen het glas dat Maxi naar haar lippen bracht. Luid smakkend gaf ze te kennen dat ze van de whisky genoot. Voor ze van de tafel wegliep, spoog ze voor zijn voeten in het zand.
“Wat is dat toch tussen jou en Maxi? Het wordt tijd dat je daar eens een boekje over opendoet.” Hermans stem sneed dwars door hem heen. Marius had het gevoel dat zijn ingewanden aan flarden werden gesneden.
♦
Begeleid door de galmende klanken waarmee de klokken van de kathedraal twaalf uur sloegen, schuifelde Maxi het café binnen. Langzaam tussen de tafels manoeuvrerend, liep ze in de richting van de bar. Hier en daar bleef ze staan om een praatje te maken.
Het was onbegrijpelijk dat ze na al die jaren nog steeds in staat was gevoelens bij hem op te roepen die hij niet onder controle had. De hoop dat zijn liefde ooit beantwoord zou worden, had hij al lang opgegeven. Toch was hij al die jaren alleen gebleven. Alle pogingen die hij had ondernomen met iemand een verhouding aan te gaan en zo Maxi te vergeten, waren op niets uitgelopen.
Zijn afwezige geest ving flarden op van het gesprek dat zijn vrienden voerden. Het verwachte bezoek van koningin Juliana volgend jaar vormde het onderwerp van een verhit debat. Met een half oor luisterde hij naar hun woorden. Maar het voornaamste punt van zijn aandacht bleef de rijzige gestalte van Maxi Linder, die steeds verder het café inliep…
Plotseling schoof hij naar het puntje van zijn stoel. Zijn vingers kromden zich om de leuningen. Even leek het alsof de lucht uit zijn longen geslagen werd. Als hij zijn ogen moest geloven, was Maxi plotseling de nis ingeschoten waarin Izaak Meyer zich teruggetrokken had. De manier waarop ze eerst om zich heen had gekeken, was hem al opgevallen… Ineens werd het hem allemaal duidelijk. Nu herinnerde hij zich weer het geroddel van de motyo’s in het kamp. Nu snapte hij waarom Izaak zo zenuwachtig had gedaan…
Het bekende knagende gevoel in zijn maagstreek dat steevast bezit van hem nam als hij Maxi met een andere man zag, kwam opnieuw opzetten.
♦
Opeens bevond Marius zich voor de nis naast die van Maxi en Izaak. Hij was er zo onopvallend mogelijk naartoe gelopen, zich er constant van vergewissend dat niemand hem zag. Nu! Snel schoot hij de nis in. Voorzichtig trok hij de louvredeurtjes achter zich dicht. Om zo min mogelijk geluid te maken, hield hij zich vast aan de tafel terwijl hij zo dicht mogelijk naar de wand toeliep die hem van Maxi Linder en Izaak Meyer scheidde.
“…denk je dat het zo eenvoudig gaat? Mij afdanken als een of ander oud vod? Na al die jaren genot die ik je geschonken heb? Eh, eh, dat gaat niet zomaar…!”
Marius hield zijn adem in. Ze moesten eens weten, die hoge omes, dat Izaak Meyer, de succesvolle politicus en zakenman, een motyop ‘pa was…!
“Natuurlijk ben ik dat niet vergeten, Maxi, natuurlijk niet…! Snap je het dan niet? Ik ben aan handen en voeten gebonden. We moeten er een streep onder zetten, we moeten onze wekelijkse ontmoetingen beëindigen…”
Een ogenblik was het stil aan de andere kant van de muur. De spanning was door de wand heen voelbaar. Voorzichtig trok Marius aan zijn kraag in een poging zijn overhemd, dat doorweekt was van zweet, van zijn rug los te maken.
“Als je maar niet denkt dat je me zomaar kan inwisselen voor een of andere jonge meid,” verbrak Maxi Linder de stilte. “Als dat de beweegreden is van deze onzin, kun je dat maar beter uit je hoofd zetten. Ik eet die meid met huid en haar op.”
“Maxi, alsjeblieft, niet zo luid,” smeekte Izaak. “Wat vind je van het excuus dat ik, net als jij, niet de jongste meer ben. Mijn kinderen hebben me al kleinkinderen bezorgd. Als dit van ons uitkomt, verlies ik voor altijd hun respect. En dan heb ik het nog niet over het feit dat ik mijn carrière in de politiek wel vaarwel kan zeggen…”
Maxi Linder slaakte een diepe zucht, om meteen daarop tegen hem uit te varen: “Vanaf de eerste keer dat je bij me langskwam, ver voor de oorlog, heb je me elke week trouw bezocht. Behalve toen je in Amerika zat. Ik wist dat er iets stonk, toen je plotseling wegbleef, een paar weken geleden. Al die jaren, heeft nóóit, iemand, ons met elkaar in verband gebracht. Vanwaar opeens die paniek?”
Marius drukte zijn gebalde vuisten tussen zijn dijen en wiegde zijn bovenlichaam heen en weer. Wat een gewiekst loeder! Hij kon zich wel voor het hoofd slaan! Ze was in staat geweest haar jarenlange verhouding met die Izaak Meyer voor de wereld verborgen te houden… En nu werd ze als een stuk vuil afgedankt…
“Maxi, Maxi, waarom wil je het niet inzien? Hoe wil je dat ik je duidelijk maak dat er van contact tussen ons geen sprake meer kan zijn? Nu zit ik nog in de Staten. Maar de partijvoorzitter vertelde me dat ze grote plannen met me hebben. Het ziet ernaar uit dat we na de komende verkiezingen opnieuw deel zullen uitmaken van de regering. Mij is een ministerspost in het vooruitzicht gesteld…”
De laatste woorden waren maar nauwelijks te verstaan. Als een hees gefluister perste Izaak ze langs zijn lippen. Om niets van het gesprek te missen, leunde Marius met zijn volle gewicht tegen de wand die hem scheidde van het tweetal in de nis naast hem.
“Jou is een post als minister in het vooruitzicht gesteld, en dan word ik als oud vuil aan de kant gezet? Meneer gaat groot geld verdienen en dan is het dag met het handje? Over mijn lijk, meneer de minister!”
“Maxi, alsjeblieft, blijf redelijk! En wil je je stem een beetje temperen…? Denk aan mijn goede naam…”
“Dacht jij soms aan je goede naam toen je langskwam voor de voorstelling met de sigaar en zo?”
Marius hoorde hoe Izaak de lucht uit zijn longen perste. Het was moeilijk vast te stellen of die zucht een teken van moedeloosheid was of eerder het resultaat van zijn zoete herinneringen. Een voorstelling met een sigaar… Hij pijnigde zijn hersens af wat hij zich daarbij moest voorstellen… Het was oneerlijk verdeeld in het leven. Zijn maag draaide zich om bij het aanhoren van dit gesprek, waarin de hoofdrol werd vertolkt door de vrouw aan wiens voeten hij de wereld zou leggen als zij hem daartoe de kans gaf… Met hem had ze in ieder geval van een gezegende oude dag kunnen genieten…
“Maxi, vergeet één ding niet. Ik heb je altijd betaald voor je bewezen diensten.”
Marius verborg zijn gebalde vuisten in zijn broekzakken. Een allesoverheersende woede nam bezit van hem.
“Was dat alles wat al die jaren voor je hebben betekend? Is de gedachte nooit bij je opgekomen dat ik na al die tijd weleens gevoelens voor je zou kunnen hebben ontwikkeld? Ik weet het, dat is natuurlijk het stomste wat een vrouw in mijn positie kan overkomen. Het lijkt wel alsof iedereen me de laatste tijd in de steek laat…”
Tot zijn verbazing hoorde Marius haar snikken.
“Wat er tussen ons is geweest, neem ik mee in mijn graf,” klonk het weer van Izaaks zijde. “Is het te veel gevraagd als ik hetzelfde van jou verlang?”
“Izaak, verbeter me als ik het verkeerd heb. Betekent dit dat dit de laatste keer is dat we elkaar onder vier ogen spreken?”
In haar stem klonk de ontembare woede door die hij kende van die keer in het kamp, toen hij probeerde met haar aan te pappen. Het deed de haren in zijn nek overeind staan.
“Maxi, Maxi, maak het me niet zo moeilijk! Onze wegen moeten zich hier scheiden. Jij bent ook niet meer de jongste. Hoe lang denk je dit beroep nog te kunnen blijven uitoefenen?”
“Maak je maar niet druk om mij,” klonk het sarcastisch. “Jij was niet mijn enige vaste klant. Maar onthoud één ding: ook voor mij kunnen de tijden veranderen. Wie weet heb ik dan de steun van een minister meer dan nodig.”
Een vloek ontsnapte aan Izaaks lippen, gevolgd door het geluid van een stoel die omgegooid werd.
“Bedoel je daarmee dat je van plan bent me te gaan chanteren?!”
“Ghèghèghèèèè, schat, maak je niet druk! Als jij je mond niet voorbijpraat, zal niemand van mij wat horen. Ons geheim neem ik mee het graf in. Hetgeen niet betekent dat daar geen prijs voor betaald dient te worden…”
“Hoe… hoeveel wil je hebben?” Als bij een oude man in de greep van een astma-aanval, begeleidde Izaaks zware ademhaling zijn woorden.
“Hou je geld voorlopig maar in je zak, Izaak. Bij mij hoef je pas geld neer te leggen als ik je een dienst bewezen heb. Van dat principe wijk ik niet af.”
“Hoer…!”
“Dat is mijn naam. Tot ziens, mister Minister.”
Met een doffe klap viel de deur achter haar dicht. Haar zieke been sleepte over de houten vloert Marius liet zich op een stoel zakken. Afkeer en verlangen vochten in hem om voorrang. Hij maakte zich geen illusies. Net als Izaak Meyer van haar verlangde het geheim van hun stiekeme ontmoetingen met haar in haar graf mee te nemen, zo zou hij zijn onbeantwoorde liefde jegens haar meenemen in zijn graf.