Emanuel

Keizerstraat, 1968

De riante herenwoning had hij voor een goede prijs op de kop kunnen tikken. Vierduizend gulden had het volledig uit hout opgetrokken gebouw in koloniale stijl hem gekost. Op de eerste verdieping werd de voorgevel gedomineerd door een balkon, waarvan de gietijzeren balustrade met sierlijk krulwerk was afgezet. Zeer tot zijn genoegen lag het balkon in de schaduw van een van de grote mahoniebomen die dit gedeelte van de straat sierden. Gerieflijk, dat was het woord.

Om al deze redenen van trots vervuld, voerde Emanuel zijn vrouw aan de hand door hun nieuwe huis met zijn vele luchtige kamers. Hij sloeg zijn armen teder om haar heen en zei: “Niets kan ons geluk meer in de weg staan, mevrouw Medemblik. Zoals je ziet is er genoeg ruimte voor een schare kinderen.”

Liefdevol streek ze over zijn hoofd. “Zullen we daar dan maar meteen werk van maken, meester doctorandus Medemblik…?”

Voordat hij goed en wel doorhad wat er gebeurde, had ze zich achterover laten vallen en hem in haar val meegesleurd.

“Hé, wat…”

Maar zijn woorden werden gesmoord in een gepassioneerde kus.

In de gloed van de ondergaande zon zaten ze samen op het balkon na te genieten. Het was hard, zo op de houten vloer hij zocht steun voor zijn rug tegen de buitenmuur. Ria lag languit op de planken, haar ogen gesloten en haar hoofd op zijn bovenbenen.

“Stel je voor dat we daarnet ons eerste kind hebben gefabriceerd,” zei Emanuel en kuste haar op de neus.

“Zoals jij het zegt, gaat de schoonheid ervanaf. Ons eerste kind ‘fabriceren’! Alsof we een robot maken. Zo klinkt het mij in de oren.”

“Zo bedoel ik het niet, schat. Je moet niet altijd alles zo letterlijk nemen.”

“Hoezo neem ik alles letterlijk?”

“Meisje, laten we de eerste dag in ons huis niet verpesten met geruzie om woorden. Wat moet het kindje dat nu in jouw buik groeit er wel niet van denken…!” Hij liet zijn hand zachtjes over haar buik gaan.

“Haha! Dus jij gaat ervan uit dat er nu een kind in mijn buik zit. Ik zou niets liever willen. Zo’n lief klein dubbelbloedje. Stel je voor…”

Terwijl Ria met gesloten ogen bleef liggen, zoog Emanuel de pracht waarmee de avond zijn komst aankondigde in zich op. De indrukwekkende kruinen van de mahoniebomen met hun omvangrijke stammen leken in lichterlaaie gezet door de oranje gloed van de scheidende zon. Zo nu en dan werd hij opgeschrikt door het geluid dat de harde vruchten maakten als ze op de grond vielen. Vooral de vruchten die op het asfalt terechtkwamen, maakten een luide plof als ze te pletter vielen. Als de rijpe vruchten de grond raakten vielen ze open, zodat hun bruine zaden als vlinders tussen de boven de grond uitstekende dikke wortels opdwarrelden.

Zijn terugkeer naar Suriname een jaar geleden met het MS Artemis had hem geen windeieren gelegd. Met zijn voltooide rechtenstudie lagen de baantjes voor het oprapen. Na zich een tijdje georiënteerd te hebben bij verschillende bedrijven had hij besloten zich als zelfstandig advocaat te vestigen. Binnenkort hoopte hij zijn eigen praktijk te kunnen openen. Dan kon zijn vrouw hem in de zaak helpen. Ze had in Nederland niet echt een vak geleerd, en het zou haar moeilijk vallen een passende baan te vinden. Het kostte haar nog altijd moeite om te wennen. Zolang ze niets om handen had, zou dat wel zo blijven ook.

Het werk achter de kassa dat ze in Amsterdam deed, zag hij zijn vrouw hier liever niet doen. Wat zou men ervan zeggen? Dat hij niet genoeg geld verdiende om zijn vrouw te onderhouden? De voortdurende warmte en de ongenadige muskieten die constant zoemend op jacht waren naar hun dagelijkse portie vers bloed, maakten het verblijf hier er niet makkelijker op voor haar.

Tot nu toe hadden ze onderdak gevonden bij zijn moeder. Aan die situatie zou dankzij dit huis nu gelukkig een einde komen. Niets vermoeiender dan in een huis wonen met twee vrouwen die strijden om je volledige aandacht. En dan was er nog die zus van hem, die met haar drie kinderen en al bij zijn moeder inwoonde… Voor Ria was het op eieren lopen in het kleine huis vol mensen.

Met een harde klap tegen haar been sprong Ria overeind. “Die koleremuggen! Het lijkt wel alsof ze het alleen maar op mij gemunt hebben!”

“Schat, ze vinden je lekker. Bloed als het jouwe krijgen ze niet elke dag te drinken…” Liefdevol krabde hij over de plek waar ze zonet de boosdoener had verjaagd. Naast de rode plekken die er al zaten, tekenden zich een paar verse muggenbulten op haar benen af.

“Ach, jij hebt makkelijk praten. Jou prikken ze nooit.”

Met tegenzin kwam Emanuel overeind. “Door die muggen kan ik niet rustig genieten van de eerste schemering op ons nieuwe balkon. Je bent in slaap gevallen. Je had moeten zien hoe mooi het is als de zon zich achter de bomen terugtrekt.”

“Als we hier straks wonen, heb ik mijn hele leven nog de tijd om van de zonsondergang te genieten. Maar één ding moet je me beloven.”

“En dat is?”

“Dat hier, voor we er komen wonen, overal muskietengaas wordt aangebracht.”

“Jouw wens is mijn gebod, prinses.”

“Ook rond het balkon.”

“Het balkon? Dan ontsier je het gebouw.”

“Mijn wens was jouw gebod, prins.”

“Dat is een wens waarover ik moet nadenken.” Maar hij wist dat er geen ontkomen aan was. Had zij zich eenmaal iets in haar hoofd gehaald, dan was ze met geen mogelijkheid tot andere gedachten te brengen.

Op de tast voerde hij haar door het lege huis, dat inmiddels door de duisternis in bezit genomen was. Het lawaai van het avondverkeer verwelkomde hen toen ze de voordeur achter zich dichtsloegen en de straat opstapten.

Met grote passen liep hij naar de blauwe Studebaker die hij in een inham naast het huis had geparkeerd. “Ik verga van de honger. Goede tijd om naar huis te gaan. Sorry, naar het huis van mijn moeder. Maar dat duurt niet lang meer…”

Plotseling werd zijn weg versperd door een vrouwspersoon. Voordat hij goed en wel begreep wat er gaande was, had ze haar handen om hem heen geslagen. De weeë geur van goedkoop parfum omgaf hem.

“Emanuel, mijn jongen, hoe gaat het? Wat ben je duur geworden! Sinds je terug bent, ben je me niet een keer komen opzoeken… Heb je het zo druk?” De onmiskenbare bariton dreunde genadeloos tegen zijn trommelvlies.

Een misselijkmakende weerzin kwam in hem omhoog. Verlegen maakte hij zich los uit haar omhelzing en keek om zich heen. Opgelucht haalde hij adem. Er was geen bekende in de buurt.

“En is dat je vrouw? Kom, schatje, laat me je een brasa geven. Ik ken Emanuel nog van toen hij met kapotte broeken om zijn kont rondliep.”

Ria zocht glimlachend Emanuels ogen en liet zich door haar omhelzen. Hij ontweek haar blik.

“Woon je nog bij die ma van je?” De wijze waarop ze ‘ma’ uitsprak ontging hem niet. Alsof ze iets vies vastpakte.

“Nog wel. Maar binnenkort gaan we –”

Voordat Ria haar zin kon afmaken, duwde Emanuel haar in de richtingvan de auto.

In Maxi’s ogen streden verbazing en verdriet om de voorrang. Emanuel stopte zijn hand in zijn broekzak. “We moeten gaan. We hebben niet veel tijd,” zei hij afgemeten. Hij reikte haar het gekreukte biljet van een tientje aan dat hij uit zijn zak opviste. “Hier, tien gulden. Koop er maar wat lekkers van.” Zonder om te kijken, trok hij Ria achter zich aan in de richtingvan zijn auto.

Een tijdje bleef het stil in de wagen. Hij had de radio aangezet. De nieuwste hit van Irma Thomas schalde uit de boxen. Nerveus floot hij mee op de tonen van de muziek. Terwijl hij zijn blik gefixeerd hield op de rode achterlichten van de auto voor hem, voelde hij naast zich de spanning die er in Ria broedde. Hij kreeg het benauwd en draaide het raam helemaal naar beneden, maar de warme avondwind die langs zijn gezicht streek, bracht geen verkoeling.

“Die stronthitte! Ikword er gek van!” riep hij terwijl hij met zijn vuist op de claxon sloeg voor een fietser die zonder te kijken bij de hoek van de Van Idsingastraat hun weg kruiste.

“Wie was die oude vrouw?”

“Welke oude vrouw?”

“Welke denk je? Hebben we er vandaag soms meer ontmoet?”

“O, die van daarnet. Dat is Maxi Linder. Een buurvrouw van vroeger, toen we op Charlesburg woonden. Ze is een beetje suiker in haar hoofd.” Emanuel deed zijn best zo luchtig mogelijk te klinken, en maakte een gebaar naast zijn hoofd ten teken dat ze gek was.

“Een oude buurvrouw van je moeder. Als ik hoor hoe ze over je moeder sprak, zijn die twee blijkbaar geen hartsvriendinnen meer.”

“Dat heb je goed gezien.”

“Waarom is dat?”

“Moeder had genoeg van haar bemoeizucht. Je kent mijn moeder,” loog hij.

Maxi’s inkomsten waren met het klimmen der jaren minder geworden. De meeste ambtenaren die in haar glorietijd bij het koloniale bestuur hadden gezeten, waren teruggekeerd naar Nederland, met het gevolg dat ze veel van haar contacten op hoog niveau was kwijtgeraakt, mensen die voor haar van groot belang waren om iets gedaan te krijgen voor de kinderen over wie ze zich ontfermde. Ze was tegenwoordig noodgedwongen heel wat minder royaal met giften. Het weinige dat ze had, deelde ze met haar buren.

Mary, Emanuels moeder, woonde enkele huizen bij Maxi Linder vandaan. Dankzij Maxi’s bemiddeling had ze een woning toegewezen gekregen op het nieuwe sociale-woningbouwproject Zorg en Hoop. Op een dag was Maxi op weg naar huis een van Mary’s kleinkinderen tegen het lijf gelopen. Maxi had die dag amper wat verdiend. Ze had genoegen moeten nemen met een van die Brazilianen die werkzaam waren op de schoeners die in de haven lagen. Ze deed haar beklag dat hij van het soort was dat ze in haar dagen “niet eens met de punt van haar schoen zou aanraken, laat staan dat ze de binnenkant van haar bovenbeen mochten beroeren…” Voor een nummertje in het laadruim moest ze genoegen nemen met betaling in natura. Een paar blikjes sardienen en een zak broodjes was al wat hij haar te bieden had. Maxi wist dat Mary met moeite de touwtjes aan elkaar kon knopen, en deelde dus gul haar verdiensten met het meisje. “Als je thuiskomt moet je het met je broertjes en zusjes delen,” zei ze erbij. Blij ging het kind met de spullen naar huis.

Mary, die net een baantje als wasvrouw had gevonden, reageerde aanvankelijk verheugd toen ze de inhoud van de zak zag. Maar toen bekroop haar de twijfel. “Waar heb je die spullen vandaan? Ben je soms je vader tegengekomen? Die vervloekte – ” Eén blik in de zak vertelde haar dat er genoeg in zat voor een warme maaltijd. De sardienen kon ze in tomaten stoven en wat overbleef kon ze de kinderen morgen op de broodjes mee naar school geven.

“Van tante gekregen,” zei het meisje trots.

“Welke tante?”

“Tante Maxi.”

“Tante Maxi?!” gilde Mary als door een wesp gestoken. Als er een ding was waarover ze zich de laatste tijd het hoofd brak, was het wel hoe ze een einde kon maken aan de relatie die ze had met Maxi Linder. Als Emanuel en zijn Nederlandse vrouw binnenkort terugkwamen, wilde ze niet dat dat mens hier de hele dag zou zitten. Niet dat ze ondankbaar was, nee, tenslotte had die vrouw hem geholpen zijn rechtenstudie af te ronden. Maar het zou gewoon niet goed zijn voor zijn goede naam als men hem in verband bracht met ene Maxi Linder. En daarbij: had zij Maxi Linder er ooit om gevraagd? Ze had zijn studie uit eigen beweging betaald. Maar nu hij terug was zou hij een goede baan vinden, en daar had hij Maxi’s aalmoezen niet meer bij nodig. Als ze haar zag, zou ze haar fijntjes duidelijk maken dat ze niet meer welkom was. Ze zou er wel op toezien dat Emanuel haar zo nu en dan wat toestopte, maar voor de rest… “Meisje, luister, breng die spullen als de bliksem terug naar Maxi Linder. Ik wil niet dat je nog iets uit haar handen aanneemt. Gods zegen rust niet op die spullen. Ze zijn verkregen door hoererij!” Ze schrok van haar eigen harde stemgeluid.

Met lood in haar schoenen en het hoofd diep gebogen liep het meisje de straat op.

Maxi kwam plotseling het erf opstormen. De vonken sloegen uit haar ogen. “Buurvrouw, zoals jij en ik weten hebben de schuttingen oren. De hele buurt zit vergenoegd te genieten van jouw opvoering. En je weet dat ik het Nederlands net zo goed beheers als Engels, Grieks, en niet te vergeten Noors. Maar als er één ding is wat ik echt goed beheers, dan is het schelden!”

Mary wist dat de buren de ruzie letterlijk konden volgen. Dat kon ze niet over haar kant laten gaan. Ze balde haar vuisten tegen haar heupen. Uit alle macht gilde ze: “Scheer je weg van mijn erf! Ik ben vrouw genoeg om mijn kleinkinderen hun driemaalsdaags te geven! Vreet die troep die je mee naar huis neemt zelf maar op!”

Maar nu was het Maxi’s beurt. Woedend stampte ze met de voet van haar gezonde been in het zand en brieste: “Nu gaat het je blijkbaar beter, hè? Heb jij niet net als vele anderen hier in de omgeving jarenlang geteerd op het vreten dat ik me uit de mond spaarde? Wie bracht jullie op oudejaarsdag een geschenkenpakket, zodat je tenminste de laatste dag van het jaar wat te vreten had?! En nu ben je ineens te goed voor mij? Pah!” Een grote fluim spatte in het zand uiteen. “Bij wie klopten jullie aan als je om een baan verlegen zat? Ik heb me blauw betaald aan doktersrekeningen! Nu het tij voor mij aan het keren is, halen jullie je neus voor me op!”

Mary wist niets beters te verzinnen dan een luide tjoerie te maken. Haar opzet om Maxi voor de buren voor schut te zetten, pakte helemaal verkeerd uit. Nu zette Maxi Linder haar voor schut, en de hele buurt erbij…

Het leek wel alsof Maxi Linder had zitten wachten om hetgeen haar dwarszat aan de buitenwereld bekend te maken. Na even op adem te zijn gekomen, hervatte ze haar scheldkanonnade. “Wat maakt jullie beter dan mij?! Vertel het me! Wat maakt mij meer hoer dan jullie?! Denken jullie soms dat niemand het ziet als jullie ‘s nachts achter de pakkisten van Glans bezig zijn? Of wanneer jullie je rug openhalen tegen de boomstammen in de Palmentuin?! Wat geeft jullie het recht mij hoer te noemen?! Wordt dit land niet door hoererij in stand gehouden…?!!”

Plotseling werd Mary het gescheld te veel. Ze commandeerde haar kleinkinderen naar binnen en liet Maxi Linder tierend achter.

Maar de krachtige stem van Maxi Linder liet zich niet door gesloten deuren tegenhouden. “Knoop het goed in jullie oren! Vanaf vandaag geeft Maxi niets meer! Geen cent! Nog geen broodkorst! Sinterklaastijd is voorbij, voorgoed! Horen jullie dat, ondankbare stoephoeren! Ik deel wat ik heb nog liever met mijn honden dan dat ik het aan mensen geef! Hun dankbaarheid is een klap met een knots. Dankbaarheid mi mars!”

De restvan de rit hadden ze zwijgend doorgebracht. Emanuel draaide de laatste bocht in en het huis van zijn moeder doemde op in de lichtbundels die de auto voor zich uit spuwde.

De kleine stenen eengezinswoning in een van de nieuwe wijken van de stad huurde zijn moeder sinds enkele weken voor zijn terugkomst. In een van haar brieven had ze hem laten weten dat het huis op Zorg en Hoop te klein zou zijn om ook aan hem en Ria onderdak te bieden. Ze drong erop aan dat hij haar zo snel mogelijk geld stuurde om de huur voor enkele maanden vooruit te kunnen betalen. Hij had een onberedeneerde haast bespeurd in haar besluit. Zelf voerde ze aan dat ze alles in kannen en kruiken wilde hebben om hem en Ria op gepaste wijze te ontvangen. Later had hij begrepen dat haar haast om te verhuizen alles te maken had met het feit dat ze niet wilde dat hij terugkwam in dezelfde buurt waar Maxi Linder woonde.

Vanaf het eerste moment dat hij wist dat hij naar Suriname zou teruggaan, had hij zich er het hoofd over gebroken hoe hij met Maxi Linder om zou moeten gaan. Behalve zijn moeder was er bijna niemand op de hoogte van het feit dat zij zijn studie had betaald. Op de kapitein die hem elke maand een envelop met geld bracht, en die ene mevrouw met wie Maxi Linder hem jaren geleden had bezocht na, kon hij niemand bedenken die van de situatie op de hoogte was. Zijn moeder had hem op het hart gedrukt het zelfs niet aan Ria te vertellen. “Het kan me niets schelen dat het je vrouw is. Als je wilt dat ze je blijft respecteren, moet je dit voor jezelf houden.” En tot vanavond had hij het bestaan van Maxi Linder voor haar verborgen weten te houden.

De meeste jongens wier opleiding ze betaalde, hadden om die reden contact met haar gezocht. Het was een publiek geheim dat je, als je wilde studeren of naar het buitenland wilde, bij Maxi Linder moest zijn. Hem waren verhalen bekend van jongens die op haar afstapten en haar op de man afvroegen of ze hun opleiding wilde betalen. Weer anderen knoopten een liefdesrelatie met haar aan, met hetzelfde oogmerk. Er waren zelfs gevallen bekend van ouders die haar opzochten en zich beklaagden dat hun kind zo goed kon leren, maar dat ze geen geld hadden om hem nog naar school te sturen. Door het goede contact dat zijn moeder door de jaren heen met Maxi Linder had onderhouden, was hij van al deze verhalen op de hoogte.

Zelf vormde hij een uitzondering op de regel, vond hij. Anders dan in de meeste gevallen kende hij haar van jongs af aan. Hij herinnerde het zich nog goed. Hij had er zelfbij gestaan toen ze het aanbod deed om zijn opleiding te betalen. Hij was destijds nog te jong om te begrijpen hoe zij haar geld verdiende, maar hij wist wel dat hij vanaf de dag dat ze hem had aangesproken toen hij op Spanhoek plantjes stond te verkopen, geen dag meer met honger naar bed was gegaan.

Als kind had hij altijd tegen haar opgekeken. Als hij op school in zijn boeken verhaaltjes las over prinsessen of koninginnen, vergeleek hij ze altijd met haar. Ze had ook altijd van die mooie kleren aan. Van alle vrouwen die hij kende, vond hij haar de mooiste en de liefste. Als ze langskwam had ze altijd iets lekkers bij zich voor hem en zijn broertjes en zusjes. Toen hij oud genoeg was om te beseffen waarmee ze haar geld verdiende, kon het hem niet schelen. Hij kende haar al zijn hele leven, en wat hem betrof veranderde er niets door die wetenschap.

Op een dag, toen hij van school thuiskwam, had hij tante Maxi samen met zijn moeder op de bank voor het huis aangetroffen. Niet het feit dat ze naast elkaar op de bank zaten bevreemdde hem – het was de wijze waarop ze samenzweerderig naar hem zaten te kijken. Na een beleefde groet haastte hij zich naar binnen – hij had het gevoel dat ze iets bespraken waar hij niet bij mocht zijn. Nadat hij een tijdje binnen in de benauwde woonkamer achter zijn boeken had zitten broeden, hoorde hij opeens de stem van zijn moeder: “Emanuel, wil je even naar buiten komen? Vrouw Max wil met je praten.” Haar stem klonk zo gewichtig dat hij zich bezorgd afvroeg of hij misschien iets verkeerds gedaan had. Hoe hij zijn hersenen ook pijnigde, hij kon niets bedenken waarvoor hij op het matje geroepen moest worden.

Toen hij buitenkwam en de uitdrukking op haar gezicht zag, wist hij dat hij zich geen zorgen hoefde te maken.

“Kom, ga zitten, mijn zoon. Vrouw Max wil wat met je bespreken.” Moeder klopte met haar vlakke hand op de open plek tussen haar en Maxi Linder.

Zijn huid tintelde van de spanning en ingehouden nieuwsgierigheid toen hij tussen hen plaatsnam.

“Moet je kijken hoe groot hij is geworden! Als je zo naast hem zit, is het niet te ontkennen. En moet je zijn smoel zien! Mary, het zal niet lang meer duren of je moet een omheining rond je erf zetten! En de vraag is of dat afdoende zal zijn om de meisjes tegen te houden… Het is dat ik je ken van dat je zo groot was, Emanuel…” Ze wees naar een plek ter hoogte van zijn middel, “…anders zou ik je in de kweek nemen. Ghèghèghèèèè…”

“Vrouw Max! Laat die jongen, hij is pas zeventien! Straks brengt u hem nog op rare gedachten.” En ook zijn moeder giechelde.

Ze dachten zeker dat hij niet wist wat ‘kweken’ betekende, dat ze hem zou inwijden in het liefdespel…! Hadden ze hem daarvoor van zijn schoolboeken weggeroepen?

“Zeg, alle gekheid op een stokje…” Ze deed haar best serieus te kijken en nam zijn hand in de hare. “Waarom ik je wil spreken, Emanuel, is dit. We weten allemaal dat ditje laatste jaar op school is. Hierna zijn de mogelijkheden tot opleiding in Suriname uitgeput. Ik heb je altijd gezegd dat ik je zie als het kind dat ik nooit heb gehad. Als ik een kind had, zou ik het de beste scholing geven die er bestaat. Daarom heb ik je moeder gevraagd wat ze ervan vindt als we jou naar Nederland laten gaan, om daar verder te studeren…”

Tante Maxi pauzeerde een ogenblik. Emanuel meende dat ze dat deed om hem de kans te geven de strekking van haar woorden op zich te laten inwerken: dat hij naar Nederland mocht, om te studeren! Met een sprong belandde Emanuel een meter van de bank. Hij maakte een wilde rondedans en liet een langgerekte indianenkreet horen. Uitzinnig van blijdschap trok hij tante Maxi van de bank en met alle kracht die hij bezat draaide hij haar in het rond, tot haar voeten van de grond losraakten.

Toen zag hij de ogen van zijn moeder. De glazige blik waarmee ze naar hen keek, temperde zijn plezier. Abrupt liet hij tante Maxi los. “U vindt het toch niet erg dat ik wegga? Want anders ga ik niet,” zei hij niet geheel overtuigend.

Zijn moeder strekte haar handen naar hem uit. Hij ging naast haar op de bank zitten. “Natuurlijk ga je naar Nederland. Het zou dom en egoïstisch van mij zijn je in de weg te staan bij zo’n kans uit duizenden. Als je mij maar belooft dat je nooit vergeet dat je dit aan vrouw Max te danken hebt, heb je mijn zegen.”

“Hoe zou ik dat ooit kunnen vergeten.”

Maxi Linder was inmiddels weer naast hen op de bank komen zitten. “Mijn instinct zegt me dat je graag naar Nederland gaat voor verdere studie.”

Emanuel keek hulpzoekend naar zijn moeder. Met tranen in haar ogen knikte zij van ja.

“Ga er dan van uit dat je over ongeveer een jaar in Amsterdam zit. Dat geeft me de tijd om een en ander te regelen. Ik zorg ervoor dat je gratis met een van de schepen meekunt. Een van de kapiteins zal voor onderdak zorgen in Amsterdam. Over geld voor je onderhoud hoef je je geen zorgen te maken. Iedere maand zal ik een van de kapiteins zakgeld voor je meegeven. Over je studiekosten hoef je je niet druk te maken. Daar wordt voor gezorgd.”

“Tante Max! Ik weet niet hoe ik u moet bedanken,” stamelde Emanuel.

“Ach, laat het bedanken maar achterwege. Dat zijn slechts woorden. Als ik oud ben, zul je me af en toe een bot toewerpen.”

Voor Emanuel wat kon zeggen zei zijn moeder: “Dat is niet iets waarom u hoeft te vragen. Het zou een schande zijn als Emanuel dat niet uit eigen beweging deed! In dat geval zal ik hem persoonlijk aan zijn snor trekken. Zolang ik leef, sta ik bij u in het krijt.”

Met een achteloos gebaar had Maxi Linder haar woorden weggewuifd.

Met een klap sloeg Emanuel het autoportier achter zich dicht. Terwijl hij inwendig vloekte dat ze Maxi Linder uitgerekend vanavond hadden moeten tegenkomen, liep hij naar de andere kant van de auto. Juist op de dag dat ze hun nieuwe huis gingen bezichtigen! Als hij bijgelovig was geweest, zou hij denken dat het een ongeluksteken was.

Galant hield hij de deur voor Ria open. “Voorzichtig bij het uitstappen, mevrouw Medemblik. Denk aan onze baby.”

Ria toverde een glimlach op haar lippen. “Jij bent gek,” zei ze lachend.

“Een gek die van je houdt.” Hij kuste haar op haar wang.

De gestalte van zijn moeder verscheen in de deuropening. Naast hem hoorde hij Ria zuchten.

“Zullen we ons huis snel op orde maken?” fluisterde hij in haar oor toen ze naar de voordeur liepen.

Zachtjes kneep ze in zijn zij. “Op de benedenverdieping kun je praktijk houden.”

“Daar had ik zelf ook aan gedacht. Het is een perfecte ruimte. In het voorste gedeelte krijg jij je eigen kantoor, kindje.”

“Hoe was het huis?” vroeg zijn moeder terwijl ze een stap opzij deed om hen binnen te laten.

“Het is een schitterende woning. Werkelijk prachtig!” Terwijl ze sprak pakte Ria zijn hand vast. “Hij heeft me werkelijk verrast. Enne, we kwamen voor de deur nog een oude buurvrouwvan u tegen. Emanuel, hoe heette ze ook alweer?”

Emanuel trok zijn hand los uit de hare en reageerde niet op haar vraag.

“Wie kwamen jullie tegen?” vroeg zijn moeder nieuwsgierig.

“Wie we tegenkwamen?”

“Ja, die vreemde vrouw die je aansprak.”

“O dié… Ik heb ontzettende honger, is er wat te eten?”

“Hoe zei je ook alweer dat ze heette? Ze had een hele rare naam…”

“Wfé kwam je tegen?” vroeg zijn moeder opnieuw.

“Maxi Linder.”

“Maxi Linder!?” Haar stem sloeg over. Verschrikt keek ze Emanuel aan.

In het Surinaams zei hij haar dat ze zich geen zorgen hoefde te maken en dat hij Ria niet over haar had verteld.

Ria keek verstoord op. “Emanuel, hoe vaak moet ik je zeggen dat ik het haat als je dat takitaki spreekt waar ik bij ben.”

Zijn moeder maakte een tjoerie terwijl ze naar de keuken liep.