Tiende hoofdstuk
WAT IS ER MET JIM GEBEURD?
Het duurde langer dan tien minuten voor de beide cowboys
terugkwamen. De koffie was al enige tijd gezet en nog steeds waren
ze er niet. Het was reeds ruim een half uur geleden dat ze waren
weggegaan. Ongedurig liep Bas telkens weer naar de deur om te zien
of de jeep in aantocht was. Buiten leek het wel nacht. Met een
angstaanjagend geluid gierde de orkaan-wind er voort. Het regende
nog altijd, maar de bliksem had opgehouden.
Van de jeep was nog niets te zien. Was de cowboys onderweg iets
overkomen, vroeg Bas zich ongerust af. Ria was druk in de weer in
de keuken, waar zij probeerde een soort maaltijd klaar te maken. Om
de paar minuten stak zij echter haar hoofd om de deur om te
informeren of Mike en Jim er al waren.
De jongen ging zoeken naar een plankje, waarmee hij het stuk
geslagen raam dicht kon maken. De storm joeg er door naar binnen en
het regende er in. Hij moest ook iets doen, hield hij zich voor.
Dat werkeloze afwachten was niets gedaan. En ineens waren de
cowboys er toen. Hij had de jeep niet horen naderen en daarom
schrok hij, toen ze ineens in de deur stonden. Ze hadden slechts
één gevangene bij zich, de bandiet die ze uit de blokhut hadden
gelokt. „ Waar zijn de anderen?" vroeg Bas. „Die zijn er vandoor. "
„ Vandoor?" herhaalde hij ongelovig.
,, Ja, " bevestigde Jim. „ik schijn ze toch niet goed genoeg
gebonden te hebben. Ze moeten kans gezien hebben zich los te maken
en zijn toen met de jeep gevlucht. Daarom heeft het ook zo lang
geduurd voor we terug waren. " „ En je paard?" informeerde Bas.
,, Dat staat hier al achter in de stal. Ze hebben het gelukkig
ongemoeid gelaten. Anders was ik ze misschien nog achternagegaan.
In ieder geval is Ria vrij en dat is het allerbelangrijkste. Die
kerels lopen toch wel hier of daar tegen de lamp. " Hij snoof. „Wat
ruik ik? Koffie? Ben ik even blij dat we jou bevrijd hebben, Ria.
Anders had Mike het moeten zetten. Nou en het drinken van zijn
koffie staat zo ongeveer gelijk met zelfmoord. Schenk maar eens in,
kind. " De beide gevangenen werden in een hoek van het vertrek bij
elkaar gezet. Mike keek eens na of zij wel stevig genoeg geboeid
waren, maar daar mankeerde niets aan. Dan trok hij samen met Bas en
Jim naar de keuken, waar zij zich bij het fornuis konden verwarmen,
want ze waren koud geworden van de regen, en hun kleren wat laten
drogen. Ze zaten er te genieten van hun koffie, toen ze een
oorverdovend geweld hoorden. Het leek wel of er tien expresstreinen
met donderend lawaai naderbij kwamen.
Verschrikt keken Bas en Ria naar de beide cowboys. „Een wervelwind,
" zei Jim. Het gedreun en gedaver kwam steeds dichterbij.
Instinctmatig boog Bas zich, als kon hij zo aan het geweld
ontsnappen. Een zee van lawaai stortte zich op de blokhut neer. Het
houten gebouw kraakte en steunde. Het plankje, dat Bas voor het
raam had gespijkerd, vloog los en zwierde door het vertrek. De
orkaan spoot naar binnen en joeg door de kamer heen. Niets bleef
staan. Voorwerpen botsten tegen de buitenkant van de blokhut. Nog
vervaarlijker werd het gedreun. Het leek nu of ze verpletterd
zoudenworden. Bas verwachtte niet anders of de blokhut zou in
elkaar storten. Hij was zich van niets anders meer bewust, alleen
maar van dat ontzagwekkend geweld, waar hij zich middenin scheen te
bevinden, het gieren en fluiten, het zieden en gegrom, het gekraak
en gesteun en het woeste gedaver als reed een trein nu over het dak
van de hut. Een ogenblik bleef het stil. Het was of Bas in een
diepe put wegzonk. In zijn oren dreunde nog het lawaai. Meteen
begon het weer. Ria greep hem vast, maar hij merkte het niet eens.
Een ruit werd ingedrukt. Het glas vloog in duizenden scherfjes weg.
De wanden leken heen en weer te zwaaien. Regenhoosde neer. Zeeën
van water stortten omlaag. Bas had er geen idee van hoe lang dit
alles duurde. Tot zijn verbazing bemerkte hij op een gegeven
ogenblik dat het rustiger was geworden. De orkaanwind gierde nog
wel en nog altijd kletterde de regen neer, maar dat vervaarlijke
geweld was afgelopen. Hij keek op: Ze zaten er alle vier nog,
terwijl hij half en half verwacht had dat ze door de wervelstorm
opgepakt en kilometers ver van elkaar neergesmakt zouden zijn. „Dat
was geen kleinigheid, " zei Jim.
„Je zal er maar inzitten, " vond Mike. „Die twee kerels met die
jeep... "
De oude cowboy knikte. „Die kunnen het wel eens kwaad te verduren
hebben gehad. " Hij proefde van de koffie. „Jongens, die is nog
niet koud. Drinken. "
Het noodweer hield aan. Het was al laat in de avond en nog altijd
gierden de orkaanwinden.
„We zullen hier moeten overnachten, " zei Jim. „We kunnen niet weg.
" Tegen dat overnachten hadden ze geen bezwaar. Erger was dat ze op
de DS Ranch nu nog altijd niet wisten dat ze alle vier in
veiligheid waren. De wervelstorm zou de angst natuurlijk nog groter
gemaakt hebben. Maar er viel niets aan te doen. Ze beschikten niet
over een vervoermiddel en het viel niet te verwachten dat er iemand
in dit verschrikkelijke weer naar de blokhut zou komen... Er was
nog iets, dat Mike dwars zat.
„Ik hoop dat we morgen weg kunnen, " zei hij. „Over drie dagen is
die rodeo en dan moeten we er zijn. " Jim knikte. „Natuurlijk. Het
is alleen de vraag of er wel een rodeo zal worden gehouden. Dat
wervelstormpje kan wel zoveel stukken en brokken gemaakt hebben dat
de mensen hun hoofd helemaal niet naar een feest staat. " „Maar als
die rodeo gehouden wordt, moeten we er met Stormwind zijn, " hield
Mike vol. „We hebben nou een kans om te winnen, dus... "
„Reken maar dat we er zijn, " zei Jim. „Over rodeo's gesproken, heb
ik jullie wel eens dat verhaal verteld over die bankoverval?"
„ Wat heeft een rodeo nou met een bankoverval te maken?" meende
Bas.
„ Niet zo gauw, niet zo gauw, " suste Jim. „Het heeft alles met
elkaar te maken, dat zul je direct wel merken. Zitten jullie goed?"
Zelf zat hij natuurlijk weer met zijn voeten op de ovenplaat van
het keukenfornuis. Hij keek eens naar de anderen en begon dan met
zijn verhaal.
„Ik heb indertijd Coke Ramson zelf nog gekend. Dat was ook een
cowboy, maar niet zo'n hele beste. Hij was nogal van dat
gemakkelijke en aan hard werken had hij niet alleen een broertje,
maar zijn hele familie dood. Hij liep er wat je noemt de kantjes
af. En altijd had hij het er maar over dat er toch wel een andere
manier moest zijn om geld te verdienen, en dan een heleboel in één
keer. Nou had Coke bepaald een ruim geweten en hij keek niet zo erg
nauw. Op een dag wist hij het: hij zou een bankoverval plegen, dan
was hij meteen binnen. Nou mocht hij lui zijn, hij was toch niet op
zijn achterhoofd gevallen. Hij had een koppie, waar wel wat in zat
en op zijn manier was hij heus wel goochem. Hij begreep best dat je
zo'n bankoverval goed moest voorbereiden. Dagen en dagen overlegde
hij met zichzelf hoe hij het zou aanpakken. Hij had daar alle tijd
voor, terwijl hij de kantjes eraf liep te lopen.
Eindelijk weet hij precies hoe hij het aan zal pakken. In een
naburige stad zal over een paar weken een rodeo worden gehouden.
Dan is er altijd een hoop volk op de been en loop je niet zo gauw
in de gaten. Hij zal van te voren eens poolshoogte gaan nemen bij
die bank en zich precies oriënteren. Maar wat hijzelf als een
reuzevondst beschouwt is het volgende: wanneer iemand een
bankoverval heeft gepleegd, gaat hij altijd meteen aan de haal. Hij
rijdt er met een auto vandoor om zo gauw mogelijk heel ver van de
plaats van de overval te zijn. Coke zal het anders aanpakken. Hij
blijft rustig in de stad, op die manier zal er geen verdenking op
hem vallen.
Terwijl de politie de wegen, die uit de stad leiden afzoekt, zit
hij rustig bij de duiten. Dagen later als de opwinding bedaard is,
zal hij de kuiten nemen. Nou, acht dagen voor de rodeo begint,
trekt Coke naar de stad toe. Hij gaat naar een van de beste hotels
toe en bespreekt daar een kamer. Het kost wel een beetje moeite,
omdat bijna alle kamers al bezet zijn, maar het lukt hem toch. De
volgende dag loopt hij als een toerist door de stad, werkelijk een
heer. Hij heeft er zijn laatste centen aan besteed om een keurig
pakje aan te schaffen. Op zijn gemak slentert hij eens langs de
bank en neemt daar de situatie op. De volgende dagen doet hij niks
anders dan maar rondslenteren zodat ze hem al zo'n beetje beginnen
te kennen als die nette, rustige toerist. Dat is nou net precies
zijn bedoeling.
Dan komt de dag waarop de rodeo gehouden wordt. Nou, het is een en
al feest in de stad. Er zijn duizenden toeristen, die in de beste
stemming door de straten trekken. Sommigen lopen al te hossen en te
zingen. Het is echt zo'n dag waarop iedereen een goede bui
heeft.
's Morgens is de bank nog open; 's middags gaat die dicht om het
personeel ook feest te laten vieren. Om een uur of tien wandelt
meneer Coke, piekfijn verzorgd en zelfs met een sjieke vilthoed op,
naar de bank. Zelfs tussen al die toeristen valt hij nog op als
zo'n keurig heer. Coke weet precies wat hij zal doen. Hij heeft een
briefje bij zich, waarop hij in drukletters geschreven heeft: Mond
dicht, geef mij alle geld of anders... En wat dat anders is, zal de
bankbediende wel kunnen raden, als hij de revolver ziet, die Coke
hem onder de neus zal houden. Wanneer hij het geld heeft, zal hij
heel rustig naar het hotel teruggaan, daar vragen of er misschien
post voor hem is gekomen en dan aan de bar een glaasje bier
drinken. Intussen zal er door de bank wel alarm zijn geslagen. De
politie zal de wegen uit de stad afzetten en alle auto's afzoeken,
maar Coke zal daar rustig in het hotel, op misschien tweehonderd
meter van de bank zitten...
Het gaat precies als hij heeft verwacht. In de bank is geen kipte
zien. Achter het loket zit de bediende rustig in een boek te lezen.
Coke heeft een masker voor zijn gezicht geschoven. Dat is misschien
maar goed ook, want die bediende zou waarschijnlijk van het echte
gezicht van Coke meer geschrokken zijn dan van die gemaskerde
tronie.
Coke glipt naar het loket, tikt en de bediende schuift het raampje
op. , U wenst?' zegt hij.
Coke legt het briefje voor hem neer en laat zo heel eventjes zijn
revolver zien. Het is meteen voor mekaar. De bediende wordt zo wit
als een laken en zijn tanden klapperen als bezeten. Hij trekt de
geldla open en schuift met twee handen geld naar Coke toe. Die pakt
de grootste biljetten en dat zijn er nogal wat, stopt ze in de
aktetas, die hij bij zich heeft, zegt goededag, draait zich om,
doet het masker af en wandelt doodgemoedereerd naar buiten. Het is
allemaal zo simpel als wat. Een kind kan het hem nadoen. "
Jim hield even op en keek de kring rond. Dan ging hij weer
verder.
,, Nou, daar staat Coke dus buiten. Hij kijkt eens naar de blauwe
lucht en wil dan naar zijn hotel gaan. Maar dan bijt hij bijna op
zijn tong van schrik, want ineens voelt hij iets hards in zijn rug.
Ze hoeven Coke heus niet te vertellen wat dat is: het is een
revolver. Hij draait zich om en daar staat een levensgrote agent,
met een schuit van een pet op zijn hoofd. Coke voelt zijn knieën
tegen mekaar klapperen. , Kom maar mee, vriendje, ' zegt die agent.
Jij gaat de bak in. ' Coke weet niet wat hij hoort. Met ogen als
bierviltjes kijkt hij naar die revolver die op hem gericht is. Niks
meer te versieren, begrijpt hij. Eén beweging en dan knalt dat
pistool en hij zal het heus niet meer navertellen. , O. K., ' zegt
Coke,, ik heb het verloren. Ik geef me over. Schiet nou niet. Ik ga
wel mee. 'De agent pakt hem in zijn kraag en daar staat een meter
of twintig verder een gevangeniswagen. Maar wat voor een. Een grote
kooi, die op een vrachtwagen is geplaatst. Coke voeltzich of hij
van Lotje is getikt, maar hij is te verbouwereerd om iets te doen.
Als een lammetje laat hij zich in de kooi duwen. Voor de traliedeur
achter hem dichtgaat, geeft hij de agent gauw zijn revolver en de
tas met het geld. Je weet immers niet wat die kerel anders nog zou
doen. Hij loopt maar te zwaaien met die revolver van hem. En daar
staat Coke dan in die kooi voor alle mensen te kijk. Ze lachen om
hem en wijzen naar hem. Hij weet nou helemaal niet meer hoe hij het
heeft. Hij voelt zich als een zeldzame papegaai in een kooi, bij
wie iedereen komt proberen of hij kan praten. Naast de kooi staat
de agent op zijn gemak te kijken. Er wordt helemaal geen haast
gemaakt om hem naar de gevangenis te brengen.
En dan een leven als een oordeel. Sirenes loeien. Motoren komen
daverend aanrijden en politieauto's stuiven door de straat. De
bankbediende heeft alarm geslagen. Agenten rennen de bank binnen en
niet veel later komen ze weer naar buiten... met de bankbediende.
Die kijkt met knipperende ogen rond en dan ziet hij de kooi. , Dat
is 'm, ' schreeuwt hij., Dat is 'm. 'Nou, er komen wel dertig
agenten naar Coke toerennen. Die steekt zijn handen rap in de
hoogte en piept:, Niet schieten, niet schieten! Ik heb mijn
revolver en het geld al aan die smeris daar gegeven. 'De agent, die
Coke heeft gearresteerd, kijkt naar de revolver van de gevangene en
naar de tas of hij water ziet branden. Zijn mond valt open en zijn
kaak hangt zowat op zijn boordeknoopje.
, Wat moet dat nou?' vraagt hij eindelijk.
Zegt een van de agenten:, Man, je hebt de dader van eenbankoverval
gegrepen. 'Zegt de agent, die Coke in zijn kraag heeft gegrepen:,
Wat vertel je me nou! Ik heb hem alleen maar opgepakt, omdat hij
geen cowboyhoed op had. 'Nou en toen zakte Coke's kaak omlaag, maar
bij hem tot bijna op zijn schoenen. En als hij het had gekund, had
hij zichzelfeen schop onder zijn broek gegeven, omdat hij zo
onnozel is geweest. Want wat is het geval? Als ze daar in die stad
een rodeo houden, moet je allemaal een cowboyhoed op hebben. Ze
rijden er met die kooi rond om iedereen op te pakken die niet zo'n
hoed op zijn hoofd heeft staan. En nou net uitgerekend de enige,
die in die straat zonder cowboyhoed rondliep, was Coke de cowboy.
"
„ En die agent, die hem in zijn kraag had gegrepen?" vroeg Ria.
„ Dat was helemaal geen agent. Hij had alleen een soort
politiepakje gehuurd, omdat de feestcommissie hem opdracht had
gegeven met die kooi rond te rijden. Het was een doodgewone
postbode. En toen Coke eens een beetje beter keek, zag hij wel dat
het pakje niet helemaal echt was. Dat had hij trouwens al moeten
zien aan die schuit van een pet. En die revolver was ook maar een
toneelding. Je kon er geen schot mee lossen. Maar Coke was zo van
streek geweest dat hij daar allemaal geen aandacht aan had
geschonken!"
Heel die nacht hield het noodweer aan. Maar tegen de morgen werd
het gelukkig eindelijk minder. Toen Bas naar buiten keek, zag hij
welk een vernielingen de orkaan had aangericht. Tientallen bomen
waren tegen de grond geslingerd. Struiken waren ontworteld en tegen
de blokhut geblazen. Het dak van het houten gebouw had schade
opgelopen, maar ze mochten zich gelukkig prijzen dat het zo solide
was gebouwd, want anders zou er niet veel meer van over zijn
geweest.
De wind woei nog altijd met stormkracht en er dreigde regen, het
was echter niet langer levensgevaarlijk om je buiten te wagen. Jim
stelde daarom voor dat hij te paard naar de hoofdweg zou rijden om
daar een auto aan te houden. Zou hem dat niet lukken, dan zou hij
naar de DS Ranch doorgaan om daar te vertellen waar Mike, Ria en
Bas zich bevonden. Bas vroeg of zij niet alvast te voet naar de
hoofdweg zouden gaan, maar Jim vond dat te riskant.
„ Wie weet wat voor weer we nog krijgen. Het is een paar uur lopen
en komen ze jullie ophalen, dan weten ze niet waar ze moeten
zoeken. Jullie kunnen veel beter hier blijven. Je zit droog ook, "
voegde hij er met galgehumor aan toe, want de eerste regendruppels
sloegen al weer op de blokhut neer. Jim reed weg, nagekeken door de
drie achterblijvers, die hem in de stromende regen zagen
verdwijnen. „En nu maar wachten, " zei Mike. Dat wachten was al
zoiets. Er viel niets te doen in de blokhut. De beide gevangenen
zaten in een hoek met verveelde gezichten voor zich uit te kijken.
Wanneer Mike zich in het vertrek ophield waar zij zich bevonden,
maakte hij de touwen, waarmee zij gebonden waren, voor een tijdje
los zodat ze hun ledematen konden bewegen. Maar zodra hij het
vertrek wilde verlaten, bond hij hen opnieuw.
De aanwezigheid van die kerels, die daar maar roerloos en zwijgend
zaten te staren, begon op Bas' zenuwen te werken. Hij bleef daarom
het liefst maar zoveel mogelijk in de keuken, waar hij ze niet zag.
Of hij liep, tussen de stortbuien door, naar buiten om uit te
kijken of er misschien een vliegtuig naderde. Mike achtte het
namelijk niet onwaarschijnlijk, dat er ondanks de stormwind
toestellen de lucht in zouden gaan om naar het vermiste drietal te
zoeken. Toen Bas zo weer eens op de uitkijk stond, zag hij iets dat
hem zijn adem deed inhouden. In de verte naderde een paard, maar
zonder ruiter... Het dier galoppeerde voort en kwam naar de
blokhut. Het was het paard van Jim, zag Bas. „Mike!" riep hij,
„Mike, kom eens. " De cowboy rende haastig naar buiten.
„ Wat krijgen we nou?" zei hij. Het paard bleef bij hen stilstaan.
Snel keek Mike het zadel na of hij iets van een beschadiging of
sporen van een worsteling kon vinden. Die waren er niet.
„Zou Jim iets overkomen zijn?" vroeg Bas bezorgd.
„ Daar ziet het wel naar uit, " antwoordde Mike.
„De kerels, die er met de jeep vandoor zijn?" opperde Bas.
„ Het is mogelijk. Maar ze waren ongewapend en Jim had een
revolver. Hij kan natuurlijk in de val gelokt zijn. Het gekke is
alleen dat er aan zijn paard niets te zien valt. Hij zal zich heus
niet zonder meer gewonnen hebben gegeven. " „Misschien heeft hij
het paard ergens laten staan en is hij te voet verder gegaan, "
meende Bas.
„ Dat kan natuurlijk. Maar het paard is niet zonder reden
teruggekomen. Er moet iets met Jim aan de hand zijn. Het beroerde
is dat wij niets kunnen doen. "
„We kunnen toch met het paard gaan zoeken waar hij is, " vond
Bas.
„Ik kan jullie hier niet alleen achterlaten. Veronderstel eens dat
die bandieten hierbij inderdaad een handje in het spel hebben
gehad, dan maak je alle kans dat ze hierheen komen. " „ Kunnen wij
dan niet met je meegaan?" ,, Dat is ook te riskant. Nee, het enige
is dat er zo spoedig mogelijk een vliegtuig komt. Dan kan er
tenminste iets gebeuren.
Ze moesten tot in de middag wachten. Toen hoorde Mike het eerst het
verre gezoem van een vliegtuig. Met zijn drieën renden ze naar
buiten. In spanning wachtten ze af of het toestel in de richting
van de blokhut zou vliegen. Het toestel was als een klein zwart
puntje tegen de wolkenhemel zichtbaar geworden. Het scheen
dichterbij te komen. Bas, Ria en Mike zwaaiden. De Piper Cub schoot
over. Zou de piloot hen gezien hebben?Het toestel draaide en vloog
terug, nu een stuk lager. Het cirkelde twee, drie maal rond en
landde dan op enkele honderden meters afstand van de hut. Op het
laatste ogenblik wist het nog een boomstam te ontwijken, die door
de orkaan daar was neergesmeten. De vlieger stapte uit. Het bleek
mister Stone te zijn, gevolgd door een man, die — zoals Mike
vertelde — mister Green, de eigenaar van een naburige ranch was.
Mister Stone was de koning te rijk dat zijn beide logé's en Mike
niets bleken te mankeren. Ze wilden hem alles vertellen wat er
gebeurd was, maar hij weerde dat zonder meer af. „Straks als we
thuis zijn, " zei hij. „Ze zitten op de ranch in de grootste
onrust. " Hij wendde zich naar de andere rancher: „Waarschuw jij
via de radio even dat de vermisten terecht zijn?" De man begaf zich
snel naar het toestel. Bas en Ria waren opgelucht. Over enkele
minuten zouden Ria's ouders nu weten dat zij veilig en wel
waren.
Mike vroeg of de ranch veel schade had geleden van de orkaan.
„ Aan wat ik tot nog toe gezien heb, valt het wel mee, " vertelde
mister Stone. „Alleen de Piper Cub heeft een lelijke duw gekregen,
daarom ben ik met dit toestel meegekomen. Zo gauw de storm wat
minder was geworden, hield ik het niet meer uit. Hebben jullie Jim
misschien nog gezien? Hij is naar jullie op zoek gegaan. " De
cowboy deed snel verslag over hetgeen er gebeurd was.
„ Dat ziet er niet zo best uit, " zei mister Stone, wiens gezicht
een bezorgde uitdrukking had gekregen. Ze overlegden wat er het
beste kon gebeuren. Besloten werd dat Bas en Ria met het vliegtuig
naar de ranch gebracht zouden worden. Mister Stone en Mike zouden
in de blokhut blijven wachten tot er hulp gearriveerd was die de
beide gevangenen van hen kon overnemen. Daarna zouden ze op zoek
gaan naar Jim. Mister Green kwam terug van het vliegtuig. „ Nou,
aan het lawaai te horen vlogen ze bij jou thuis zowat de lucht in,
toen ik ze vertelde dat de verloren schapen terecht waren, " deelde
hij aan Stone mee. „Met een half uur kan de politie hier zijn. Er
bevonden zich patrouillewagens op de hoofdweg. Die zijn gealarmeerd
en komen zo snel mogelijk hierheen. "
Toen ze zich in de lucht bevonden, zagen ze in de verte de drie
auto's al naderen. Mister Green wees ze hun aan. „ Nu kunnen ze
tenminste gauw naar Jim gaan zoeken, " zei Bas. Hij tuurde naar het
landschap onder hen om te zien of er hier of daar enig spoor van de
oude cowboy waar te nemenviel. Hij hoopte vurig dat Jim spoedig
gevonden zou worden, want het zou toch wel afschuwelijk zijn, als
de man die hen gered had, zelf omgekomen zou zijn. Plotseling boog
hij zich naar het raampje om beter te kunnen kijken. Nee, hij
vergiste zich niet. Daar in de diepte lag de jeep.
„ Mister Green, " waarschuwde hij. Hij vertelde wat hij had gezien.
Het vliegtuigje begon te dalen. Ze konden de jeep nu beter zien.
Die was in een diepe kloof gestort. Ernaast lagen menselijke
gestalten. Bas meende er drie te tellen. Een ervan bevond zich op
enkele tientallen meters afstand van de anderen. Ze konden niet zo
laag dalen dat de gestalten te herkennen vielen. Het ravijn was te
smal om er met het toestel binnen te vliegen.
„We kunnen beter de politie waarschuwen, " meende mister Green,
„voor wij ons leven wagen. " Via de boordradio riep hij zijn
woonhuis op en deelde mee wat ze gezien hadden. „Als ik jullie
straks heb afgezet, " zei hij dan tegen Bas en Ria, „vlieg ik
hierheen terug. Misschien moet er iemand zo snel mogelijk naar het
ziekenhuis getransporteerd worden. Dan kan ik daarvoor zorgen.
"
Bas en Ria waren pas enkele uren in het woonhuis en zij waren de
dolgelukkige mijnheer en mevrouw Banning nog volop aan het
vertellen van hun avonturen, toen er een politieauto kwam
voorrijden, waaruit mister Stone en Mike stapten. Bas, die juist
aan het woord was, brak zijn verhaal af en rende naar de beide
mannen toe.
„Waar is Jim?" vroeg hij. Want dat was het enige wat hem op het
ogenblik interesseerde. Veronderstel toch eens dat de oude cowboy
iets overkomen was.
„Green heeft hem naar het ziekenhuis gebracht, " deelde Stone mee.
Toen hij zag hoe de jongen wit werd van schrik, voegde hij er
haastig aan toe: „Zo erg is het nu ook weer niet. Hij heeft alleen
maar een been gebroken. " „Alleen maar een been, " zei Bas
verontwaardigd.
„O, maar het had veel erger kunnen zijn. We mogen blij zijn dat het
zo is afgelopen, " vertelde Stone. „ Maar wat is er dan
gebeurd?"
„ Toen Jim onderweg was, zag hij in het ravijn de jeep liggen. Hij
kwam van zijn paard en ging naar de rand van de kloof om te kijken,
wat er precies gebeurd was. Er lagen twee mannen naast de auto,
ontdekte hij. Hij riep naar beneden en een ervan gaf antwoord. Ze
waren allebei gewond, riep hij. Jim had al gezien dat de twee
mannen de beide ontvluchte bandieten waren. Maar daar wilde hij op
dit moment niet aan denken. Hier verkeerden mensen in nood en die
moesten geholpen worden. Hij liet zijn paard staan en begon in de
kloof af te dalen. Maar door de regen was de rotswand erg glad en
glibberig geworden. Op een gegeven ogenblik gleed hij uit en viel
tientallen meters naar beneden. " „ Had hij die kerels maar laten
liggen, " zei Bas bitter. „ Dan ken je Jim niet, " merkte mister
Stone op. „Al waren het zijn ergste vijanden geweest, dan had hij
nog geprobeerd hulp te bieden. Zo is hij nou eenmaal. " Beschaamd
keek Bas voor zich. Mister Stone had gelijk. Zijn uiting was
onjuist geweest. Hij vroeg zich even af of hij niet juist zo
gehandeld zou hebben als Jim, wanneer hij in dezelfde situatie was
komen te verkeren. Het was een vraag waarop geen antwoord viel te
geven. De omstandigheden moeten het uitwijzen. In zulk soort
ogenblikken blijkt pas of je werkelijk een goed en rechtschapen
mens bent...
„ Maar hoe was die jeep in dat ravijn terecht gekomen?" informeerde
hij dan, om het gesprek in een andere richting te leiden.
„Ze waren overvallen door de wervelstorm. Het was hun bedoeling
geweest zo gauw mogelijk de hoofdweg te bereiken. Daarom wilden ze
geen acht slaan op het noodweer. Die wervelstorm pakte de auto
eenvoudig op en smeet haar in de diepte. "
„ En Jim maakte het verder goed?"
„Hij had al weer het grootste woord, " lachte mister Stone.
„ Hij was woedend omdat we hem met het vliegtuig naar het
ziekenhuis wilden brengen., Van mijn leven niet in zo'n
sinaasappelen-kist!' riep hij. Maar we hebben hem eenvoudig
opgepakt en in het toestel gedragen. Als je het mij vraagt, vond
hij dat eigenlijk nog erger dan zijn gebroken been. "