Derde hoofdstuk
DE ADELAAR
Bas lag nog even wakker. Hij moest weer denken aan het verhaal
van Jim over Bliksem. Ineens schoot hij in de lach. Hij zag dat
paard al aan de brede borstkas van de kleine cowboy om snikkend
beterschap te beloven. Hij kon het niet helpen dat hij daar even om
moest lachen. Het was een te dwaas gezicht dat zijn fantasie hem
daar voortoverde. Overigens twijfelde Bas er niet aan of Jim had de
waarheid verteld. Zijn stem had te oprecht geklonken. Weer speelde
er een lach om Bas' mond. Hij had de oude cowboy nu al verscheidene
malen geplaagd dat hij steeds zulke sterke verhalen wist te
verzinnen, maar wat zouden zijn vrienden op de H. B. S. straks wel
niet zeggen, als hij begon te vertellen over zijn belevenissen in
Amerika? Al zou hij er maar een deel van vertellen, dan zouden ze
hem nog niet willen geloven, dacht hij. Neem nou eerst maar de
vliegtocht naar Amerika met die riskante noodlanding. Daarna het
tweedaagse verblijf in New York, waar ir. Dekkers hem en Ria had
rondgeleid en waar hij al die beroemde punten en gebouwen, die hij
slechts van foto's kende, in werkelijkheid te zien had gekregen.
Dan de kennismaking met het gezin Dekkers na een treinreis, die een
dag en een nacht had geduurd. En pas toen had Ria's vader verteld
van het plan, dat ze veertien dagen zouden gaan logeren op een
grote ranch in het westen van Amerika. De reis erheen was opnieuw
lang geweest. Ze hadden een kleine twintig uur in de trein gezeten
voor ze op het punt van bestemming waren. Maar zelfs dat was nog
een hele belevenis geweest. Boven op de trein bevonden zich
namelijk glazen koepels. Je kon daar zitten en dan keek je
onbelemmerd over heel liet wijde landschap uit.
Wanneer Bas niet in de trein zelf rondzwierf om te zien of hier of
daar niet wat te beleven viel, zorgde hij wel dat hij daarboven een
plaatsje had.
Nooit zou hij de zonsondergang vergeten, die hij zo in een van de
koepels had aanschouwd. Terwijl de trein in bliksem-tempo naar het
westen snelde, zakte ver voor hem uit de zon steeds lager. De hemel
kleurde rood en er lag een rossige gloed over de heuveltoppen.
Tenslotte gleed de vurige schijf achter de horizon weg — als een
glinsterende gulden in de gleuf van een spaarpot, moest Bas denken.
Nog even flakkerde het rode schijnsel in het westen en dan werd de
hemel langzaamaan donkerblauw van kleur. Bas keek achter zich. Het
leek of je het donker naderbij zag komen en steeds dichter worden.
Bomen verduisterden tot zwarte gedaanten, waarboven nog een enkele
tak uitstak. Dan werden al die zwarte vormen tot één duistere
massa, die zich nog flauw tegen de hemel aftekenden. Heuveltoppen
vervaagden en tenslotte was het overal donker. Heel anders donker
dan in Nederland, meende Bas, want nergens zag je het flonkerend
lichtje van een lantaarn of van een huiskamerraam, waarachter de
lamp ontstoken was. Het was één zwarte leegte, tot de eerste
sterren door de duisternis braken. Door het zwijgende, donkere
landschap raasde de trein. Een pijl van licht, die zich een weg
zocht door de nacht. Je werd er stil van, vond Bas, zo
indrukwekkend was het. Hij was er zelfs zo stil van geworden, dat
hij in slaap was gevallen...
En toen maakten ze de volgende dag kennis met de ranch. Nou, wat
viel daar allemaal wel niet te beleven. Neem alleen maar eens Jim
met zijn verhalen, die hij op zijn eigen manier zo smakelijk kon
vertellen. En wat was er al niet meer? De beide vliegtuigjes
bijvoorbeeld, die bij de ranch hoorden. „Het lijkt natuurlijk heel
erg luxueus, " had mister Stone aan Bas verteld, toen hij de jongen
voor het eerst in een van de toestelletjes had meegenomen, „maar we
hebben die Piper Cubs eenvoudig moéten aanschaffen. Ons grondgebied
is zo enorm uitgestrekt en sommige gedeelten ervan zijn praktisch
onbereikbaar, omdat je hoge bergruggen moet passeren, of omdat er
nauwelijks begaanbare wegen te vinden zijn. Meteen auto zou je daar
niets beginnen. Het enige vervoermiddel is een paard. Maar je bent
dan dagen en dagen onderweg naar een bepaald punt, dat we nu in een
paar uur kunnen bereiken. "
Al op die eerste tocht leerde Bas de grote voordelen van het
vliegen kennen, want terwijl ze laag over een kudde vee koersten,
zagen ze daar een kalf op de grond liggen. Mister Stone daalde en
zette het toestel aan de grond. Haastig begaf hij zich naar het
dier. Een snel onderzoek wees uit dat het ziek was. Via de
radiozendinstallatie, die zich aan boord van het toestel bevond,
riep hij het woonhuis op en gaf opdracht onmiddellijk de veearts te
waarschuwen. Dan bracht hij het kalf naar het vliegtuig en legde
het voorzichtig in het laadruim. Regelrecht vlogen ze terug naar
het woonhuis, waar juist de veearts met zijn auto kwam voorrijden.
Hij begon meteen het dier te onderzoeken.
„Vroeger zou zo'n kalf ten dode opgeschreven zijn geweest, " legde
mister Stone aan Bas uit. „Nu is het dier met een paar dagen weer
op de been en kunnen we het terugbrengen naar de kudde. Kom mee,
Bas, dan vliegen we verder. " Bas wist niet hoe gauw hij weer aan
boord van het toestel moest komen. Al had hij clan reeds een grote
vliegtocht meegemaakt, pas in zo'n klein kistje besefte je wat
vliegen eigenlijk is. In zo'n grote, kolossale machine als de Super
Constellation had je daar nauwelijks enig begrip van. Praktisch
alleen bij het landen en opstijgen merkte je dat je vloog. Maar
verder had je net zo goed in een trein kunnen zitten en
waarschijnlijk zou je daarin ook meer zien.
In dit kleine toestelletje evenwel, dat laag over het landschap
zweefde, vloog je echt. Alleen wanneer het vliegtuig soms even
omlaag schoot in een luchtzak, kreeg Bas een beetje een benauwd
gevoel, maar voor de rest...
Je keek op het landschap neer en omdat ze zich maar op enkele
honderden meters hoogte bevonden, kon je alles goed onderscheiden.
Je voelde je precies een vogel, die daar voortgleed in het gouden
zonlicht en moeiteloos honderden kilometers aflegde. Bas zag de
kudden met talloze koeien, de eindeloos uitgestrekte velden en
slechts hier en daar een mens, onaanzienlijk klein in die wijdse
ruimten. Hij had mister Stone wel honderden vragen willen stellen,
maar die had nu alleen aandacht voor het toestel en alles wat hij
onder zich zag. Hij tuurde of er geen koe was afgedwaald en of
nergens de afrastering vernield was. Bas probeerde toch nog wel
antwoord op enkele vragen te krijgen, maar mister Stone moest hem
teleurstellen.
„Kijk eerst nog maar een paar dagen rond, " zei hij. „En dan nemen
we er eens een avond voor om alles te bespreken. Dan kun je vragen
zoveel je wilt. Maar nu heb ik al mijn aandacht nodig. "
Daarmee moest Bas het doen. Maar hij vond het eigenlijk helemaal
niet erg. Omdat hijzelf nu ook door niets werd afgeleid, kon hij
naar hartelust genieten van het vliegen.
Bas werd wakker van een rinkelend geluid. Moeizaam opende hij even
zijn ogen, sloot ze dan weer en draaide zich behaaglijk om. Het
moest nog diep in de nacht zijn en hij verheugde zich op de uren
slaap, die hem nog wachtten. „Hé, luilak, wil je nog mee?"
Bas sprong als het ware overeind. Niet, omdat hij zo geschrokken
was van Jims stem, want het was de oude cowboy, die hem zo
luidruchtig had gewekt, maar omdat hem ineens te binnen was
geschoten wat er stond te gebeuren. Dadelijk zouden de cowboys
uittrekken, om het vee op dit terrein samen te drijven. De kalveren
zouden gebrandmerkt worden, de vaarzen op transport gesteld naar de
slachthuizen en het grootste gedeelte van de koeien zou naar een
ander terrein worden overgebracht.
Mister Stone had Bas beloofd dat hij dit alles zou mogen meemaken
en daarom was hij de dag tevoren naar de blokhut gekomen.
En nou zou hij zich bijna verslapen... Bliksemsnel had Bas zich
gewassen en aangekleed. Het was drie uur 's nachts, hoorde hij van
Jim. Wat een tijd om op te staan. Bas liep even naar buiten.
Ontelbare sterren fonkelden aan de wijde hemel. Het was doodstil.
Even knerpten slechts de voetstappen van een cowboy, die naar de
paarden liep. Een van de dieren brieste. Vaag klonk het gerinkel
van sporen. Als Bas nog slaap zou hebben gehad, werd die nu wel
verjaagd, want het was bijtend koud en de jongen huiverde, toen een
kille wind langs hem heen streek.
Hij ging naar binnen, waar de cowboys nu aan tafel plaats namen. Er
werd maar heel weinig gesproken. Zo af en toe slechts viel er een
woord. Alleen Jim kon natuurlijk zijn mond niet houden, maar er was
niemand die naar hem luisterde, zelfs Bas niet. Het scheen de oude
cowboy niets te kunnen schelen, dat hij tegen de stoelen sprak, hij
moest nu eenmaal praten...
De cowboys staken een sigaret op en begaven zich naar buiten. Bas
volgde hen. Het groepje begaf zich naar het kamp, om de paarden op
te halen. Charlie, het paard dat Bas zou mogen berijden, stond
reeds gezadeld klaar. Zwijgend beklommen allen hun dieren en
begaven zich op weg. Door de nog donkere nacht reden de paarden
over de wijde, uitgestrekte eindeloosheid. Bas huiverde van de
kilte, maar als het eenmaal dag was zou het warm genoeg worden, had
Jim hem gezegd. Het landschap was vlak. Slechts hier en daar
stonden wat bomen. Er was geen ander geluid hoorbaar dan dat van de
paardehoeven. Bas raakte onder de indruk van de stilte en de
grootsheid van de omgeving. Stilletjes reed hij daar voort. Voor
zich uit zag hij de cowboys. Hun hoofden en schouders schokten op
en neer met de bewegingen van hun paarden. Soms dreef er met de
wind een woord aan, dat zij elkaar toeriepen.
Heel ver weg begon de hemel iets op te lichten. Het leek of het
donker er wat doorzichtiger werd. Het licht kleurde rood en dan
trokken de kleuren hoger tegen de hemel op. De zon stond op het
punt op te gaan.
Het landschap werd rotsachtiger. Steenblokken verhievenzich van de
bodem, die grijs en hard was. De zon bevond zich nu boven de
horizon. Het was overal licht, de laatste sporen van de nacht waren
verjaagd en heel de omgeving was nu duidelijk zichtbaar geworden.
Nergens viel een koe, zelfs geen kalf te ontwaren. Maar zij waren
er, aan het oog onttrokken door de rotsblokken en de bomen. De
cowboys namen hun positie in. Tezamen sloten zij het einde van de
weidegrond af.
Uit de verte klonk vaag een schreeuw, die met de wind kwam
aangewaaid. Charlie steigerde even. Het paard wist wat ei-moest
gebeuren. De kreet werd doorgegeven van de ene cowboy naar de
andere. Ook Bas deed het mee. Hij hoorde de echo terugkaatsen en
meteen klonk al weer de roep van de volgende cowboy. Het opdrijven
van het vee was begonnen. De mannen stuurden hun paarden naar
voren. Niets ontging er aan hun waakzame blik. Iedere beweging in
het struikgewas werd door hen gezien. Vogels fladderden op van de
grond en sloegen op de vlucht. Hazen renden voor de paarden uit.
Ineens zag Bas een kalf. Het bleef rustig staan, als wilde het eens
zien wie daar te paard aankwam. Maar dan werd het het dier toch
blijkbaar te machtig en geschrokken rende het naar een koe.
Overal draafden nu de koeien en kalveren, die uit het struikgewas
werden opgejaagd. De cowboys reden heen en weer 0111 te voorkomen
dat er een dier langs hen heen zou rennen en achter hun linie
belanden. De mannen riepen elkaar toe en in de heldere lucht
klonken die kreten luid op. Bas naderde een kloof. Ineens schoot
zijn paard vooruit. Eerder dan de jongen had het dier gezien, dat
zich daar beneden twee koeien bevonden. Charlie rende omlaag en
dreef de koeien voor zich uit. Je kon merken, dat het paard al heel
wat keren aan drijfjachten had deelgenomen, want zonder de dieren
bang te maken, wist het toch te bereiken dat zij zich allemaal op
weg begaven naar het verzamelpunt: een uitholling in het terrein,
waar reeds enkele cowboys bezig waren liet opgedreven vee bij
elkaar te brengen.
Als een waterval stormde het vee omlaag. Alle rust en stilte was
verdwenen. Overal weerklonken kreten, koeien blaatten en boven
alles uit klonk het gedreun van de duizenden hoeven. Cowboys
schoten snel heen en weer. Bas zag hun gestalten tegen het felle
zonlicht, dat van de helblauwe hemel omlaag sloeg. Hel kleurde het
landschap. Het gele prairiegras, het groen van het struikgewas het
diepe blauw van de hemel en het rood en het wit van het vee... In
ademloze bewondering bleef hij er enkele ogenblikken naar kijken.
Ook de achterblijvers hadden zich nu bij de kudde gevoegd. Bas zag
de vrachtwagens die verderop stonden. Daarbij bevond zich een groep
mannen, die zich bij enkele weegschalen ophielden. Dat waren de
veekopers en de chauffeurs van de vrachtwagens.
Jim kwam langsrijden. Hij gaf de cowboys opdrachten en die begonnen
nu het vee op te drijven naar het kamp. De paarden duwden de koeien
en kalveren als het ware voor zich uit. Even leek de stroom te
stokken, maar toen de eerste dieren zich binnen de omheining
bevonden, volgde heel de kudde. De cowboys vormden een levende
keten, die de dieren ingesloten hield en ze opdreef naar het kamp.
Toen het laatste dier binnen was, werden de hekken gesloten. De
kudde was bij elkaar en kon niet meer weg. Het werk kon beginnen.
De cowboys bonden hun paarden vast en begaven zich in het kamp.
Daar zochten ze de kalveren uit, die verkocht zouden worden, en
brachten ze naar de weegschalen. Ruim vierhonderd dieren werden
aldus van de overige gescheiden en in de vrachtwagens geladen. Bas
zag een koe, die klaaglijk loeiend achter een kalf aanrende. Het
ging hem even aan het hart, vooral toen de cowboy, die zich bij het
kalf bevond, de koe met een driftig gebaar wegjoeg. Aan dat soort
dingen dacht je niet wanneer je vlees zat te eten, meende Bas. Hij
vroeg zich af of hij, wanneer hij de volgende maal voor een mals
stuk vlees zat, misschien het beeld van het kalf en de wanhopige
koe weer voor ogen zou krijgen... Pas om vier uur 's middags
begaven de cowboys, die met stofoverdekt en doodmoe en hongerig
waren, zich naar de blokhut om voor het eerst sinds die morgen half
vier iets te eten. Of iets... Het waren levensgrote maaltijden die
zij naar binnen speelden en de kok kon niet snel genoeg nieuwe
aanvoer aandragen. Maar hij had er op gerekend met uitgehongerde
cowboys te maken te krijgen en had ongelooflijke hoeveelheden
gekookt. Het leek Bas voldoende voor een heel weeshuis. Maar het
raakte op...
Nog even bleven de mannen zitten om een sigaret te roken. De
meesten begaven zich echter al heel gauw naar bed, evenals Bas, die
niet alleen doodmoe was, maar bovendien overduidelijk voelde, dat
hij urenlang op een paard had gezeten en op een zadel, dat nu niet
direct van schuimrubber vervaardigd was. Als een blok viel hij in
bed en hij moest zijn rechterbeen nog onder het laken trekken toen
hij al sliep.
De volgende ochtend hoefde hij gelukkig niet om drie uur op te
staan, omdat alle mannen uitsliepen. Het zou trouwens de vraag zijn
geweest of Bas wel kans zou gezien hebben al zo vroeg uit zijn bed
te komen, want toen hij om zeven uur wakker werd, voelde hij zich
alsof hij nog minstens twaalf uur slaap te kort kwam. Maar hij dook
toch uit bed, al ging hem dat niet gemakkelijk af. Hij merkte
namelijk bij vrijwel iedere beweging op welk lichaamsdeel een mens
pleegt te zitten. Dat was de pijnlijke herinnering aan de urenlange
rit van gisteren.
Na het ontbijt begaven de mannen zich weer naar het kamp. Eerst
werden daar de koeien geschift, die verkocht zouden worden. Dan
troffen zij toebereidselen om de kalveren te brandmerken. Enkele
cowboys sleepten hout aan om een vuur te maken. Een andere bracht
de naald in orde, waarmee de dieren tegen verschillende ziekten
ingeënt zouden worden, en weer een ander maakte van een oude zak
een lap, om de wonden te zuiveren.
Toen Bas in het kamp arriveerde, werden juist de brandijzers in het
vuur gelegd.
„Kom maar op!" schreeuwde de cowboy, die zich met het merken zou
belasten.
Jim, die reeds te paard zat, dreef zijn rijdier door de kudde. Een
kalf sprong opzij. Meteen zwierde Jims lasso door de lucht en greep
het dier bij zijn achterpoten. Voor het kalf wist, wat er gebeurde,
lag het op de grond. Een cowboy sneed het merk van de ranch in de
oren van het dier, een tweede dreef de naald met entstof in de
huid, de derde drukte het brandijzer tegen het kalf, terwijl de
vierde de lap met het desinfecterend middel hanteerde. Het was in
een oogwenk gebeurd en dan rende het kalf op stijve polen en
blatend naar zijn moeder. Bas keek vol verbazing toe, hoe snel de
mannen te werk gingen. Jim strikte het ene kalf na het andere, dat
dan meteen door het groepje cowboys onder handen werd genomen. Ze
hadden nog geen minuut voor een kalf nodig.
Eerst vond Bas het maar een beangstigende en pijnlijke bezigheid.
Maar al gauw merkte hij, dat de mannen de dieren geen onnodig pijn
deden en dat de kalveren eigenlijk meer schrokken dan dat zij pijn
voelden. Zodra ze bij hun moeder waren, scheen alle leed
vergeten...
Bas begon overigens nu wel te begrijpen, waarom de Amerikaanse
cowboys bijna volkshelden van hun land zijn geworden. Het leven in
de wijde, open vlakten, de strijd met de elementen en de natuur, de
gespannen strijd om de kudden bij elkaar te houden en te zorgen dat
er geen dieren verdwalen of verstrooid raken — het moest allemaal
wel tot de verbeelding spreken. Al mocht het dan waar zijn, wat Jim
hem had verteld, dat de meeste cowboys heus niet zulke ridderlijke
helden waren geweest, maar meestal onbetrouwbare, onverschillige
kerels, die zich van niemand iets aantrokken en alleen maar cowboy
waren geworden omdat zij geen ander werk konden krijgen — hij kon
het zich voorstellen, dat men die mannen steeds meer was gaan
idealiseren. Hij kon zich ook indenken, dat de mannen die hier aan
het werk waren met zorg de toekomst tegemoet zagen. Zij wisten dat
het einde van hun bestaan in zicht was. De ranch, waarop zij
werkten, was nog een van de laatste grote ranches, die er te vinden
waren. Vele waren reeds verkaveld in kleine terreinen, die
omgeploegd werden en waarop nu landbouwprodukten geteeld waren.
Daaraan viel heel wat meer te verdienen dan aan het fokken van
vee.
Jim kon het zoveel niet meer schelen. „Het zal mijn tijd nog wel
uitduren, " zei hij. Maar de jongere cowboys konden soms ineens
stil voor zich uitkijken, terwijl zij met hun werk bezig waren.
Misschien drong het op zo'n moment tot hen door, dat over vijf, of
over tien jaar dit alles voorbij zou zijn. Dat dan ook de DS ranch
zou verkaveld zijn in akkers en kleine weiden, waarin groepjes vee
gezapig liepen te grazen...
Ruim een week van het verblijf op de ranch was nu om. Het ging Bas
allemaal veel te snel. Er viel zo ontzaglijk veel te beleven, dat
hij ogen en oren tekort kwam. Nog vijf dagen zouden ze nu op de
ranch vertoeven en als dat zo doorging, zou dat vijf maanden te
kort zijn.
Zijn huid was overigens al diep bruin geworden van de zon, waarin
hij vrijwel heel de dag vertoefde. In zijn spijkerbroek, die hij
had weten op te duikelen, en zijn geruite hemd, bekroond met een
fel gekleurde halsdoek, leek hij op een van de jongere cowboys. Je
zou hem daarmee gemakkelijk kunnen verwarren, als je hem niet aan
één ding had kunnen herkennen: hij reed nog niet zo gemakkelijk en
vlot paard als de anderen. Maar die hadden in hun babyjaren dan ook
niet op een hobbelpaard gezeten zoals hij, maar op een echt paard.
Vóór die konden lopen, hadden ze bij wijze van spreken al leren
paardrijden. Bas wist overigens niet wat hij nu plezieriger vond:
vliegen of paardrijden.
„Paardrijden!" meende Jim. „Wat is zo'n vliegtuig nou? Een hoop
ijzer en hout, draadjes en een stel knopjes. Je draait maar aan een
handel en het ding vliegt. Maar een paard is een levend wezen, dat
je begrijpt en aanvoelt. Het is bijna net een mens. "
Bas was toch nog niet helemaal zeker van zijn voorkeur, want voor
het vliegen viel ook heel wat te zeggen. Wanneer je daar als een
vogel boven de vlakte of boven de rotsen zweefde, voelde je je de
koning te rijk.
Toen Mike, een van de jongere cowboys hem had gevraagd, of hij geen
zin had om een jacht op adelaars per vliegtuig mee te maken, had de
jongen natuurlijk geen nee gezegd. En al was het een angstige
belevenis geweest, waarbij hij zich meer dan eens had afgevraagd of
hij niet beter thuis had kunnen blijven, hij zou die ervaring toch
zeker niet hebben willen missen. Al was het maar om een bewering
van Jim te logenstraffen. Die had gezegd, dat een vliegtuig een
dood, stom ding was, terwijl je op een paard de ritmische
bewegingen van het rijden meemaakte. Mooi verhaal, dacht Bas, maar
Jim had blijkbaar nog nooit een jacht per vliegtuig meegemaakt,
want de Piper Cub ging te keer als een kurk in de branding. Op een
gegeven ogenblik was hij zelfs bang geweest, dat hij uit het
toestel geslingerd zou worden, zo wild schokte dat heen en
weer.
Bas vond het eigenlijk maar niets dat er jacht gemaakt werd op de
adelaars, die trotse vogels, die zich zo statig door het luchtruim
bewegen. Maar mister Stone had hem verteld hoeveel schade de vogels
konden veroorzaken. „We hebben van alles geprobeerd, maar we konden
ze niet uit deze streek verdrijven. Tot een van de cowboys op het
idee kwam per vliegtuig jacht op ze te maken. Je moet niet vergeten
dat een adelaar soms twee keer per dag een schaap of geit
meesleurt. We konden hun nesten niet bereiken, omdat die zich veel
te hoog in de bergen en op ontoegankelijke punten bevinden. Ze zijn
bovendien erg snel en intelligent. Van de grond af begin je niets
tegen ze. " Op de dag dat Bas met Mike, de vliegende jager,
meeging, stond er een stevige wind, die langzaam aanwakkerde tot
een niet onaardige storm.
Bas vroeg zich af of het nu wel verantwoord zou zijn om de lucht in
te gaan, maar de cowboy stelde hem gerust.
„Maak je maar geen zorgen, ik heb nog nooit een ongeluk gehad.
"
„Het kan nu de eerste keer zijn, " weifelde Bas nog. „Nou goed, dan
zal ik zorgen dat ik het eerst op de grond terecht kom. Ik zal jou
dan in mijn armen opvangen. " Toen de jongen kennelijk nog
aarzelde, voegde de cowboy eraan toe: „We trekken er bij voorkeur
met dit weer op uit. Er blijven nu genoeg vliegtuigen aan de grond
omdat het zo waait, maar wij kunnen echt geen gevaar. Ik heb al
heel wat keren bij zo'n wind gevlogen. Je maakt nu namelijk veel
meer kans om adelaars te treffen, want die zijn zeker in de lucht
als het zo waait. "
Voor alle zekerheid vroeg Bas nog maar even aan mister Stone, of
het inderdaad wel veilig zou zijn om met de cowboy mee te gaan. Hij
werd gerustgesteld. Er was geen tweede piloot als Mike te vinden
kreeg hij te horen. En of het nu stormde of niet, dat maakte op
zich weinig verschil. „Ook zonder die wind wordt het nu niet direct
een pleziervluchtje, Bas. Maar zit er maar niet over in. Je botten
zullen misschien wel een beetje in de war raken, maar je komt heel
thuis. "
Mike vloog de Piper Cub naar de westelijke hoek van het
uitgestrekte grondgebied van de ranch. De laatste dagen waren daar
verscheidene lammeren weggesleept en het werd tijd, dat daaraan een
eind werd gemaakt. Toen ze op het bewuste punt gearriveerd waren,
liet Mike het toestel tot vlak boven de bomen dalen. De wind joeg
over de heuvels aan, zwiepte nu eens omhoog en kolkte dan weer
omlaag. Het vliegtuigje schokte in de windvlagen als een wagen
zonder veren op een hobbelige keiweg. Bas had soms een gevoel, of
zijn maag tegen zijn adamsappel zat en dan weer of ze decimeters
omlaag schoot. Het was zo nu en dan precies of je in een dol
geworden lift zat, die als een razende op en neer schoot.
Mike had het toestel vast in de hand en scheen alles heel gewoon te
vinden. Bas echter trok al gauw een beetje wit weg.
„Gaat het goed?" vroeg Mike achter zich. „Ja, " zei Bas alleen
maar. Hij vroeg zich echter af, wat hij zou moeten doen als zijn
maag, of althans de inhoud ervan, voorbij zijn adamsappel schoot.
Mike scheen zoiets wel te verwachten, want hij wendde zich even om
en wees in de hoek van de cabine.
„Als je het eten van vanmiddag terug wilt zien, dan staat daar het
vuilnisvat... "
Bas keek en zag een oud conservenblik staan. Veiligheidshalve trok
hij het alvast wat dichterbij. Gelukkig bleef het vliegtuigje nu
even wat rustig en zijn maag kon haar evenwicht terugvinden.
„We vliegen op het ogenblik zo laag, dat ik soms met mijn wielen
uitstekende takken raak, " vertelde de cowboy. „Dan moet ik
natuurlijk wel een paar metertjes omhoog, maar ik probeer toch zo
laag mogelijk te blijven. " Hij legde uit, dat hij daardoor sneller
de adelaars tegen de hemel zou kunnen onderscheiden. „Anders zou ik
ze gewoon over het hoofd kijken. Het zijn maar stipjes in die wijde
ruimte. " Bas tuurde weer voor zich uit. Naar beneden durfde hij
niet meer te kijken. Zoeven had hij het nog geprobeerd, maar meteen
begon zijn maag toen weer heel raar te doen. Het was ook een
beangstigend gezicht, zoals de grond daar dicht onder hen in een
razende vaart voorbij schoof en het ene ogenblik naar hen toe leek
te komen en het volgende ogenblik weer schuin omlaag schoot. Zijn
maag leek dan ook net een vliegtuig, dat maar op en neer dook. Maar
schoot het toestel omlaag, dan zweefde zijn maag de hoogte in en
omgekeerd. Tuurde hij echter voor zich uit, dan had hij er minder
hinder van. Overigens zag hij in dat mister Stone hem niets teveel
had verteld over een dergelijk vliegtochtje. Het ging er inderdaad
nogal ruw aan toe. Maar het was ook waar, wat Stone eveneens had
gezegd: de vliegende cowboys waren al net zulke duivelskunstenaars
in hun toestelletjes als hun collega's te paard. Ze waren er als
het ware mee vergroeid. Ineens wees Mike voor zich uit. Boven de
boomtoppen zagBas een donkere schaduw. Het vliegtuig stoof er
achteraan. De motor brulde en de wind gierde langs de cabine. Het
was een adelaar...
„Hij vliegt te laag, " schreeuwde Mike, terwijl hij probeerde onder
de adelaar te komen.
De cowboy slaagde inderdaad in zijn opzet en de vogel moest nu wel
klimmen. Het vliegtuigje zwenkte en volgde de adelaar. Mike maakte
het cabineraam open. Een kille windhoos stortte zich naar binnen.
In een schrikbeweging greep Bas zich vast. Hij was bang, dat hij
door de wind naar buiten gesleurd zou worden.
In de cabine stond voorin een geweer gemonteerd en de cowboy
zwaaide dat nu naar buiten. Met zijn linkerhand zou hij het toestel
kunnen blijven bedienen en met zijn rechterhand het geweer.
Bas huiverde, maar dat kwam niet alleen van de koude wind. Door het
open gat daar naast zich keek hij zo de diepte in. Nou, daar
kikkerde je echt niet van op. Het toestel had snel aan hoogte
gewonnen en de aarde leek nu wel kilometers onder hen. Het leek of
de diepte aan hem trok. Op aanraden van Mike had Bas zich
vastgegespt en dat gaf hem wat zekerheid, maar op dit ogenblik
vroeg de jongen zich af, of hij niet beter op de grond had kunnen
blijven of desnoods op zo'n harde paardenrug..,Mike naderde de
adelaar. Voor het eerst in zijn leven kon Bas nu zo'n trotse vogel
van nabij zien. Hij raakte er ongemerkt van onder de indruk. Met
een snavel als een korte kromsabel, de klauwen, die sterk genoeg
waren om de schedel van een antilope te verpletteren, en zijn
vleugelwijdte van minstens drie meter, deed hij direct denken aan
wat hij werd genoemd: de koning van de lucht. Het deed Bas toch wel
iets, dat er op die statige vogel jacht gemaakt moest worden en dat
het dier aanstonds levenloos op de aarde zou neerstorten. Het dier
was toch heel wat sierlijker en mooier dan wat de mens als imitatie
had gemaakt: het vliegtuig. Kijk, hoe die vogel zich soepel en
snelkeerde en wendde. Zo vlug kon Mike hein niet volgen... Bas
hoopte, dat de adelaar zou ontkomen, Mister Stone had dan wel
gezegd dat deze vogels te schadelijk waren, maar zou daar niet op
een andere manier paal en perk aan te stellen zijn?Bas genoot van
de prachtige bewegingen, waarmee de vogel nog altijd klom en opzij
zwenkte. Als Mike het alleen met zijn vliegtuig zou moeten
klaarspelen, zou hij de adelaar nooit te pakken krijgen. Alleen met
behulp van het moordende lood, dat aanstonds uit de geweerloop zou
spuiten, zou de mens het kunnen winnen.
Mike greep reeds de trekker van het geweer. Bas hield zijn adem in.
Onwillekeurig duimde hij nu voor de adelaar. Een salvo scheurde
door het luchtruim. Maar op hetzelfde ogenblik werd de Piper Cub
door een verraderlijke windvlaag opzij geduwd en de kogels misten
hun doel. Bas ademde opgelucht. De adelaar was nu gewaarschuwd. De
vogel schoot recht omhoog met machtige bewegingen van zijn
vleugels. Mike bleef recht onder hem en cirkelde eveneens
omhoog.
Toen ze zich op tweeduizend meter hoogte bevonden, kwam het
vliegtuig gelijk met de adelaar, maar meteen suisde de vogel als
een baksteen steil honderden meters omlaag. Even stil schoot het
vliegtuig de diepte in. Voor Bas leek het even of de val niet meer
zou ophouden en ze ter aarde zouden storten. Hij had een gevoel, of
zijn maag daar in de hoogte was blijven hangen en slechts langzaam
volgde. Het zweet brak hem uit en hij schoof het conservenblik, dat
opzij gerold was, weer dichterbij.
Mike trok het toestel al weer recht. Ze vlogen nu vlak boven de
adelaar en weer waagde de cowboy een schot. Het was opnieuw mis. De
cowboy scheen daarover helemaal niet verbaasd te zijn.
„Ik moest het proberen, " brulde hij Bas toe, „maar ik kon wel
raden, dat het niks zou worden. Het zou werkelijk een gelukstreffer
zijn geweest. "
De adelaar was al weer weg. Tartend dook en klom de vogel daar voor
hen uit, schoot opzij en cirkelde rond. Het dier was zo razend snel
in zijn bewegingen, dat Mike geen kans kreeg zuiver te richten. De
cowboy kan weinig anders doen, dan nu en dan een schot op goed
geluk af vuren. Dat haalde natuurlijk niets uit. Maar het was
Mike's opdracht de vogel te doden en daarom deed hij wat hij
kon.
Bas was nu ook gegrepen door de jachtkoorts. Hij kon aanvoelen, dat
de cowboy geladen was van drift om de vogel te raken. Toch bleef de
jongen hopen, dat de adelaar zou ontkomen. Maar waarom bleef de
adelaar zo voor hen uit dansen? Daarmee tergde hij zijn
achtervolger. Kon hij niet beter proberen weg te vluchten?Bas
begreep echter wel, dat de adelaar het alleen op deze wijze zou
kunnen winnen. In pure snelheid zou het vliegtuig het winnen, maar
in wendbaarheid was de vogel het toestel de baas. Dat bleek even
later heel duidelijk. Mike had de vinger aan de trekker en stond op
het punt een gericht schot op de adelaar, die zich nu slechts
enkele tientallen meters voor hen uit bevond, af te vuren. Bas
wachtte op het schot. Maar dan ineens moest het vliegtuig snel
omlaag duiken, omdat de adelaar recht op hen toestormde. „Op het
nippertje!" schreeuwde Mike. „Kan die vogel kwaad?" riep Bas terug.
„En of! Het zou de eerste keer niet zijn, dat de vleugel van een
Piper Cub door een adelaar zo beschadigd werd, dat een noodlanding
nodig was. "
De vogel scheen begrepen te hebben waar zijn kracht lag, want weer
stormde hij als een projectiel in suizende vaart op het vliegtuigje
af. Slechts door een razendsnelle beweging wist Mike het dier te
ontwijken. Het had slechts centimeters gescheeld.
Het had er alles van weg, of de vogel was nu jager geworden en de
Piper Cub de prooi. Mike moest de meest onverwachte bewegingen
maken om een botsing te vermijden. Bas had gelukkig geen last meer
van misselijkheid. Waarschijnlijk,omdat hij geen aandacht meer
schonk aan de capriolen van zijn maag. Hij was te gespannen op de
afloop van de jacht, om nog veel te merken van de steile dalingen
en abrupte manoeuvres van het vliegtuigje. Hij had alleen maar oog
voor die fiere adelaar, die zich niet gewonnen gaf. Bovendien
voelde hij zich als bevroren, want het cabineraam stond uiteraard
nog steeds open en bijtend koud striemde de wind zijn gezicht,
terwijl zijn handen steenkoud waren. Werd de vogel niet moe? De
jacht duurde nu al meer dan een half uur, zag Bas op zijn horloge
en de adelaar vloog en klom nog even snel. De cowboy zou de jacht
wel opgeven, veronderstelde de jongen. Het werd toch niets.
Maar clan ineens kreeg Mike zijn kans. De vogel leek een ogenblik
te aarzelen, voor hij een zwenking opzij maakte. Mike kreeg de
adelaar daardoor recht in het vizier. In hetzelfde moment spatte er
een salvo weg. Bas zag de veren rondstuiven. Een ogenblik hing de
vogel doodstil in de lucht, dan stortte hij loodrecht omlaag.
Slechts een ogenblik volgden Bas' ogen de adelaar. Dan keek hij
voor zich. Met een ruk duwde Mike het cabineraam dicht. Het was
daarbinnen nu wonderlijk stil, ook al klonk het geluid van de motor
er nog steeds door. In vergelijking met het donderend lawaai van
even tevoren heerste er rust. Bas zei niets. In zichzelf zat hij te
schelden op de cowboy. Waarom had hij de adelaar niet gespaard? Het
dier had hem toch niks gedaan? En hoe grandioos was niet de wijze
geweest, waarop de vogel had laten zien dat hij het vliegtuig de
baas was? Alleen met het geweer had Mike het kunnen winnen. De
cowboy draaide zich om naar Bas. „Jammer hè?"
Bas was zo verrast door die opmerking van Mike, dat hij niet wist
wat te zeggen. Hij knikte alleen maar. „Ik zou het die vogel best
gegund hebben als hij ontsnapt was, " zei Mike eerlijk. „Op het
ogenblik, dat zo'n adelaar omlaag stort, kan ik een hekel aan
mezelf krijgen... Maar het is mijn opdracht. Trouwens als je dan de
volgende dag weerzo'n verminkt lam te zien krijgt dat een adelaar
weg heeft willen slepen, dan denk je er toch weer anders over... Je
weet eigenlijk niet waar je goed aan doet. " Bas zweeg nog steeds.
Wat moest hij zeggen? Zo gauw kwam hij niet uit het probleem,
waarvoor hij zich gesteld zag. Moest je adelaars maar ongemoeid
andere dieren laten doden? Dat ging ook niet.
Zijn blik zocht in de diepte. Er viel natuurlijk niets meer van de
vogel te zien. Die moest nu ergens als een bruine, vormeloze hoop
liggen. De lammeren liepen geen gevaar meer... Was dit de
oplossing? Was het slechts sentimentaliteit, die hem had doen
hopen, dat de adelaar zou ontkomen? Maar hij was toch heus geen
kinderachtig jongetje, dat tranen met tuiten ging zitten huilen bij
een overreden poesje. Hij begreep wel, dat dit alles niet zo een,
twee, drie op te lossen was. Mike wendde het toestel en vloog naar
huis terug. Bas vond het helemaal niet erg, integendeel. Hij kreeg
een gevoel van opluchting, en dat kwam werkelijk niet alleen, omdat
hij het daarstraks zo benauwd had gehad...