Vierde hoofdstuk

JACHT OP DE MISDADIGERS

De cowboys zaten op de rand van de omheining. Bas bevond er zich naast Jim, die een grote chronometer in zijn hand hield. De secondewijzer stond stil boven het cijfer twaalf. Wanneer de oude cowboy het knopje zou indrukken, zou de naald schokkend de seconden aftellen.
Jim zat daar nog heel kalm. Traag maalden zijn kaken op de pruim, die hij achter zijn kiezen had gestoken. Nu en dan zwierde er een straaltje bruin sap in het gras. Binnen de omheining reed Mike rustig rond in de sulky, het kleine wagentje, dat achter het paard Stormwind gespannen was. Het leek allemaal niets om het lijf te hebben, maar Bas wist wat er te gebeuren stond en dat alle cowboys evenzeer in spanning verkeerden als hijzelf.
Over vier dagen zou in Rookville de jaarlijkse rodeo gehouden worden, het feest, waarbij de cowboys hun kunnen zouden vertonen. Ze zouden wilde paarden berijden en gewaagde toeren laten zien, maar het hoogtepunt zou de race van de sulkies worden. Van iedere ranch zou het snelste paard daaraan deel nemen. In jaren had de DS Ranch daarbij geen prijs meer kunnen winnen en alle cowboys hadden zich dat bijna persoonlijk aangetrokken. Waren zij niet de beste cowboys van de grootste ranch die er te vinden was? Nou, dan moesten zij toch zeker met hun snelste paard de race kunnen winnen? Het leek anders net, of zij minder waren dan de anderen. Toen ze twee jaar geleden opnieuw hadden verloren, hadden ze zich voorgenomen, dat er nu toch eindelijk eens verandering moest komen. Mister Stone was zelf erop uitgegaan om een paard uit een vermaarde stal te kopen en Jim had zich met de training daarvan belast. Het paard bleek snel. Het had de laatste maanden reeds betere tijden gemaakt clan ooit een paard van de ranch tijdens de races had kunnen bereiken, maar zou het snel genoeg zijn om de wedstrijdte kunnen winnen? Mister Stone had nog gewacht met in te schrijven, tot zij volkomen zekerheid hadden. Die zouden zij nu krijgen.
Stone kwam aanlopen en maakte een gebaar naar Mike. Die reed de sulky naar het startpunt, om een loze ronde te beginnen.
Rustig liep het paard daar rond. Mike's voeten zochten houvast en hij wond de leidsels om zijn handen. Ze naderden het startpunt. Meteen leek Stormwind wel een sprong te maken. Jim had het knopje van de chronometer ingedrukt en de secondewijzer schoof vooruit.
Bas keek toe. Als een rukwind stoof het paard langs hem heen. Het stof woei op. Mike leunde achterover, hangend aan de teugels. In een lange gerekte lijn bewoog het lichaam van het paard zich voort. Dof klonk het gedreun van de hoeven op de harde grond. De sulky zwierde door de bocht. De eerste ronde was gemaakt en opnieuw stoof het paard langs. Jim keek op zijn chronometer.
„Niet gek. Als hij nu maar echt gaat lopen, " zei hij nuchter. Bas hoorde de kreten van Mike, waarmee hij het paard aanvuurde. Hij keek over Jims schouder op het horloge. De wijzer leek hem te snel te gaan. Twee minuten reeds, een seconde, twee, drie... Het paard stoof door de laatste bocht. Van de sulky was niets meer te zien, die was geheel gehuld in een dichte stofwolk.
„Ja!" zei Jim, toen de sulky de startlijn passeerde en zette dechronometer stop.
„Hoeveel?" vroeg Stone.
„Twee zeventien, " vertelde Jim.
„Kan ermee door. "
„Kan ermee door?" viel Jim uit. „Man, je hebt nog nooit een paard gehad dat het beneden de twee dertig wist te doen. " Ze liepen naar Mike toe. Die toonde zich wel tevreden over de tijd, maar Stormwind kon nog sneller vertelde hij. „Hij nam die eerste bocht te wijd en hij kwam even te laat op volle gang. "
„Aanstonds nog eens proberen, " zei Jim. „We moeten winnen. Dit keer zal het raak zijn. Maar laat jij dat paard maar inschrijven, Stone. Je geld komt er wel uit. "
Er kwam die avond echter niets meer van trainen. Toen mister Stone, die zich naar zijn woonhuis had begeven, de radio aanzette om naar het laatste nieuws te luisteren, werd er juist een bericht uitgezonden, dat er in Barkley een bankoverval was gepleegd. Er was voor honderdduizend dollar gestolen en de daders waren ontkomen in een auto. Het signalement daarvan werd opgegeven. De verwachting bestond, dat de daders de hoofdverkeersweg naar Rookville hadden genomen.
Mister Stone wist daarmee voldoende. Meteen sloeg hij alarm. Telefonisch zocht hij contact met de ranches in de omgeving. Snel werd er overleg gepleegd en reeds tien minuten later bevond hij zich met zijn Piper Cub in de lucht, nadat hij Mike opdracht had gegeven hem te volgen. Natuurlijk vroeg Bas of hij mee mocht, nieuwsgierig als hij was wat er zou gebeuren. Ria kwam met dezelfde vraag. Mike aarzelde even. De Piper Cub was maar een licht toestelletje.
„Ik ben zo licht als een veertje, " drong Ria aan. Nou, iets zwaarder was ze wel, maar aangezien ook Bas geen ton woog, vond de cowboy het goed dat zij meeging. Het zou trouwens toch maar een korte vlucht worden, vertelde hij, omdat het al gauw donker zou worden.
Snel werd er benzine getankt en reeds tien minuten later bevonden ze zich in de lucht.
„Wat gaan we nu doen?" vroeg Bas, terwijl het toestelletje de hoogte zocht.
„Alle vliegtuigen uit de omgeving gaan nu langs de verkeersweg patrouilleren, " legde Mike uit. „Verderop loopt die weg honderden kilometers door praktisch onbewoond gebied. Wanneer die bandieten daar met hun auto weten te komen, zal de politie ze maar moeilijk meer kunnenvinden. We houden nu de weg in de gaten en als het kan, dwingen we hun auto tot stoppen. In ieder geval kunnen we de politie doorgeven of ze over deze weg rijden. We hebben zo al eens een ontsnapte gevangene te pakken kunnen krijgen. Het was een razend gevaarlijke kerel, die niet voor een moord meer of minder terugdeinsde. We waren er helemaal niet op gesteld, dat die revolverheld hier zijn toevlucht wou zoeken. Toen kwam mister Stone op de gedachte met onze vliegtuigjes en met die van de andere ranches — en bij elkaar zijn dat er een stuk of zes — de verkeersweg te bewaken. Nou, we vlogen nog maar goed en wel, toen we hem al in de gaten kregen. De man begreep er natuurlijk niets van, toen hij ineens zes vliegtuigen boven zijn auto zag. Hals over kop sprong hij naar buiten en dook het struikgewas in. Wij zorgden er wel voor, dat hij er niet meer uitkwam. Hij probeerde dat natuurlijk toch nog, maar zo gauw we hem zagen, dook er een vliegtuig naar hem omlaag en hij natuurlijk meteen weer de struiken in. We losten elkaar af tot de politie kwam en hem kon omsingelen en arresteren. Hij verzette zich niet eens., Nemen jullie me alsjeblieft mee, ' zei hij de politie., Je kan beter in de cel zitten dan hier in de open lucht. Het lijkt wel of je door een stel dol geworden bijen achterna gezeten wordt. Zo gauw laat je je neus niet zien, of rang, daar duikt al zo'n brommer naar je omlaag. ' Nou, laten we eens zien of het dit keer weer zo lukt, " besloot de vliegende cowboy.
Bas zag in de nevelige verte twee of drie vliegtuigjes. Het ene herkende hij aan de felrode kleur als dat van mister Stone. De andere waren beide afkomstig van de dichtstbij gelegen ranch, vertelde Mike.
Via de radio kreeg de cowboy opdracht welk gedeelte van de weg hij voor zijn rekening moest nemen. Intensief zochten ze dat stuk af en cirkelden ook boven het omliggende terrein, dat heuvelachtig was en begroeid met bossen. Er viel echter niets te zien van de auto, waarmee de bandieten ontkomen zouden zijn.
Ze vlogen terug naar het uitgangspunt, toen de radio meldde dat de vluchtelingen waarschijnlijk hun auto verwisseld hadden. Men had althans de wagen die bij de bankoverval gebruikt was, teruggevonden, maar van de inzittenden was geen spoor te bekennen evenmin als van hun buit. Er werd verzocht iedere passerende auto nauwkeurig in het vizier te houden.
„Nou, dat zijn er niet veel, " zei Mike. In het half uur dat zij boven de weg hadden gevlogen, hadden zij inderdaad slechts één auto gezien en dan nog een zware truck. „En daar hebben ze vast niet in gezeten, " veronderstelde Bas. „Zo'n wagen rijdt veel te langzaam. " Mike was dat met hem eens.
„Maar ik ben er wel zeker van, dat ze over deze weg zullen komen, " gaf hij als zijn mening te kennen. „De plaats, waar ze hun auto in de steek hebben gelaten, ligt vlak bij deze weg. We moeten op ons qui-vive blijven. Je maakt alle kans dat we ze nog te zien krijgen. "
Heen en weer kruiste de Piper Cub, langs de weg en over het omliggende terrein. De zon was intussen reeds in het westen weggezakt en snel begon het donker te worden. Mike vloog nog één keer het hem toegewezen gedeelte af. Halverwege ontmoetten ze een ander toestelletje. Het was dat van mister Stone. Hij zwaaide naar hen en maakte een gebaar dat hij naar huis ging.
„Ik geloof dat wij dat ook moeten doen, " zei Mike. „Over een half uur is het aardedonker en dan kunnen we beter maar thuis zijn. Die bandieten rijden natuurlijk toch met gedoofd licht en dan kunnen wij niets van hen zien. " Via de radio zocht hij contact met de ranch en meldde dat ze zich naar huis begaven. Het toestel wendde zich. „Wacht eens!" riep Bas dan uit.
In de verte werd heel vaag een stofwolk zichtbaar. Meteen keerde Mike het vliegtuigje.
„Wie weet, " zei hij. „Kijken staat vrij, nietwaar?" Razend snel suisde de auto over de weg voort. Mike liet dePiper Cub zakken en bleef de wagen volgen. Het was eengrote donkerblauwe Nash, die met een snelheid van verover de honderd kilometer op hen toestoof.
„Ze rijden wel een beetje hard, " zei Mike. „Je zou zo zeggen,dat ze een kwaad geweten hebben. "
„Of haast om thuis te komen, " veronderstelde Bas.
„Dat kan natuurlijk ook, " gaf de cowboy toe. „Maar het istoch wel de moeite waard om er even over te praten. " Hij gaf aan de ranch door, wat ze hadden gezien. Men zou hetbericht onmiddellijk doorgeven aan de politie, kreeg hij tehoren. Meteen werd hij gewaarschuwd, dat hij nu terugmoest keren, omdat het vliegen in het donker te riskant zouworden.
„Niks aan te doen, " zei Mike spijtig. Toch bleef hij de auto nog enige tijd volgen. Tenslotte vloog hij een keer rakelings over de Nash. „Om ze een beetje schrik aan te jagen, " grijnsde hij en dan aanvaardden ze de terugtocht. Pas nu ontdekten ze hoe donker het reeds was. Tot overmaat van ramp begon het ook nog zachtjes te regenen en weldra konden ze geen hand voor ogen meer zien. Bas vroeg zich af, of Mike zich nog wel zou kunnen oriënteren. De cowboy tuurde strak voor zich uit. De ruitenwisser veegde het glas schoon — een halve maan, waardoor hij in de inktzwarte duisternis keek. Zou hij werkelijk iets onderscheiden? Bas zag alleen maar vormeloze vlekken in het donker. Hij kon ze niet thuisbrengen, maar misschien waren het voor Mike herkenningspunten. De cowboy begreep blijkbaar, dat zijn beide jonge passagiers zich zorgen maakten. Zonder zijn blik af te wenden stak hij geruststellend zijn duim op. „Maak je maar niet druk. Ik ken de route op een prik. En deze kist is net een paard. Hij ruikt de stal. " Dat stelde Bas en Ria weer enigszins op hun gemak, ofschoon ze allebei heel blij zouden zijn, wanneer ze veilig en wel op de ranch gearriveerd waren. Hoe zouden ze daar in het donker kunnen landen? Bas vroeg het aan Mike. „We hebben lampen langs de landingsbaan staan. Zit daarover maar niet in. " Dat was inderdaad niet nodig, want ze kwamen niet aan een landing toe.
Bas schatte, dat ze nog op een minuut of twintig vliegen van de ranch verwijderd waren, toen de motor van de Piper Cub ineens begon te pruttelen en te stotteren. Het was een geluid, dat hem vrees door het lichaam joeg. Ook Ria was geschrokken. Angstig greep ze Bas beet. Voor hen beiden werd de nacht vol verschrikkingen in de Super Constellation weer levendig. Stond hun opnieuw iets dergelijks te wachten? Mike deed van alles om de motor weer tot de orde te roepen. „De benzine kan nog niet op zijn, " mompelde hij. „Misschien een verstopte leiding. " Hij bleef echter heel rustig en kalm en dat was maar goed ook, want anders zouden Bas en Ria zeker hun zelfbeheersing verloren hebben. Het was immers nog niet eens veertien dagen geleden dat ze zulke ontzettende angsten in een vliegtuig hadden uitgestaan? De motor leek weer normaal te brommen, maar sloeg dan ineens af.
Er heerste plotseling in het vliegtuig een doodse stilte, die als een ijzige vrieswind op de inzittenden neersloeg. Bas begreep wat hun te wachten stond. Ze zouden in de duisternis en in de regen op dit heuvelachtige terrein een noodlanding moeten maken.
De cowboy maakte nog een gebaar of hij de radio wilde inschakelen om een S. O. S. bericht uit te zenden, maar er viel geen tijd meer te verliezen. Het vliegtuig gleed te snel af. Het gebeurde nu allemaal in een razend tempo. Hoe ver ze nog van de begane grond verwijderd waren, wist Bas niet, want hij kon de hoogtemeter, die zich voor Mike bevond, niet zien. De grond viel niet te onderscheiden. Het was een en al duisternis onder hen.
Plotseling leek het of de Piper Cub door een reuzenhand werd gegrepen en neergesmakt. Heel het toestel sidderde en schokte. Bas en Ria hadden zich gelukkig tijdig met de landingsriemen vastgebonden, anders waren ze voorover geslagen. Weer schokte het toestel. Houtwerk splinterde, glasspatte aan scherven. Ria botste met haar hoofd tegen de leuning van Mike's stoel en gleed stil omlaag. Met starre ogen staarde Bas voor zich uit. Zijn nagels boorden zich in de palmen van zijn hand. Nog was het toestel niet tot stilstand gekomen, al verloor het nu wel snel vaart. Ineens een gekraak. Het vliegtuig leek open te splijten. Mike werd weggeslingerd. Ineens was het voor Bas helemaal donker en wist hij van niets meer.
Bas opende zijn ogen. Hij voelde de regen, die op hem neer-druilde. Het was nog aardedonker. Verbijsterd keek hij om zich heen.
Wat was er gebeurd? Hij lag op de grond, merkte hij. Voorzichtig probeerde hij overeind te komen. Dat lukte hem, ook al voelde hij zich merkwaardig licht in het hoofd en deed zijn rechterarm geducht pijn. Maar hij kon die nog bewegen en niets wees erop, dat de arm gebroken zou zijn. Zijn handen tastten om zich heen. Hij voelde iets van metaal. Meteen wist hij het toen weer.
„Ria! Mike!" schreeuwde hij. Het geluid verdronk in het gedruis van de regen. Een antwoord kwam er niet. „Ria! Mike!" riep hij nog eens. Maar meer dan het geluid van de regen, die in kracht toenam, viel er niet te beluisteren.
Kon hij maar licht maken. Als hij het zich goed herinnerde, bevond er zich in het vliegtuig een zaklantaren. Maar hoe vond hij die lamp? Trouwens, hoe vond hij het vliegtuig of wat daarvan over was? Er viel geen hand voor ogen te zien. Wanhopig riep hij nog een keer. Maar het haalde niets uit. Wat moest hij nu beginnen? Hij stond hier in het stikdonker, in de stromende regen, terwijl hij er geen flauw vermoeden van had in welke richting er mensen te vinden waren of een huis. Ergens in de buurt moesten natuurlijk Mike en Ria zijn.
Waren die twee nog in leven?Die vraag trof hem als een vuistslag. Hij was er goed afgeko-men, maar de beide anderen? Hij herinnerde zich, hoe Ria stilletjes neergegleden was en Mike was weggeslingerd. Radeloos tuurde hij om zich heen. Zijn ogen waren enigszins gewend geraakt aan het donker. Hij onderscheidde de zwarte stammen van bomen, de warhopen van het struikgewas en ergens een vormeloos iets, dat misschien een stuk van het vliegtuigje kon zijn.
Behoedzaam ging hij ernaar toe. Zijn voeten raakten verstrikt in doorntakken en taaie planten en hij struikelde over een stuk metaal. Het holle geluid klonk als een alarmsignaal door de zwijgende stilte.
Nu bevond hij zich bij het wrak. Het was te donker om duidelijk iets te kunnen onderscheiden, maar zelfs in die duisternis kon je wel zien, dat de Piper Cub niet veel meer dan een verfrommelde en geblutste verzameling ijzer, hout en linnen was. De regen tokkelde troosteloos op stukken metaal. Er was geen beginnen aan om die brokstukken af te zoekennaar een zaklantaren, die hoogstwaarschijnlijk toch wel vernield zou zijn. Het was bovendien te gevaarlijk. Bas rook de scherpe lucht van benzine. Hij moest uiterst voorzichtig zijn, want het minste of geringste zou voldoende zijn om de licht ontvlambare vliegtuigbenzine, die natuurlijk uit de gescheurde tank gestroomd was, in brand te laten schieten. Kon hij iets anders doen dan wachten tot het licht werd? Tegen een boomstam was een stuk van een vleugel terechtgekomen, dat op die manier een primitief afdak vormde. Helemaal vrij van de regen zat je er niet en de wind kon er doordringen, maar het was beter dan niets, dacht Bas en ging tegen de boomstam zitten. En nu maar wachten, wachten, tot het licht werd... Hij mocht niet in slaap vallen. Het zou immers mogelijk zijn, dat Mike of Ria, als ze bij kennis kwamen, om hulp zouden roepen. Dan kon hij antwoord geven en naar hen toegaan... Als ze bij kennis kwamen. Maar natuurlijk zouden ze dat doen. Het was eenvoudig onmogelijk, dat Ria hier op zulk een afschuwelijke manier de dood gevonden zou hebben.
Zou ze in Nederland aan zulke gevaren ontkomen zijn om hier in het verre Amerika tijdens een vakantie door de dood overvallen te worden? Dat was uitgesloten, meende hij. Dat zou te wreed zijn. Hij dacht maar niet aan mijnheer en mevrouw Dekkers en ook niet aan oom Guus... Natuurlijk lag ze daar ergens bij het wrak. Wanneer hij licht kon maken, zou hij nu meteen naar haar zoeken en zo het bewijs vinden dat ze nog in leven was. Maar hij zou moeten wachten... Bas' vrees werd steeds groter. Het bleef ook zo onheilspellend stil. Alleen maar het zeurige gedruis van de regen en soms even de wind. Hij doezelde even weg, maar hij was zo gespannen van angst en nervositeit, dat hij met een kreet wakker schoot. Meteen waren de angsten er weer. Zijn verbeelding begon hem parten te spelen.
Veronderstel eens, dat Mike omgekomen was. Tenslotte had de cowboy op de gevaarlijkste plaats, namelijk voorin, gezeten. Hij had de ergste schokken opgevangen en de weerstand van de Piper Cub was nu eenmaal niet groot. Als Mike er niet meer was, hoe zouden hij en Ria dan ooit de weg naar de ranch terugvinden? Ze waren hier wildvreemd, hij wist niet eens waar hij was. Natuurlijk zouden mister Stone en ook anderen naar de Piper Cub gaan zoeken. Maar Bas gaf hun geen schijn van kans. Hoe dikwijls had men zelfs niet weken lang nasporingen moeten verrichten naar een groot verkeersvliegtuig? Hoe zou men dan dit onaanzienlijke toestelletje, dat in een bebost terrein ten onder was gegaan, terugvinden. Deze streek was onbewoond. Het zou kunnen gebeuren, dat er bij toeval een cowboy langskwam, maar dat was alles waar zij op mochten rekenen. Op de ranch zou men niet eens weten in welke richting men precies moest zoeken. Het laatste bericht, dat ze van Mike hadden ontvangen, was dat hij koers zette naar huis. Meer wist men niet... Ria en hij zouden moeten proberen de bewoonde wereld te bereiken. Zouden ze niet verloren lopen? Ze hadden geen voedsel of drinken. Misschien hielden zich hier nog wilde dieren op. Hij had de cowboys wel eens horen praten overwolven. Nee, alles goed beschouwd was de situatie weinig rooskleurig. Hij kon alleen maar hopen dat dit avontuur goed zou aflopen, zelf zou hij daar weinig aan kunnen doen. Bas doezelde opnieuw weg, maar ook nu slechts voor enkele ogenblikken. De regen had opgehouden, maar de wind woei nog steeds, merkte hij. Hij had het huiverkoud. De natte grond trok kil op en omdat hij hier roerloos zat, leek zijn lichaam wel te verstenen. Hij zou willen lopen om het wat warmer te krijgen. Maar hij was te futloos om de daad bij het woord te voegen. Hij bleef zitten, klappertandend en rillend. Wanneer er nu een wild dier was komen opdagen, zou Bas waarschijnlijk nauwelijks een poging gedaan hebben om zich te verweren, zo ellendig voelde hij zich...
Nee, hij had zich niet vergist. Het begon inderdaad wat lichter te worden. De boomstammen tekenden zich duidelijker af en hij begon reeds takken te onderscheiden. Dat betekende dat het einde van een bijna eindeloze nacht in zicht was. Bas stond op. Zijn lichaam was stijf en stram. Rillend rekte hij zich uit. Hij voelde zich loom door gebrek aan slaap en rammelde van de honger. De avond tevoren had hij niet gegeten en dat begon zich nu te wreken. Wanneer hij stevig kon ontbijten en een paar koppen flink warme thee drinken, zou hij snel opkikkeren. In zijn verbeelding zag hij stapels boterhammen met spiegeleieren en hele rijen koppen thee... De hemel kleurde grijs en ver weg begon het rood van de zon stralen langs de lucht te schieten. De regen was niet meer begonnen en de wind ging liggen. Het zou best een hete dag kunnen worden, veronderstelde Bas.
De jongen begaf zich naar het wrak van het vliegtuig. Hij had zich voorbereid op het ergste, maar wat hij ontdekte viel heel anders uit.
Aarzelend en uiterst behoedzaam, omdat alles doordrenkt was van de benzine, begon hij de wrakstukken te doorzoeken en toen hij niets vond, in steeds gejaagder tempo de omgeving. Eveneens zonder resultaat.
Mike en Ria waren verdwenen...
Het leek of zij eenvoudig van de aardbodem waren weggevaagd. Er was geen spoor van hen te ontdekken. Met de moed der wanhoop begon hij opnieuw aan een onderzoek van de wrakstukken, die — zo oppervlakkig gezien — alleen nog maar goed waren voor de vuilnisbelt. Hij keek zelfs onder de opzij geslingerde stukken metaal, waar overigens nooit een menselijk wezen onder gelegen kon hebben, zo klein waren ze; hij wilde echter alle zekerheid hebben. Mike en Ria waren er niet meer. Het was een onbegrijpelijk mysterie...
Bas zocht nu naar bloedsporen. Op de verbogen stuurkolom ontdekte hij een streep bloed, maar dat was helemaal niet alarmerend, het zou van een bloedneus afkomstig kunnen zijn. Het toestel was deerlijk vernield, maar dat hield niet in, dat Ria en Mike verpletterd zouden zijn. Je zou eerder geneigd zijn te zeggen, dat zij het er levend af hadden gebracht en op weg gegaan waren naar de ranch. Maar waarom hadden ze hem dan in de steek gelaten?Bas probeerde te reconstrueren wat er gebeurd was. Hijzelf was een meter of twintig van het vliegtuig terechtgekomen. Afgebroken takken van het struikgewas gaven die plek aan. Waarschijnlijk was hij even voor het toestel definitief tot stilstand kwam, naar buiten geslingerd. Dat moest dus gebeurd zijn op het ogenblik dat hij het bewustzijn verloor. Maar even daarvoor had hij nog gezien hoe Mike opzij geworpen werd en uit de cabine viel. Ria had zich toen nog in het toestel bevonden.
Bas liep wat terug. Kijk, hier waren takken afgescheurd en een struik was volkomen vernield. Mogelijk was Mike hier terechtgekomen. Waarschijnlijk had hij het er vrij goed afgebracht en was hij naar het wrak van het vliegtuig gegaan, waar hij Ria had gevonden. Die was er misschien slecht aan toe geweest en daarom had de cowboy haar opgenomen en was met haar op weg gegaan naar de ranch. Maar dan bleef het nog zonderling, dat de cowboy niet naarBas had gezocht. Maar had hij dat inderdaad niet gedaan? Bas kon dat immers niet weten? Het was best mogelijk, dat de cowboy op zoek was gegaan en hem niet had kunnen vinden. Hij had toen van twee kwaden de minste gekozen en was met Ria weggegaan, om haar in veiligheid te brengen en de ranch te waarschuwen, waar ze naar Bas moesten zoeken... Er was iets dat hem zei, dat het ze niet gegaan was, maar hij kon zich geen andere oplossing van het raadsel indenken. Eén ding was echter voor hem vrijwel zeker: beiden waren nog in leven. Misschien waren ze gewond, maar ze leefden nog...
Ze moesten al uren geleden weggegaan zijn, want hoe lang was Bas nu al weer niet bij kennis? In die tijd hadden zij zich niet verwijderd, want dan zou hij het zeker gemerkt hebben. Toen hij uit zijn bewusteloosheid ontwaakte, moesten ze al weg zijn geweest, anders hadden ze hem zeker horen roepen. Maar dan zou er wel spoedig hulp komen opdagen. Hoewel... Het kon zijn dat dit punt uren en uren gaans van de ranch verwijderd was en dat de weg door moeilijk terrein leidde. Mischien moesten ze wel over hoge heuveltoppen heen...
Bas ging nog op onderzoek uit, of hij voetsporen vond. Hij meende er enkele te zien, maar zeker was hij daar niet van. De aanhoudende regen had ze praktisch uitgewist. Misschien was het het beste, dacht hij, als hij hier bij het wrak bleef wachten tot er hulp kwam opdagen. Mike en Ria zouden hem zeker niet aan zijn lot overlaten. Verwijderde hij zich van het toestel, dan maakte hij kans, dat hij de mannen die hem zochten misliep.
De zon was boven de horizon gekomen en haar warmte begon zich al te verspreiden. Ergens zong een vogel. Bas zou genoten hebben van deze zonsopgang, als de angst niet in hem was blijven knagen. Tenslotte waren het allemaal maar veronderstellingen, waarmee hij zijn vrees had trachten te sussen. Of ze juist waren, had hij maar af te wachten. Het hongergevoel werd steeds scherper. Hij besloot de wrakstukken nog eens af te zoeken, maar nu om te kijken of er zich aan boord niet iets eetbaars had bevonden. Hij vond inderdaad een blik, waarvan het opschrift vermeldde dat het noodrantsoenen bevatte. Tegelijk deed hij een andere ontdekking. Bij het blik lag een onbeschadigde elektrische zaklantaren. Dat bracht zijn theorieën weer aan het wankelen. Mike mocht hier nog zo goed de weg weten, ze maakten Bas niet wijs dat hij zonder licht in het stikdonker en de gutsende regen zou zijn weggetrokken door het dichte struikgewas. Mike had natuurlijk geweten, dat de lantaren zich in het toestel bevond. Misschien had hij er vergeefs naar gezocht, maar dat kon Bas moeilijk geloven. De lamp hing nog in de houder aan de achterkant van de cabine...
Een onverwacht geluid deed hem opschrikken. Het was slechts een vogel, die klapwiekend tussen de bomen voort-vloog. Een prachtig gekleurd dier, rood, goud, groen, waarvan de veren glinsterden en schitterden in het zonlicht, dat nu steeds verder tussen de bomen doordrong. Bas legde de lamp weer neer. Het bleef toch verstandiger, wanneer hij hier wachtte. En hij moest iets eten. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan, want hoe kreeg hij het blik open? Hij had geen mes bij zich en nergens ontdekte hij iets, dat op een blikopener leek.
Goede raad was duur. Bas pakte een scherpe steen en begon daarmee op het blik te beuken. De inhoud zou nu wel verkruimelen, maar dat bespaarde hem dan aanstonds kauwen. Het was een geduldswerkje, maar tenslotte slaagde hij erin het blik te doorboren en toen hij eenmaal een gaatje had gemaakt, ging het verder vrij gemakkelijk. Tenslotte was hij zo ver, dat hij het een en ander van de inhoud naar buiten kon schudden. De biscuits en de chocola, die zich in het blik bevonden, waren bepaald niet heel meer, maar daarom waren ze voor de honger niets minder.
Had hij nu ook nog maar iets te drinken, want van dat droge eten werd zijn dorst nog groter. Er was echter nergens iets drinkbaars te vinden en aan niets viel na te gaan, dat zich inde omgeving een riviertje of beekje stroomde. Als er nu maar gauw iemand kwam opdagen... De zon klom hoger, maar het bleef doodstil in het bos. Geen spoor van menselijk leven. Er vloog zelfs geen vliegtuig over. Er had nu toch al lang iemand moeten zijn, meende Bas. Had het wel zin nog langer te wachten? Maar misschien was zijn ongeduld te groot. Wanneer de zon op haar hoogstepunt stond, zou hij op onderzoek uittrekken, besloot hij. Zolang hield hij het echter bij lange na niet uit. Het werd hem teveel hier werkeloos te zitten, tot er misschien eens een sterveling naar hem kwam kijken. Hij begon al te overleggen hoe hij aanstonds het best zou kunnen lopen. Mike was waarschijnlijk naar de grote weg gegaan, omdat ze daar niet zo heel ver van verwijderd konden zijn. De weg liep zuidelijk van de ranch. Hij probeerde zich te oriënteren. De zon bevond zich nog in het oosten en hij rekende uit waar zich dus het zuiden moest bevinden.
Bas begon zijn zakken vol te stoppen met stukken biscuit en chocola. Hij had dan mondvoorraad voor onderweg. De zaklantaren zocht hij weer op en bevestigde die aan zijn riem. Misschien had hij er nog profijt van. Hij keek eens naar de zon. Die stond nog helemaal niet op haar hoogste punt, maar hij besloot het er maar op te wagen. Als hij hier nog langer bleef, werd de onzekerheid hem te machtig...