Hoofdstuk 12


Het zweet stroomde langs onze gezichten. De temperatuur was gerezen tot bijna achtenveertig graden. De lucht was vochtig en bedorven. We vochten om zuurstof en in die kleine, stalen kogel honderd vijfenveertig meter diep op de bodem van de Golf van Mexico was alleen onze hijgende ademhaling hoorbaar.
„Je saboteerde?" De stem van Vyland kwam niet uit boven een ongelovig gefluister. In zijn ogen lag een haast waanzinnige angst. „We… we zitten hier vast? In deze…"
Zijn stem stierf weg. Met de paniek van een gevangen en tot sterven gedoemde rat begon hij om zich heen te kijken en meer dan zo'n rat was hij ook niet.
„Je kan er niet uit, Vyland," verzekerde ik hem grimmig. „Alleen door het luik. Probeer het maar te openen - aan de buitenkant staat een druk van om en nabij vijftig ton. En mocht je het kunnen openkrijgen, dan wordt je als een panne- koek tegen de wand er tegenover geplakt. Je hebt nog wat in petto, Vyland. De laatste paar minuten zullen erger zijn dan je je ooit hebt kunnen voorstellen. Enkele seconden voordat je longen gaan scheuren zal je je handen en gezicht blauw en purper zien worden. Spoedig daarna zal je…"
„Stop!" schreeuwde Vyland. „Houd in godsnaam je mond. Haal ons hier uit, Talbot. Je kan van me krijgen wat je wilt. Een miljoen, twee miljoen, vijf miljoen. Alles, Talbot, alles!"
Zijn mond en gezicht vertrokken als die van een waanzinnige. Zijn ogen puilden uit zijn hoofd.
„Je maakt me onpasselijk," zei ik koud. „Ik haal je hier niet uit, Vyland, zelfs al zou ik er toe in staat zijn. Misschien had ik toch in de verleiding kunnen komen en daarom liet ik die schakelaar op de boortoren achter. We hebben nog vijftien, twintig minuten te leven, als schreeuwen en doodsangst tenminste leven genoemd mogen worden."
Ik rukte de middelste knoop van mijn jas en stak hem in mijn mond. „Ik zal het niet meemaken, Vyland, want ik heb me hier al maanden en maanden op voorbereid. Dit is geen knoop, maar een capsule met geconcentreerde cyanide. Even bijten en ik ben dood voordat ik het weet."
Het was de genadeslag. Kwijlend en onsamenhangend brabbelend vloog hij op me af en wat hij eigenlijk van plan was, weet ik niet. Hij wist niet meer wat hij deed. Ik had zijn aanval echter verwacht. Er lag een zware schroefsleutel voor het grijpen en voordat Vyland me kon aanraken, had ik hem al neergeslagen. Hij struikelde achteruit, sloeg met zijn hoofd tegen de wand en plofte zwaar op de vloer. Ik keek naar Royale. In elkaar gebogen zat hij op het stoeltje van zeildoek. Van zijn sfinxachtige onbewogenheid was niets meer over. Hij begreep dat hij nog maar minuten te leven had en zijn gezicht deed overwerk om de gelaatsuitdrukkingen in te halen waarvan hij sinds jaren geen gebruik meer had gemaakt. Wat hij al die tijd zijn slachtoffers had toebedeeld, begon hem nu zelf te besluipen en de angst vrat diep in hem in. Hij verkeerde nog niet in paniek, hij had nog niet zoals Vyland al zijn zelfbeheersing verloren, maar tot redelijk denken was hij niet meer in staat. Hij kon alleen nog maar aan datgene denken waaraan hij in kritieke ogenblikken altijd dacht - de dodelijke, kleine revolver. Hij hield hem nu in zijn hand en richtte tussen mijn ogen, maar ik wist dat het niets te betekenen had. Het was louter een reflexbeweging en Royale zou die revolver niet gebruiken. Voor het eerst in zijn leven zag hij zich tegenover een probleem gesteld dat niet door het overhalen van een trekker opgelost kon worden.
„Je bent bang, Royale," zei ik zacht.
Het kostte veel inspanning om te kunnen spreken. Mijn ademhaling ging meer dan driemaal zo snel als normaal en het viel me moeilijk om tijd te vinden er een woord uit te stoten. Royale zei niets. Hij keek me alleen maar aan en in zijn donker geworden ogen ontwaarde ik alle duivels van de hel. Ondanks de vochtigheid en de stinkend bedorven lucht had ik kunnen zweren voor de tweede maal in achtenveertig uur de geur te ruiken van pas omgespitte, natte aarde. De geur van een open graf.
„De sluipschutter!" fluisterde ik schor. „Royale, de moordende lijfwacht en uit de weg ruimer. Denk eens aan de mensen die gewoon waren te beven als ze ook maar even je naam hoorden. Stel je voor dat ze je nu konden zien, Royale. Dat ze je konden zien beven. Want je beeft inderdaad, Royale. Je bent bang als je het nog nooit in je leven eerder bent geweest. Is het niet, Royale?"
Hij bleef zwijgen. Ik zag nog steeds die duivels in zijn ogen. Hun aandacht was nu echter niet meer op mij gericht, maar op Royale zelf. Ze wroetten en boorden in zijn geest en uit de wisselende uitdrukkingen op zijn vertrokken gezicht bleek duidelijk genoeg dat ze hem naar alle kanten trokken en sleurden en rukten, maar uiteindelijk toch naar de donkere afgrond van de totale instorting, van de overweldigende angst die tot de waanzin moest voeren.
„Vind je het prettig, Royale," zei ik hees. „Beginnen je keel en longen al pijn te doen? Die van mij wel. Ik zie trouwens je gezicht al blauw worden. Nee, niet erg. Het begint onder de ogen. Het eerst zie je het aan de ogen en de neus."Ik trok een spiegeltje uit mijn borstzak. „Kijk hier maar eens in, Royale. Wil je niet zien hoe…"
„Verrek in de hel, Talbot!" Hij sloeg het spiegeltje uit mijn handen en zijn stem hield het midden tussen een schreeuw en een snik.
„Ik wil niet dood! Ik wil niet dood I"
„Maar je slachtoffers wel, is het niet?" Ik kon nauwelijks nog verstaanbaar spreken en voor die ene zin had ik viermaal, vijfmaal moeten ademen. „Ze waren allemaal van plan zelfmoord te plegen en je was zo vriendelijk hen te helpen. Was het zo niet, Royale?"
„Je gaat eraan, Talbot." Zijn stem was een waanzinnig gekras. De revolver in zijn trillende hand richtte zich op mijn hart. „Je gaat eraan en nu meteen."
„Ik moet er hard om lachen. Ben je vergeten dat ik een tablet cyanide tussen mijn tanden houd?" Mijn borst deed me pijn. De gondel draaide voor mijn ogen en ik wist dat ik het niet lang meer zou kunnen volhouden. „Vooruit," hijgde ik, „haal die trekker maar over."
Met glazige, starende ogen die nagenoeg geen contact met de werkelijkheid meer hadden, keek hij me aan. Dan stak hij de kleine revolver terug in zijn holster. De geïncasseerde aframmeling begon zijn tol te eisen en hij was er nog erger aan toe dan ik. Hij begon op zijn stoel heen en weer te zwaaien, viel plotseling voorover, kwam op handen en knieën terecht en schudde langzaam zijn hoofd alsof hij een mist wilde verdrijven. Nauwelijks nog bij mijn bewustzijn leunde ik over hem heen, klemde mijn vingers om de knop van de zuurstof- regenerator en draaide hem van minimum op maximum. Het zou twee, misschien drie minuten duren voordat er van een merkbare verbetering sprake zou zijn en meer dan vijf minuten eer er weer van een normale atmosfeer in de gondel gesproken kon worden maar dan maakte het geen verschil meer. Ik boog me naar Royale.„Je gaat dood, Royale," hijgde ik. „Vertel me hoe het is om dood te gaan. Wat voor een gevoel is het om begraven te worden in een graftombe honderdvijftig meter onder zee? Wat voor een gevoel is het om heel zeker te weten dat je nooit meer de frisse lucht van de wereld boven je zal inademen en nooit de zon meer zal zien?" Ik boog me dichter naar hem toe. „Hoe zou je het vinden, Royale, om te kunnen blijven leven?"
Hij was al te ver weg en bevatte het niet.
„Royale!" Ik moest de woorden bijna schreeuwen. „Hoe zou je het vinden om te kunnen blijven leven?"
„Ik wil leven!" Hij kreunde van pijn. Met zijn gebalde rechtervuist sloeg hij op de stalen vloer van de gondel. „Ik wil leven!"
„Misschien kan ik ervoor zorgen. Heel misschien. Je ligt nu op je knieën, is het niet, Royale? Je smeekt om je leven, Royale. Ik heb gezworen dat er een dag zou aanbreken dat je op je knieën om je leven zou smeken en nu doe je dat. Nietwaar, Royale?"
„Haal me hier uit!" Zijn stem was een schreeuw van wanhoop. Op handen en knieën zwaaide hij van links naar rechts. Zijn hoofd bewoog traag heen en weer. Zijn ogen waren gesloten. Bij de vloer moest de lucht nog meer bedorven zijn dan ergens anders in de gondel en vrijwel zonder zuurstof. Inderdaad begon zijn gezicht blauw te worden. Hij ademde met de snelheid van een hijgende hond en elke inademing betekende een golf van pijn. „Haal me hier in godsnaam uit!"
„Je bent nog niet dood, Royale," zei ik in zijn oor. „Misschien zie je de zon nog wel, misschien niet. Ik vertelde Vyland een leugen. De hoofdschakelaar voor het loslaten van de ballast zit nog steeds op zijn plaats. Ik veranderde alleen maar een paar draden, maar het zou je uren kosten om te ontdekken welke. In dertig seconden kan ik het weer in orde hebben, Royale."
Hij hield zijn hoofd stil en keek op. Zijn blauw wordend gezicht glom van het zweet, zijn angstige ogen waren met bloed belopen, maar heel diep in die ogen glinsterde hoop.
„Haal me hier uit, Talbot," fluisterde hij.
Hij wist niet of er heus nog hoop bestond of dat het een verfijning van de marteling betekende.
„Het zou kunnen, Royale. Zie je deze schroevedraaier?" Ik glimlachte zonder enig medelijden te tonen. „Maar ik heb ook nog dat tablet cyanide tussen mijn tanden."
Ik liet hem zowel de schroevedraaier in mijn hand als de knoop tussen mijn tanden zien.
„Niet doen, niet bijten!" riep hij schor. „Je bent gek, Talbot. Je hebt niets menselijks meer."
Uit de mond van Royale klonk dat werkelijk heel mooi.
„Wie vermoordde Jablonsky?" vroeg ik rustig.
Het werd iets gemakkelijker om adem te halen, maar nog niet waar Royale zich bevond.
„Ik," kreunde hij. „Ik vermoordde hem." „Hoe?"
„Ik schoot hem door zijn hoofd. Hij sliep." „En toen?" „We begroeven hem in de moestuin."
Royale kreunde en zwaaide nog steeds heen en weer, maar verzamelde zo goed mogelijk zijn gedachten om zich duidelijk te kunnen uitdrukken. Zijn aplomb, koelbloedigheid en brutaliteit waren verdwenen. Hij praatte voor zijn leven.
„Wie heeft Vyland achter zich?" vroeg ik verder. „Niemand."
„Wie heeft Vyland achter zich?" herhaalde ik onverzoenlijk.
„Niemand!" in zijn wanhoop om me te kunnen overtuigen schreeuwde hij het woord er bijna uit. „Er waren er twee. Een Cubaanse minister en Houras, een Columbiaans ambtenaar." „En?"
„Die zijn er nu niet meer."
„Wat is er met hen gebeurd?" „Ze… ze werden uit de weg geruimd," zei Royale moe. „Door mij."
„Wie ruimde je nog meer uit de weg sinds je voor Vyland werkt?"„Niemand."
Ik liet hem de knoop tussen mijn tanden zien en hij huiverde.
„De piloot. De piloot van het vliegtuig dat de DC afschoot. Hij wist te veel."
„Dus daarom konden we die piloot niet vinden." Ik knikte. „Jullie zijn een fraai stel bij elkaar. Toch maakte je een vergissing, is het niet, Royale? Je ruimde hem te gauw uit de weg. Voordat hij jullie precies had verteld waar de DC neerstortte. Kreeg je al je orders van Vyland?"
Hij knikte zwijgend.
„Hoorde je niet wat ik vroeg?" snauwde ik.
„Ik kreeg al mijn orders van Vyland."
Een ogenblik bleef het stil. Ik keek uit het raam. Een op een haai lijkend monster zwom in zicht, staarde onverschillig naar de bathyscaaf en het vliegtuig en verdween met een luie slag van zijn staart weer in het inktzwart donker. Ik draaide me om en tikte Royale op de schouder.
„Probeer Vyland bij te brengen," beval ik.
Terwijl Royale zich over zijn werkgever boog, greep ik naar de knop van de zuurstofregenerator. Ik wilde niet dat de lucht al te gauw weer zuiver zou gaan worden. Na ongeveer een minuut slaagde Royale erin om Vyland bij te krijgen. Met Vylands ademhaling was het slecht gesteld, maar hij scheen toch nog iets over te hebben. Toen hij namelijk zijn ogen opende, keek hij wild om zich heen, zag mij met de knoop tussen mijn tanden staan en begon te gillen - een afschuwelijk, zenuwslopend geluid in de nauwe ruimte van de stalen gondel. Ik deed een stapje naar voren om hem in zijn gezicht te slaan en hem van de hysterie te verlossen, maar Royale was me voor. Royale voelde ergens weer een sprankje hoop en scheen niet van plan zich dat sprankje hoop te laten ontnemen. Hij hief zijn hand op en behandelde Vyland niet al te zachtzinnig.
„Schei daar mee uit!" Ruw schudde Royale hem door elkaar. „Schei daar mee uit, zeg ik! Talbot zegt dat hij het in orde kan krijgen. Hoor je?Hij kan het weer in orde maken."
Langzaam stierf het gegil weg. Vyland staarde Royale aan en in zijn ogen begonnen angst en waanzin plaats te maken voor een eerste teken van begrip.
„Wat zei je?" fluisterde hij schor. „Wat was dat, Royale?"
„Talbot kan het weer in orde maken," herhaalde Royale. „Hij zegt dat hij tegen ons gelogen heeft. Die schakelaar is niet belangrijk! Hij kan het in orde krijgen."
„Kan… kan je het in orde maken, Talbot?" Vylands ogen verwijdden zich tot ik overal om de pupillen een ring van wit zag. Zijn trillende stem was een gebed, zijn hele lichaam één grote smeekbede. Hopen durfde hij nog niet. Zijn geest bevond zich nog te diep in de schaduwen van de vallei van de dood om daarboven licht te kunnen ontwaren. Misschien durfde hij zelfs niet eens te kijken omdat hij bang was er inderdaad geen licht te zien. „Kan je ons hieruit krijgen? Zelfs nu je…"
„Misschien doe ik het, misschien niet." Ondanks alle schorheid wist ik toch net genoeg onverschilligheid in mijn stem te leggen. „Ik heb gezegd dat ik net zo goed hier kon blijven en meende het. Het hangt er helemaal vanaf, Vyland. Kom hier!"
Bevend krabbelde hij overeind. Zijn benen en lichaam trilden zó hevig dat hij zich nauwelijks staande kon houden. Ik pakte hem met mijn goede hand bij de revers en trok hem naar me toe.
„We hebben nog voor misschien vijf minuten lucht, Vyland. Vermoedelijk minder. Vertel me precies welke rol je in deze zaak speelde en tot de dag waarop je de generaal ontmoette. Vlug!"„Haal ons hier uit,' kreunde hij. „Er… er is geen lucht meer. Mijn longen gaan kapot - ik kan niet meer ademen." Hij overdreef nauwelijks. De bedorven lucht kraste in en uit zijn keel en met de snelheid van een normale hartslag. „Ik… ik kan niet spreken."
„Spreek, verdomme!" Royale pakte hem bij de keel en schudde hem heen en weer tot Vylands hoofd als dat van een gebroken pop naar voren en achteren sloeg. „Spreek! Wil je dood, Vyland? Denk je soms dat ik om jou dood wil?" Vyland sprak. Hijgend, kuchend en hevig slikkend vertelde hij me in minder dan drie minuten wat ik weten wilde. Hoe hij zich van de medewerking van een Cubaans minister wist te verzekeren, wekenlang een vliegtuig gereed hield en een Cubaans radarofficier omkocht. Hoe de DC werd opgevangen en afgeschoten en Royale de mensen uit de weg had geruimd die op een bepaald moment niet langer van nut meer waren. Hij begon over de generaal, maar ik hief mijn hand op.
„Genoeg, Vyland. Terug naar je stoel."
Ik draaide aan de knop van de zuurstofregenerator.
„Wat doe je?" fluisterde Vyland.
„Voor een beetje frisse lucht zorgen. Het is hier benauwd, vind je ook niet?"
Ze staarden elkaar aan en keken dan naar mij. Ze zwegen. Ik had uitbarstingen van woede verwacht, maar daar bleek niets van. De angst overheerste nog steeds en ze wisten dat ze volkomen aan mijn genade waren overgeleverd.
„Wie en wat ben je precies, Talbot?" kraste Vyland.
„Je zou me een detective kunnen noemen." Ik ging zitten. Ik wilde de bathyscaaf niet naar de oppervlakte brengen voordat de lucht geheel zuiver zou zijn en ik weer helder kon denken. „Ik was een duiker en werkte samen met mijn broer. De man - of wat er van hem over is - in de stoel van de gezagvoerder, Vyland. We hadden geluk, borgen goud bij de kust van Tunesië en gebruikten ons kapitaal om een luchtvaartmaatschappijtje te beginnen. Alletwee hadden we in de oorlog namelijk op een bommenwerper gevlogen en we waren in het bezit van de noodzakelijke brevetten. Het ging ons goed, Vyland, tot we met jou in aanraking kwamen." Over mijn schouder wees ik met mijn duim in de richting van het met wier en mossels bedekte vliegtuig. „Nadat je dit gepresteerd had, ging ik terug naar Londen. Ik werd gearresteerd, want ze dachten dat ik er iets mee te maken had. Het kostte me niet veel moeite een en ander op te helderen en Lloyd's, die voor de verzekering opdraaide, nam me in dienst om de zaak uit te zoeken. Om zelfs ook maar één procent van hun geld terug te kunnen krijgen, waren ze bereid een ongelimiteerd bedrag uit te geven. Bovendien kreeg ik alle steun van de Engelse en Amerikaanse regering omdat het om staatsgelden ging. De Amerikanen stonden me een van hun beste politiemensen af. Dat was Jablonsky."
Ik zag dat ze schrokken. Ze hadden de doodsangst nu achter zich en waren weer genoegzaam tot de wereld van de werkelijkheid teruggekeerd om te beseffen wat ik zei en wat het betekende. Ze keken eerst elkaar aan, dan mij en ik had me geen aandachtiger gehoor kunnen wensen.
„Het was een fout, heren," vervolgde ik, „om Jablonsky neer te schieten. Dat kost jullie beiden de elektrische stoel. De rechter houdt niet van heden die politiemensen vermoorden. Misschien niet helemaal rechtvaardig, maar het is zo. Bij een gewone moord kan je nog wel eens door de mazen van het net kruipen, maar bij de moord op een politieman niet. Niet dat het er iets toe doet. Ik weet genoeg om jullie vijfmaal naar de elektrische stoel te sturen."
Ik vertelde hun hoe Jablonsky en ik meer dan een jaar bezig waren geweest, en hoofdzakelijk op Cuba, om de diamanten, smaragden en het goud op te sporen en ten slotte tot de conclusie kwamen dat de schat nog steeds niet geborgen was. Nergens op de wereld was namelijk ook maar een van die geslepen smaragden aangeboden. Interpol zou dat meteen geweten hebben.
„We wisten zo goed als zeker," ging ik verder, „waarom de schat niet was geborgen. Er kon maar één reden voor zijn. Omdat de schat ergens op de bodem van de zee lag en iemand een tikje te haastig was geweest om de man uit de weg te ruimen die precies de plaats wist - de piloot van het vliegtuig. Het onderzoek voerde ons ten slotte naar de westkust van Florida. Iemand zocht daar naar gezonken kostbaarheden. Daar hadden ze een schip voor nodig en het jacht van de generaal, de Temptress, voldeed aan de eisen. Wat je echter ook nodig had, Vyland, was een bijzonder gevoelige diepterecorder en daar beging je een fatale vergissing. We hadden alle leveranciers van scheepsuitrusting in Europa en Noord- Amerika gevraagd om ons onmiddellijk in te lichten als er van andere zijde dan die van de marine, koopvaardij of visserij vraag was naar enig speciaal apparaat of toestel voor het registreren van diepten. Jullie kunnen me toch volgen, is het niet?"
Of ze me konden volgen! Ze waren voor driekwart weer normaal en ik zag moordlust in hun ogen.
„In de desbetreffende vier maanden waren er voor privé- doeleinden zes van die uiterst gevoelige diepterecorders verkocht. Allemaal aan de eigenaars van grote jachten. Twee waren er op een wereldreis. Een lag in Rio, een bij Long Island, een aan de kust van de Stille Oceaan en het zesde kruiste voor de westkust van Florida. Dat was de Temptress, het jacht van generaal Blair Ruthven. Het was briljant, dat moet ik toegeven. Een betere dekking om zonder wantrouwen op te wekken elke vierkante meter van de zee af te zoeken, had moeilijk gevonden kunnen worden. Terwijl de geologen van de generaal zich bezig hielden met het neerlaten van hun kleine bommen en een seismologische kaart van de rotslagen van de zeebodem maakten, karteerden jullie met de diepterecorder zelfs de kleinste oneffenheid van de oceaanbedding. Omdat jullie te ver naar het noorden begonnen, deden jullie er bijna zes weken over. We hielden jullie al bewegingen in de gaten en hadden speciaal een boot voor 's nachts uitgerust - een sponzenvisser. Daarmee ben ik vanmorgen heel vroeg naar de boortoren gevaren. Jullie vonden het vliegtuig. Drie nachten achter elkaar werkten jullie met dreggen, maar het enige dat jullie naar boven haalden, was een stuk van de linkervleugeltop." Ik wees uit het raam. „Kijk maar eens hoe betrekkelijk nieuw de breuk is."
„Hoe kan je dit alles weten?" fluisterde Vyland.
„Omdat ik als tweede machinist op de Temptress zat." Ik negeerde Vylands verschrikte vloek en het onwillekeurig ballen van zijn vuisten. „Jij en de generaal dachten me aan boord van dat bergingsvaartuig uit Havana gezien te hebben, maar dat was niet zo hoewel ik inderdaad voor die firma heb gewerkt. Vijf weken was ik op de Temptress. Daarna verfde ik mijn haar in deze fraaie tint, het me door een plastisch chirurg het litteken aanmeten en wendde een mank been voor. Toch had je wat beter moeten opletten, Vyland. Je had eigenlijk een beetje met me moeten aanpappen. Je wist dus waar de schat was, maar kon hem niet aan de oppervlakte krijgen. Iedereen die met duikerklokken en de verdere ingewikkelde uitrusting voor een dergelijke berging aan het werk zou gaan, stak natuurlijk zelf zijn hoofd in de strop. Toen kwam er weer iemand op een schitterend denkbeeld. Ik verwed er alles om dat het ditmaal je overleden vriend Bryson was, de ingenieur. Hij had gelezen over in West-Indië ondernomen proeven met een bathyscaaf en bedacht dat hij er met behulp van de boortoren wel gebruik van zou kunnen maken."
De lucht in de gondel leek nu bijna weer geheel zuiver, hoewel het er toch nog veel te benauwd en warm was om je behaaglijk te voelen. Zuurstof was er echter genoeg en ademen vormde geen probleem meer. Elke seconde kregen Royale en Vyland meer hun moed terug.
„Iedereen had dus prachtige denkbeelden," vervolgde ik, „maar dat van Jablonsky spande de kroon en deed jullie de das om. Het leek Jablonsky namelijk bijzonder vriendelijk en hulpvaardig als we jullie aan de bathyscaaf voor het karwei konden helpen."
Vyland vloekte zacht en gemeen, keek even naar Royale en dan naar mij.
„Je bedoelt…," begon hij.
„Het was allemaal versierd," zei ik moe. Ik beleefde aan dit alles geen vreugde meer. „Oorspronkelijk namen de Franse en Engelse marine die proeven in de Golf du Lion, maar men verklaarde zich bereid ze hier voort te zetten. We zorgden voor zoveel mogelijk publiciteit waarbij steeds weer de voordelen van de bathyscaaf naar voren werden gebracht zodat ten slotte zelfs de grootste stommerd zou begrijpen hoe uitstekend geschikt zo'n duiktoestel was voor het heimelijk bergen van een schat onder water. We vermoedden dat het verschijnen van de Temptress slechts een kwestie van tijd was en kregen gelijk. We meerden de bathyscaaf op een eenzaam plekje. Eerst echter had ik hem zó onklaar gemaakt dat alleen de ingenieur die hem monteerde en ik hem weer in orde zouden kunnen krijgen. Je moest dus iemand zien te vinden, Vyland, die de bathyscaaf kon repareren en was het geen gelukkig toeval dat ik net op tijd kwam opdagen? Ik vraag me tussen twee haakjes af wat de boormeester zal zeggen als hij ontdekt dat hij bijna drie maanden lang drie kilometer van de door de geologen opgegeven plaats heeft geboord. Ik neem aan dat jij en Bryson de gekarteerde punten op de kaart netjes veranderd hebben om kilometers van de olie- lagen vandaan zo dicht mogelijk bij de schat te liggen. Zoals de zaak op het ogenblik is, kunnen ze boren tot ze in de Indische Oceaan uitkomen zonder een druppel olie te vinden."
„Je komt hier niet mee weg," zei Vyland woedend. „Je zal…"
„Schei maar uit," onderbrak ik hem minachtend. „Mond houden of ik zal ergens een of andere knop omdraaien en laat jullie op handen en knieën over de vloer kruipen en om jullie levens smeken zoals jullie dat nog geen vijf minuten terug ook deden."
Ze hadden me op staande voet kunnen doden. Ze hadden me met de tranen van plezier over hun eigen wangen rollend schreeuwend en gillend van ellende kunnen zien sterven. Niemand had nog ooit op deze manier tegen hen gesproken. Toch wisten ze niet wat ze moesten zeggen of doen, want hun levens lagen nog steeds in mijn handen. Lang bleef het stil. Dan leunde Vyland terug in zijn stoel en glimlachte. Zijn hersens werkten weer.
„Ik veronderstel, Talbot, dat je van plan bent ons aan de autoriteiten over te leveren. Is het niet zo?" Hij wachtte op een antwoord, maar kreeg het niet. „Mocht het inderdaad zo zijn," vervolgde hij, „dan zou ik dat plan maar gauw uit mijn hoofd zetten. Voor zo'n knap detective als jij, Talbot, heb je één ding toch lelijk verkeerd bekeken. Ik weet zeker dat je niet verantwoordelijk wilt zijn voor de dood van twee onschuldige mensen. Of wel, Talbot?"
„Waar heb je het over?" vroeg ik langzaam.
„Ik heb het over de generaal." Vlug keek hij even naar Royale. Ditmaal lag er geen angst meer in zijn blik, maar wel triomf. „Generaal Blair Ruthven. De generaal, zijn vrouw en zijn jongste dochter. Weet je nu waar ik het over heb?"
„Wat heeft de vrouw van de generaal te maken met…"
„Lieve God! Ik heb nota bene nog even gedacht dat je ons te pakken had!" Zijn opluchting was haast voelbaar. „Dom, Talbot, dom! Heb je er nooit aan gedacht hoe we de generaal tot samenwerking konden bewegen, waarom een man als hij ons het gebruik liet van zijn jacht, zijn boortoren en alles dat we maar wensten?"
„Wel… eh… ik dacht…"
„En jij maar denken," grinnikte Vyland. „Grote stommerd die je bent! Generaal Ruthven moest ons wel helpen - of hij wilde of niet! Hij hielp ons omdat hij wist dat de levens van zijn vrouw en jongste dochter ervan afhingen."
„Zijn vrouw en jongste dochter? Maar… maar de generaal en zijn vrouw waren toch gescheiden? Ik heb dat met mijn eigen ogen gelezen en…"
„Natuurlijk heb je dat met je eigen ogen gelezen." Vyland was zijn vroegere angst helemaal vergeten en zijn stem klonk bijna joviaal. „Een paar honderdmiljoen anderen lazen het ook. Daar zorgde de generaal wel voor. Het zou erg jammer voor hem geweest zijn als het verhaaltje niet verspreid was geworden. Zijn vrouw en dochter zijn gijzelaarsters, Talbot. We hebben ze op een veilige plaats en daar blijven ze tot we hier klaar zijn. Of ergens anders."
„Heb… heb je ze ontvoerd?"
„Eindelijk gaat hem een licht op," glimlachte Vyland. „Natuurlijk hebben we ze ontvoerd."
„Jij en Royale?"
„Ik en Royale."
„En dat geef je toe? Je geeft openlijk een van de ernstigste misdrijven toe waarvan in dit land sprake is?"
„Waarom zouden we dat niet toegeven?" vroeg Vyland pochend. Toch leek hij zich plotseling iets minder op zijn gemak te voelen. „Zet het plan om ons aan de politie over te leveren dus maar uit je hoofd. En als ik vragen mag: hoe dacht je uit de pijler en van de boortoren te komen zonder in mootjes gehakt te worden? Je moet toch heus niet goed snik zijn, Talbot."
„De vrouw en dochter van de generaal," zei ik peinzend alsof ik hem niet gehoord had. „Geen gek idee. Je had ze op den duur natuurlijk moeten loslaten, want anders zou het een tweede Lindberghzaak geworden zijn en misschien nog wel tienmaal erger. Aan de andere kant wist je heel goed dat de generaal niets zou beginnen als alles achter de rug was. Het werd dan zijn woord tegenover dat van jou en bovendien had je altijd een troefkaart achter de hand - Royale! Zolang Royale nog ergens in Amerika rondwandelde, zou de generaal zijn mond wel houden. Ik neem aan dat deze hele geschiedenis hem minstens een miljoen kost, maar vergeleken bij de levens van zijn vrouw en kinderen is dat een kleinigheid voor de generaal. Goed georganiseerd, Vyland."
„Precies. Ik heb de troeven, Talbot."
„Zo is het," zei ik afwezig. „En elke dag om twaalf uur stuurde je een in de code van de generaal gesteld telegram naar de heren die een oogje op mevrouw Ruthven en Jean houden. Je ziet, Vyland, dat ik zelfs de naam van de dochter ken. Als het codetelegram langer dan vierentwintig uur wegbleef, moesten beide dames naar een andere en veiliger plaats gebracht worden. Ik ben bang dat Atlanta niet zo heel erg veilig was.".
Het gezicht van Vyland was asgrauw en opnieuw begonnen zijn handen te beven.
„Wat zeg je?" fluisterde hij moeilijk.
„Precies vierentwintig uur geleden begon ik het te begrijpen," antwoordde ik. „Inderdaad waren we stom geweest. Wekenlang controleerden we in Marble Springs alle uitgaande telegrammen naar het buitenland, maar we vergaten de telegrammen die voor het binnenland bestemd waren. Toen het tot me doordrong, stuurde ik via Kennedy - tijdens onze worsteling stopte ik het briefje tussen zijn tuniek - een boodschap aan rechter Mollison. Het gevolg was de grootste en meest meedogenloze mensenjacht van de laatste jaren. Door de moord op Jablonsky rekende ik erop dat de Federale Recherche geen genade zou kennen. Klaarblijkelijk kenden ze dat ook niet en lieten ze zich door niets tegenhouden. Mevrouw Ruthven en Jean zijn in veiligheid. Je vriendjes, Vyland, zitten achter slot en grendel en kletsen hun ondervragers de oren van het hoofd om zoveel mogelijk nog hun huid te redden."Dat laatste was een kwestie van gissen, maar ik had zo'n vaag idee dat ik er niet ver naast kon zijn.
„Allemaal verzonnen," zei Vyland schor. De angst lag weer op zijn gezicht en hij zocht wanhopig naar een strohalm. „De hele dag werd je bewaakt en…"
„Je zou dit niet zeggen," onderbrak ik hem, „als je eens een kijkje in de radiohut kon nemen. Je zou dan het toegetakeld mannetje van je zien liggen, Vyland, die probeerde te verhinderen dat ik de sheriff opriep. Het was Kennedy die Royale dat pijnlijke hoofd bezorgde. Het was Kennedy die hem dat kantoortje insleepte en de vellen papier op het bureau vol cijfers en letters krabbelde terwijl ik naar boven ging om me met andere dingen bezig te houden. Je begrijpt natuurlijk dat mijn handen min of meer gebonden waren zolang mevrouw Ruthven en Jean gevangen zaten. Maar nu zijn ze vrij."
Ik keek naar het grauwe, vertrokken gezicht van deze in het nauw gebrachte man en wendde dan mijn blikken weer af. Hij bood geen prettige aanblik. Het werd tijd om de bodem van de zee te verlaten. Ik wist alles dat ik had willen weten en meer bewijzen waren niet nodig. Ik opende een contactdoos, verwisselde vier draden, sloot de doos en schakelde de eerste van de vier elektromagneten uit die de ijzerballast vasthielden. Vlak daarop zag ik door de zijramen twee grijze bollen in de zwarte modder van de zeebedding verdwijnen. Dit verminderen van gewicht bleek echter totaal geen uitwerking te hebben - de bathyscaaf bewoog zich niet. Ik schakelde de tweede elektromagneet uit. De bathyscaaf kwam niet in beweging. Ik realiseerde me dat we een flink stuk in de modder gezakt moesten zijn, maar bij geen enkele proefvaart had ik dit ooit meegemaakt. Ik ging zitten om nog eens goed na te gaan of ik misschien iets over het hoofd gezien kon hebben, maar nu de spanning voorbij was, kwam de pijn in mijn schouder en mond weer terug en was ik niet langer in staat om helder te denken. Ik nam de knoop tussen mijn tanden vandaan en stopte hem verstrooid in mijn zak.
„Was… was dat cyanide?" Vylands gezicht was asgrauw.
„Doe niet zo dwaas. Hoorn - de beste kwaliteit!"
Ik stond weer op en schakelde gelijktijdig de twee overgebleven elektromagneten uit. Opnieuw zakte er ballast in de modder, maar op de bathyscaaf had het geen enkel effect. Ik keek naar Vyland en Royale en ontwaarde op hun gezichten de weerspiegeling van het begin van mijn eigen angst. Het zou een wel zeer ironische speling van het lot betekenen als we, na alles wat ik gezegd en gedaan had, hier inderdaad zouden moeten omkomen. Het had geen zin om het beslissend ogenblik uit te stellen. Ik startte beide motoren, gaf de roeren de stand voor de maximum opwaartse helling, startte tevens de motor van de kabeltrommel en drukte op hetzelfde moment de knop in die de twee grote op de buitenwanden van de bathyscaaf aangebrachte batterijen moest afwerpen. Gelijktijdig raakten ze los. De bathyscaaf schudde en lag weer stil. Een zwarte modderwolk verhief zich traag van de bodem. Gedurende een eeuwigheid gebeurde er niets. Al het kruit was verschoten, de laatste hoop verdwenen, maar dan ineens, in de tijd van niet meer dan een seconde, begon de bathyscaaf te trillen, won hij het van de zuiging van de modder en steeg. Ik hoorde Vyland een snikkende zucht van verlichting slaken en schakelde de motoren weer uit. Langzaam en volkomen in evenwicht stegen we verder. Af en toe, als er een bocht in de bovenkabei kwam, moest ik even de kabeltrommelmotor inschakelen. Na dertig meter nam plotseling Royale het woord.
„Het ging dus allemaal volgens een vast plan, Talbot. Het was helemaal niet je bedoeling ons hier beneden te houden." Zijn stem was een boosaardig gefluister. De goede kant van zijn gezicht had de normale onbewogenheid weer terug. „Klopt dat?"„Precies," gaf ik toe.
„Waarom, Talbot?"
„Om te ontdekken waar de schat lag. Toch kwam dat echter op de tweede plaats. Ik wist dat hij vlak in de buurt moest zijn en een marinevaartuig zou hem in een dag gevonden kunnen hebben."
„Waarom, Talbot?" herhaalde hij op dezelfde monotone toon.
„Omdat ik bewijzen nodig had. Bewijzen om jullie beiden naar de elektrische stoel te kunnen sturen. Tot dusver hadden we geen enkel bewijs. Jullie spoor was verdeeld in een aantal waterdichte afdelingen met gesloten deuren. Door iedereen te vermoorden die had kunnen doorslaan, wist Royale die deuren op slot te krijgen. Het klinkt ongelofelijk, maar we beschikten over geen enkel op zichzelf staand feit dat jullie de das kon omdoen. Iedereen die jullie had kunnen verraden, was dood. Dat waren dus de gesloten deuren. Vandaag hebben jullie ze echter stuk voor stuk geopend. Voor al deze deuren werd de sleutel door angst gevormd."
„Je hebt geen bewijs, Talbot," zei Royale. „Het is alleen maar jouw woord tegenover dat van ons en voor dat woord van jou zal je niet meer in leven zijn."
„Ik had zoiets verwacht," knikte ik. We bevonden ons nu op een diepte van ongeveer vijfenzeventig meter. „Je schijnt je moed terug te krijgen, Royale, maar het is nog steeds niet genoeg om iets te durven ondernemen. Zonder mij krijg je deze bathyscaaf niet terug naar de boortoren en dat weet je heel goed. Concreet bewijs heb ik trouwens wel, Royale. De kogel die Jablonsky doodde, zit met pleister onder mijn tenen geplakt." Even keken ze elkaar geschrokken aan. „Dat valt tegen, is het niet? Ik ben volkomen op de hoogte en heb zelfs het lichaam van Jablonsky in de moestuin opgegraven. Die kogel zal precies in jouw revolver passen, Royale. Dat alleen is al voldoende om je naar de elektrische stoel te zenden." „Hier met die kogel, Talbot!" De koude ogen glinsterden. Zijn hand gleed naar zijn revolver. „Onmiddellijk!"
„Doe niet zo dom. Wat zou je met die kogel moeten beginnen? Hem uit het raam gooien? Je kan hem niet kwijt en je weet het. En al kon je dat wel, dan is er nog iets anders dat je zeker niet kwijt kunt. Dat-was de reden voor dit tochtje en tevens de reden dat jullie zullen sterven".
Iets in mijn toon deed hen zwijgen. Royale bewoog zich niet. Vyland zag grauw en trilde over zijn hele lichaam. Ze begrepen, al wisten ze niet waarom, dat het einde in zicht kwam.
„De bovenkabei," zei ik. „De kabel met daarin de draad van de microfoon die naar de luidspreker op de boortoren voert. Je ziet aan de schakelaarstand dat de microfoon uitgeschakeld staat, maar vanmiddag veranderde ik er iets aan en hij is geen ogenblik dood geweest zoals je dat noemt. Daarom het ik je praten, Vyland, en bijna alles herhalen. Daarom trok ik je naar me toe, Vyland, zodat je vlak bij de microfoon stond toen je die bekentenis afstak. Elk woord dat hier vandaag gesprokén werd, elk woord dat we ook nu nog zeggen, komt door die luidspreker. En elk woord wordt driemaal opgenomen en genoteerd: door middel van een geluidsbandapparaat, door een gewone stenograaf en door een stenograaf van de politie in Miami. Toen ik vanmorgen vroeg van de boortoren kwam, belde ik meteen de politie op. Voor daglicht waren ze al aan boord. Dit verklaart onder meer de zenuwachtige houding van de ploegbaas en de boormeester van vanmorgen. Twaalf uur lang heeft de politie zich verborgen gehouden, maar Kennedy wist waar ze waren. Onder de lunch, Vyland, lichtte ik Kennedy in over de code waarmee je gewoon bent aan te kloppen. Cibatti en zijn vrienden zullen er ingelopen zijn en ik vermoed dat alles nu achter de rug is."Ze zeiden niets. Ze konden niets zeggen - nog niet tenminste. Niet voordat de betekenis van wat ik had gezegd duidelijk en onherroepelijk tot hen was doorgedrongen.
„Ons gesprek staat dus op een bandje," vervolgde ik, „en beschouw dat vooral niet als je laatste hoop. Dergelijke bandjes worden inderdaad door de rechter gewoonlijk niet als bewijs aanvaard, maar dit wel. Al je verklaringen werden vrijwillig afgelegd. Denk even terug en je weet dat ik gelijk heb. Op de boortoren bevinden zich minstens den getuigen die kunnen zweren dat de opname authentiek is en alleen maar uit de bathyscaaf afkomstig kon zijn. Elke Officier van Justitie in de Verenigde Staten zal het schuldig eisen en ook verkrijgen zonder dat de jury erover hoeft te vergaderen. Het is je bekend wat dat betekent."
„Mooi!" Royale had zijn revolver getrokken. Ergens moest hij het waanzinnige plan gehad hebben om te proberen de bovenkabei door te snijden en met de bathyscaaf naar de veiligheid te varen. „We hebben je dus verkeerd bekeken, Talbot, en je was handiger dan wij. Goed, ik geef het toe. Je hebt je zin, maar je zal nooit de jury het schuldig horen uitspreken. Het is mij hetzelfde of ik voor een moord meer veroordeeld word." Zijn vinger om de trekker spande zich. „Tot ziens dus maar, Talbot."
„Dat zou ik niet doen als ik jou was," zei ik. „Zou je als het zover is niet graag met beide handen de leuningen van de elektrische stoel willen vastpakken?"
„Kletsen heeft geen zin, Talbot. Ik zei…"
„Kijk eens in die loop," raadde ik hem aan. „Als je je eigen hand wilt afschieten, weet je wat je moet doen. Toen je vanavond bewusteloos was, sloeg Kennedy er met een hamer en drevel een staaf lood in. Denk je heus dat ik zo gek was naar de bodem van de zee te zakken met jou met een geladen revolver in je hand bij me? Je hoeft het niet te geloven Royale - haal die trekker maar over, vriend."
Royale gluurde naar de loop en zijn gezicht vertrok tot een duivels masker van haat. Hij gebruikte in één dag een hoeveelheid gelaatsuitdrukkingen van tien jaar op en zijn volgend ingrijpen lag daarom op zijn gezicht beschreven. Eerder dan hij wist ik dat hij met de revolver ging gooien, Ik bukte net op tijd. De revolver kwam tegen het plexiglas achter me terecht en viel zonder schade aangericht te hebben vlak voor mijn voeten op de stalen vloer.
„Met mijn revolver is niet geknoeid," zei Vyland schor. Van de gladde, welgemanierde en blozende zakenman van allure was haast niets meer over. Zijn gezicht was op merkwaardige wijze ingevallen, jaren ouder geworden en glom grijsachtig van het zweet. „Toch nog een vergissing gemaakt, is het niet, Talbot?" Hij haalde hijgend adem. „Je zal geen kans…"
Met zijn hand half in zijn zak brak hij de zin af en staarde naar de mond van de zware Colt die tussen zijn ogen wees.
„Waar… waar heb je die vandaan? Die… die is van Larry."
„Was! jullie hadden mij moeten fouilleren en niet Kennedy. Dit is inderdaad de revolver van Larry die beweerde je zoon te zijn - het armzalig aan verdovende middelen verslaafde afdankertje!" Ik keek hem strak aan, voelde niets voor een vuurgevecht op vijfenveertig meter diepte, maar wist niet wat er ging gebeuren. „Ik nam hem vanavond die revolver af, Vyland, ongeveer een uur geleden. Even voordat ik hem doodde."
„Voor… voordat je hem…"
„Voordat ik hem doodde. Ik brak zijn nek."
Met wat het midden hield tussen een snik en een gekreun sprong Vyland op me af. Hij reageerde echter langzaam, bewoog zich nog langzamer en toen de loop van Larry's Colt hem op de slaap trof, zakte hij zonder een kik te geven op de vloer in elkaar.
„Bind hem!" zei ik tegen Royale.Er hing snoer genoeg in de gondel en Royale was niet zo gek om nog iets te ondernemen. Terwijl hij Vyland aan het binden was, liet ik op vijfendertig, zesendertig meter ongeveer benzine ontsnappen om aan het stijgen een einde te maken en toen Royale klaar was, maar voordat hij zich had kunnen oprichten, raakte ik hem met de kolf van de Colt hard achter het oor. Als er ooit een tijd was geweest om dit spel eerlijk te spelen dan was die tijd nu voorbij. Ik voelde me zó slap en uitgeput in die diepe zeeën van pijn dat ik het als onmogelijk beschouwde om tegelijkertijd die bathyscaaf veilig te meren en Royale in het oog te houden. Ik twijfelde eraan of ik dat meren voor elkaar kon krijgen.
Ik kreeg het voor elkaar, maar meer niet. Ik herinner me dat ik de schacht van de bathyscaaf in de cilinder in de pijler terugbracht, door de microfoon met een stamelende stem die niet van mij was vroeg om de rubberring vol lucht te pompen en dan naar de deur van de gondel strompelde. Meer herinner ik me niet. Later hoorde ik dat ze ons alledrie bewusteloos op de vloer van de bathyscaaf hadden aangetroffen.