Hoofdstuk 10. Het zwarte boekje
Fournier staarde haar enkele ogenblikken strak aan, en toen,
overtuigd dat zij de waarheid sprak, wendde hij zich met een
ontmoedigd gebaar af.
'Het is jammer, ' zei hij. 'U hebt eerlijk gehandeld, mademoiselle,
maar het is toch jammer. '
'Ik kan er niets aan doen, monsieur, het spijt mij. '
Fournier ging zitten en haalde een aantekenboekje uit zijn zak
'Toen ik u eerder ondervroeg, mademoiselle, hebt u mij gezegd dat u
de namen van de clienten van madame niet kende. Toch hebt u zoeven
gezegd dat zij jammerden en om genade smeekten. U wist dus toch wel
iets van die clienten van madame Giselle?'
'Laat mij het uitleggen, monsieur. Madame noemde nooit namen. Zij
sprak nooit over haar zaken. Maar men is toch menselijk, niet waar?
Er zijn uitroepen, opmerkingen. Madame sprak soms tegen mij alsof
zij tegen zichzelf praatte. '
Poirot boog zich naar voren.
'Als u ons daarvan eens een voorbeeld zou willen geven,
mademoiselle -' zei hij.
'Laat eens kijken - o ja - laten we zeggen dat er een brief komt.
Madame opent die. Zij lacht even heel droogjes. Zij zegt: "Je
jammert en je grient, mijn deftig dametje. Maar toch moet je
betalen. " Of zij zei soms tegen mij: "Wat een dwazen! Wat een
dwazen! Te denken dat ik geld uitleen zonder behoorlijke zekerheid.
Kennis is zekerheid, Elise. Kennis is macht; ' Zoiets zei ze dan.
'
'Madames clienten die hier aan huis kwamen, hebt u die ooit
gezien?'
'Nee, monsieur. Tenminste, bijna nooit. Zij kwamen alleen maar naar
de eerste verdieping, begrijpt u, en heel dikwijls kwamen zij na
donker. '
'Was madame Giselle in Parijs voordat zij naar Londen ging?'
'Zij was pas de middag er voor naar Parijs teruggekeerd. '
'En waar was zij geweest?'
'Zij was veertien dagen naar Deauville, Le Pinet, Paris-Plage en
Wimereux geweest - daar ging zij gewoonlijk heen in september.
'
'Denk nu eens na, mademoiselle, heeft zij soms ook iets gezegd, wat
dan ook, waar wij iets aan zouden hebben?'
Elise dacht even na. Toen schudde zij het hoofd.
'Nee, monsieur, ' zei zij. 'Ik kan mij niets herinneren. Madame was
opgewekt. De zaken gingen goed, zei ze. Haar reis had veel
opgeleverd. Toen gaf zij mij opdracht Universal Airlines op te
bellen en passage voor haar te boeken naar Engeland op de dag
daarna. Het eerste toestel was al volgeboekt, maar zij heeft wel
een plaats gekregen in het vliegtuig van twaalf uur. '
'Heeft zij ook gezegd waarom zij naar Engeland ging? Was er haast
bij?'
'O nee, monsieur. Madame ging vrij vaak naar Engeland. Meestal
vertelde zij mij dat de dag er voor. '
'Zijn er die avond nog clienten geweest bij madame?'
'Ik geloof dat er een client is geweest, monsieur, maar ik weet het
niet zeker. Misschien weet Georges het wel. Madame heeft tegen mij
niets gezegd. '
Fournier haalde verscheidene foto's uit zijn zak - grotendeels
kiekjes genomen door persfotografen van verschillende getuigen die
de zaal verlieten waar de rechtszitting had plaatsgevonden.
'Herkent u soms een van deze, mademoiselle?'
Elise nam ze op en bekeek ze een voor een. Toen schudde zij het
hoofd.
'Nee, monsieur. '
'Dan moeten wij het bij Georges proberen. '
'Ja, monsieur. Ongelukkig genoeg heeft Georges nogal slechte ogen.
Dat is jammer. '
Fournier stond op. 'Nou, mademoiselle, dan gaan wij maar -als u er
tenminste volkomen zeker van bent dat u niets - helemaal niets --
vergeten hebt te zeggen. '
'Ik? Wat - wat zou er kunnen zijn?' Elise keek verontrust.
'Dat is dus duidelijk. Kom, monsieur Poirot. Neem mij niet kwalijk.
Zoekt u iets?'
Poirot liep inderdaad op een wat verstrooide manier de kamer rond,
alsof hij iets zocht.
'Jazeker, ' zei Poirot. 'Ik zoek iets dat ik niet zie. '
'En wat is dat?'
'Foto's. Foto's van madame Giselles verwanten - van haar familie.
'
Elise schudde het hoofd. 'Madame had geen familie. Zij was alleen
op de wereld. '
'Zij had een dochter, ' zei Poirot op scherpe toon.
'Ja, dat is waar. Ja, zij had een dochter, ' zei Elise met een
zucht.
'Maar is er dan geen foto van die dochter?' hield Poirot aan.
'O, monsieur begrijpt het niet. Het is waar dat madame een dochter
had, maar dat was lang geleden, begrijpt u. Ik geloof dat madame
die dochter niet meer gezien heeft vanaf dat zij een heel klein
kindje was. '
'Hoe kwam dat?' vroeg Fournier scherp.
Elise maakte een veelzeggend handgebaar.
'Ik weet het niet. Dat is gebeurd in de tijd toen madame nog jong
was. Ik heb gehoord dat zij toen mooi was -- mooi en arm. Misschien
was zij getrouwd, misschien ook niet. Ik geloof zelf van niet.
Ongetwijfeld is er een of andere regeling getroffen wat betreft het
kind. Wat madame aangaat, zij heeft de pokken gehad -zij was erg
ziek - zij is er bijna aan gestorven. Toen zij weer beter werd, was
haar schoonheid verdwenen. Geen dwaasheid meer, geen romantiek
meer. Madame werd zakenvrouw. '
'Maar zij heeft toch haar geld nagelaten aan deze dochter?'
'Dat is ook zoals het hoort, ' zei Elise. 'Aan wie moet je je geld
anders nalaten dan aan je eigen vlees en bloed? Het bloed kruipt
waar het niet gaan kan, en madame had geen vrienden. Zij was altijd
alleen. Geld - dat was haar enige begeerte - steeds meer geld. Zij
gaf heel weinig uit. Zij was niet op luxe gesteld. '
'Zij heeft u een legaat geschonken. Weet u dat?'
'O ja, dat heeft men mij verteld. Madame is altijd royaal geweest.
Zij gaf mij ieder jaar flink wat geld boven mijn loon. Ik ben
madame erg dankbaar. '
'Nu, ' zei Fournier, 'dan gaan wij maar. Als wij naar buiten gaan
spreek ik wel even een woordje met de oude Georges. ''
'Laat mij u over een ogenblik volgen, mijn vriend, ' zei
Poirot.
'Zoals u wilt. '
Fournier vertrok. Opnieuw begon Poirot de kamer op en neer te
lopen, toen ging hij zitten en richtte zijn ogen op Elise.
Onder deze vorsende blik werd de Franse vrouw wat kriebelig.
'Wil monsieur soms nog meer weten?'
'Mademoiselle Grandier, ' zei Poirot, 'weet u wie uw meesteres
vermoord heeft?'
'Nee, monsieur, dat zweer ik bij de goede God. '
Zij zei dit heel ernstig. Poirot keek haar doordringend aan, en
boog toen het hoofd.
'Bien, ' zei hij. 'Dat wil ik wel aannemen. Maar weten is een ding
en vermoeden is heel iets anders. Hebt u enig idee - een idee
alleen maar - wie zoiets gedaan zou kunnen hebben?'
'Ik heb er geen flauw idee van, monsieur. Dat heb ik al tegen de
politieman gezegd. '
'U zou hem een ding kunnen vertellen, en mij iets anders. '
'Waarom zegt u dat, monsieur? Waarom zou ik zoiets doen?'
'Omdat het een ding is iets aan de politie te vertellen, en
heel iets anders het aan een particulier persoon te zeggen.
'
'Ja, ' gaf Elise toe. 'Dat is waar. '
Er kwam een besluiteloze uitdrukking op haar gezicht. Zij scheen na
te denken.
Terwijl hij haar heel strak aankeek, boog Poirot zich naar voren en
zei: 'Zal ik u eens iets vertellen, mademoiselle Grandier? Het
maakt deel uit van mijn werk niets te geloven van wat men mij
vertelt - niets tenminste dat niet bewezen is. Ik verdenk niet
eerst deze persoon en dan die. Ik verdenk iedereen. Iedereen die
bij een misdaad betrokken is beschouw ik als een misdadiger totdat
bewezen is dat die persoon onschuldig is. '
Elise Grandier keek hem met een boze blik aan.
'Wilt u soms zeggen dat u mij et van verdenkt - mij - madame te
hebben vermoord? Dat is al te erg! Zo'n gedachte is ongelofelijk
gemeen!'
Haar zware boezem ging heftig op en neer.
'Nee, Elise, ' zei Poirot. 'Ik verdenk jou er niet van madame
vermoord te hebben. Degene die madame vermoord heeft, was een
passagier van dat vliegtuig. Daarom kan jouw hand die daad niet
hebben begaan. Maar je zou er aan medeplichtig kunnen zijn, je zou
er van te voren van geweten kunnen hebben. Jij zou aan iemand
bijzonderheden verteld kunnen hebben over de reis van madame. '
'Dat heb ik niet gedaan. Dat zweer ik. '
Poirot keek haar nog enkele ogenblikken zwijgend aan. Toen knikte
hij.
'Ik geloof je, ' zei hij. 'Maar toch houd je iets achter. O ja, dat
is zo! Luister maar, ik zal je eens iets vertellen. Bij iedere
misdaad neemt men hetzelfde waar als men getuigen ondervraagt,
ledereen houdt iets achter. Soms - dikwijls eigenlijk - is het iets
heel onschuldigs, iets dat misschien niets met de misdaad te maken
heeft; maar - ik zeg het nog eens - er is altijd iets. En zo is het
met jou ook. O, ontken het maar niet! Ik ben Hercule Poirot, en ik
weet het. Toen mijn vriend Fournier je vroeg of je niets vergeten
had te zeggen, was je niet op je gemak. Onbewust antwoordde je met
een uitvlucht. En toen ik zoeven er op zinspeelde dat je mij
misschien iets zou kunnen vertellen dat je liever niet aan de
politie wilde vertellen, was het heel duidelijk dat je over dat
idee nadacht. Er is dus wel iets. Ik wil weten wat dat is. '
'Het is niets van belang. '
'Misschien niet. Maar zou je mij toch maar niet vertellen wat het
is? Denk er om, ' vervolgde hij, toen hij zag dat zij aarzelde, 'ik
ben niet van de politie!'
'Dat is waar, ' zei Elise Grandier. Zij aarzelde, en vervolgde
toen: 'Monsieur, ik zit in een moeilijk parket. Ik weet niet wat
madame zelf zou hebben gewild dat ik deed. '
'Er is een spreekwoord, dat zegt dat twee meer weten dan een. Wil
je mij niet raadplegen? Laten wij samen de zaak maar eens bekijken.
'
De vrouw keek hem nog steeds aarzelend aan. Hij zei glimlachend:
'Je bent een goede waakhond, Elise. Ik zie dat het een zaak is van
trouw aan je overleden meesteres?'
'Dat is volkomen juist, monsieur. Madame vertrouwde mij. Vanaf het
moment dat ik bij haar in dienst kwam heb ik haar instructies trouw
opgevolgd. '
'Je was dankbaar, niet waar, voor een heel belangrijke dienst die
zij je bewezen heeft?'
'Monsieur is heel vlug van begrip. Ja, dat is waar. Dat wil ik wel
toegeven. Ik was bedrogen, monsieur, mijn spaarcentjes waren
gestolen - en ik had een kind. Mevrouw is goed voor mij geweest.
Zij heeft er voor gezorgd dat het kindje grootgebracht werd door
een paar goede mensen op een boerderij - een goede boerderij,
monsieur, en het waren eerlijke, brave mensen. Toen heeft zij mij
verteld dat zij ook moeder was. '
'Heeft zij je ook verteld hoe oud haar kind was, waar het was, en
verdere bijzonderheden?'
'Nee, monsieur, zij sprak er over als over een stuk van haar leven
dat volkomen voorbij was. Zo was het maar het beste, zei zij. Het
meisje wasgoed verzorgd en zou voor het een of andere beroep worden
opgeleid. Zij zou ook haar geld erven als zij stierf. '
'Heeft zij je verder niets verteld over dat kind, of over de
vader?'
'Nee, monsieur, maar ik heb een idee -'
'Zeg het maar, mademoiselle Elise. '
'Het is maar een idee, begrijpt u... '
'Volkomen, volkomen. '
'Ik heb zo'n idee dat de vader van het kind een Engelsman was.
'
'Wat heeft je eigenlijk die indruk gegeven?'
'Niets bepaalds. Het was alleen maar dat madames stem
altijd zo bitter klonk als zij over de Engelsen sprak. Ik
geloof ook dat zij het heerlijk vond als zij door haar zakelijke
transacties iemand in haar macht kreeg die van Engelse
nationaliteit was. Maar het is maar een indruk -'
'Ja, maar die kan zeer waardevol zijn. Hij biedt mogelijkheden...
Uw eigen kind, mademoiselle Elise, was dat een jongen of een
meisje?'
'Een meisje, monsieur. Maar zij is dood - al vijf jaar. '
'Ach - mijn oprecht medegevoel. '
Even was het stil.
'En nu, mademoiselle Elise, ' zei Poirot, 'wat is het nu dat u tot
dusver nagelaten hebt te vertellen?'
Elise stond op en ging de kamer uit. Een paar minuten later kwam
zij terug met een klein, versleten notitieboekje in haar hand.
'Dit boekje was van madame. Zij nam het overal met zich mee. Toen
zij op het punt stond naar Engeland te vertrekken kon zij het niet
vinden. Het was zoek. Toen zij weg was heb ik het gevonden. Het was
achter het hoofdeinde van het bed gevallen. Ik heb het in mijn
kamer gelegd om het te bewaren tot madame terugkwam. Ik heb de
papieren verbrand zodra ik de dood van madame vernam, maar het
boekje heb ik niet verbrand. Daartoe had ik geen opdracht. '
'Wanneer hebt u gehoord dat madame dood was?'
Elise aarzelde een ogenblik.
'Dat heb je van de politie gehoord, niet waar?' zei Poirot. 'Zij
zijn hier gekomen om de papieren van madame te bekijken. Zij vonden
de brandkast leeg, en toen heb je hun verteld dat jij ze verbrand
had, maar in werkelijkheid heb je dat pas daarna gedaan. '
'Dat is waar, monsieur, ' gaf Elise toe. 'Terwijl zij in de
brandkast keken heb ik de papieren uit de koffer gehaald. Ik heb
gezegd dat ze verbrand waren, ja. Dat was trouwens ook bijna waar.
Ik heb ze verbrand zodra ik de kans kreeg. Ik moest toch de bevelen
van madame uitvoeren? U ziet mijn moeilijkheid, monsieur. U vertelt
dit toch niet aan de politie? Dan zou het er misschien heel lelijk
voor mij uitzien. '
'Ik geloof, mademoiselle Elise, dat u met de beste bedoelingen
gehandeld hebt. Toch is het jammer, begrijp je... heel jammer.
Maar gedane zaken nemen geen keer, en ik zie er de noodzaak niet
van in die beste brave monsieur Fournier het juiste ogenblik van de
vernietiging mee te delen. Laat ik nu eens zien of er iets in dit
boekje staat dat ons helpen kan. '
'Ik denk van niet, monsieur, ' zei Elise, hoofdschuddend. 'Het zijn
de prive aantekeningen van madame, maar het zijn alleen maar
cijfers. Zonder de papieren en de mappen hebben die notities niets
te betekenen. '
Met tegenzin stak zij Poirot het boekje toe. Hij nam het aan en
sloeg de blaadjes om. Er stonden aantekeningen in, met potlood
geschreven in buitenlands schuin schrift. Zij schenen alle van
dezelfde aard. Een getal gevolgd door enkele bijzonderheden,
zoals:
CX 256. Echtgenote van kolonel. Standplaats Syrie.
Regimentskas.
GF 342. Frans kamerlid. Betrokken bij zaak Stavisky.
De notities schenen alle van dezelfde soort te zijn. Er waren er
bij elkaar misschien twintig. Achter in het boekje stonden een paar
aantekeningen van plaatsen en data, zoals:
Le Pinet, maandag. Casino, 10. 30. Hotel Savoy, 5 uur. A. B. C.
Fleet Street, 11 uur.
Geen daarvan was op zichzelf volledig, en ze schenen opgeschreven
niet zozeer als echte afspraken, maar meer als geheugensteuntjes
voor Giselle.
Elise keek Poirot bezorgd aan.
'Het heeft niets te betekenen, monsieur, dat lijkt mij tenminste.
Madame kon het wel begrijpen, maar iemand die het zomaar las, niet.
'
Poirot sloeg het boekje dicht en stak het in zijn zak.
'Dit kan zeer waardevol zijn, mademoiselle. U hebt er verstandig
aan gedaan dit aan mij te geven. En uw geweten kan gerust zijn.
Madame heeft u toch nooit gevraagd dit boekje te verbranden?'
'Dat is waar, ' zei Elise, en haar gezicht klaarde een beetje
op.
'Daarom, nu u geen opdracht hebt ontvangen, is het uw plicht het
aan de politie te overhandigen. Ik zal het wel in orde maken met
monsieur Fournier, zodat men het u niet kwalijk neemt dat u het
niet eerder hebt gedaan. '
'Erg vriendelijk van monsieur. '
Poirot stond op. 'Ik ga nu naar mijn collega. Nog even een laatste
vraag. Toen u een plaats reserveerde in het vliegtuig voor madame
Giselle, hebt u toen de luchthaven Le Bourget opgebeld of het
kantoor van de maatschappij?'
'Ik heb het kantoor van de Universal Airlines opgebeld, monsieur.
'
'Dat is, geloof ik, op de Boulevard des Capucines?'
'Zo is het, monsieur. Boulevard des Capucines 254. '
Poirot noteerde het nummer in zijn agenda, en verliet de kamer met
een vriendelijk knikje.