Hoofdstuk 9. Elise Grandier

De volgende dag was het zulk buitengewoon mooi weer dat zelfs Hercule Poirot moest toegeven dat zijn estomac zich volkomen op zijn gemak voelde.
Ditmaal reisden zij met het toestel van 8. 45 naar Parijs.
Behalve Poirot en Fournier waren er nog zeven of acht reizigers in de cabine, en tijdens de reis maakte Fournier van de gelegenheid gebruik om een paar proeven te nemen. Hij haalde een klein stukje bamboe uit zijn zak en gedurende de reis bracht hij het driemaal aan zijn lippen, en wees er mee in een zekere richting. Eenmaal deed hij het terwijl hij zich om de hoek van de zitplaats heenboog, eenmaal met zijn hoofd een beetje opzij, en eenmaal toen hij terugkwam van het toilet; en iedere keer ving hij een blik op van een passagier die hem met enige verbazing aanstaarde. De laatste keer leek het zelfs wel alsof de ogen van iedereen in de cabine op hem gericht waren.
Ontmoedigd liet Fournier zich weer op zijn plaats neerzinken, en het maakte hem ook al niet veel opgewekter te zien hoe Poirot zich openlijk vrolijk erover maakte.
'Dit amuseert u, mijn vriend? Maar u geeft toch wel toe dat men proeven moet nemen?'
'Evidemment! Om u de waarheid te zeggen bewonder ik uw grondigheid. Dit is inderdaad de proef op de som. U speelt de rol van de moordenaar met de blaaspijp. Het resultaat is volkomen duidelijk. Iedereen ziet u. '
'Niet iedereen. '
'In zekere zin, nee. Telkens is er wel ie?nand die u niet ziet; maar dat is niet genoeg voor het welslagen van een moord. Men moet er redelijkerwijs van verzekerd zijn dat niemand het ziet. '
'En dat is onder normale omstandigheden onmogelijk, ' zei Fournier. 'Ik houd dus vast aan mijn theorie dat er buitengewone omstandigheden geweest moeten zijn-het psychologisch ogenblik! Er moet een psychologisch ogenblik zijn geweest waarop de aandacht van iedereen beslist elders geconcentreerd was. '
'Onze vriend inspecteur Japp is van plan een nauwlettend onderzoek daarnaar in te stellen. '
'Bent u het niet met mij eens, monsieur Poirot?'
Poirot aarzelde even, en zei toen langzaam: 'Ik ben het er mee eens dat er een psychologische reden is geweest, moet zijn geweest, waarom niemand de moordenaar gezien heeft... Maar mijn gedachten nemen een enigszins andere loop dan die van u. Ik ben van mening dat in dit geval zuiver zichtbare feiten misleidend kunnen zijn. Sluit uw ogen, mijn vriend, in plaats van ze zo wijd open te sperren. Maak gebruik van de ogen van het brein, niet van het lichaam. Laat de kleine grijze cellen van de hersenen werken... Laat het hun taak zijn u te laten zien wat er werkelijk gebeurd is. '
Fournier staarde hem nieuwsgierig aan.
'Ik kan u niet volgen, monsieur Poirot. '
'Omdat u gevolgtrekkingen maakt uit dingen die u hebt gezien. Niets kan zo misleidend zijn als waarneming. '
Fournier schudde het hoofd en maakte een wanhopig handgebaar.
'Ik geef het op. Ik begrijp niet wat u bedoelt. '
'Onze vriend Giraud zou er bij u op aandringen maar geen aandacht te schenken aan mijn grillen. "Wees actief, " zou hij zeggen. "Stil zitten denken in een leunstoel, dat is een methode voor een oude man die zijn beste tijd gehad heeft!" Maar ik zeg dat een jonge jachthond vaak zo onstuimig is dat hij het spoor voorbijloopt... Hij gaat een dwaalspoor op. Kijk, nu heb ik u een zeer duidelijke wenk gegeven. '
En terwijl hij zich achterover liet vallen, sloot Poirot de ogen, misschien wel om te denken, maar het staat vast dat hij vijf minuten later vast in slaap was.
Na hun aankomst in Parijs gingen zij regelrecht naar Rue Joliette no. 3.
Rue Joliette is op de zuidelijke oever van de Seine. Niets onderscheidde no. 3 van de andere huizen. Een bejaarde concierge liet hen binnen en begroette Fournier op norse wijze.
'Dus daar hebben wij de politie weer! Niets dan moeilijkheden. Dit zal het huis nog een slechte naam bezorgen. '
Mopperend trok hij zich in zijn vertrek terug.
'Wij gaan naar het kantoor van Giselle, ' zei Fournier. 'Het is op de eerste verdieping. '
Onderwijl haalde hij een sleutel uit zijn zak en legde uit dat de Franse politie de voorzorg had genomen de deur op slot te doen en te verzegelen terwijl men het resultaat van de rechtszitting in Engeland afwachtte.
'Maar ik geloof niet dat er hier iets is dat ons helpen kan, ' zei Fournier.
Hij verbrak de verzegeling, opende de deur, en zij gingen naar binnen. Madame Giselles kantoor was een klein, bedompt kamertje. In een hoek stond een wat ouderwets model brandkast, en verder een zakelijk uitziend bureau en verscheidene stoelen met wat sjofele bekleding. Het ene raam was vuil en het scheen hoogst waarschijnlijk dat het nooit open was geweest.
Fournier haalde de schouders op terwijl hij om zich heen keek.
'Ziet u wel?' zei hij. 'Niets, helemaal niets. '
Poirot liep achter om het schrijfbureau heen. Hij ging in de stoel zitten en keek over het bureau heen Fournier aan. Hij streek zachtjes met zijn hand over de oppervlakte van het hout, en daarna deed hij hetzelfde met de onderkant.
'Er zit hier een bel, ' zei hij.
'Ja, die komt uit in het kantoortje van de concierge. '
'Aha, een verstandige voorzorgsmaatregel. Madames clienten zouden misschien wel eens lastig kunnen worden. '
Hij opende een paar laden. Zij bevatten schrijfpapier, een kalender, pennen en potloden, maar geen papieren en niets van persoonlijke aard.
Poirot keurde ze slechts een vluchtige blik waardig.
'Ik wil u niet beledigen, mijn vriend, door een diepgaand onderzoek. Als er iets te vinden was, zou u het zeker wel gevonden hebben. ' Hij wierp een blik op de brandkast. 'Geen erg doelmatig model, wel?'
'Een tikje ouderwets, ' stemde Fournier toe.
'Hij was leeg?'
'Ja. Die vervloekte kamenier had alles vernietigd. '
'O ja, de kamenier. Die betrouwbare kamenier. Die moeten wij opzoeken. Deze kamer heeft ons, zoals u al zei, niets te vertellen. Dat is veelbetekenend, vindt u niet?'
'Wat bedoelt u met veelbetekenend, monsieur Poirot?'
'Ik bedoel dat deze kamer niets persoonlijks heeft... ik vind dat interessant. '
'Men zou haar moeilijk een gevoelige vrouw kunnen noemen, ' zei Fournier droogjes.
Poirot stond op.
'Kom, ' zei hij, 'laten wij die kamenier eens gaan opzoeken -die zo buitengewoon betrouwbare kamenier. '
Elise Grandier was een kleine, gezette vrouw van middelbare leeftijd met een hoogrood gezicht en kleine, sluwe oogjes, die bliksemsnel van Fourniers gezicht naar dat van zijn metgezel gingen en weer terug.
'Gaat u zitten, mademoiselle Grandier, ' zei Fournier.
'Dank u, monsieur. '
Rustig ging zij zitten.
'Monsieur Poirot en ik zijn vandaag uit Londen teruggekeerd. De rechtszitting - dat wil zeggen, het onderzoek naar de dood van madame - heeft gisteren plaatsgehad. Er is geen twijfel meer mogelijk. Madame is vergiftigd. '
De Franse vrouw schudde ernstig het hoofd.
'Dat is verschrikkelijk wat u daar zegt, monsieur. Madame vergiftigd? Wie zou dat nu ooit gedacht hebben?'
'Daarbij kunt u ons misschien helpen, mademoiselle. '
'Zeker, monsieur, ik zal vanzelfsprekend alles doen wat ik kan om de politie te helpen. Maar ik weet niets - helemaal niets. '
'U weet dat madame vijanden had?' vroeg Fournier op scherpe toon.
'Dat is niet waar. Waarom zou madame vijanden hebben?'
'Kom, kom, mademoiselle, ' zei Fournier droogjes. 'Het beroep van geldschietster - dat brengt wel zekere onaangenaamheden mee. '
'Het is waar dat de clienten van madame soms niet erg redelijk waren, ' stemde Elise toe.
'Zij maakten scenes, he? Zij bedreigden haar?'
Elise schudde het hoofd.
'Nee, nee, dat hebt u mis. Zij dreigden niet. Zij jammerden -zij klaagden - zij betuigden dat zij niet konden betalen - dat allemaal wel, ja. '
Haar stem had een zeer minachtende klank.
'Soms, mademoiselle, ' zei Poirot, 'konden zij misschien niet betalen. '
Elise Grandier haalde de schouders op.
'Mogelijk. Dat is hun zaak! Tenslotte betaalden zij meestal toch wel. '
Er klonk enige voldoening in haar toon.
'Madame Giselle was keihard, ' zei Fournier.
'Daar had madame wel het recht toe. '
'U hebt geen medelijden met de slachtoffers?'
'Slachtoffers - slachtoffers zei Elise korzelig. 'U begrijpt het niet. Is het nodig schulden te maken, boven je stand te leven, te gaan lenen, en dan te verwachten dat je het geld cadeau krijgt? Dat is onredelijk! Madame was altijd eerlijk en rechtvaardig. Zij leende geld uit - en zij verwachtte dat het terugbetaald zou worden. Dat is niet meer dan billijk. Zij had zelf geen schulden. Zij betaalde altijd eerlijk wat zij iemand schuldig was. Zij had nooit een onbetaalde rekening liggen. En als u zegt dat madame een harde vrouw was, dan is dat niet waar! Madame was goed. Zij gaf altijd aan de liefdezusters als die voor de armen kwamen collecteren. Zij gaf geld aan liefdadige instellingen. Toen de vrouw van Georges, de concierge, ziek was, heeft madame voor haar betaald zodat zij naar een ziekenhuis ergens buiten kon gaan. '
Zij zweeg, en haar gezicht was vuurrood en boos.
Zij herhaalde: 'U begrijpt het niet. Nee, u begrijpt madame helemaal niet. '
Fournier wachtte even tot zij over haar verontwaardiging heen was, en zei toen: 'U merkte op dat madames clienten tenslotte gewoonlijk wel konden betalen. Kende u de middelen die madame gebruikte om hen daartoe te dwingen?'
Zij haalde de schouders op.
'Ik weet niets, monsieur - helemaal niets. '
'U wist genoeg om madames papieren te verbranden. '
'Ik volgde haar instructies op. Als zij ooit een ongeluk kreeg, zei ze, of als zij ziek werd en ergens anders stierf, dan moest ik haar zakelijke papieren verbranden. '
'De papieren in de brandkast beneden?' vroeg Poirot.
'Ja. Haar zakelijke papieren. '
'En die waren in de brandkast beneden?'
Zijn vasthoudendheid deed Elise weer blozen.
'Ik heb madames instructies gehoorzaamd, ' zei zij.
'Dat weet ik, ' zei Poirot met een glimlach. 'Maar de papieren waren niet in de brandkast. Dat is zo, niet waar? Die brandkast is veel te ouderwets - zelfs iemand die er heel weinig verstand van had, had hem best open kunnen krijgen. De papieren werden ergens anders bewaard - in madames slaapkamer misschien?'
Elise wachtte even en zei toen: 'Ja, dat is waar. Madame deed tegenover de clienten altijd alsof de papieren in de brandkast werden bewaard, maar die brandkast was eigenlijk maar show. Alles was in de slaapkamer van madame. '
'Wilt u ons laten zien waar?'
Elise stond op en de beide mannen volgden haar. De slaapkamer was een vrij ruim vertrek, maar stond zo vol met zware, gebeeldhouwde meubelen dat je er haast niet in kon rondlopen. In de ene hoek stond een grote, ouderwetse koffer. Elise tilde het deksel op en haalde er een ouderwetse alpaca japon uit met een zijden onderrok. Binnen in de japon zat een diepe zak.
'Hier zaten de papieren in, monsieur, ' zei ze. 'Ze werden bewaard in een grote, verzegelde enveloppe. '
'Daar hebt u mij niets van verteld, ' zei Fournier op scherpe toon, 'toen ik u drie dagen geleden ondervroeg. '
'Pardon, monsieur. U vroeg mij waar de papieren waren die in de brandkast hoorden te zijn. Toen heb ik u gezegd dat ik die verbrand had. Dat was waar. Waar die papieren precies bewaard werden scheen onbelangrijk. '
'Maar, ' zei Fournier, 'u begrijpt toch wel, mademoiselle, dat die papieren niet verbrand hadden mogen worden. '
'Ik heb alleen maar de bevelen van madame opgevolgd, ' zei Elise nors.
'U hebt met de beste bedoelingen gehandeld, dat weet ik, ' zei Fournier op geruststellende toon. 'Nu moet u eens heel goed naar mij luisteren, mademoiselle: Madame is vermoord! Het is mogelijk dat zij is vermoord door een persoon of personen van wie zij iets wist dat hun kwaad kon doen. Wat dat was stond in die papieren die u verbrand hebt. Ik ga u een vraag stellen, mademoiselle, en die moet u niet te vlug beantwoorden, zonder na te denken. Het is mogelijk - en eigenlijk is het naar mijn mening waarschijnlijk en zeer begrijpelijk - dat u die papieren bekeken hebt voor u ze in het vuur gooide. Als dat het geval is, neemt niemand het u kwalijk dat u dat gedaan hebt. Integendeel, alles wat u zo te weten bent gekomen kan van de grootste waarde zijn voor de politie, en kan misschien van essentieel belang zijn bij ons werk om de moordenaar voor het gerecht te brengen. Wees daarom niet bang, mademoiselle, ons de waarheid te zeggen. Hebt u die papieren doorgekeken voor u ze verbrand hebt?'
Elise haalde eens diep adem. Zij boog zich naar voren en zei met nadruk: 'Nee, monsieur, ik heb nergens naar gekeken. Ik heb niets gelezen. Ik heb de enveloppe verbrand zonder het zegel te verbreken. '